-
1 Cultuureducatie: de verzamelnaam voor kunsteducatie, erfgoededucatie en media-educatie.
-
2 Erfgoededucatie: Cultureel erfgoed bestaat uit sporen uit het verleden in het heden,
die zichtbaar en tastbaar aanwezig zijn. Dat kunnen voorwerpen zijn in musea, archeologische
vondsten, archieven, monumenten en landschappen. Maar ook de daaraan verbonden gebruiken,
verhalen en gewoonten. Aldus wordt ook wel onderscheid gemaakt tussen het materieel
en immaterieel cultureel erfgoed.
Erfgoededucatie gaat over hoe het verleden zich in het heden manifesteert en zich
in toekomst zou moeten manifesteren. Aan het ontwikkelen van een dergelijk historisch
besef dragen bezoeken aan musea en archieven bij, maar ook het bestuderen van bijvoorbeeld
een gebouw, de loop van een straat in een oud stadsdeel en van een riviertje in eeuwenoud
landschap, lokale uitdrukkingen en gezegden en de plaatselijke verhalen en gebruiken.
-
3 Kunsteducatie: Het inzetten van kunst en/of kunstzinnige middelen in een didactische
setting om mensen de middelen te geven om gemotiveerd te kiezen uit en deel te nemen
aan een gevarieerd aanbod van kunstdisciplines en kunstproducten.
Kortweg: doelgericht leren omgaan met kunst.
Zélf tekenen, dansen, schrijven, toneelspelen, filmen enzovoorts is actieve kunstbeoefening.
Kunstbezoek, dus naar theater, dans, film, tentoonstellingen gaan, dat is receptief
van aard. Bij zowel actieve als receptieve kunstbeoefening kan reflectie plaatsvinden:
theoretische verdieping en/of kritische beschouwing. Optimaal voor kunsteducatie is
een combinatie van actief en receptief en die met reflectie te verbinden.
-
4 Media-educatie: Het kundig en kritisch leren omgaan met (massa)media. Het betreft
zowel de klassieke massamedia (kranten, radio, tv) als nieuwe media (Internet). De
belangrijkste toepassing is een of andere vorm van kritische inhoudelijke analyse,
zodat men zich bewust wordt van de kracht en mogelijkheden (en misbruik) van de media.
Daarnaast kunnen de conventies en vormentaal van massamedia geanalyseerd worden vanuit
cultureel en esthetisch oogpunt. Ten slotte is inzicht in de digitale media een derde
doelstelling.
Aldus ontstaat de drieslag visuele, culturele en digitale geletterdheid als doel van
media-educatie.
-
5 Cultuureducatieve producten: Bestaan uit twee componenten: een kunst- of erfgoedcomponent
en een educatieve component. Een cultuureducatief product omvat dus altijd een confrontatie
van leerlingen met een kunstproduct of een erfgoed object en daarmee samenhangende
educatieve activiteiten. Het accent kan soms op de éne, soms op de andere component
liggen.
-
6 Scholing cultuureducatie: scholing voor medewerkers van onderwijsinstellingen en
culturele instellingen.
Voor medewerkers van onderwijsinstellingen is scholing cultuureducatie gericht op
kennis nemen van het culturele veld (de aanbodzijde). Dat wil zeggen dat tijdens de
scholing kennis en inzicht wordt verworven over de culturele omgeving van de school,
over achtergronden, verschijningsvormen en de uitvoeringspraktijk van de (wereld van
de) kunsten en/of het cultureel erfgoed en over beleidsmatige en inhoudelijke uitgangspunten
van cultuureducatie. Scholing Cultuureducatie kan ook gericht zijn op het verwerven
van methodisch-didactische vaardigheden die nodig zijn om structurele activiteiten
op het gebied cultuureducatie te realiseren.
Voor medewerkers van culturele instellingen is scholing cultuureducatie gericht op
het kennis nemen van de cultuureducatiepraktijk in het basis- of voortgezet onderwijs.
Dat omvat beleidsmatige, methodisch-didactische en inhoudelijke aspecten van de cultuureducatie
in het onderwijs.
-
7 Ontwikkeling Scholing: de ontwikkeling van scholingsprogramma’s door culturele instellingen
ten behoeve van medewerkers van primair- of voortgezet onderwijsinstellingen. De scholingsprogramma’s
zijn gericht op kennis nemen van de aanbodkant, i.c. de kansen en mogelijkheden m.b.t.
cultuureducatie in de culturele sector en/of op het verwerven van methodisch-didactische
vaardigheden met als doel de verankering van de cultuureducatie in de school.
-
8 Culturele instellingen: Instellingen of organisaties, werkzaam op het terrein van
de kunsten of cultureel erfgoed. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen
instellingen met cultuureducatie als primaire taak (centra voor de kunsten, sommige
gezelschappen) en instellingen met cultuureducatie als afgeleide of secondaire taak
(gezelschappen, podia, musea, archieven).
-
9 Onderwijsinstellingen: Instellingen die onderwijs verzorgen voor leerlingen van
4 tot en met 18 jaar.
-
10 Kunstproducenten: Culturele instellingen of individuen die autonome kunstproducten
creëren of reproduceren. Individuen zijn aantoonbaar als zelfstandig werkend kunstenaar
geregistreerd, bijvoorbeeld bij de Kamer van Koophandel en/of zijn in bezit van een
relevante verklaring van arbeidsrelatie.