Toelichting algemeen
1. Wettelijke grondslagHet instrument van subsidieverstrekking is een van de instrumenten die door de provincie
Noord-Brabant wordt ingezet om haar beleidsdoelen te bereiken. Een subsidie is de
aanspraak op financiële middelen, die door de provincie wordt verstrekt aan burgers,
bedrijven en instellingen met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders
dan als betaling voor aan de provincie geleverde goederen of diensten. In de Algemene
wet bestuursrecht (Awb) is in hoofdstuk 4, titel 4.2, een wettelijke regeling opgenomen
voor het verstrekken van subsidies. Een belangrijk uitgangspunt is dat ingevolge artikel
4:23, eerste lid, van de Awb subsidieverstrekking moet berusten op een wettelijk voorschrift.
Deze Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv) voorziet daarin.
2. De Asv en subsidieregelingenDe Asv is een kaderverordening. De verordening beschrijft op hoofdlijnen voor welke
activiteiten subsidie kan worden verstrekt en bevat verder delegatie- en bevoegdheidsbepalingen.
Daarnaast geeft de Asv algemene procedureregels voor subsidieverstrekking. De Asv
verplicht Gedeputeerde Staten om de inhoudelijke en beleidsmatige aspecten van het
subsidiebeleid nader uit te werken in subsidieregelingen. In een subsidieregeling
kunnen Gedeputeerde Staten nadere regels stellen ten aanzien van bijvoorbeeld de te
subsidiëren activiteit, de subsidievereisten en de subsidieverplichtingen voor de
subsidieontvanger. Deze systematiek biedt de benodigde flexibiliteit om adequaat in
te spelen op de actualiteit en de mogelijkheid om maatwerk te leveren. De term ‘nadere
regels’ drukt uit waar het om gaat: Gedeputeerde Staten zijn bij het opstellen van
subsidieregelingen niet geheel vrij. Zij zijn gebonden aan de kaders van de Asv. In
de verordening is daarom precies aangegeven wat subsidieregelingen moeten en mogen
bevatten. Dit doet recht aan de kaderstellende rol van Provinciale Staten en past
in het duale stelsel. Uitgangspunt van deze verordening is dat voor alle subsidies,
behoudens begrotingssubsidies en incidentele subsidies, een subsidieregeling opgesteld
wordt. Voor het verstrekken van begrotingssubsidies en incidentele subsidies bevat
de Asv zelf de noodzakelijke procedureregels.
Ter bevordering van de uniformiteit, duidelijkheid en onderlinge afstemming, wordt
voor het opstellen van subsidieregelingen gebruik gemaakt van een model. Ten behoeve
van harmonisatie en deregulering wordt voorafgaand aan het opstellen van een subsidieregeling
standaard afgewogen of bundeling met andere subsidieregelingen tot de mogelijkheden
behoort.
3. De Asv in relatie tot andere wet- en regelgevingHet subsidierecht kent een gelaagde normstelling. Dat betekent dat een logische hiërarchie
van begrippen wordt opgebouwd in lagen van verschillend abstractieniveau. Eerst worden
de algemene normen beschreven, dan de meer bijzondere. Normen die op een hoger regelgevingsniveau
al zijn geformuleerd worden daarom op een lager niveau niet meer herhaald. Dit betekent
dat:
-
a. de subsidietitel in de Awb steeds in samenhang met de rest van de Awb moet worden
gelezen;
-
b. in de Asv geen normen worden herhaald die rechtstreeks op grond van de Awb gelden;
-
c. de Asv altijd in samenhang met de Awb moet worden gelezen;
-
d. in een subsidieregeling op basis van deze Asv geen normen worden herhaald die rechtstreeks
op grond van de Asv of Awb gelden;
-
e. een subsidieregeling altijd in samenhang met de Asv en de Awb moet worden gelezen.
Ook in de verhouding tussen Europees recht en nationaal recht geldt een gelaagde normstelling.
Normen die rechtstreeks gelden op basis van het Europees recht moeten op nationaal
en provinciaal niveau in acht worden genomen en worden niet meer herhaald in deze
Asv of de betreffende subsidieregeling. Voor Europese subsidies, dit zijn subsidies
die geheel of gedeeltelijk ten laste van de EU-begroting worden verstrekt, gelden
specifieke Europese regels. Dit zijn meestal Europese verordeningen of besluiten,
maar soms ook Europese documenten met een zachtere juridische status (soft law). Vaak
spelen nationale bestuursorganen, zoals de provincie, een rol bij de verstrekking
van Europese subsidies. Naast de op de betreffende Europese subsidie(programma’s)
van toepassing zijnde Europese uitvoeringsregels moet dan ook gebruik gemaakt worden
van het nationale recht. In die gevallen kunnen dus zowel de Europese subsidieregels,
soft law, de subsidietitel van de Awb, de subsidiekaderwetten van de verschillende
ministeries en de specifieke provinciale subsidieregelingen van toepassing zijn.
4. Het subsidiebegrip
4a. Omschrijving subsidiebegripHet begrip subsidie wordt in artikel 4:21, eerste lid, van de Awb omschreven als (a)
de aanspraak op financiële middelen, (b) door een bestuursorgaan verstrekt (c) met
het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, (d) anders dan als betaling voor
aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
Met ‘subsidie’ wordt een materieel begrip aangeduid. Dat betekent dat als een financiële
verstrekking voldoet aan de vier kenmerken van artikel 4:21, eerste lid, van de Awb,
het een subsidie is, ook al wordt de verstrekking met een andere naam aangeduid (bijvoorbeeld:
bijdrage, vergoeding, financiering, tegemoetkoming, opdracht. Voor het antwoord op
de vraag of op een bepaalde fianciële verstrekking de regels met betrekking tot subsidie
van toepassing zijn is dus niet bepalend welke naam daaraan wordt gegeven, maar of
deze valt onder de wettelijke defintie.
Financiële verstrekkingen die niet aan de vier kenmerken van artikel 4:21, eerste
lid, van de Awb, voldoen vallen buiten het subsidiebegrip, ook al worden ze subsidie
genoemd.
a. Een aanspraak op financiële middelen
Een subsidie betreft een aanspraak op financiële middelen. Dit kan een geldbedrag
zijn, maar ook een geldlening of garantstelling. De term ‘aanspraak’ geeft aan dat
er voor een subsidie geen sprake hoeft te zijn van een definitieve financiële overdracht
tussen het bestuursorgaan en de subsidieontvanger. Om die reden is een garantstelling
door een bestuursorgaan ook een subsidie. Het bestuursorgaan verschaft een economisch
voordeel (zonder de garantstelling zou de bank het krediet niet of tegen een hogere
rente hebben verstrekt) in de vorm van een aanspraak op geld.
Het leveren van goederen of diensten door de provincie om niet of onder de kostprijs,
ook wel subsidie ‘in natura’ genoemd, is geen aanspraak op geld en valt derhalve niet
onder het subsidiebegrip van artikel 4:21, eerste lid, van de Awb.
b. Verstrekt door een bestuursorgaan
Er is slechts sprake van een subsidie wanneer geld wordt verstrekt door of namens
een bestuursorgaan in de zin van de Awb, zoals Gedeputeerde Staten of Provinciale
Staten. Maar de jurisprudentie heeft bepaald dat onder bepaalde omstandigheden ook
privaatrechtelijke instellingen moeten worden gekwalificeerd als bestuursorgaan als
zij zich als zodanig gedragen. De financiële verstrekkingen door die instellingen
moeten in dat geval beschouwd worden als subsidie in de zin van artikel 4:21, eerste
lid, van de Awb.
c. Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager
De wetgever heeft bepaald dat het bij subsidie moet gaan om bepaalde, duidelijk omschreven
activiteiten van de subsidieontvanger. De bestedingsrichting van de middelen moet
met andere woorden duidelijk zijn en de subsidieontvanger mag het geld ook uitsluitend
aan het omschreven doel besteden. Om deze reden vallen bijvoorbeeld deelnemingen in
het aandelenkapitaal van ondernemingen, sociale uitkeringen of schadevergoedingen
niet onder de noemer ‘subsidie’. Dat geld wordt niet voor bepaalde activiteiten van
de ontvanger verstrekt.
d. Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten
Een financiële verstrekking is een subsidie als deze uitsluitend in het algemeen belang
wordt verstrekt en de provincie als subsidieverstrekker zelf niet rechtstreeks bij
de prestaties gebaat is. Commerciële transacties vallen dus buiten het subsidiebegrip.
Er is geen sprake van subsidie als de provincie een marktconforme vergoeding betaalt
voor door haar aangeschafte goederen of aan haar geleverde diensten. Onder betaling
wordt verstaan het overhandigen van een geldbedrag dat is afgestemd op de waarde van
de verkregen goederen of diensten in het economische verkeer.
4b. Subsidie of opdracht?Met de zinsnede ‘anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen
of diensten’ in artikel 4:21, eerste lid, van de Awb, heeft de wetgever de bedoeling
de subsidie te onderscheiden van het begrip ‘opdracht’ (ofwel inkoop). Uit de definitie
van de Awb volgt dat, als wordt betaald voor een opdracht, een volledige betaling
volgens markttarief, deze betaling dan niet kan worden aangemerkt als subsidie of
omgekeerd. Er is dus ofwel sprake van subsidie ofwel sprake van opdracht. Maar wanneer
is er nu sprake van subsidie en wanneer van opdracht?
Bij subsidie wordt een financiële bijdrage gegeven voor activiteiten die om redenen
van het algemeen belang wenselijk worden geacht. Het is dus overheidssteun met een
stimulerend karakter voor maatschappelijke doelen. Een opdracht is daarentegen een
commerciële transactie, waarbij tegen de marktprijs goederen, diensten of werken aan
de provincie (zelf) worden geleverd. Omdat tegenover de verstrekking een reële economische
tegenprestatie staat, is geen sprake van subsidie. Te denken valt bijvoorbeeld aan
de inkoop van computers of het laten schilderen van het provinciehuis.
Het is in de praktijk echter niet altijd eenvoudig om een financiële verstrekking
te kwalificeren als subsidie of als opdracht. Bij twijfel moet de rechtsverhouding
aan de hand van de omstandigheden van het concrete geval worden vastgesteld. Daarbij
kan volgens de Memorie van Toelichting bij de derde tranche van de Awb gekeken worden
naar:
-
a. de omvang van de financiële verstrekking in relatie tot de kostprijs;
-
b. de initiatiefnemer, en;
-
c. eventuele markttransacties tussen de subsidieontvanger en derden.
Deze criteria zijn in de jurisprudentie inmiddels verder in- en aangevuld.
De kwalificatie van een financiële verstrekking als subsidie of als opdracht is van
belang voor het toepasselijke rechtsregime. Op een subsidie zijn titel 4.2 van de
Awb en de Asv van toepassing en moeten de regels over staatssteun in acht genomen
worden. De subsidie wordt verstrekt via een beschikking waarop het bestuursrecht van
toepassing is. Bij geschillen is de bestuursrechter bevoegd. Een opdracht geschiedt
daarentegen bij overeenkomst, waarop titel 7 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
van toepassing is en de Europese en nationale regels over aanbesteding. De opdrachtnemer
verbindt zich jegens de opdrachtgever tot het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden.
