Inhoud regeling

Regeling vervallen per 01-04-2013

Subsidieregeling water Noord-Brabant

Geldend van 01-04-2013 t/m 31-03-2013

Intitulé

Subsidieregeling water Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 2 van de Algemene Subsidieverordening Noord-Brabant en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het besluit van Provinciale Staten van 20 november 2009 tot vaststelling van het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015 en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma;

Overwegende, dat op grond van het provinciale Meerjarenprogramma en de Tijdelijke subsidieregeling ILG Noord-Brabant subsidie kan worden verstrekt voor projecten in het landelijk gebied die bijdragen aan de rijks- en provinciale doelstellingen van het waterbeleid, waaronder ook doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant;

Overwegende, dat het voor de overige doelstellingen van het waterbeleid, niet gelieerd aan het landelijk gebied of opgenomen in het provinciale Meerjarenprogramma, wenselijk is om een subsidieregeling vast te stellen, ter verwezenlijking van het Uitvoeringsprogramma bij het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant door middel van het verstrekken van provinciale subsidies;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Subsidieregeling water Noord-Brabant

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    industriële watervoorziening: industrieel gebruik van grondwater voor bedrijfsprocessen, inclusief het gebruik voor bodemenergiesystemen;

  • b.

     EHS: ecologische hoofdstructuur als bedoeld in de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011; 

  • c.

     GGOR: Gewenst Grond- en Oppervlaktewaterregime;

  • d.

     prioritaire wijstgebieden: St. Annabos te Uden, Graspeel en Nieuwveld te Zeeland, Donzel te Nistelrode, Slabroek en Hengstheuvel in de Maashorst te Uden en Geeneneindseheide te Bakel;

  • e.

    PWP: Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015;

  • f.

      TOP-lijstgebied: gebied dat in het provinciaal ruimtelijk- en waterbeleid is aangemerkt als ‘natte natuurparel’;

  • g.

    Uitvoeringsprogramma: uitvoeringsprogramma, bedoeld in het PWP;

  • h.

    Uitvoeringsplan venherstel: Uitvoeringsplan venherstel Noord-Brabant 2007-2012;

  • i.

      ven: ven, vennencomplex, dan wel zwakgebufferd wiel, dat met vennen vergelijkbare levensgemeenschappen herbergt;

  • j.

      venherstel: herstel van kansrijke vennen als bedoeld in het Uitvoeringsplan venherstel;

  • k.

    Ver-thema’s: verzuring, vermesting, verdroging;

  • l. 

    wijst: het geohydrologische verschijnsel, voortvloeiend uit de aardkundige omstandigheden langs de Peelrandbreuk, met bijzondere waterhuishoudkundige omstandigheden en chemische samenstelling van het grond- en oppervlaktewater tot gevolg.

Artikel 1.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor projecten die bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van het PWP en het Uitvoeringsprogramma ten aanzien van:

  • a.

    venherstel;

  • b.

    waterbesparing in de industriële watervoorziening;

  • c.

    alternatieven in de openbare watervoorziening;

  • d.

     behoud of herstel van wijst.

Artikel 1.3 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 6, onder c, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, wordt subsidie geweigerd indien projecten in strijd zijn of dreigen te komen met ander relevant beleid of een concreet beleidsvoornemen van de provincie of van andere overheden.

Artikel 1.4 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten, die voorafgaand aan de ontvangstbevestiging van de aanvraag zijn gemaakt, tenzij elders in deze regeling is bepaald dat externe voorbereidingskosten voor onderzoek, voorlichting of het opstellen van een projectplan, gemaakt in het jaar voorafgaand aan de aanvraag, subsidiabel zijn;

  • b.

    kosten in verband met het opstellen van een milieueffectrapportage;

  • c.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, verzekeringspremies, gerechtelijke procedures, boetes en sancties;

  • d.

    kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

  • e.

    kosten om te voldoen aan gangbare minimumkwaliteitseisen of wettelijke verplichtingen, tenzij elders in deze regeling is bepaald dat het laatstgenoemde subsidiabel is, overeenkomstig de Europese bepalingen inzake staatssteun voor milieu-investeringen voor zover het subsidie aan ondernemingen betreft;

  • f.

    kosten van regulier beheer en onderhoud, tenzij elders in deze regeling bepaald is dat deze kosten of onderdelen daarvan subsidiabel zijn, overeenkomstig de Europese bepalingen inzake staatssteun voor zover het subsidie aan ondernemingen betreft;

  • g.

    eigen apparaatskosten van de subsidieaanvrager, tenzij elders in deze regeling is bepaald dat deze subsidiabel zijn en mogen worden opgevoerd als eigen bijdrage.

