• Geldig sinds 23 december 2011.
    Geldig tot 01 augustus 2012.

    Print deze versie:

Inhoud regeling

Regeling vervallen per 01-08-2012

Subsidieregeling elektrisch rijden en slimme decentrale netwerken Noord-Brabant 2010-2011

Geldend van 23-12-2011 t/m 31-07-2012

Intitulé

Subsidieregeling elektrisch rijden en slimme decentrale netwerken Noord-Brabant 2010-2011

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

Gelet op artikel 105 en artikel 143 van de Provinciewet; 

Gelet op artikel 2 en artikel 15 van de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant; 

Gelet op module 1 van de Omnibus Decentraal Regeling, zoals goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking N 726a/2007 van 3 april 2008; 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 18 februari 2009 een maatregelenpakket hebben gepresenteerd ter bestrijding van de gevolgen van de economische recessie; 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten elektrisch rijden als een kansrijke optie zien om toekomstige voertuigen duurzaam te maken, de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen, de economie een structurele impuls te geven en de werkgelegenheid te bevorderen; 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten willen bevorderen dat de provincie Noord-Brabant zich manifesteert als internationale proeftuin voor elektrisch rijden en slimme decentrale netwerken; 

Overwegende dat een dergelijke proeftuin de uitgangspositie van het Brabantse bedrijfsleven verder kan versterken en uitbouwen door middel van het ontwikkelen en uittesten van elektrische voertuigen of de onderdelen daarvan en slimme decentrale netwerken; 

Overwegende dat de provincie Noord-Brabant zich leent als testgebied voor elektrisch rijden en slimme decentrale netwerken vanwege de relatief korte afstanden binnen en tussen de steden, de relatief korte woon-werk afstanden en het beschikbaar hebben van een solide elektriciteitsnet; 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in de periode 2010-2011 via deze subsidieregeling willen bijdragen aan het versnellen van de marktintroductie van elektrisch rijden en slimme decentrale netwerken; 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling: 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    batterij: voorziening voor reversibele opslag van elektrische energie;

  • c.

    batterij elektrisch voertuig: voertuig dat wordt aangedreven door een elektromotor;

  • d.

    deelnemer: rechtspersoon of natuurlijke persoon die participeert in een samenwerkingsverband;

  • e.

    deskundigencommissie: onafhankelijke adviescommissie die door Gedeputeerde Staten op basis van artikel 82 van de Provinciewet is ingesteld;

  • f.

    doorbraaktechnologieproject: project dat is gericht op experimentele ontwikkeling van nieuwe batterij elektrische voertuigen of plug-in hybride elektrische voertuigen danwel componenten daarvan, of van technologieën voor slimme decentrale netwerken;

  • g.

    elektrisch rijden: rijden met een elektrisch voertuig;

  • h.

    elektrisch voertuig: batterij elektrisch voertuig of plug-in hybride elektrisch voertuig;

  • i.

    elektromotor: motor die uitsluitend wordt gevoed door een batterij die wordt opgeladen bij een elektrisch oplaadpunt buiten het voertuig waarin de motor zich bevindt;

  • j.

    experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1, lid 3.1.3, van de Omnibus Decentraal Regeling, zoals goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking N 726a/2007 van 3 april 2008;

  • k.

    Gedeputeerde Staten: college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant;

  • l.

    grote onderneming: organisatie waar meer dan 250 personen voltijds werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet groter is dan € 50.000.000 of het jaarlijks balanstotaal groter is dan € 43.000.000 en niet onder de definitie van kleine en middelgrote onderneming valt;

  • m.

    integraal uurtarief: uurtarief waarin alle normale en voorzienbare kosten zijn opgenomen die gerelateerd zijn aan de uitvoering van het project;

  • n.

    kleine en middelgrote onderneming: onderneming in de zin van verordening (EG) nr. 70/2001 en 364/2004 van de Europese Commissie;

  • o.

    onderneming: entiteit, waaronder mede begrepen overheid en non-profit instellingen, die ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering een economische activiteit uitvoert;

  • p.

    plug-in hybride elektrisch voertuig: voertuig dat wordt aangedreven door een combinatie van een verbrandingsmotor en een elektromotor, waarbij de elektromotor erin voorziet dat personenauto’s in een actieradius van ten minste 25 kilometer, bestelauto’s in een actieradius van ten minste 10 kilometer en vrachtauto’s en bromfietsen in een actieradius van ten minste 5 kilometer aaneengesloten kunnen rijden;

  • q.

