Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op grond van artikel 6.4 van de Waterwet het bevoegd
gezag zijn voor vergunningverlening ten behoeve van het onttrekken of infiltreren
van grondwater voor industriële toepassingen (boven de 150.000 m3 per jaar), de openbare drinkwatervoorziening en open bodemenergiesystemen;
Overwegende dat het toetsingskader daarvoor is opgenomen in de Waterwet, het Waterbesluit,
de Waterregeling en de Interim 0mgevingsverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat op 22 december 2021 het nieuwe Regionale Water- en Bodem Programma
Noord-Brabant 2022-2027 (RWP) in werking is getreden;
Overwegende dat het RWP een strategisch plan betreft waarin geen operationeel deel
is opgenomen, zodat een concreet toetsingskader voor vergunningverlening ontbreekt;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten het derhalve wenselijk achten met inachtneming
van het RWP een concreet toetsingskader voor vergunningverlening vast te stellen in
de vorm van deze beleidsregel.
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Toelichting behorende bij de Beleidsregel grondwaterbeheer Noord-Brabant 2023
I. Algemeen
Gedeputeerde Staten zijn op grond van artikel 6.4, van de Waterwet het bevoegd gezag
voor vergunningverlening ten behoeve van het onttrekken of infiltreren van grondwater
voor industriële toepassingen (boven de 150.000 m3 per jaar), de openbare drinkwatervoorziening en open bodemenergiesystemen.
Deze beleidsregel bevat de beoordelingsregels voor deze vergunningen. Deze beleidsregel
sluit aan bij de Wet bodembescherming. Daarnaast bevat het op 22 december 2021 in
werking getreden Regionaal Water en Bodem programma Noord-Brabant 2022 – 2027 (RWP)
beleid dat de basis vormt voor het toetsingskader van deze beleidsregel. Dit RWP is
een strategisch programma waarin geen operationeel deel is opgenomen zodat het wenselijk
is om een beleidsregel als toetsingskader voor vergunningverlening vast te stellen.
Deze beleidsregel vormt dus een aanvulling op de algemene bepalingen uit de Waterwet.
II. Artikelsgewijs
Artikel 1 Begripsbepalingen
De begripsbepalingen zijn overgenomen uit de Waterwet. Zo is grondwater “water dat
zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact
met de bodem of ondergrond staat”. Het onttrekken van grondwater is het onttrekken
of infiltreren van grondwater.
Voor het begrip bodemverontreiniging sluiten we aan bij de Wet bodembescherming. In
het RWP is opgenomen dat de bij het bevoegd gezag bekende bodem- of grondwaterverontreinigingen
te raadplegen zijn via noord-brabant.omgevingsrapportage.nl.
Het peilgestuurd gebied is een gebied waar voor oppervlaktewater peilbesluiten zijn
vastgesteld en de oppervlaktewaterpeilen actief gereguleerd kunnen worden door middel
van wateraanvoer en waterafvoer. In de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
(IOV) zijn de gebieden waarvoor waterschappen peilbesluiten moeten nemen, aangegeven;
zie onderstaande peilbesluitgebieden (in rood aangegeven) in de IOV:
Artikel 2 Beoordelingskader openbare drinkwatervoorziening of industrie
Eén van de basisprincipes van het RWP 2022 – 2027 is “de watervoorraad in balans”:
zowel de totale voorraad aan grondwater als de ondiepe grondwaterstanden moeten voldoende
zijn. Dit met als doel te komen tot een klimaatbestendig en veerkrachtig watersysteem.
Naast inzet op de aanvulling van de grondwatervoorraad houdt dat ook in zorgen voor
minder onttrekken van grondwater door waterbesparing, het verminderen van laagwaardig
gebruik ervan en het benutten van andere bronnen dan grondwater. Dit geldt met name
voor het laagwaardig gebruik van grondwater door huishoudens en industrie.