Artikel 1. 5 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1  Een aanvraag kan het hele jaar door worden ingediend bij Gedeputeerde Staten, tenzij elders in deze regeling anders is bepaald.

  • 2  Een aanvraag wordt ingediend op het door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier en gaat vergezeld van:

    • a.

      een projectmotivering;

    • b.

      een projectplan, en;

    • c.

      de nadere gegevens die volgens paragraaf 2, 3, 4 of 5.

  • 3  In de projectmotivering, bedoeld in het tweede lid, onder a, geeft de aanvrager aan waarom het project naar zijn mening in aanmerking komt voor subsidie op grond van deze regeling.

  • 4  Het projectplan, bedoeld in het tweede lid, onder b, bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een projectvoorstel met de inhoudelijke omschrijving van het project, de looptijd en de planning;

    • b.

      een beschrijving van de effecten en concrete resultaten die met het uitvoeren van het project worden beoogd;

    • c.

      een projectbegroting met een overzicht van de begrote inkomsten en uitgaven van het project, de financieringswijze en een financiële planning op basis waarvan het kasritme van te verlenen voorschotten kan worden bepaald;

    • d.

      een communicatieplan, dat beschrijft hoe met alle betrokkenen bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het project wordt gecommuniceerd.

  • 5  Voor zover sprake is van gebiedsgerichte activiteiten, bevat een aanvraag tevens een topografische kaart van het gebied waarop het project betrekking heeft.

  • 6  Voor zover de uitvoering van het project publiekrechtelijke besluitvorming vergt, bevat de aanvraag een overzicht van de procedures die ten behoeve van het project worden doorlopen.

  • 7  Als de indiener van een aanvraag voor hetzelfde project tevens een aanvraag om subsidie heeft ingediend bij een of meer andere bestuursorganen, of bij Gedeputeerde Staten in het kader van een andere provinciale subsidieregeling, wordt dit vermeld in een subsidie-overzicht.

  • 8  De aanvrager geeft voor zover mogelijk ook de stand van zaken weer met betrekking tot de beoordeling van de aanvraag bij het andere bestuursorgaan of die andere bestuursorganen, bedoeld in het zevende lid.

  • 9  Voor zover sprake is van een samenwerkingsverband, voegt de penvoerder van het samenwerkingsverband bij de aanvraag een door alle projectpartners ondertekende verklaring waaruit blijkt:

    • a.

      dat het project de instemming heeft van alle projectpartners, en;

    • b.

      dat de penvoerder gemachtigd is de aanvraag te doen, alle correspondentie te voeren en de subsidie namens ondergetekenden te ontvangen.

Artikel 1.6 Subsidiehoogte

  • 1  De subsidie bedraagt maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten.

  • 2  Een subsidie bedraagt nooit meer dan het aandeel in de kosten van het project dat de aanvrager zelf voor zijn rekening neemt.

  • 3  Voor zover kosten van regulier beheer en onderhoud of eigen apparaatskosten als bedoeld in artikel 1.4 onderdelen f en g, als subsidiabele kosten worden aangemerkt, worden deze gesubsidieerd op basis van marktconforme tarieven of in het geval van overheden, gangbare apparaatskosten.

  • 4  Voor zover voor dezelfde of vergelijkbare doelstelling subsidies of bijdragen door andere instanties dan het Rijk of de Provincie Noord-Brabant zijn verleend voor een project, worden deze voor de berekening van het te verlenen of vast te stellen subsidiebedrag met toepassing van het eerste en tweede lid, vóóraf in mindering gebracht op het totaal van de subsidiabele kosten.