De opdrachtnemer is verplicht de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. Bij geschillen
is de burgerlijke rechter bevoegd.
Een ander belang van een juiste kwalificatie van een financiële verstrekking is dat
opdrachtnemers over hun inkomsten uit opdrachten BTW moeten betalen. De prestaties
van subsidieontvangers zijn echter vrijgesteld van BTW.
4c. Subsidies en Europese staatssteunregelsDe regeling omtrent staatssteun is neergelegd in de artikelen 107 tot en met 109 van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Staatssteun omvat,
kort gezegd, alle voordelen van nationale overheden die door bepaalde ondernemingen
worden genoten, anders dan op grond van normale commerciële transacties.
Artikel 107, eerste lid, van het VWEU omvat vijf criteria aan de hand waarvan kan
worden beoordeeld of in een concreet geval een subsidie (of subsidieregeling of wijziging
van een subsidieregeling) als staatssteun moet worden aangemerkt:
-
a. de maatregel wordt door de overheid verleend of met overheidsmiddelen bekostigd;
-
b. de maatregel komt ten goede aan bepaalde ondernemingen of producties (selectiviteit);
-
c. de maatregel verschaft een voordeel dat niet langs normale weg (via de markt) zou
zijn verkregen;
-
d. de maatregel vervalst de mededinging of dreigt deze te vervalsen;
-
e. de maatregel beïnvloedt het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig.
Provinciale subsidies aan ondernemingen voldoen doorgaans aan deze criteria en zijn
daarom in beginsel verboden. In beginsel, want naast de uitzonderingen van artikel
107, tweede en derde lid, van het VWEU kan voor de verstrekking van dergelijke subsidies
voorafgaand daaraan goedkeuring worden verkregen van de Europese Commissie. Overigens
dient het begrip ‘onderneming’ in het Europees recht ruim opgevat te worden. Ingevolge
de jurisprudentie van het Europese Hof is een onderneming ‘elke eenheid die een economische
activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd.’
Daarbij geldt dat het aanbieden van goederen en diensten een economische activiteit
is, waarbij het niet van belang is of er feitelijk sprake is van concurrentie.
Als een aangevraagde subsidie zou leiden tot verstrekking van onrechtmatige staatssteun
kan de provincie deze weigeren. Omdat de plicht tot het naleven van het Europese staatssteunrecht
al rechtstreeks volgt uit het Europese recht, behoeft de bevoegdheid om de subsidie
te weigeren op grond van het staatssteunrecht geen grondslag in de Asv of een subsidieregeling.
Als de provincie de betreffende subsidie desondanks wenst te verstrekken, geldt als
hoofdregel dat zij de subsidie moet aanmelden bij de Europese Commissie. De Europese
Commissie onderzoekt vervolgens of de subsidie verenigbaar is met de gemeenschappelijke
markt. Voor een aanmeldplichtige subsidie(regeling) geldt een stand-still-beginsel.
Dat wil zeggen dat de subsidie(regeling) niet mag worden uitgevoerd voordat de Commissie
bij beschikking goedkeuring heeft verleend of geacht wordt goedkeuring te hebben verleend
(artikel 108, derde lid, van het VWEU). Ook kan de Commissie ingevolge artikel 108,
tweede lid, van het VWEU bepalen dat de betreffende subsidie(regeling) binnen een
bepaalde termijn moet worden opgeheven of gewijzigd.
Op de aanmeldplicht bestaan echter een aantal uitzonderingen. Een belangrijke uitzondering
betreft de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Verordening (EG) nr. 2008/800,
(AGV)). De AGV biedt de mogelijkheid om voor bepaalde categorieën van staatssteun
die steun direct te verlenen, zonder eerst een aanmeldprocedure te doorlopen en een
goedkeuring te hoeven afwachten.
Een tweede belangrijke uitzondering op de aanmeldplicht is de de-minimis steun. Verordening
1998/2006 (PbEU 2006, L379) bepaalt dat ‘de-minimis’-steun niet valt onder het verbod
van artikel 107, eerste lid, van het VWEU. De verordening is van toepassing op gevallen
waarin het bruto steunbedrag, ongeacht vorm en doel en vóór aftrek van de directe
belastingen, voor een onderneming over een periode van drie jaar het plafond van € 200.000
niet overschrijdt. De de-minimisplafonds verschillen overigens per sector. Omdat de
provincie bij de verstrekking van een dergelijke subsidie zich ervan moet vergewissen
dat het voor de subsidieontvanger geldende plafond over de afgelopen drie fiscale
jaren niet wordt overschreden, moet de subsidieontvanger een de-minimisverklaring
ondertekenen.
De Europese Commissie heeft tot slot onder meer de bevoegdheid om op te dragen een
in strijd met de Europese staatssteunregels verstrekte subsidie terug te vorderen
tot 10 jaar na de dag waarop de subsidie aan de subsidieontvanger verstrekt is. Nationale
termijnen voor terugvordering staan hieraan niet in de weg.
5. Deregulering, lastenvermindering, uniformering en vereenvoudigingMet deze Asv is gestreefd naar een eenvoudig, helder en begrijpelijk systeem voor
subsidieverstrekking alsmede naar een vergaande vermindering van uitvoerings- en administratieve
lasten. Om deze deregulering en optimalisering van het subsidiesysteem te bereiken
zijn allereerst de Aanwijzingen voor de Provinciale Regelgeving (APR) gevolgd. Dit
betekent dat de Asv is opgesteld conform de geldende normen voor regelgeving (zoals
rechtmatigheid, doeltreffendheid, doelmatigheid, subsidiariteit, evenredigheid, uitvoerbaarheid,
handhaafbaarheid, onderlinge afstemming, eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid).
