Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant geven kennis van het voorbereidingsbesluit van Provinciale Staten van 20 september 2013. Het besluit treedt met ingang van 21 september 2013 in werking.
Het besluit is bekendgemaakt door terinzagelegging van een afschrift van het besluit op het dienstenplein in het Provinciehuis en publicatie in het Provinciaal Blad.

Het besluit luidt als volgt:

Provinciale Staten van Noord-Brabant,
• gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 20 september 2013, Voorbereidingsbesluit zorgvuldige veehouderij;
• gelezen de Slotverklaring Brabantberaad ‘zorgvuldige veehouderij’ van 8 februari 2013;
• gelet op het besluit van 22 maart 2013 inzake de 'Transitie naar een zorgvuldige veehouderij 2020' en de daarin verwoorde denklijn 'Ontwikkelruimte moet je verdienen en is niet onbegrensd' (PS 16/13);
• gelezen de ontwerp Structuurvisie 2010 - partiële herziening 2014 zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 juli 2013 en het daaraan ten grondslag liggende onderzoek;
• gelezen de ontwerp Verordening ruimte 2014 zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 2 juli 2013;
• gehoord de beraadslagingen van Provinciale Staten, d.d. 20 september 2013;
• gelet op artikel 4.1, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

overwegende dat:
het vanuit de doelen van de transitie naar een zorgvuldige veehouderij 2020 van belang is om per omgaande maatregelen te treffen waardoor alleen nog ontwikkelruimte wordt geboden aan veehouderijen die een betekenisvolle stap zetten richting een zorgvuldige veehouderij;

besluiten
1. te verklaren dat een wijziging van de Verordening ruimte wordt voorbereid;
2. te verklaren dat in de in voorbereiding zijnde ontwerp Verordening ruimte 2014, bepalingen worden opgenomen die er op zijn gericht dat:
a. bij veehouderijen uitbreiding van bebouwing voor het houden van dieren binnen de vigerende bebouwingsmogelijkheden zoals opgenomen in bestemmingsplannen aan nadere eisen wordt gebonden;
b. bij veehouderijen uitbreiding van bebouwing voor het houden van dieren alleen mogelijk is indien wordt aangetoond dat hiermee een bijdrage wordt geleverd aan de transitie naar een zorgvuldige veehouderij 2020;
c. er een Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij wordt ontwikkeld voor de beoordeling of een ontwikkeling bijdraagt aan de transitie naar een zorgvuldige veehouderij;
3. te bepalen dat het voorbereidingsbesluit als bedoeld onder 1) in werking treedt met ingang van 21 september 2013;
4. te bepalen dat de verplichting om de beslissing op een aanvraag om omgevingsvergunning op grond van Hoofdstuk 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aan te houden slechts betrekking heeft op aanvragen ten behoeve van veehouderijen die zijn gericht op uitbreiding van bebouwing voor het houden van dieren in de hele provincie Noord Brabant;
5. te bepalen dat dit besluit niet van toepassing is op veehouderijen waarvoor Gedeputeerde Staten op grond van de artikelen 9.5 en 9.6 van de Verordening ruimte 2011 ontheffing hebben verleend;
6. te bepalen dat burgemeester en wethouders bevoegd gezag blijven ten aanzien van de toepassing van Hoofdstuk 2 en 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, met dien verstande dat de beoordeling of sprake is van strijd met de in voorbereiding zijnde Verordening ruimte 2014 als bedoeld in artikel 3.3 lid 1 onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, toekomt aan Gedeputeerde Staten;
7. burgemeester en wethouders kunnen met in acht name van het bepaalde onder 6) van dit besluit een omgevingsvergunning verlenen, mits:
a. is aangetoond dat er sprake is van een (ontwikkeling naar een) zorgvuldige veehouderij;
b. de veehouderij niet is gevestigd binnen een extensiveringsgebied zoals aangeduid in de Verordening ruimte 2012;
c. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling;
d. de landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak omvat;
e. is aangetoond dat de kans op geurhinder, voorgrond en achtergrond, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, waarbij in het geval dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemd percentage ontwikkeling kan worden toegestaan indien is aangetoond dat hierdoor proportioneel wordt bijgedragen aan de afname van de overschrijding;
f. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie op gevoelige objecten veroorzaakt die niet hoger is dan 30 µg/m3.
8. te verklaren dat voor de beoordeling of er sprake is van een zorgvuldige veehouderij als bedoeld onder 7) van dit besluit, tot het tijdstip waarop de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij in ontwerp is vastgesteld, de volgende voorwaarden gelden:
a. de veehouderij presteert in zijn toekomstige opzet beter dan op grond van de huidige regelgeving nodig is op de aspecten fysieke leefomgeving en volksgezondheid en/of dierenwelzijn;
b. een veehouderij presteert beter indien deze:
I. voor het aspect fysieke leefomgeving op ten minste twee van de volgende thema's beter scoort dan wettelijk is vereist: emissie van ammoniak, emissie van geur, emissie van fijn stof, mineralenbeheer;
II. maatregelen treft ten aanzien van volksgezondheid en daarnaast biodiversiteit (inclusief landschap) of dierenwelzijn.
c. beoordeling vindt plaats op basis van (het ontwerp van) de fysieke inrichting van het bedrijf (gebouwen, erf en omgeving), het bedrijfsgezondheidsplan, de gecombineerde opgave en (beoogde) certificaten;
d. de aanvraag tot omgevingsvergunning gaat vergezeld van een bedrijfsplan en waar relevant van verklaring(en) van certificerende instanties dat de beoogde opzet voldoet aan de eisen van die instantie;
e. een privaatrechtelijke overeenkomst waarin de aanvrager zich verplicht dat de beoogde opzet daadwerkelijk wordt gerealiseerd binnen twee jaar na verlening van de omgevingsvergunning op straffe van een boete.
9. het voorbereidingsbesluit als bedoeld onder 1) elektronisch vast te leggen, vast te stellen en beschikbaar te stellen met de planIDN: NL.IMRO.9930.vbzvh-onh1