Artikel 1.7 Behandeling subsidieaanvragen

  • 1  Gedeputeerde Staten behandelen aanvragen op volgorde van binnenkomst, tenzij elders in deze regeling anders is bepaald.

  • 2  Indien een aanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de subsidieaanvraag wel volledig is.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, tenzij elders in deze regeling anders is bepaald.

Artikel 1.8 Subsidieverlening

  • 1  Gedeputeerde Staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van een aanvraag.

  • 2  De termijn voor het nemen van een beslissing op de aanvraag kan door Gedeputeerde Staten worden verlengd met ten hoogste 13 weken.

  • 3  In het geval elders in deze regeling een bepaalde aanvraagperiode is vastgesteld, beslissen Gedeputeerde Staten, in afwijking van het eerste lid, binnen 13 weken na afloop van de aanvraagperiode.

Artikel 1.9 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

  • 1  Een project start uiterlijk binnen twee maanden na subsidieverlening, tenzij elders in deze regeling of de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

  • 2  Een project wordt binnen twee jaren na de subsidieverlening afgerond, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 3  Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek eenmaal uitstel verlenen van de in lid 2 genoemde termijn.

  • 4  Een verzoek als bedoeld in het derde lid wordt door de subsidieontvanger met redenen omkleed en uiterlijk twee maanden voorafgaand aan het beëindigen van de in het tweede lid bedoelde termijn ingediend.

  • 5  Indien na de indiening van de aanvraag op grond van deze regeling nog andere subsidieaanvragen worden ingediend, dan wel subsidies door andere bestuursorganen worden toegekend, doet de aanvrager hiervan terstond melding bij Gedeputeerde Staten.

  • 6  De resultaten van het project worden ter beschikking gesteld aan Gedeputeerde Staten om toegankelijk te maken voor anderen, ten behoeve van kennisverspreiding en openbaarmaking van gebruikte technieken.

Artikel 1.10 Bevoorschotting

Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie-ontvanger op verzoek een voorschot verstrekken tot maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 1.11 Subsidievaststelling

  • 1  Naast de stukken, genoemd in artikel 10, tweede lid, van de ASV, gaat een aanvraag tot vaststelling van de subsidie vergezeld van een evaluatie over het communicatieplan.

  • 2  Indien aan de subsidievaststelling geen subsidieverlening vooraf is gegaan, beslissen Gedeputeerde Staten binnen 13 weken op de aanvraag.

  • 3  De termijn voor het nemen van een beslissing op de aanvraag kan door Gedeputeerde Staten worden verlengd met ten hoogste 8 weken.

Paragraaf 2 Herstel van kansrijke vennen

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor projecten voor venherstel.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    waterschappen;

  • b.

    natuurterreinbeherende instanties;

  • c.

    gemeenten en particuliere eigenaren en beheerders in samenwerking met de Bosgroep Zuid- Nederland of de organisaties, genoemd onder a of b.

Artikel 2.3 Weigeringsgrond

Onverminderd artikel 1.3, wordt subsidie op grond van deze paragraaf geweigerd indien voor het project tevens subsidie wordt verstrekt op grond van de Beleidsregel uitvoering soortenbeleid Noord-Brabant.

Artikel 2.4 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie op grond van deze paragraaf in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het herstel van een ven dat voorkomt op de lijst in bijlage1 bij het Uitvoeringsplan venherstel;

    • b.

      conform de uitgangspunten van hoofdstuk 4 van het Uitvoeringsplan venherstel is een vooronderzoek uitgevoerd naar:

      • 1°.

         de venkarakteristieken;

      • 2°.

         knelpunten voor wat betreft Ver-thema’s;

      • 3°.

         het maatregelenpakket voor het ven zelf en voor de omgeving, en;

      • 4°.

         de waterbodemkwaliteit door middel van een indicatief bodemonderzoek, voor zover er in het kader van het project wordt gebaggerd;

    • c.

      maatregelen worden uitgevoerd, rekening houdend met de aanwezige waarden die in het vooronderzoek, bedoeld onder b, naar voren zijn gekomen;

    • d.

      ter behoud van het projectresultaat zijn afspraken gemaakt over beheer en onderhoud na afloop van het project;