Daarnaast is bij het opstellen van deze verordening gekeken naar het verminderen van
indieningsvereisten voor subsidieaanvragen. Om te voorkomen dat overbodige aanvraagvereisten
worden gesteld, is het uitgangspunt van de Asv dat subsidie wordt aangevraagd door
middel van speciaal daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulieren.
Bij het bepalen welke gegevens door de subsidieaanvrager moeten worden ingediend nemen
Gedeputeerde Staten de proportionaliteit in acht. Dat wil zeggen dat de aard en de
hoeveelheid van de gevraagde gegevens in redelijke verhouding moet staan tot de omvang
van de gevraagde subsidie. Zo kan per subsidie(stroom) maatwerk worden geleverd.
Verder zijn bij het opstellen van de Asv de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking
gevolgd. Deze aanwijzingen zijn verplicht voor de verstrekking van rijkssubsidies
en zijn vastgesteld bij Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene
Zaken, van 15 december 2009, nr. 3086451, houdende vaststelling Aanwijzingen subsidieverstrekking.
Door de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking als uitgangspunt te nemen voor deze
Asv, is aangesloten bij de landelijke ontwikkeling om het Rijkssubsidiekader (Rsk)
te implementeren. Het Rsk is op 24 april 2009 door de ministerraad vastgesteld en
ziet op een consistent en samenhangend geheel van maatregelen die de verantwoording
en het financiële beheer van subsidies vereenvoudigen en uniformeren. Het Rijk beoogt
zo de administratieve lasten met 30% te verminderen en de uitvoeringslasten met 20%,
zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheden om verantwoording af te leggen over de
rechtmatigheid. Ook de provincie mag met de implementatie van dit systeem op een substantiële
lastenvermindering rekenen. Daarnaast wordt hiermee bijgedragen aan het bereiken van
landelijke uniformiteit in de subsidieverstrekking. Zo hebben niet alleen de provincies
zich gecommitteerd aan het Rsk, maar heeft ook de VNG dit geheel nieuwe subsidiesysteem
opgenomen in zijn modelverordening. Voor subsidieaanvragers heeft landelijke uniformiteit
tot voordeel dat overal vergelijkbare eisen gelden.
6. Rijkssubsidiekader
6a. UitgangspuntenIn deze Asv is conform het Rsk een nieuw systeem van verantwoording en financieel
beheer van subsidies geïmplementeerd. Dit subsidiesysteem is gebaseerd op de volgende
vier uitgangspunten:
-
a. proportionaliteit;
-
b. sturing op prestaties en hoofdlijnen;
-
c. uniformering en vereenvoudiging;
-
d. verantwoord vertrouwen en risicoacceptatie.
a. Proportionaliteit
Het belangrijkste uitgangspunt is proportionaliteit. Dit betekent dat er een redelijke
verhouding bestaat tussen het subsidiebedrag en de lasten die met de subsidie gepaard
gaan.
De proportionaliteit krijgt in deze Asv invulling door te werken met drie standaard
arrangementen. De arrangementen onderscheiden zich van elkaar door de voorwaarden
en verplichtingen die worden gesteld aan de uitvoering en verantwoording van de subsidie.
De arrangementen zijn ingedeeld op basis van een objectief criterium, namelijk het
subsidiebedrag. Hoe lager het subsidiebedrag hoe minder verantwoordingseisen er worden
gesteld en hoe eenvoudiger de uitvoering is. De arrangementen zijn niet statisch.
Gedeputeerde Staten kunnen op grond van een risicoanalyse een minder streng arrangement
van toepassing verklaren.
b. Sturing op prestaties en hoofdlijnen
De Asv gaat bij de kleinere subsidies uit van prestatiesubsidiëring in plaats van
subsidiëring op basis van werkelijke kosten. Prestatiesubsidiëring betekent dat er
een vast bedrag wordt betaald voor een vooraf afgesproken activiteit, prestatie of
prestatie-eenheid. Door het afrekenen op basis van prestaties en het schrappen van
een gedetailleerde financiële verantwoording, worden bij deze subsidies de administratieve
lasten en uitvoeringslasten fors verminderd. Daarnaast ontstaat bij het verstrekken
van een vast bedrag voor een bepaalde prestatie de prikkel om de subsidie efficiënt
te besteden. De nadruk bij de subsidieverlening ligt op het vooraf vaststellen en
definiëren van de activiteit of de prestatie waarvoor de subsidie wordt verstrekt
tegen een vooraf afgesproken prijs. Hierbij kunnen Gedeputeerde Staten gebruik maken
van instrumenten als referentielijsten en normbedragen.
c.Uniformering en vereenvoudiging
Het derde uitgangspunt is het uniformeren, vereenvoudigen en stroomlijnen van regels
en verplichtingen. Subsidieregelingen zijn vaak verschillend geformuleerd zonder dat
daar een reden voor is. Hierdoor ontstaan veel vormen van subsidieverlening en -verantwoording
en een opeenstapeling van voorschriften en controles. De diversiteit wordt nog groter
als ook naar andere overheden wordt gekeken. De veelheid aan verschillende regels
en de versnippering compliceren de uitvoering voor zowel overheid als subsidieontvanger.
Deze Asv bevat daarom uniforme en vereenvoudigde regels en verplichtingen voor de
aanvraag, uitvoering en verantwoording van subsidies en sluit daarbij aan bij andere
provincies, het Rijk en gemeenten.
d. Verantwoord vertrouwen en risicoacceptatie
Het vierde uitgangspunt is het werken vanuit vertrouwen in plaats van wantrouwen.