    penvoerder: deelnemer die optreedt namens alle deelnemers in het samenwerkingsverband;

  • r.

    praktijkproefproject: project dat voortkomt uit experimentele ontwikkeling en is gericht op demonstratie en validatie van nieuwe hybride of elektrische voertuigcomponenten, systemen, voertuigen of oplaadinfrastructuur of slimme decentrale netwerken bij ondernemingen en consumenten, waaronder onderzoek naar belemmeringen in de praktijk en de mogelijkheden om deze belemmeringen adequaat weg te nemen;

  • s.

    provincie: provincie Noord-Brabant;

  • t.

    samenwerkingsverband: verband zonder rechtspersoonlijkheid, bestaande uit tenminste twee ondernemingen, waarvan één kleine of middelgrote onderneming;

  • u.

    slimme decentrale netwerken: netwerken waarbij vraag en aanbod van energie op een efficiënte en effectieve manier decentraal op elkaar worden afgestemd;

  • v.

    vraagsturing: sturing van de wensen van eindgebruikers, zodat deze aansluiten op de opzet en uitvoering van een doorbraaktechnologieproject of praktijkproefproject. 

Artikel 2 Doelgroep

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door een samenwerkingsverband.

  • 2 Namens de deelnemers in het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, wordt een penvoerder aangewezen.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor:

  • a.

    een doorbraaktechnologieproject;

  • b.

    een praktijkproefproject. 

Artikel 4 Weigeringsgronden

Subsidie kan worden geweigerd indien:

  • a.

    de subsidiabele activiteiten reeds zijn aangevangen op het tijdstip van indiening van de subsidieaanvraag bij Gedeputeerde Staten;

  • b.

    substitutie van vreemd of eigen vermogen plaatsvindt;

  • c.

    het samenwerkingsverband is geïnstitutionaliseerd in één rechtspersoon;

  • d.

    de totale gevraagde subsidie minder bedraagt dan € 50.000 of meer bedraagt dan € 500.000. 

Artikel 5 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de bijdrage van de deelnemers aan een project kent onderling een evenwichtige verdeling, waarbij het aandeel van de deelnemer met de hoogste bijdrage gemeten naar aandeel in loonkosten maximaal 75% van de totaal begrote loonkosten in het project is;

  • b.

    de loonkosten voor projectmanagement bedragen maximaal 10% van de totaal begrote loonkosten van het project;

  • c.

    minimaal twee deelnemers in het samenwerkingsverband zijn gevestigd in de provincie;

  • d.

    minimaal 75% van de totaal begrote subsidiabele projectkosten worden gemaakt door deelnemers uit de provincie;

  • e.

    er bestaat aantoonbaar voldoende vertrouwen dat de subsidiabele activiteiten kunnen worden gefinancierd, financiering van projecten kan aangetoond worden middels financieringsplan en liquiditeitsoverzichten;

  • f.

    er bestaat aantoonbaar voldoende vertrouwen dat de subsidiabele activiteiten naar behoren kunnen worden uitgevoerd, financiering van projecten kan aangetoond worden middels financieringsplan en liquiditeitsoverzichten;

  • g.

    het wordt aannemelijk geacht dat de activiteiten binnen de looptijd van deze regeling worden voltooid;

  • h.

    de noodzaak van een overheidsbijdrage wordt aangetoond;

  • i.

    er bestaat aantoonbaar voldoende vertrouwen dat de subsidiabele activiteiten technisch en economisch haalbaar zijn. 

Artikel 6 Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van door direct bij het project betrokken personeel gemaakte uren gebaseerd op een controleerbare urenverantwoording per werknemer, vermenigvuldigd met:

    • 1e.

      de directe uurloonkosten gebaseerd op een bij de deelnemer gebruikelijke en controleerbare methodiek, die gebaseerd is op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijke verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd zonder winstopslag, vermeerderd met een vaste opslag van 50%, of;

    • 2e.

      een vast uurtarief van € 35,-.

  • b.

    extra investeringskosten die nodig zijn voor het aanschaffen van een elektrisch voertuig ten opzichte van het aanschaffen van een vergelijkbaar conventioneel wegvoertuig;

  • c.

    kosten van materialen, apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het project worden gebruikt;

  • d.

    afschrijvingskosten van de investeringen, bedoeld onder b, en de materialen, apparatuur en uitrusting, bedoeld onder c, indien zij niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, rekening houdend met een afschrijvingstermijn van 5 jaar en de looptijd van het project;

  • e.

    kosten voor externe ondersteuning die in het kader van het project worden gemaakt tot een maximum van 25% van de totaal begrote kosten van het project;

  • f.

    extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien tot een maximum van 10% van de totaal begrote kosten van het project;

  • g.

    kosten voor het opstellen van een accountantsverklaring. 