    • e.

      conform de uitgangspunten van hoofdstuk 5, paragraaf 1, van het Uitvoeringsplan venherstel is voorzien in projectmonitoring, waarin de volgende parameters worden betrokken:

      • 1°.

         de benoemde doelsoorten en overige aandachtsoorten;

      • 2°.

         fysisch chemische waterkwaliteit;

      • 3°.

         vegetatiestructuur, en;

      • 4°.

         de effecten op het waterhoudendheid van het ven, het grondwaterpeil en de grondwaterkwaliteit, voor zover er in het kader van het project hydrologische maatregelen worden getroffen.

  • 2  In afwijking van het eerste lid, onder a, kan een ven dat niet voorkomt in bijlage 1 van het Uitvoeringsplan venherstel, waaraan in het PWP de functie waternatuur is toegekend, voor subsidie in aanmerking komen indien het project kansrijk is gelet op de volgende aspecten:

    • a.

      de status van het gebied en de daaruit voortvloeiende beleidsmatige prioriteit;

    • b.

      hydrologie, bufferingsmogelijkheden, en de beïnvloeding van het ven;

    • c.

      de algemene ervaring en kennis over de kans op duurzaam herstel voor het betreffende ventype;

    • d.

      uitgangssituatie van het ven, voor wat betreft de ecologie of waterkwaliteit;

    • e.

      gunstige combinatie met generieke maatregelen of omgevingsfactoren voor wat betreft de Ver-thema’s;

    • f.

      prioriteit in het soortenbeleid en kansrijkdom van plantengroepen, en;

    • g.

      draagvlak bij betrokkenen.

  • 3  Een venherstelproject binnen een TOP-lijstgebied, waarbij hydrologische herstelmaatregelen noodzakelijk zijn in de omgeving van het ven, voorziet in een gekoppelde aanpak met de verdrogingsbestrijding in het TOP-lijstgebied.

  • 4  Een venherstelproject als bedoeld in het derde lid, kan voor wat betreft de planning van de verdrogingsbestrijding in het TOP-lijstgebied worden losgekoppeld, indien aangetoond wordt dat de kans op duurzaam herstel van het ven niet lijdt onder deze ontkoppeling, al dan niet door het nemen van tijdelijke maatregelen.

Artikel 2.5 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen onder andere de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten van maatregelen voor aanpassing van de waterhuishouding van een ven,

    • b.

      kosten van maatregelen tot behoud, herstel en ontwikkeling van het ven als leefgebied van specifiek aan deze biotoop verbonden flora- en fauna;

    • c.

      baggerkosten ten behoeve van venherstel:

      • 1°.

         mits uitgevoerd in combinatie met maatregelen ter verhoging van de buffercapaciteit, in zeer zwak tot zwak gebufferde vennen;

      • 2°.

         mits geen sprake is van vervuilde of zwaar vervuilde bagger, en;

      • 3°.

         tot een maximum van € 350.000.

    • d.

      kosten van plaggen, bekalken en andere ondersteunende maatregelen ten behoeve van hydro-ecologisch herstel, voor zover deze niet subsidiabel zijn op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer Noord-Brabant 2010 of de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Noord-Brabant;

    • e.

      externe voorbereidingskosten, betreffende het vooronderzoek conform de uitgangspunten van hoofdstuk 4 van het Uitvoeringsplan venherstel, inclusief de kosten voor het opstellen van een definitief uitvoeringsplan en het bestekgereed maken, tot maximaal 12 maanden voorafgaand aan de eerste dag van de aanvraagperiode;

    • f.

      legeskosten;

    • g.

      kosten van ontwerp, aanleg en uitvoering van de projectmonitoring en periodieke evaluatie van de meetresultaten overeenkomstig hoofdstuk 5 van het Uitvoeringsplan venherstel;

    • h.

      kosten van communicatie over het project, ter vergroting van het draagvlak en ter verbreiding van de projectresultaten.

  • 2  Indien er sprake is van een project voor venherstel binnen een TOP-lijstgebied waarvoor tegelijkertijd subsidie voor verdrogingsbestrijding is aangevraagd of toegekend op grond van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied, zijn uitsluitend de meerkosten subsidiabel.

