Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Gelet op de artikelen 2.2.10, eerste lid, 2.3.2 en 2.3.5 van het Rechtspositiebesluit
decentrale politieke ambtsdragers;
Gelet op artikel 8, tweede lid, en artikel 9 van de Verordening rechtspositie politieke
ambtsdragers Noord-Brabant;
Gezien het advies van en afstemming met het Presidium d.d. 21 januari 2019 en11 februari
2019 op onderdelen;
Overwegende dat met ingang van 28 maart 2019 de rechtspositie van zowel staten- en
commissieleden, als van gedeputeerden en van de commissaris van de Koning zullen worden
vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;
Overwegende dat in voornoemd besluit, voor een aantal zaken nader uitgewerkt in de
Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers, veel elementen van de rechtspositie
van decentrale politieke ambtsdragers al uitputtend regelt, zodat slechts beperkte
ruimte is om op provinciaal niveau bepaalde keuzes te maken of nadere regels te stellen;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale
politieke ambtsdragers onderdelen bevoegd zijn bepaalde keuzes te maken of nadere
regels te stellen;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling: