Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 25 november 2010 de Beleidsregels toepassing
Wet Bibob met betrekking tot omgevingsvergunningen Noord-Brabant 2010 hebben vastgesteld,
waarin is vastgelegd hoe Gedeputeerde Staten van de bevoegdheid tot toepassing van
de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gebruik maakt
bij het verstrekken van omgevingsvergunningen;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 3 februari 2015 een gewijzigde Beleidsregel
toepassing Wet Bibob hebben vastgesteld, waarin de wijze is vastgelegd waarop Gedeputeerde
Staten van de bevoegdheid tot toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur gebruik maakt voor wat betreft omgevingsvergunningen, subsidies
en overheidsopdrachten.
Overwegende dat Provinciale Staten op 20 april 2018 de moties “Inspelen om ondermijning
tegen te gaan” en “Bibob vastgoedtransacties” hebben aangenomen waarin Provinciale
Staten aan Gedeputeerde Staten verzoeken om intensivering, verbreding en versnelling
van Bibob-procedures voor wat betreft subsidies en vastgoedtransacties;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 3 juli 2018 hebben besloten de inzet op relationele
integriteit, ondermijning en de toepassing van de Wet Bibob substantieel te intensiveren;
Overwegende dat deze intensivering vraagt om een meer structurele toepassing van de
Wet Bibob op met name subsidies, vastgoedtransacties en overheidsopdrachten (aanbestedingen);
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op basis van het vorengaande tot uitbreiding en
aanpassing van hun beleid bij de toepassing van de Wet Bibob over willen gaan;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten gezien de omvang van de voorgenomen wijzigingen
hebben besloten om de huidige beleidsregel geheel te vervangen door een nieuwe beleidsregel;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Toelichting behorende bij de regeling Beleidsregel Wet Bibob Noord-Brabant 2018
Algemeen
Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
(hierna: Wet Bibob) in werking getreden. De Wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk
instrument. Als er een ernstig gevaar dreigt dat bijvoorbeeld een (aangevraagde) vergunning
mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen of om uit strafbare feiten
verkregen of te verkrijgen voordelen te benutten, dan kan het bevoegde bestuursorgaan
de aanvraag weigeren of de verleende vergunning intrekken. Zo wordt voorkomen dat
de overheid strafbare feiten faciliteert en wordt bovendien de concurrentiepositie
van bonafide ondernemers beschermd. Op deze manier beschermt de Wet
Bibob de integriteit van de overheid.
Om de mate van gevaar te bepalen, kan het bestuursorgaan eigen onderzoek verrichten
en kan het advies aanvragen bij het Landelijke Bureau Bibob (hierna: LBB).
De wet biedt tevens de mogelijkheid om gebruik te maken van deze instrumenten bij
het verlenen van subsidies, het aanbesteden van overheidsopdrachten en het aangaan
van vastgoedtransacties. Een minder zwaar instrument dat de Wet Bibob biedt, is het
verbinden van extra voorschriften aan een vergunning of subsidie dan wel het opnemen
van voorwaarden in overeenkomsten.
Gedeputeerde Staten en de provincie Noord-Brabant als rechtspersoon passen de Wet
Bibob sinds zijn inwerkingtreding toe. Zij doen dat sedert 2006 op basis van beleidsregels.
Sinds februari 2015 hanteren Gedeputeerde Staten de Beleidsregel toepassing Wet Bibob
Noord-Brabant. Daarmee werd de toepassing verbreed van uitsluitend betreffende omgevingsvergunningen
naar het terrein van subsidieverlening en aanbestedingen. Thans wensen Gedeputeerde
Staten de beleidsregel eveneens van toepassing te verklaren op vastgoedtransacties
en tegelijkertijd de toepassing in geval van subsidieverlening te intensiveren.
Artikelsgewijs
§ 1 Algemeen
Artikel 1 Begripsbepalingen
Deze beleidsregel geldt voor zowel beschikkingen (omgevingsvergunningen en subsidiebeschikkingen)
die verstrekt worden door Gedeputeerde Staten, als voor overheidsopdrachten en vastgoedtransacties.
Bij deze laatste twee categorieën handelingen treedt de rechtspersoon provincie Noord-Brabant
op. Daarom wordt in deze beleidsregel onder ‘Gedeputeerde Staten’ zowel het bestuursorgaan
als het college handelend namens de provincie Noord-Brabant verstaan.