  • 3  De meerkosten, bedoeld in het tweede lid, zijn de kosten die het vastgestelde normbedrag op basis van de Regeling verdrogingsbestrijding te boven gaan.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, onder 3°, zijn baggerkosten voor venherstel subsidiabel tot een maximum van € 700.000 indien:

    • a.

       er sprake is van een project voor venherstel binnen een TOP-lijstgebied dat tevens deel uitmaakt van een Vogel- of Habitatrichtlijngebied, en;

    • b.

       het ven van groot ecologisch belang is. 

Artikel 2.6 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1  In afwijking van artikel 1.5, eerste lid, worden aanvragen voor venherstelprojecten als bedoeld in artikel 2.1 ingediend tijdens de aanvraagperiode, welke aanvangt op 22 mei 2012 en loopt tot en met 10 juli 2012.

  • 2  Onverminderd artikel 1.5, tweede tot en met achtste lid, bevat een subsidieaanvraag voor venherstelprojecten de navolgende informatie, voor zover dit niet is opgenomen in het projectplan, bedoeld in artikel 1.5, vierde lid:

    • a.

      voor een ven, gelegen binnen een Natuurmonument of Vogel- of Habitatrichtlijngebied, of de maatregelen voorzien zijn in het ontwerp-beheerplan op grond van de Natuurbeschermingswet 1998;

    • b.

      een samenvatting van de resultaten van het vooronderzoek volgens hoofdstuk 4 van het Uitvoeringsplan venherstel;

    • c.

      voor zover gebaggerd moet worden, de resultaten van het indicatief bodemonderzoek dat de baggerkostenkosten onderbouwt en inzicht geeft in de kwaliteit van de waterbodem na de herstelwerkzaamheden;

    • d.

      de afspraken over het beheer en onderhoud na afloop van het project.

Artikel 2.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, vast op € 2.000.000.

Artikel 2.8 Subsidiehoogte

Onverminderd artikel 1.6, bedraagt de hoogte van een subsidie voor een project maximaal de helft van het subsidieplafond, genoemd in artikel 2.7.

Artikel 2.9 Behandeling subsidieaanvragen

  • 1  Onverminderd artikel 1.7, tweede lid, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van rangschikkingscriteria, indien de subsidieaanvragen het subsidieplafond, genoemd in artikel 2.7, te boven gaan.

  • 2  Bij de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, geven Gedeputeerde Staten achtereenvolgens prioriteit aan de projecten die:

    • a.

      betrekking hebben op Vogel- of Habitatrichtlijngebied en voorzien zijn in het ontwerp-beheerplan voor die gebieden, te waarderen met maximaal 6 punten;

    • b.

      betrekking hebben op Vogel- of Habitatrichtlijngebied, doch niet voorzien zijn in het ontwerp-beheerplan voor die gebieden, te waarderen met maximaal 5 punten;

    • c.

      uitgevoerd worden in combinatie met verdrogingsbestrijding binnen TOP-lijstgebied, te waarderen met maximaal 5 punten.

  • 3  Binnen de rangschikking die resulteert uit de toepassing van het tweede lid hechten Gedeputeerde Staten voorts belang aan:

    • a.

      een aantoonbaar gunstige combinatie met andere maatregelen in het gebied voor wat betreft de vermesting en verzuring, te waarderen met maximaal 2 punten, en;

    • b.

      het draagvlak bij betrokkenen, te waarderen met maximaal 1 punt.

  • 4  Indien aanvragen na rangschikking eindigen op dezelfde plaats, en deze plaats samenvalt met het bereiken van het subsidieplafond, wordt de definitieve plaats in de rangschikking bepaald door het tijdstip van binnenkomst.

Artikel 2.10 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1  Onverminderd artikel 1.9, ziet de termijn, bedoeld in artikel 1.9, tweede lid, op de feitelijke tenuitvoerlegging van de fysieke herstelmaatregelen.

