Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat het uitvoeringsprogramma energie is vastgesteld door Provinciale Staten
op Augustus 2016 ;
Overwegende dat Provinciale Staten op 20 november 2017 het aanvullende uitvoeringsprogramma
Energie 2018-2019 hebben vastgesteld;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten in het kader van de doelen uit het uitvoeringsprogramma
een bijdrage wensen te leveren aan de versnelling van de energietransitie;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten een extra impuls wensen te geven aan de actieve
en brede beweging waarin burgers, kennisinstellingen, het bedrijfsleven en publieke
organisaties de krachten bundelen om van Brabant een provincie te maken die uitblinkt
in duurzame energie;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten kennis en ervaring binnen die beweging zichtbaar
en toegankelijk wensen te maken, zodat initiatieven elkaar kunnen versterken;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op deze paragraaf Verordening 1407/2013 van de
Europese Commissie van 18 december 2013 (PBEU 2013 L352/1) van toepassing willen verklaren;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling energie Noord-Brabant.
Algemeen
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening
Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van
subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat
onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor
Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de
meldingsplicht.
Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk.
Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van
toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Artikelsgewijs
Paragraaf 1
De ambitie waaraan de Subsidieregeling energie Noord Brabant tengrondslag ligt is
om een extra impuls te geven aan de actieve en brede beweging waarin burgers, kennisinstellingen,
het bedrijfsleven en publieke organisaties de krachten bundelen om van Brabant een
provincie te maken die uitblinkt in duurzame energie. Het is al begonnen bij een groep
van koplopers die de beweging vorm heeft gegeven. Met deze subsidieregeling wordt
samen gezorgd dat de beweging uitgroeit tot een beweging waarin iedereen kan meedoen
en initiatieven elkaar versterken.
Artikel 1.4 weigeringsgronden
De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit
artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Asv.
Artikel 1.6 Subsidievereisten
Onder c
In dit vereiste wordt met samenwerking meer bedoelt dan alleen het inschakelen van
een dienst bij een derden partij. De andere partij waarover in dit artikel wordt gesproken
dient een actieve rol te hebben bij de uitvoering en de verbetering van het project.
De onderaannemer die door de subsidieaanvrager wordt ingeschakeld en op contractbasis
diensten verleend valt hier niet onder.
Onder e
Onder duurzaam effect wordt verstaan dat het project na afronding een blijvend effect
heeft op de energietransitie.
Artikel 1.7 Subsidiabele kosten
Tweede lid
De subsidieaanvrager gaat bij het berekenen van subsidiabele uurtarieven uit van de
berekeningswijze op basis van een integrale kosten.
Artikel 1.8 Niet-subsidiabele kosten
BTW
Overeenkomstig artikel 11 van de Asv, is verrekenbare BTW niet subsidiabel.
Artikel 1.11 Subsidiehoogte (indien deminimis van toepassing is)
Deze subsidie kan voordeel in de vorm van staatssteun opleveren voor subsidieontvangers.
Aangezien de maximale hoogte van de subsidie onder de € 200.000 blijft, maken Gedeputeerde
Staten in deze paragraaf gebruik van de mogelijkheid van de-minimissteun. Bij de vaststelling
van de maximale subsidiehoogte € 125.000 is hiermee rekening gehouden. Hierdoor is
er geen sprake van staatssteun. Indien uit het aanvraagformulier blijkt dat de subsidieaanvrager
van meerdere overheden subsidie heeft ontvangen, dient de subsidieaanvrager een de-minimisverklaring
in te vullen, waaruit blijkt dat in het jaar van aanvraag en de twee daaraan voorafgaande
jaren niet meer dan € 200.000 aan de-minimissteun is ontvangen.
Artikel 1.12 Verdeelcriteria
onder a
Met de mate waarin het project naar verwachting bijdraagt aan het versnellen van de
energietransitie wordt bedoeld dat inzichtelijk gemaakt wordt hoe een aanpak ook na
afronding van het project duurzaam effecten sorteert, of hoe met de aanpak en resultaten
een breder publiek bereikt wordt en wordt aangemoedigd tot het nemen van eigen acties
tot verduurzaming. Dit kan betekenen dat de initiatiefnemer (bijvoorbeeld een bedrijf
of energiecoöperatie) samen met partners de vervolgstappen neemt en deze zelfstandig
of via de markt gefinancierd krijgt. Of dat een mechanisme wordt ontwikkeld waarmee
een marktvraag wordt ontwikkeld
Onder c
Bij de kwaliteit van het communicatieplan wordt met name gekeken naar de mate van
zichtbaarheid van de resultaten en lessen uit de aanpak.
onder e
Bijvoorbeeld op het gebied van de impact op CO2 reductie, energiebesparing dan wel
het opwekken van duurzaam.
e energie.
Artikel 2.14 Prestatieverantwoording
Ambtshalve vaststelling subsidies tot € 25.000
Op subsidies tot € 25.000 is arrangement 1b van het Rijkssubsidiekader van toepassing.
Dat wil zeggen dat Gedeputeerde Staten de subsidie eerst verlenen en na afloop van
de prestatie de subsidie ambtshalve, dat wil zeggen zonder aanvraag tot vaststelling
van de subsidieontvanger, vaststellen. Zolang de termijn voor de ambtshalve vaststelling
(22 weken na afloop van het project) nog niet is verstreken, kunnen Gedeputeerde Staten
steekproefsgewijs om verantwoording vragen en de subsidie zo nodig terugvorderen als
de prestatie niet of niet geheel is geleverd. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij de
subsidieontvanger fysiek of administratief controleren of aan de verplichtingen is
voldaan. De steekproef is gebaseerd op een risicogeoriënteerde benadering, waarbij
rekening wordt gehouden met de omvang, samenstelling en achtergrond van de doelgroep.
In de subsidiebeschikking wordt vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten
zijn verricht en welke bewijsstukken de subsidieontvanger in de eigen administratie
dient te bewaren.
Meldingsplicht
Als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens
alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit verplicht te melden
bij Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen dan, afhankelijk van de situatie,
de subsidie ambtshalve op een lager bedrag vaststellen. Ook kan er ambtshalve een
gewijzigde verleningsbeschikking worden vastgesteld, waarin nieuwe afspraken met de
subsidieontvanger worden gemaakt. Als bij de desgevraagde verantwoording of controle
blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit leiden tot volledige terugvordering
inclusief wettelijke rente.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris
drs. M.J.A. van Bijnen MBA