Inhoud regeling

Verordening nazorgheffing Noord-Brabant

Geldend van 16-04-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening nazorgheffing Noord-Brabant

PROVINCIALE STATEN van Noord-Brabant

gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 25 oktober 2005, alsmede de Memorie van Antwoord/Nota van Wijziging d.d. 29 november 2005; gelet op de artikelen 220 tot en met 221, 227 tot en met 232h van de Provinciewet en artikel 15.44 van de Wet milieubeheer; overwegende de wenselijkheid om met het oog op de toetsbaarheid en naleefbaarheid van provinciale regelgeving de Verordening nazorgheffing Noord-Brabant op onderdelen aan te passen;

Besluiten:

Verordening nazorgheffing Noord-Brabant

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

bedrijfsgebonden stortplaats: stortplaats als bedoeld in paragraaf 8.2 van de Wet milieubeheer;

doelvermogen: voor de eeuwigdurende nazorg benodigde vermogen dat op het moment van aanvang nazorg moet zijn opgebracht;

gesloten stortplaats: stortplaats ten aanzien waarvan de in artikel 8.47, derde lid, van de Wet milieubeheer, bedoelde verklaring is afgegeven;

niet-bedrijfsgebonden stortplaats: stortplaats niet zijnde bedrijfsgebonden stortplaats of stortplaats waar uitsluitend baggerspecie wordt gestort;

storten van afvalstoffen: storten als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer;

stortplaats: stortplaats als bedoeld in paragraaf 8.2 van de Wet milieubeheer;

ton: gewichtseenheid van 1.000 kg.

Artikel 2 Aard van de heffing

Onder de naam 'nazorgheffing' wordt bij wijze van een directe provinciale belasting een heffing opgelegd ter bestrijding van de kosten gemoeid met:

  • 1.

    de in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer bedoelde zorg voor de in de provincie Noord-Brabant gelegen stortplaatsen;

  • 2.

    de door de provincie Noord-Brabant uitgevoerde inventarisatie van plaatsen waar in deze provincie afvalstoffen zijn gestort en waar dat storten vóór 1 september 1996 is beëindigd en het onderzoek naar en systematische controle van de aanwezigheid, aard en omvang van eventuele verontreiniging aldaar.

Artikel 3 Belastingplicht

De nazorgheffing wordt geheven van degene die een stortplaats drijft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De nazorgheffing wordt niet geheven ter zake van stortplaatsen waar baggerspecie is gestort en die worden gedreven of mede worden gedreven door de minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 5 Maatstaf van de heffing

De nazorgheffing wordt geheven per stortplaats.

Artikel 6 Berekening van de heffing 

  • 1 Het bedrag van de heffing is als volgt opgebouwd:

    • a.

      het doelvermogen, berekend overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid, voor de kosten genoemd in artikel 2, eerste lid;

    • b.

      een opslag, uitsluitend voor niet-bedrijfsgebonden stortplaatsen, voor de kosten genoemd in artikel 2, tweede lid.

  • 2 Het basisbedrag, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt berekend op grondslag van het rekenmodel als opgenomen in bijlage 1 bij deze verordening.

  • 3 De opslag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bedraagt maximaal € 0,90 per ton gestort afval per jaar.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan de periode tussen inwerkingtreding van deze verordening en de aanvang van de nazorg nadat Gedeputeerde Staten verklaard heeft dat sprake is van een gesloten stortplaats.

Artikel 8 Wijze van heffing

De nazorgheffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Tijdstip van betaling

De verschuldigde nazorgheffing moet worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 10 Nadere regels

Het college van Gedeputeerde Staten is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de nazorgheffing.

Artikel 11 Kwijtschelding

In beginsel wordt bij de invordering van de heffing geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11a Hardheidsclausule

Indien door bijzondere omstandigheden de strikte toepassing van deze verordening naar het oordeel van Gedeputeerde Staten zou leiden tot een niet gerechtvaardigde uitkomst, kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van het bepaalde in deze verordening, mits de aard en strekking van deze verordening niet wordt aangetast.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2 Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening nazorgheffing Noord-Brabant’.