  • 2  Onverminderd artikel 1.9, zesde lid, worden de resultaten van de projectmonitoring beschikbaar gesteld aan gedeputeerde Staten na afloop van de termijn, waarin de monitoring heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.11 Aanvraag tot vaststelling

Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor een venherstelproject wordt ingediend binnen drie maanden nadat de fysieke herstelwerkzaamheden zijn afgerond.

Paragraaf 3 Waterbesparing industriële watervoorziening

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verleend voor vernieuwende projecten voor waterbesparing in de industriële watervoorziening.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door ondernemingen of een samenwerkingsverband van ondernemingen, die ten behoeve van de industriële watervoorziening grondwater onttrekken krachtens een watervergunning van het dagelijks bestuur van het waterschap of van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

Artikel 3.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project past binnen het Provinciaal Waterplan;

  • b.

    het project geeft de aanzet voor een nieuwe ontwikkeling of nieuwe activiteiten;

  • c.

    het project is innovatief of er gaat een voorbeeldwerking van uit, of;

  • d.

    het project houdt een verbetering in ten opzichte van de bestaande werkwijze, ondermeer door integraliteit of duurzaamheid.

Artikel 3.4 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen onder andere de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor onderzoek, voorbereiding en implementatie van waterbesparende maatregelen;

    • b.

      eigen personele apparaatskosten van de subsidieaanvrager, welke mogen worden opgevoerd als eigen bijdrage, voor zover het een procesoperator of milieudeskundige betreft, die los van zijn reguliere werkzaamheden speciaal wordt ingezet op het besparingsproject;

    • c.

      kosten voor communicatie ter verbreiding van de projectresultaten.

  • 2  In het geval, bedoeld in artikel 3.3, onder d, zijn uitsluitend de meerkosten ten opzichte van de bestaande werkwijze subsidiabel.

Artikel 3.5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In het geval de eigen personele apparaatskosten bij de verleende subsidie zijn betrokken als eigen bijdrage als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder b, worden de uren die de betreffende medewerker op het besparingsproject wordt ingezet, afzonderlijk geregistreerd, onverminderd de verplichtingen van de subsidieontvanger op grond van artikel 1.9.

Artikel 3.6 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1  Onverminderd artikel 1.5, bevat een aanvraag om subsidie een de-minimisverklaring.

  • 2  Onverminderd artikel 1.5, vierde lid, onder b, bevat een aanvraag om subsidie een onderbouwde inschatting van de omvang van de waterbesparing bij de aanvrager.

Artikel 3.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond vast op € 0.

Artikel 3.8 Subsidiehoogte

Onverminderd artikel 1.6 en de Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatsteun bedraagt de hoogte van een subsidie voor een project maximaal de helft van het subsidieplafond, genoemd in artikel 3.7.

Paragraaf 4 Alternatieven openbare watervoorziening

Artikel 4.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verleend voor projecten gericht op de ontwikkeling en toepassing van alternatieve bronnen in de openbare watervoorziening voor laagwaardig gebruik.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door drinkwaterbedrijven die werkzaamheden verrichten in de provincie Noord-Brabant.

Artikel 4.3 Subsidievereisten

  • 1  Een project komt voor subsidie in aanmerking als het voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project past binnen het Provinciaal Waterplan;

    • b.

      het project geeft de aanzet voor een nieuwe ontwikkeling of nieuwe activiteiten;

    • c.

      het project is innovatief of er gaat een voorbeeldwerking van uit, of;

    • d.

      het project houdt een verbetering in ten opzichte van de bestaande werkwijze, ondermeer door integraliteit en duurzaamheid.

  • 2  In afwijking van het eerste lid onder b, c en d kunnen projecten voor subsidie in aanmerking komen voor zover sprake is van een kosteneffectieve aanpak waarvoor geen betere alternatieven voorhanden zijn.

Artikel 4.4 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen onder andere de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor onderzoek, voorbereiding en implementatie van alternatieven voor laagwaardige toepassingen;

    • b.

      kosten voor communicatie ter verbreiding van de projectresultaten.

  • 2  In het geval, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, onder d, zijn uitsluitend de meerkosten ten opzichte van de bestaande werkwijze subsidiabel.

Artikel 4.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond tot en met 31 december 2013 vast op € 1.000.000.