Artikel 7 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor reguliere bedrijfsvoering;

  • b.

    rentekosten;

  • c.

    financiële sancties en gerechtskosten;

  • d.

    investeringskosten in koop- of huurgebouwen;

  • e.

    investeringskosten in kantoorapparatuur, waaronder kosten voor standaard computers en randapparatuur;

  • f.

    kosten die gepaard gaan met een subsidieaanvraag in het kader van deze regeling. 

Artikel 8 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Een subsidieaanvraag voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      subsidieaanvragen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van het door Gedeputeerde Staten daartoe vastgesteld aanvraagformulier;

    • b.

      subsidieaanvragen kunnen worden ingediend voor de eerste tender van 19 mei 2010 tot en met 1 juli 2010, 12.00 uur;

    • c.

      subsidieaanvragen voor de tender als genoemd onder b, worden ingediend gedurende het tijdvak 19 mei 2010 tot en met 1 juli 2010;

    • d.

      subsidieaanvragen kunnen worden ingediend voor de tweede tender van 1 oktober 2010 tot en met 1 december 2010, 12.00 uur;

    • e.

      subsidieaanvragen voor de tender als genoemd onder d, worden ingediend gedurende het tijdvak 1 oktober 2010 tot en met 1 december 2010;

    • f.

      het aanvraagformulier, bedoeld onder a, is volledig ingevuld en ondertekend door de penvoerder en de deelnemers in het samenwerkingsverband.

  • 2 Het aanvraagformulier, bedoeld in het eerste lid onder a, gaat vergezeld van:

    • a.

      een specificatie van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, indien van toepassing gesplitst per kalenderjaar;

    • b.

      een specificatie van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, per deelnemer;

    • c.

      een opgave van het totaalbedrag waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • d.

      een opgave van het bedrag waarvoor subsidie wordt aangevraagd per deelnemer;

    • e.

      een operationeel projectplan, waaronder een planning, waarin de in artikel 3 genoemde activiteiten worden uitgewerkt volgens het format in het aanvraagformulier, indien van toepassing gesplitst per kalenderjaar;

    • f.

      een toelichting op de in artikel 5 opgenomen vereisten. 

Artikel 9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de eerste tender van 19 mei 2010 tot en met 1 juli 2010 vast op € 1.000.000. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de tweede tender van 1 oktober 2010 tot en met 1 december 2010 vast op € 1.800.000. 

Artikel 10 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie per samenwerkingsverband bedraagt minimaal € 50.000 en maximaal € 500.000.

  • 2 De subsidie per deelnemer voor subsidiabele activiteiten met betrekking tot experimentele ontwikkeling bedraagt:

    • a.

      voor een kleine onderneming: maximaal 60 %.

    • b.

      voor een middelgrote onderneming: maximaal 50 %.

    • c.

      voor een grote onderneming: maximaal 40 %.

  • 3 Voor de vaststelling of een deelnemer als klein, middelgroot of groot als bedoeld in het tweede lid kan worden aangemerkt, is de situatie op de datum van indiening van de subsidieaanvraag bepalend. 

  • 4 De subsidie wordt berekend over de begrote subsidiabele kosten per deelnemer in het samenwerkingsverband.

  • 5 Eventueel eerder verstrekte subsidie voor het project door de Europese Unie, het Rijk of regionale overheden wordt in mindering gebracht op de begrote subsidiabele kosten. 

Artikel 11 Beoordeling en afwegingscriteria subsidieaanvragen

  • 1 Subsidieaanvragen worden gebundeld in behandeling genomen.

  • 2 De datum waarop een subsidieaanvraag volledig en juist is ingediend bij Gedeputeerde Staten geldt als datum van ontvangst.

  • 3 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van ontvangst bepaald door het moment waarop de aanvraag wel volledig is.

  • 4 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, wordt de aanvrager eenmalig in de gelegenheid gesteld om de subsidieaanvraag binnen 2 weken aan te vullen.