§ 2 Omgevingsvergunningen
Artikel 2.1 Aanleiding eigen onderzoek
In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen gevallen waarin Gedeputeerde Staten
de mogelijkheid hebben om een Bibob-onderzoek in te stellen respectievelijk de gevallen
waarin zij dat steeds zullen doen (eerste, respectievelijk tweede en derde lid). De
gevallen waarin Gedeputeerde Staten een Bibob-onderzoek kunnen instellen, zijn niet
uitputtend opgesomd. Ook in niet genoemde gevallen is het mogelijk een onderzoek in
te stellen.
Voorts is er een onderscheid gemaakt tussen onderzoek doen bij aanvraag van een vergunning
(eerste en tweede lid) en onderzoek doen bij een reeds verleende vergunning (eerste
en derde lid).
Artikel 2.2 Werkwijze
Indien Gedeputeerde Staten een eigen onderzoek instellen, is de vergunningaanvrager/-houder
op grond van artikel 30 van de Wet Bibob verplicht een Bibob-vragenformulier in te
vullen. Dit formulier komt naast de gebruikelijke aanvraagformulieren voor de omgevingsvergunning.
Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd die in deze vragenformulieren zijn
vermeld of bij de uitreiking van de formulieren zijn benoemd. Het Bibob-vragenformulier
en alle andere gegevens die Gedeputeerde Staten van de betrokkene(n) nodig hebben
om het eigen onderzoek te kunnen verrichten, maken onderdeel uit van de aanvraag en
zijn daarmee gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 4:2, tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht. Mocht de betrokkene deze gegevens en bescheiden niet aanleveren,
dan kan dit leiden tot het buiten behandeling laten van de aanvraag op grond van artikel
4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2.3 Gevolgen eigen onderzoek
Na het uitvoeren van het eigen onderzoek kunnen Gedeputeerde Staten alvorens zij een
beslissing nemen, advies vragen aan het LBB. Als zij dat doen, informeren zij betrokkene
hierover. Als Gedeputeerde Staten in het advies van het LBB aanleiding zien om de
omgevingsvergunning te weigeren, dan stellen zij de betrokkene hiervan op de hoogte
en verstrekken zij hem een afschrift van het LBB-advies. Betrokkene krijgt de mogelijkheid
hierop te reageren.
Ook derden die in het advies genoemd worden, ontvangen de onderdelen van het advies
waarin zij genoemd worden, voor zover de gegevens van belang zijn voor de beslissing
van Gedeputeerde Staten. Op betrokkenen rust een geheimhoudingsplicht als bedoeld
in artikel 28 van de wet.
Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het LBB, wordt de wettelijke termijn
waarbinnen op de aanvraag dient te worden besloten, opgeschort vanaf de dag waarop
de aanvraag van het advies door het LBB in behandeling wordt genomen tot en met de
dag waarop Gedeputeerde Staten het advies hebben ontvangen, met een maximum van 8
weken. Een verlenging of een opschorting van de adviestermijn van het LBB (met maximaal
4 weken) op grond van artikel 15 van de wet leidt tot een verdere opschorting van
de wettelijke beslistermijn op de aanvraag om een omgevingsvergunning.
§ 3 Subsidies
Voor subsidieaanvragen geldt in beginsel dezelfde werkwijze als voor het aanvragen
van een omgevingsvergunning (zie toelichting bij § 2).
Artikel 3.1 Aanleiding eigen onderzoek
In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen gevallen waarin Gedeputeerde Staten
de mogelijkheid hebben om een Bibob-onderzoek in te stellen respectievelijk gevallen
waarin zij dat steeds zullen doen (eerste, respectievelijk tweede lid). In deze laatste
gevallen is een indeling gemaakt naar Bibob-risicoprofiel van de subsidieregeling:
aanvragen in het kader van subsidieregelingen met een hoog Bibob-risicoprofiel worden
altijd onderworpen aan een Bibob-onderzoek. Bij aanvragen in het kader van subsidieregelingen
met een middel of laag Bibob-risicoprofiel worden slechts steekproefsgewijs onderzoeken
uitgevoerd. Gedeputeerde Staten voeren echter niet zonder meer een onderzoek uit bij
aanvragen voor subsidies van minder dan € 25.000.