Geen bezwaar en beroep
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is geen bezwaar en beroep mogelijk tegen dit besluit.
’s-Hertogenbosch, september 2013


's-Hertogenbosch, september 2013.


Geldig in de volgende locatie(s)

  • Aalburg
  • Alphen-Chaam
  • Asten
  • Baarle-Nassau
  • Bergeijk
  • Bergen op Zoom
  • Bernheze
  • Best
  • Bladel
  • Boekel
  • Boxmeer
  • Boxtel
  • Breda
  • Cranendonck
  • Cuijk
  • Deurne
  • Dongen
  • Drimmelen
  • Eersel
  • Eindhoven
  • Etten-Leur
  • Geertruidenberg
  • Geldrop-Mierlo
  • Gemert-Bakel
  • Gilze en Rijen
  • Goirle
  • Grave
  • Haaren
  • Halderberge
  • Heeze-Leende
  • Helmond
  • Heusden
  • Hilvarenbeek
  • Laarbeek
  • Landerd
  • Loon op Zand
  • Maasdonk
  • Mill en Sint Hubert
  • Moerdijk
  • Nuenen, Gerwen en Nederwetten
  • Oirschot
  • Oisterwijk
  • Oosterhout
  • Oss
  • Reusel-De Mierden
  • Roosendaal
  • Rucphen
  • Schijndel
  • 's-Hertogenbosch
  • Sint Anthonis
  • Sint-Michielsgestel
  • Sint-Oedenrode
  • Someren
  • Son en Breugel
  • Steenbergen
  • Tilburg
  • Uden
  • Valkenswaard
  • Veghel
  • Veldhoven
  • Vught
  • Waalre
  • Waalwijk
  • Werkendam
  • Woensdrecht
  • Woudrichem
  • Zundert