  • 5 Gedeputeerde Staten maken bij de beoordeling een afweging tussen de verschillende subsidieaanvragen op basis van de volgende criteria, waarbij geldt: hoe hoger de bijdrage, hoe hoger de rangschikking:

    • a.

      de mate waarin vraagsturing in het project is verankerd met een duidelijke meerwaarde voor eindgebruikers van elektrische voertuigen, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • b.

      de kwaliteit van het samenwerkingsverband blijkend uit de complementariteit van de deelnemers, de mate van betrokkenheid van MKB-ondernemingen, de mate van betrokkenheid van eindgebruikers en de nieuwheid van een samenwerkingsverband, te waarderen met maximaal 20 punten;

    • c.

      duurzaam economisch perspectief van de projectresultaten blijkend uit het markt- en werkgelegenheidspotentieel, het herhalingspotentieel van het project en het inzicht in de continuïteit van de projectresultaten na het verstrijken van het project, te waarderen met maximaal 20 punten;

    • d.

      mate waarin het project bijdraagt aan technologische vernieuwing, wezenlijk nieuwe toepassingen van een bestaande technologie of innovatieve integratie van bestaande technologieën, te waarderen met maximaal 20 punten;

    • e.

      bijdrage aan nationale en internationale uitstraling van de regio als proeftuin voor elektrisch rijden, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • f.

      de doelmatigheid en de doeltreffendheid van een project, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • g.

      mate waarin het project bijdraagt aan de doelstelling van onderhavige regeling, te waarderen met maximaal 10 punten.

  • 6 Indien bij de afweging van een subsidieaanvraag, bedoeld in het vijfde lid, een score van minder dan 60 punten wordt behaald, wordt de subsidieaanvraag afgewezen.

  • 7 Indien subsidieaanvragen na de afweging, bedoeld in het vijfde lid, een gelijke score behalen, worden deze aanvragen gehonoreerd op basis van volgorde van ontvangst. 

Artikel 12 Deskundigencommissie

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen bij de beoordeling van de subsidieaanvragen advies vragen aan een deskundigencommissie.

  • 2 Aan de deskundigencommissie, bedoeld in het vorige lid, kan door Gedeputeerde Staten worden gevraagd naar een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van de afwegingscriteria, genoemd in artikel 11, vijfde lid, en of wordt voldaan aan de subsidievereisten, genoemd in artikel 5. 

Artikel 13 Subsidieverlening

  • 1 Gedeputeerde Staten beslissen uiterlijk binnen 3 maanden op de subsidieaanvraag.

  • 2 Indien zich een omstandigheid voordoet, inhoudende dat de termijn als bedoeld in het eerste lid wordt overschreden, wordt de subsidieaanvrager hiervan voor afloop van de termijn in kennis gesteld.

  • 3 Bij de kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, wordt een redelijke termijn genoemd, waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

  • 4 Tot het moment dat op de subsidieaanvraag wordt beschikt, voert de aanvrager of het samenwerkingsverband activiteiten voor het project voor eigen rekening en eigen risico uit. 

Artikel 14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de deelnemer worden de volgende verplichtingen ten aanzien van de administratie opgelegd:

    • a.

      elke deelnemer voert een administratie die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de besteding van de subsidie, hetgeen inhoudt dat alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

    • b.

      elke deelnemer bewaart de administratie zeven jaar na het verstrijken van de looptijd van de subsidie, tenzij in de subsidiebeschikking anders is bepaald;

    • c.

      elke deelnemer verstrekt aan Gedeputeerde Staten op verzoek binnen twee weken inzage in de administratie en is verplicht om op verzoek alle inlichtingen te verstrekken die relevant zijn voor de subsidieverlening of subsidievaststelling.

    • d.

      de penvoerder van het samenwerkingsverband voert een projectadministratie waarbinnen de gemaakte afspraken van het samenwerkingsverband, de projectresultaten en de kosten- en uren-verantwoording zijn vastgelegd.

  • 2 Aan de penvoerder wordt de volgende verplichting opgelegd:

    • a.

      de penvoerder is verantwoordelijk voor de inhoudelijke en financiële coördinatie van de projectuitvoering;

    • b.

      de penvoerder is tegenover Gedeputeerde Staten verantwoordelijk voor het nakomen van alle verplichtingen die uit de subsidieverlening voortvloeien. 

  • 3 Aan het samenwerkingsverband worden de volgende verplichtingen ten aanzien van de uitvoering, rapportage en verantwoording opgelegd:

    • a.

      het samenwerkingsverband voert het project uit volgens het plan waarop de subsidieverlening betrekking heeft, conform de subsidiebeschikking en in de bij de subsidieverlening bepaalde periode;

    • b.

      van tussentijdse ontwikkelingen waardoor aanzienlijke afwijkingen in het project of de uitvoering daarvan optreden, wordt door het samenwerkingsverband aan Gedeputeerde Staten vooraf om toestemming gevraagd;

    • c.

      het samenwerkingsverband voert het project uit en rondt het project af vóór 1 augustus 2012;

    • d.

      het samenwerkingsverband neemt binnen een praktijkproefproject een monitoringsactiviteit op, die de tussentijdse resultaten en de eindresultaten van het project inzichtelijk maakt;

    • e.

      tussentijdse rapportages worden ingediend bij Gedeputeerde Staten conform het format zoals bijgevoegd aan de subsidieverleningsbeschikking.