Artikel 3.3 Gevolgen eigen onderzoek
De gevolgen van het eigen onderzoek verschillen naargelang de subsidie wel of niet
reeds vastgesteld is. Indien vaststelling reeds heeft plaatsgevonden, kunnen Gedeputeerde
Staten de subsidie slechts ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen binnen vijf
jaar nadat de subsidievaststelling is bekendgemaakt, dan wel binnen vijf jaar na de
dag waarop in strijd is gehandeld met de verplichtingen of waarop aan de verplichtingen
had moeten zijn voldaan (zie artikel 4:49, derde lid Awb).
§ 4 Overheidsopdrachten
Bij het verstrekken van overheidsopdrachten geldt in beginsel dezelfde werkwijze als
voor het aanvragen van een omgevingsvergunning (zie toelichting bij § 2).
Artikel 4.1 Aanleiding eigen onderzoek
In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen gevallen waarin Gedeputeerde Staten
de mogelijkheid hebben om een Bibob-onderzoek in te stellen respectievelijk gevallen
waarin zij dat steeds zullen doen (eerste, respectievelijk tweede lid). In beide gevallen
beperkt Gedeputeerde Staten zich tot de sectoren die in de Wet Bibob worden genoemd:
bouw, ICT en milieu. Bij het bepalen of een overheidsopdracht binnen een van die sectoren
valt, nemen Gedeputeerde Staten de niet-uitputtende Lijst van opdrachten bij ‘Aanbestedingen’ van het LBB als uitgangspunt.
Artikel 4.3 Gevolgen eigen onderzoek
Gedeputeerde Staten kunnen bij overheidsopdrachten in de overeenkomst tot opdrachtverlening
ontbindende voorwaarden opnemen. Op die manier kunnen zij al een overeenkomst sluiten
in afwachting van de uitkomsten van een eigen onderzoek of een onderzoek van het LBB.
De uitkomsten van dat onderzoek kunnen dan aanleiding zijn om het contract alsnog
te ontbinden.
§ 5 Vastgoedtransacties
Artikel 5.1 Aanleiding eigen onderzoek
In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen gevallen waarin Gedeputeerde Staten
de mogelijkheid hebben om een Bibob-onderzoek in te stellen respectievelijk gevallen
waarin zij dat steeds zullen doen (eerste, respectievelijk tweede lid). In deze laatste
gevallen, maken Gedeputeerde Staten een onderscheid naar het type vastgoedtransacties.
Voor sommige vastgoedtransacties geldt dat in 100% van de gevallen een Bibob-onderzoek
zal plaatsvinden, voor sommige zal slechts steekproefsgewijs een onderzoek plaatsvinden.
Artikel 5.3 Gevolgen eigen onderzoek
Gedeputeerde Staten kunnen bij vastgoedtransacties in de overeenkomst ontbindende
voorwaarden opnemen. Op die manier kunnen zij bijvoorbeeld al een overeenkomst sluiten
in afwachting van de uitkomsten van een eigen onderzoek of een onderzoek van het LBB.
De uitkomsten van dat onderzoek kunnen dan aanleiding zijn om het contract alsnog
te ontbinden.
§ 6 Overige bepalingen
Artikel 6.1 Achterwege laten eigen onderzoek
Een eigen onderzoek blijft achterwege indien de betrokkene een publiekrechtelijke
rechtspersoon, een daarmee verbonden partij of een terreinbeherende organisatie is.
Verbonden partijen zijn alle entiteiten waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon
een bestuurlijk én een financieel belang heeft.
Artikel 6.2 Beperkt eigen onderzoek
Gedeputeerde Staten willen extra lasten voor het bedrijfsleven zoveel mogelijk voorkomen.
Daarom vindt er slechts een beperkt eigen onderzoek plaats indien er minder dan twee
jaar geleden al een eigen onderzoek heeft plaatsgevonden naar dezelfde betrokkene(n)
in het kader van een andere procedure. Het beperkte onderzoek ziet dan alleen op ontwikkelingen,
feiten en omstandigheden die in het eerdere onderzoek nog niet waren meegenomen.
Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,
de voorzitter
dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris
prof. drs. M.J.A. van Bijnen MBA