Artikel 13 Referendum

Vervallen

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 9 december 2005
Provinciale Staten voornoemd,
de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen
 de griffier mw. drs. E.M.W.J. Wöltgens

Bijlagen

Bijlage 1 behorende bij artikel 6, tweede lid, van de Verordening nazorgheffing Noord-Brabant

Berekeningsmethodiek nazorgheffing

Doel van het rekenmodel is het vaststellen van het doelvermogen wat vereist is op het moment dat een stortplaats definitief gesloten wordt en voor de nazorg overgedragen wordt aan de provincie. Het doelvermogen (en in aanloop daar naartoe, de bedragen die geïnd zijn middels voorlopige aanslagen) wordt beheerd in het Nazorgfonds, uit dit fonds dienen in de nazorgfase alle kosten gedekt te worden.

Het doelvermogen wordt als volgt gedefinieerd:

Netto contante waarde (exclusief BTW) benodigd op het moment van start nazorg ter financiering van de reguliere nazorgactiviteiten inclusief het risicobedrag. Het doelvermogen wordt berekend door het kapitaliseren van alle nazorgkosten. Het doelvermogen wordt uitgedrukt in het prijspeil van het jaar waarin de nazorg aanvangt.

De nazorgactiviteiten zijn gericht op het borgen dat de gesloten stortplaats geen nadelige gevolgen heeft naar het milieu, en als er eventuele nadelige gevolgen zijn, dat dan de grootst mogelijke bescherming wordt geboden tegen deze nadelige gevolgen.

Alle voorzieningen om deze bescherming te bereiken, en het in stand houden van deze voorziening (monitoring, onderhoud en vervanging), zijn opgenomen in het door de exploitant opgestelde en provincie goedgekeurde Nazorgplan. Voor het beoordelen van de nazorgplannen worden in IPO-verband opgestelde checklisten gebruikt. Deze checklisten worden als beleidsregel door Gedeputeerde Staten vastgesteld.

In het Nazorgplan voor de betreffende stortplaats is bijvoorbeeld opgenomen hoeveel peilbuizen er zijn, wat de frequentie van bemonstering en analyse daarvan moet zijn, en wat de kostprijs hiervan is. Aan de hand van het rekenmodel wordt dan de hoogte bepaald van het doelvermogen dat in het jaar van sluiting aanwezig dient te zijn om de kosten van bemonstering en analyse in de nazorgfase te dekken. Zo worden van alle vereiste voorzieningen de kosten in de nazorgfase bepaald. Er zijn voorzieningen waarvan de kosten regulier jaarlijks terugkomen (zoals monitoring en onderhoud). Daarnaast zijn er voorzieningen waarmee kosten gemoeid zijn bij vervanging na een bepaalde levensduur (zoals bovenafdichting of percolaatwaterzuiveringsinstallatie). Het rekenmodel maakt hierin onderscheid. Ook zijn in het rekenmodel kosten opgenomen ten behoeve van algemene nazorgactiviteiten en een risicobedrag voor het voorkomen of herstellen van eventuele verontreinigingen.

In een schema is de samenhang van deze elementen voor berekening van het vereiste doelvermogen als volgt:

afbeelding binnen de regeling

Het rekenmodel dat voor de berekening gebruikt wordt is een model die in IPO-verband ontwikkeld en gevalideerd is, het RINAS-rekenmodel (Rekenmodel Ipo Nazorg Stortplaatsen en baggerdepots). Het model is een computerprogramma, waarin de omschrijving van de voorzieningen, de in te voeren parameters voor de voorzieningen, zoals bijvoorbeeld de soort voorziening, frequentie, kostprijs en levensduur onderdeel zijn. Deze worden onder anderen ingevuld door het nazorgplan op grond van artikel 8.49 van de Wet milieubeheer en de zogenoemde IPO-checklisten die door Gedeputeerde Staten als beleidsregel worden vastgesteld.

Bij de berekening van het doelvermogen wordt ervan uitgegaan dat iedere uitgave halverwege het nazorgjaar plaatsvindt, en niet halverwege het kalenderjaar. Wordt er een kostenpost ingevoerd in nazorgjaar 5 bij een aanvang nazorg van 1 februari 2011, dan valt de daadwerkelijke uitgave op 1 augustus 2015. De precisie van de datum van aanvang van nazorg is op basis van halve maanden.