  • 4 Aan de deelnemer worden verplichtingen ten aanzien van informatieverstrekking opgelegd, waarbij de deelnemer terstond mededeling doet aan Gedeputeerde Staten over alle feiten en omstandigheden, waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij invloed kunnen hebben op de aanspraak op subsidie, waaronder:

    • a.

      verzoeken tot faillissement,

    • b.

      verzoeken tot surseance van betaling,

    • c.

      het aanbieden van enig akkoord aan schuldeisers van de deelnemers,

    • d.

      executoriaal beslag op enige zaak van de deelnemers,

    • e.

      verstrekking van onjuiste gegevens en verzwijging van relevante gegevens op het moment van subsidieverlening.

  • 5 Aan de deelnemer worden de volgende verplichtingen ten aanzien van communicatie en disseminatie opgelegd:

    • a.

      de deelnemer is bereid om de behaalde projectresultaten in het kader van de verspreiding van good practices op provinciale bijeenkomsten te presenteren;

    • b.

      de deelnemer is bereid om na beëindiging van het project een afsluitende presentatie te geven;

    • c.

      de deelnemers verlenen medewerking aan een evaluatie van de effecten van het door hen uitgevoerde project, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hen kan worden verlangd. 

Artikel 15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 De penvoerder ontvangt een voorschot van 80 % van het totale subsidiebedrag op het moment van subsidieverlening.

  • 2 Betaling van het restantbedrag van het totale verleende subsidiebedrag vindt plaats na beëindiging van het project en controle van de eindrapportage. 

  • 3 De penvoerder ontvangt een subsidiebeschikking ten aanzien van het voorschot en een specificatie van het totale voorschotbedrag naar de afzonderlijke deelnemers in het project.

  • 4 Voorschotten worden betaald aan de penvoerder. 

  • 5 De penvoerder is verantwoordelijk voor de betaling van voorschotten aan de afzonderlijke deelnemers. 

Artikel 16 Subsidievaststelling

  • 1 De eindrapportage wordt schriftelijk uiterlijk drie maanden na afloop van het project ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Onverminderd artikel 4:76 en artikel 4:80 van de Awb, bestaat de eindrapportage uit:

    • a.

      een verantwoording van gemaakte en betaalde kosten door overlegging van facturen of gewaarmerkte rekeningen en van verkregen inkomsten;

    • b.

      bewijsstukken van publicaties en andere communicatie-uitingen.

  • 3 Substantiële afwijkingen ten opzichte van de begroting worden in de eindrapportage toegelicht.

  • 4 Eventueel eerder voor onderdelen van het project ontvangen subsidies worden verrekend met de vast te stellen subsidie. 

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 augustus 2012. 

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling elektrisch rijden en slimme decentrale netwerken Noord-Brabant 2010-2011. 

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 18 mei 2010 
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof.dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten
 

Wetstechnische informatie

Regeling vervallen per 01-08-2012

Subsidieregeling elektrisch rijden en slimme decentrale netwerken Noord-Brabant 2010-2011

Geldend van 23-12-2011 t/m 31-07-2012

Algemeen

Overheidsorganisatie Noord-Brabant
Organisatietype Provincie
Officiële naam regeling Subsidieregeling elektrisch rijden en slimme decentrale netwerken Noord-Brabant 2010-2011
Citeertitel Subsidieregeling elektrisch rijden en slimme decentrale netwerken Noord-Brabant 2010-2011
Vastgesteld door gedeputeerde staten
Onderwerp financiën en economie
Eigen onderwerp duurzaamheid, sociaal-economische zaken, subsidies, financieel kader
Indeling regeling Overig
Regeling onder de Omgevingswet Nee
Externe bijlagen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 105 en 143
  2. Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant, art. 2 en 15
  3. Omnibus Decentraal Regeling, zoals goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking N 726a/2007 van 3 april 2008, module 1

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Dit overzicht bevat alleen gepubliceerde versies.

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-2011 01-08-2012 Art. 14 en 17

20-12-2011

Provinciaal Blad, 2011, 342

2857173