Artikel 4.6 Subsidiehoogte

Onverminderd artikel 1.6 bedraagt de hoogte van een subsidie voor een project maximaal de helft van het subsidieplafond, genoemd in artikel 4.5.

Paragraaf 5 Behoud of herstel van wijst

Artikel 5.1 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

     waterschappen;

  • b.

     natuurterreinbeherende instanties;

  • c.

     gemeenten.

Artikel 5.2 Subsidiabele projecten

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verleend voor projecten gericht op behoud of herstel van wijst.

Artikel 5.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie op grond van deze paragraaf in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

     het project is gericht op:

    • 1°.

       de prioritaire wijstgebieden die als “projectgebieden wijst” zijn aangewezen op plankaart 2, Structuurvisie water bij het PWP, of;

    • 2°.

       gebieden buiten de prioritaire wijstgebieden, indien het betrekking heeft op een van de gebieden die op plankaart 2, Structuurvisie water bij het PWP is aangewezen als “overige wijstgronden”;

  • b.

     het project past binnen het Provinciaal Waterplan;

  • c.

     het project richt zich op behoud of herstel van wijst en bijbehorende aardkundige, ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

  • d.

     het project is gericht op een integrale aanpak van behoud of herstel van het natuurlijk watersysteem en bestaat daarnaast uit een of meer van de volgende maatregelen:

    • 1°.

       het nemen van waterkwaliteitsmaatregelen in het intrekgebied;

    • 2°.

       het voorkomen van vervlakking van de karakteristieke terreintrede, herstel van de oorspronkelijke terreintrede dan wel ongedaan maken van ophogingen;

    • 3°.

       behoud of herstel van de karakteristieke natuurlijk vegetatie;

    • 4°.

       behoud of herstel van de landschappelijke elementen die een relatie hebben met wijstgronden;

    • 5°.

       behoud of herstel van de historische gebruiksfunctie;

  • e.

     In het kader van het project wordt de aanwezigheid van wijst zichtbaar gemaakt door communicatie en visualisatie in het projectgebied;

  • f.

     aan het project ligt een sluitende begroting ten grondslag.

Artikel 5.4 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen onder andere de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten voor maatregelen voor aanpassing van de waterhuishouding ten behoeve van bescherming en herstel van wijst;

  • b.

     kosten voor technisch compenserende maatregelen voor agrarische gebruikers van de gronden op of rond de herstelde percelen binnen het projectgebied voor behoud of herstel van wijst;

  • c.

     kosten voor de aankoop van gronden buiten de EHS waarvan het agrarische gebruik een belemmerende schakel vormt voor behoud of herstel van wijst;

  • d.

     kosten van nadeelcompensatie in verband met technische of financiële compensatie met een eenmalige afkoopsom;

  • e.

     kosten voor herstel van landschap en natuurlijke vegetatie;

  • f.

     externe voorbereidingskosten voor onderzoek en planvorming inclusief het bestekgereed maken, tot maximaal 12 maanden voorafgaand aan de ontvangst van de subsidieaanvraag;

  • g.

     kosten van een monitoringsonderzoek, dat wordt gedaan om de effecten van de genomen maatregelen te onderzoeken, tot maximaal 3 jaar na afronding van het project;

  • h.

     kosten voor communicatie en visualisatie in het projectgebied ter verbreiding van kennis en bekendheid van wijst.

Artikel 5.5 Vereisten subsidieaanvraag  

Onverminderd artikel 1.5, tweede tot en met het achtste lid, bevat een subsidieaanvraag voor behoud of herstel van wijst een onderbouwing van de noodzaak tot aankoop van gronden, als bedoeld in artikel 5.4, onder c, in de vorm van:

  • a.

     een GGOR-studie, of;

  • b.

     een ander hydrologisch onderzoek waaruit blijkt dat na hydrologisch herstel de gronden niet meer kunnen worden gebruikt voor een volwaardige landbouwbestemming.

Artikel 5.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond met ingang van 22 mei 2012 tot en met 31 december 2014 vast op € 1.600.000.

Artikel 5.7 Subsidiehoogte

Onverminderd artikel 1.6, bedraagt de hoogte van een subsidie maximaal € 600.000 per project.