Kapitalisatie van de kostenposten vindt plaats op basis van de volgende formule:

afbeelding binnen de regeling

Waarin:

Ft’s:

[€]omvang fonds op t=t’s

Ktp:

[€] ingevoerde kostenpost op t= tp

t’s:

[kalenderjaar] gebroken kalenderjaar van aanvang nazorg. Met “gebroken jaar” wordt bedoeld dat dit een jaar is waarin een breuk voorkomt. Voorbeeld: als aanvang nazorg 1 april 2013 is, dan is t’s gelijk aan 2013 6/24

tp:

[kalenderjaar] kalenderjaar prijspeil van in RINAS ingevoerde kostenposten

c1:

[getal] afgeleide constante voor berekening van het rente- en inflatie-effect in de periode t’s tot tu. Met tu: wordt bedoeld het kalenderjaar in nazorgfase waarin het fonds aangesproken wordt om een uitgave te bekostigen

c2:

[getal] afgeleide constante voor berekening van inflatie-effect in de periode tp tot t’s

ju:

[kalenderjaar] (gebroken) nazorgjaar waarin de uitgave valt

De constanten C1 en C2 worden per doelvermogenberekening aan de hand van de gehanteerde rentepercentages voor inflatie en rendement van het Nazorgfonds. Deze constanten worden één keer uitgerekend en het resultaat wordt als constante gebruikt bij de berekeningen aan alle individuele kostenposten.

Deze formule wordt in RINAS in verschillende vormen ingezet afhankelijk van de soort periodiciteit van de kosten: éénmalig, om de x-aantal jaren, of meerdere keren per jaar.

  • a)

    eenmalige kostenpost in nazorgjaar ju

    Bij een eenmalige kostenpost in nazorgjaar ju is de formule ongewijzigd van toepassing.

  • b)

    kostenpost die om de x jaren terugkeert in de nazorgjaren j0 tot en met j1 (vervangskosten):

afbeelding binnen de regeling

Waarbij ju loopt van j0 tot en met j1 in stappen ter grootte van x

  • c)

    kostenpost die meerdere keren per jaar voorkomt in de nazorgjaren j0 tot en met j1 (onderhoudskosten). In dit geval kan de formule onder b) als volgt geschreven worden:

afbeelding binnen de regeling

Waarin:

  • n:

    [ getal ] aantal keer dat een uitgave per jaar voorkomt

Per kostenpost bepaalt RINAS welk van de formules a t/m c gebruikt zal worden. De berekende omvang van het totale fonds volgt uit de som van de individuele bijdragen Ft’s en wordt tenslotte vermeerderd met het door de gebruiker ingevoerde bedrag voor het risicofonds:

afbeelding binnen de regeling

Waarin :

R:

[€] risicofonds

D:

[€]doelvermogen

 

Wetstechnische informatie

Verordening nazorgheffing Noord-Brabant

Geldend van 16-04-2024 t/m heden

Algemeen

Overheidsorganisatie Noord-Brabant
Organisatietype Provincie
Officiële naam regeling Verordening nazorgheffing Noord-Brabant
Citeertitel Verordening nazorgheffing Noord-Brabant
Vastgesteld door provinciale staten
Onderwerp milieu
Eigen onderwerp afvalverwerking, financieel kader
Indeling regeling Verordening
Regeling onder de Omgevingswet Nee
Externe bijlagen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 220
  2. Provinciewet, art. 221
  3. Provinciewet, art. 227
  4. Provinciewet, art. 228
  5. Provinciewet, art. 229
  6. Provinciewet, art. 230
  7. Provinciewet, art. 231
  8. Provinciewet, art. 232a
  9. Provinciewet, art. 232b
  10. Provinciewet, art. 232c
  11. Provinciewet, art. 232d
  12. Provinciewet, art. 232e
  13. Provinciewet, art. 232f
  14. Provinciewet, art. 232g
  15. Provinciewet, art. 232h
  16. Wet milieubeheer, art. 15.44

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsregels nazorgheffing stortplaatsen 2004

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Dit overzicht bevat alleen gepubliceerde versies.

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-04-2024 artikel 1, 6, bijlage 1

05-04-2024

prb-2024-5099

5893642
14-04-2011 16-04-2024 art. 6, bijlage 1

25-02-2011

Provinciaal Blad, 2011, 86

Statenvoorstel 09/11
01-01-2006 14-04-2011 nieuwe regeling

09-12-2005

Provinciaal Blad, 2005, 180

Statenvoorstel 75/05