Dit krijgt vorm door niet meer alle subsidieontvangers in alle gevallen te belasten
met verantwoordingen, rapportages en controles. De aandacht verschuift naar de risicogebieden
en -groepen en naar de uitzonderingen. Dit betekent ook meer eigen verantwoordelijkheid
van de subsidieontvanger. Met het oog op het tegengaan van misbruik en oneigenlijk
gebruik van subsidies is er een sluitend systeem dat bestaat uit de volgende onderdelen:
eigen verantwoordelijkheid, (steekproefsgewijze) verantwoording, risicogerichte controle
en een actieve en consistente aanpak van misbruik en oneigenlijk gebruik (handhaving).
Bij de totstandkoming van elke subsidieregeling wordt een risicoanalyse uitgevoerd
die schriftelijk wordt vastgelegd. Op grond hiervan kunnen Gedeputeerde Staten besluiten
om aanvullende administratieve of fysieke controles uit te voeren. Dit systeem is
vastgelegd in een beleid voor misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies (M&O-beleid).
6b. Standaard arrangementenDe drie standaard arrangementen die de Asv hanteert voor subsidieverstrekking verschillen
wat betreft de uitvoerings- en verantwoordingseisen. Hoe lager het subsidiebedrag
hoe minder verantwoordingseisen worden gesteld en hoe eenvoudiger de uitvoering is.
Voor het van toepassing zijn van elk van de arrangementen wordt gebruik gemaakt van
grensbedragen.
arrangement 1: subsidies tot € 25.000
-
direct vaststellen (d.w.z. zonder voorafgaande verlening), of;
-
ambtshalve vaststellen en desgevraagd verantwoording over de prestaties
arrangement 2: subsidies van € 25.000 tot € 125.000
arrangement 3: subsidies van € 125.000 en hoger
6c. PrestatiesubsidiëringBij subsidies tot € 125.000 (arrangementen 1 en 2) wordt uitgegaan van prestatiesubsidiëring
in plaats van subsidiëring van de input op basis van de werkelijke kosten. Dit betekent
dat er een vast bedrag (lumpsum) of een vast bedrag per prestatie-eenheid (P x Q)
wordt verstrekt ten behoeve van een vooraf overeengekomen activiteit of prestatie.
De subsidieontvanger moet na afloop van de activiteiten aantonen dat de activiteiten
verricht zijn. Hiermee komen bij deze subsidies gedetailleerde financiële verantwoordingen
te vervallen. De verantwoording geschiedt uitsluitend over de uitgevoerde activiteiten
of over een vooraf bepaalde meetbare prestatie-eenheid. Daarbij geven Gedeputeerde
Staten vooraf in de subsidieregeling of in de beschikking tot subsidieverlening aan
op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Op basis van een risicoanalyse kunnen
Gedeputeerde Staten besluiten om een controle ter plaatse uit te voeren. Met name
de toepassing van de arrangementen 1 en 2 dringt zowel voor de provincie als voor
de subsidieontvanger het aantal handelingen in het subsidieproces terug. Daarnaast
ontstaat bij het verstrekken van een vast bedrag voor een bepaalde prestatie de prikkel
om de subsidie efficiënt te besteden. Het subsidieproces wordt daarmee ook efficiënter.
Bovendien mogen Gedeputeerde Staten voor deze subsidies aan de subsidieontvanger niet
de verplichting opleggen om een door een accountant opgesteld stuk, zoals een controleverklaring,
te overleggen. Dit levert voor de subsidieontvanger een directe kostenbesparing op.
Conform het Rsk biedt deze Asv de mogelijkheid om een ‘lichter’ arrangement toe te
passen op een hoger subsidiebedrag. Of dit toelaatbaar is, moet blijken uit een schriftelijk
vast te leggen risicoanalyse. Als het toelaatbaar blijkt, dan leidt dit uiteraard
tot een extra lastenvermindering. Een ‘strenger’ arrangement op een lager subsidiebedrag
toepassen mag niet, omdat dit juist een lastenverzwaring betekent.
6d. Vast bedrag of vast bedrag per prestatie-eenheidSubsidies tot € 125.000 (arrangementen 1 en 2) worden in de vorm van een vast bedrag
(lumpsum) of een vast bedrag per prestatie-eenheid verstrekt (Price x Quantity). De
subsidieontvanger moet na afloop van de activiteiten aantonen dat de activiteiten
verricht zijn. De verantwoording geschiedt over de uitgevoerde activiteiten of over
een vooraf bepaalde meetbare prestatie-eenheid. Daarbij geven Gedeputeerde Staten
vooraf aan op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Uitgangspunt is dat als
sprake is van een subsidieregeling, dit in de subsidieregeling wordt vastgelegd en
anders in de beschikking tot subsidieverlening. Op basis van een risicoanalyse kunnen
Gedeputeerde Staten besluiten om een controle ter plaatse uit te voeren. Zoals hiervoor
bij de standaard arrangementen reeds aangegeven, brengt prestatiesubsidiëring zowel
voor de provincie als de subsidieontvanger het aantal handelingen in het subsidieproces
terug. Daarnaast ontstaat bij het verstrekken van een vast bedrag voor een bepaalde
prestatie de prikkel om de subsidie efficiënt te besteden. Zo draagt prestatiesubsidiëring
bij aan een efficiënter en transparanter subsidieproces.
Subsidies van € 125.000 en hoger (arrangement 3) worden op de traditionele wijze afgerekend,
namelijk op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.