Artikel 5.8 Behandeling subsidieaanvragen

  • 1 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden dan vindt, in afwijking van artikel 1.7, rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door voorrang te geven aan aanvragen die gericht zijn op de prioritaire wijstgebieden die als “projectgebieden wijst” zijn aangewezen op plankaart 2, Structuurvisie water bij het PWP.

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen alsnog gelijk worden gerangschikt, wordt een nadere rangschikking van die aanvragen bepaald door middel van loting.

Artikel 5.9 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

  • 1 Onverminderd artikel 1.9, wordt het project afgerond voor 31 december 2015.

  • 2 De subsidieontvanger houdt ten minste tien jaar na subsidievaststelling, of zolang als in de beschikking wordt vermeld, de activiteiten of de resultaten van het project in stand.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek ontheffing verlenen van het eerste of tweede lid.

  • 4 Voor zover projectmonitoring plaatsvindt als bedoeld in artikel 5.4, onder g, is artikel 2.10 van overeenkomstige toepassing. 

Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Gedeputeerde Staten kunnen in individuele gevallen bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de realisatie van de doelstellingen van het waterbeleid, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6.2 Intrekking Beleidsregel water

De Beleidsregel water wordt ingetrokken.

Artikel 6.3 Intrekking Subsidieplafonds Uitvoering PWP 2010

Het besluit Subsidieplafonds Uitvoering Provinciaal Waterplan 2010 (Provinciaal Blad 2010, 150) wordt ingetrokken.

Artikel 6.4 Overgangsrecht

  • 1  Aanvragen voor venherstelprojecten, ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling en waarop op de datum van inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist, worden geacht te zijn ingediend op grond van deze regeling.

  • 2  Voor subsidieaanvragen als bedoeld in het eerste lid, geldt dat reeds gemaakte kosten voor de feitelijke uitvoering van het project tot maximaal 12 maanden voorafgaand aan de eerste dag van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 2.6, subsidiabel zijn, indien de aanvrager aantoont dat er in het concrete geval sprake is van dringende redenen of zwaarwegende omstandigheden, waardoor niet met de uitvoering van het project kon worden gewacht.

Artikel 6.5 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6.6 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: weede wijzigingsregeling Subsidieregeling water Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 23 november 2010
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris  drs. W.G.H.M. Rutten
 

Wetstechnische informatie

Regeling vervallen per 01-04-2013

Subsidieregeling water Noord-Brabant

Geldend van 01-04-2013 t/m 31-03-2013

Algemeen

Overheidsorganisatie Noord-Brabant
Organisatietype Provincie
Officiële naam regeling Subsidieregeling water Noord-Brabant
Citeertitel Subsidieregeling water Noord-Brabant
Vastgesteld door gedeputeerde staten
Onderwerp financiën en economie
Eigen onderwerp subsidies, water, financieel kader
Indeling regeling Overig
Regeling onder de Omgevingswet Nee
Externe bijlagen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene Subsidieverordening Noord-Brabant, art. 2
  2. Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het besluit Subsidieplafonds Uitvoering Provinciaal Waterplan 2010 (Provinciaal Blad 2010, 150) wordt ingetrokken. Gedeputeerde Staten kunnen in individuele gevallen bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de realisatie van de doelstellingen van het waterbeleid, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Deze regeling is ingetrokken bij besluit van 19 maart 2013 tot vaststelling van de Subsidieregeling water Noord-Brabant 2013.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Dit overzicht bevat alleen gepubliceerde versies.

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2013 01-04-2013 Intrekking

19-03-2013

Provinciaal Blad 2013, 29

3009398
22-05-2012 01-04-2013 Art. 1, 1.2, 1.5, 1.7, 2.5, 2.6, 2.7, opschrift en nummering paragraaf 5, invoeging nieuwe paragraaf 5

15-05-2012

Provinciaal Blad 2012, 143

3009398
04-11-2011 22-05-2012 Art. 3.7 en 4.5

01-11-2011

Provinciaal Blad 201, 267

2802930
25-11-2010 04-11-2011 nieuwe regeling

23-11-2010

Provinciaal Blad 2010, 225

N.v.t.