Minder onttrekken van grondwater kan ook door inzet van alternatieven voor grondwater
bij grootschalige toepassingen, zoals de zuivering van oppervlaktewater of collectieve
voorzieningen door een aantal onttrekkers van grondwater, of door kleinschalige alternatieven
op het niveau van individuele onttrekkers van grondwater, zoals hergebruik van proceswater,
inzet van andere middelen dan (grond)water of afbouw van het gebruik van (grond)water.
Het drinkwater in Noord-Brabant wordt gemaakt van grondwater. Het is van belang dat
de drinkwaterindustrie inzet op het terugdringen van laagwaardig gebruik van drinkwater
en inzet op andere bronnen, zoals bijvoorbeeld brak water.
De grens van 250 miljoen m3 per jaar betreft een beleidsmatig plafond aan grondwateronttrekkingen waarvoor de
provincie bevoegd gezag is. Uit een studie naar de draagkracht van het Brabantse grondwatersysteem
is gebleken dat dit beleidsmatig ingestelde plafond een goed gekozen volume is, in
relatie tot het in balans zijn van het Brabantse grondwater. Het drinkwatergebruik
stijgt in Noord-Brabant. Dat komt enerzijds door een toename van de bevolking, anderzijds
door een gestegen gebruik per persoon. Om tegemoet te komen aan de toenemende vraag
in relatie tot de leveringszekerheid (Drinkwaterwet) en om te komen tot een betere
spreiding van de winningen, is het nodig om de mogelijkheid te bieden om nieuwe onttrekkingen
van zowel zoet als brak grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening toe te staan.
Dat kan alleen bij overschrijding van het plafond van 250 miljoen m3 per jaar. Om de effecten van deze nieuwe winningen zo veel mogelijk te beperken is
(verdere) overschrijding van het plafond alleen toegestaan als de winning van zoet
en brak grondwater voor de drinkwaterindustrie duurzaam kan worden ingepast. Daarom
staan we alleen nieuwe winningen toe in het peilgestuurde gebied van Noord-Brabant.
In dit gebied is het effect van grondwateronttrekking relatief beperkt omdat:
- •
als in het peil gestuurde gebied extra grondwater wordt onttrokken, de effecten grotendeels
gecompenseerd worden door het oppervlaktewater;
- •
door de benedenstroomse ligging van het gebied de effecten op de rest van Noord-Brabant
klein zijn;
- •
aan de noordzijde van het gebied de effecten worden gedempt door de Maas en de Waal.
Artikel 3 Intrekking verleende vergunning
Dit artikel is opgenomen om te verduidelijken dat bij de belangenafweging om over
te gaan tot intrekking van de Waterwetvergunning ook de overige relevante grondwateronttrekkingen
in een gebied worden beoordeeld.
Artikel 4 Beoordelingskader bodemenergiesysteem
De regels in dit artikel zijn aanvullend op de regels voor open bodemenergiesystemen
in het Waterbesluit en de Waterregeling.
Toepassing van bodemenergiesystemen mag er niet toe leiden dat bekende bodem- of grondwaterverontreinigingen
negatief beïnvloed worden, bijv. door veranderende grondwaterstroming of verplaatsing.
Gemeenten zijn bevoegd om voor (een deel van) hun grondgebied een masterplan bodemenergie
vast te stellen. In een dergelijk masterplan gaat het om:
- •
de ordening van bodemenergiesystemen vanwege het voorkomen van negatieve onderlinge
beïnvloeding van bodemenergiesystemen (interferentie), zodat de potentie van de bodem
om energie te leveren optimaal kan worden benut;
- •
het voorkomen van negatieve beïnvloeding van andere bodemfuncties; en
- •
het waar mogelijk benutten van positieve interactie tussen bodemenergiesystemen onderling
en tussen bodemenergiesystemen en ander bodemgebruik.
Als een gemeente een plan heeft vastgesteld waarin is bepaald hoe bovenstaande onderwerpen
zijn geregeld, dient de aanvraag voor de vergunning voor het bodemenergiesysteem uit
te gaan van dit plan en maakt dit onderdeel uit van de toetsing.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter,
drs. M.P.J.M. van Gruijthuijsen
de secretaris,
drs. P.J. Buijtels