6e. Verklaring inzake werkelijke baten en lastenBij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 (arrangement 2) biedt de Asv de mogelijkheid
om bij wijze van hoge uitzondering op de hiervoor genoemde arrangementen de subsidieontvanger
op basis van een verklaring inzake werkelijke baten en lasten aan te laten tonen dat
de activiteiten zijn verricht. Een afzonderlijke prestatieverantwoording komt dan
te vervallen. Verantwoording door middel van een dergelijke verklaring is echter uitsluitend
toegestaan in het geval dat de baten en lasten ter zake van de te verrichten activiteiten
in verband met de aard van die activiteiten zodanig ongewis zijn dat een realistische
begroting niet vereist kan worden.
6f. Meldingsplicht subsidieontvanger en vermindering tussentijdse rapportagesHet principe dat gewerkt wordt vanuit vertrouwen in plaats van wantrouwen ligt ook
ten grondslag aan de vermindering van informatieverplichtingen. Dit betekent meer
eigen verantwoordelijkheid voor de subsidieontvanger. Zo moet deze onverwijld melden
wanneer de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden
verricht of dat niet of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan.
In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieverlening wijzigen of intrekken,
de subsidie lager of op nihil vaststellen, voorschotten opschorten of verplichtingen
aanpassen. Indien er geen melding is gedaan en pas bij een aanvraag voor vaststelling
of bij een steekproef blijkt dat er wel een melding gedaan had moeten worden, kan
dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente. In geval van misbruik
wordt dit geregistreerd.
Omdat de subsidieontvanger zelf verantwoordelijk is voor het melden van afwijkende
omstandigheden, neemt de noodzaak om tussentijdse rapportages en verantwoordingen
op te vragen af. In het kader van het vertrouwensprincipe worden daarom niet meer
alle subsidieontvangers in alle gevallen belast met verantwoordingen, rapportages
en controles. Voor subsidies van € 125.000 en hoger, waarbij de periode van uitvoering
van de activiteiten meer dan 12 maanden bedraagt, geldt echter altijd de verplichting
om ten hoogste een keer per periode van 12 maanden een voortgangsrapportage te overleggen.
Dit laatste is noodzakelijk voor een juiste toepassing van het baten-lasten-stelsel.
Een vermindering van het aantal tussentijdse rapportages levert voor zowel de provincie
als voor de subsidieverstrekker een tijdsbesparing op. Bovendien leidt het voor de
subsidie-ontvanger tot minder handelingen.
6g. Vereenvoudiging bevoorschottingVermindering van administratieve lasten voor de subsidieontvanger en uitvoeringslasten
voor de provincie brengt met zich dat bevoorschotting gelijktijdig en ambtshalve plaatsvindt
met de beschikking tot subsidieverlening. Dit betekent dat de subsidieontvanger geen
specifieke aanvragen tot bevoorschotting meer hoeft in te dienen en er ook geen bevoorschotting
meer plaatsvindt op grond van voortgangsrapportages. Deze maatregel levert voor zowel
de provincie als voor de subsidieontvanger een tijdsbesparing op. Voor de subsidieontvanger
leidt het bovendien tot een vermindering van het aantal uit te voeren handelingen.
6h. Uniforme termijnenIn deze Asv zijn de standaard beslistermijnen van het Rsk overgenomen. Het gaat om
standaardtermijnen voor de standaardprocesstappen. De termijn waarbinnen een beschikking
tot subsidieverlening moet worden gegeven bedraagt 13 weken na ontvangst van de aanvraag
of binnen 13 weken na afloop van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend.
In bepaalde uitzonderingsgevallen geldt een beslistermijn van 22 of 40 weken. Alle
termijnen zijn maximumtermijnen; uiteraard dient een zo kort mogelijke termijn te
worden gehanteerd.
Ook de indieningstermijnen voor de subsidievaststelling zijn standaard op 13 weken
gesteld, behalve bij de exploitatie- en begrotingssubsidies. Het uniformeren van termijnen
draagt bij aan een transparanter subsidieproces.
6i. Uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarievenVerschillende uitgangspunten en definities per subsidie ten aanzien van subsidiabele
kosten en tarieven leggen een grote (lasten)druk op de administratieve systemen van
subsidieontvangers. De Asv voorziet daarom in een door Gedeputeerde Staten vastgestelde
regeling voor uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen voor uurtarieven. Daarin
wordt aangesloten bij het Rsk, dat voor de berekening van subsidiabele uurtarieven
bij de subsidieontvanger uitgaat van standaardberekeningswijzen die zijn gebaseerd
op:
-
a. integrale kosten;
-
b. kosten per kostendrager vermeerderd met een forfaitaire opslag voor indirecte kosten,
of;
-
c. een forfaitair vastgesteld uurtarief.
Bij uniforme kostenbegrippen moet gedacht worden aan uniforme definities voor kostenbegrippen
als loonkosten, subsidiabele kosten, kostendrager, urenbasis, etc. Het werken met
standaard berekeningswijzen en kostenbegrippen is eenvoudig en transparant, levert
een tijdsbesparing op en draagt bij aan de rechtszekerheid van de subsidieontvanger.
6j. Beleid voor misbruik en oneigenlijk gebruik subsidiesWerken vanuit vertrouwen betekent het accepteren van een zeker risico. Om op verantwoorde
wijze een deel van de huidige sturing los te kunnen laten, moet aan extra randvoorwaarden
worden voldaan om misbruik te voorkomen. Deze randvoorwaarden worden verankerd in
een provinciebreed beleid om misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O-beleid) te voorkomen.
Risicomanagement, strikte handhaving en registratie van misbruik moeten hier deel
van uitmaken. Nieuw zijn de risicoanalyses vooraf, steekproefsgewijze verantwoording,
steekproefsgewijze controles, actieve en consistente handhaving, een register misbruik
en oneigenlijk gebruik (zwarte lijst) en periodieke evaluatie van alle subsidieregelingen.
Door op deze manier invulling te geven aan het principe van verantwoord vertrouwen
worden goedwillende burgers, bedrijven en instellingen minimaal belast en hoeven de
goeden niet onder de kwaden te leiden.
Het opstellen en toepassen van M&O- beleid vergroot de efficiency en transparantie
van het subsidieproces en biedt de subsidieontvanger bovendien de vereiste rechtszekerheid.
Een andere manier om transparantie en openheid over het door de provincie gevoerde
subsidiebeleid te geven is het inmiddels operationele Openbare Subsidieregister. Een
ieder kan in dit register zien aan wie en voor welk bedrag de provincie subsidie verleent.
Daarmee functioneert dit register ook als een controlemechanisme en draagt het bij
aan het M&O-beleid.
7. HandhavingIn de Asv zijn geen bepalingen opgenomen inzake de handhaving van aan een subsidie
verbonden verplichtingen of de bestrijding van subsidiefraude.
Bij subsidiefraude gaat het bijvoorbeeld om het verstrekken van onjuiste of onvolledige
gegevens met het oogmerk om zo ten onrechte subsidie te verkrijgen of meer subsidie
dan waar men recht op heeft. Bij de niet-nakoming van subsidieverplichtingen gaat
het om een subsidieontvanger die de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt
niet of niet naar behoren heeft verricht of anderszins de aan de subsidie verbonden
verplichtingen niet heeft nageleefd.
De subsidietitel van de Awb voorziet in de benodigde sancties die in deze gevallen
kunnen worden opgelegd. Alle sanctiebevoegdheden zijn discretionair geformuleerd.
Dit betekent dat de provincie kán overgaan tot het opleggen van een sanctie en daartoe
een belangenafweging moet maken. Deze discretionaire bevoegdheid en de in dat kader
te maken belangenweging is door Gedeputeerde Staten nader ingevuld en ingekaderd in
het M&O-beleid. Op grond van het communautaire recht geldt echter dat als er onregelmatigheden
worden geconstateerd in de uitvoering van Europese subsidieregelingen, dit in beginsel
móet leiden tot intrekking en terugvordering van de betreffende subsidie. De subsidieontvanger
dient zich hiervan bewust te zijn.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2 Delegatie regelgevende bevoegdheid
Eerste lid Nadere regelsDit artikel betreft de overdracht van bevoegdheden van Provinciale Staten aan Gedeputeerde
Staten. Gedeputeerde Staten ontlenen aan dit artikel de bevoegdheid om nadere subsidieregelingen
op te stellen ter uitvoering van deze verordening. Dat het hier om een delegatiebepaling
gaat wordt zichtbaar gemaakt door gebruik van de zinsnede “door Gedeputeerde Staten”.
Het artikel noemt negen beleidsvelden waarop Gedeputeerde Staten subsidieregelingen
mag maken. Deze indeling in beleidsvelden is afkomstig uit het Besluit begroting en
verantwoording provincies en gemeenten juncto de Regeling informatie voor derden.
Voor deze landelijke standaard voor provincies is bewust gekozen, omdat de provinciale
begrotingsindeling regelmatig aan verandering onderhevig is, terwijl de gekozen functionele
indeling verankerd is in genoemde Rijksregelgeving en veel minder snel zal wijzigen.
Bovendien is met deze functies en de bijbehorende subfuncties uit bijlage 1a van de
Regeling informatie voor derden, gegarandeerd dat alle beleidsterreinen worden bestreken.
Zo vallen onder het beleidsveld welzijn ook sport en kunst.
Op grond van het eerste lid zijn Gedeputeerde Staten niet alleen bevoegd, maar ook
verplicht om voor het verstrekken van subsidie een subsidieregeling op te stellen.
Dit lid doet verder recht aan artikel 4:23, eerste lid, van de Awb dat de eis bevat
dat er voor de verstrekking van subsidie altijd een wettelijke grondslag moet bestaan
(in de vorm van een subsidieregeling).
Tweede lid AfwijkingOmdat het opstellen van een subsidieregeling niet in alle gevallen is vereist, geeft
het tweede lid aan in welke gevallen dat niet hoeft. Zo is een uitzondering in de
Awb gemaakt voor subsidies die rechtstreeks op grond van een Europees programma worden
verstrekt. Ook maakt de Awb een uitzondering voor de begrotingssubsidies en de incidentele
subsidies. Deze uitzonderingen worden ook wel “buitenwettelijke” subsidies genoemd,
omdat ze geen grondslag vinden in een subsidieregeling. Voor de buitenwettelijke incidentele
subsidies geldt wel een verslagverplichting op grond van artikel 4:23, vierde lid,
van de Awb. Dat betekent dat Gedeputeerde Staten jaarlijks een verslag dienen te publiceren
van alle verstrekte incidentele subsidies. Indien er sprake is van meerdere incidentele
subsidies, die op grond van de regels omtrent staatssteun gemeld moeten worden bij
de Europese Commissie, adviseert de Europese Commissie hiervoor een subsidieregeling
te maken, omdat zij de voorkeur heeft voor het toetsen van één regeling boven meerdere
losse aanvragen.
Artikel 3 Vereisten nadere regels
Eerste lid MinimumvereistenIn de Awb zijn diverse minimumvereisten gesteld waar een subsidieregeling aan moet
voldoen. De bepalingen die Gedeputeerde Staten verplicht moeten opnemen in een subsidieregeling
zijn opgesomd in het eerste lid van dit artikel. Ter bevordering van de kwaliteit
en uniformiteit van subsidieregelingen binnen de provincie Noord-Brabant wordt voor
het opstellen van subsidieregelingen gebruik gemaakt van een standaardmodel. Zowel
de artikelen van deze verordening als die van het standaardmodel voor subsidieregelingen
volgen de chronologie van het proces van subsidieverstrekking.Onder h Evaluatie
Voor evaluatie komen in aanmerking zowel de mate van verwezenlijking van de doelstellingen
en de neveneffecten als de evenredigheid, subsidiariteit, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid,
afstemming van de desbetreffende subsidieregeling op deze verordening en eventuele
andere regelingen, eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid. Welke vorm van evaluatie
moet worden gekozen, zal afhangen van onder meer het gewicht van de desbetreffende
subsidieregeling, de maatschappelijke betekenis ervan en de aan de evaluatie verbonden
lasten. In het algemeen lijkt een evaluatietermijn van vier jaar, in samenhang met
de statenperiode, in de rede te liggen. Onder omstandigheden kan echter een andere
termijn de voorkeur verdienen.
Alle subsidieregelingen zullen daarnaast jaarlijks aan het eind van het kalenderjaar
worden onderzocht op noodzaak van actualisatie. Bij deze actualisatie kunnen dan de
subsidieplafonds voor het nieuwe kalenderjaar worden aangepast, alsmede technische
wijzigingen in de regeling worden doorgevoerd die uit de uitvoeringspraktijk zijn
gebleken. Tevens kan dit wijzigingsmoment worden gebruikt om beleidsmatig bij te sturen
als de regeling niet het gewenste effect lijkt te sorteren.
Tweede lid Facultatieve bepalingenHier zijn de bepalingen opgenomen die Gedeputeerde Staten facultatief kunnen opnemen
in een subsidieregeling.Onder h Reservevorming
Gedeputeerde Staten kunnen bij exploitatiesubsidies en begrotingssubsidies bepalingen
over reservevorming opnemen in de desbetreffende subsidieregeling respectievelijk
de beschikking tot subsidieverlening indien dit beleidsmatig wenselijk is. Veelal
zullen bepalingen omtrent reservevorming een inperking van reservevorming betekenen.
In andere gevallen kan het juist wenselijk zijn een bepaalde mate van reservevorming
toe te staan, bijvoorbeeld in het kader van de afbouw van een subsidie. Door het toestaan
van reservevorming wordt het voor de subsidieontvanger mogelijk om andere financiers
aan te trekken. Hij kan dan een eigen vermogensbuffer opbouwen, zodat hij op termijn
op eigen benen kan staan en subsidie wellicht niet meer nodig is.
Artikel 4 Delegatie bevoegdheid tot besluitvorming
Eerste lid Bestuurlijke en financiële competentieDit lid biedt de grondslag voor Gedeputeerde Staten om alle besluiten te nemen die
rondom het subsidieverleningsproces nodig zijn. Gedeputeerde Staten zijn daarmee bevoegd
om alle soorten subsidies, genoemd in artikel 4:23 van de Awb, te verstrekken. Dus
ook de begrotingssubsidies en de incidentele subsidies. Toegevoegd is de voorwaarde
dat de in de provinciale begroting voor het desbetreffende beleidsdoel opgenomen gelden
toereikend zijn. Dat betekent dat Gedeputeerde Staten slechts subsidie kunnen verstrekken,
indien Provinciale Staten de desbetreffende begrotingspost hebben goedgekeurd.
Tweede lid Aard bevoegdhedenDe hier gegeven opsomming geeft een nadere invulling van wat Provinciale Staten onder
het verstrekken van subsidie verstaan en waartoe Gedeputeerde Staten precies gedelegeerd
zijn.
Derde lid Andere doelgebonden en niet-doelgebonden verplichtingenDit lid vormt de wettelijke grondslag voor Gedeputeerde Staten om naast de standaardverplichtingen
van artikel 4:37 van de Awb ook de verplichtingen genoemd in de artikelen 4:38 en
4:39 van de Awb aan een beschikking tot subsidieverlening te mogen verbinden. Zonder
een dergelijke grondslag in deze verordening zouden Gedeputeerde Staten hiertoe niet
bevoegd zijn.
Vierde lid Afwijking
Onder a HardheidsclausuleHet toepassen van de hardheidsclausule is slechts zeer sporadisch nodig als er een
goede subsidieregeling aan ten grondslag ligt. Het moet immers gaan over onvoorzienbare
gevallen. Wat te voorzien is, dient vooraf in de subsidieregeling te worden geregeld.
Besluiten tot afwijking van deze verordening of een subsidieregeling op grond van
de hardheidsclausule zijn om die reden voorbehouden aan Gedeputeerde Staten en mogen
niet in mandaat worden afgedaan.Onder b Begrotingssubsidies en incidentele subsidiesIncidentele subsidies kenmerken zich door het ontbreken van een subsidieregeling,
waardoor er geen inhoudelijk vastomlijnd beleid bestaat waarbinnen een gemandateerde
zou mogen besluiten.
Begrotingssubsidies zijn subsidies van doorgaans grote financiële omvang aan een unieke
subsidieontvanger voor een exclusieve prestatie. Ofschoon de financiële competentie
in algemene zin reeds is afgedekt, doordat Provinciale Staten deze subsidieontvangers
met naam en bedrag via de begroting heeft goedgekeurd, is het van groot belang dat
de juiste verplichtingen aan deze subsidies worden verbonden. Bijvoorbeeld verplichtingen
over de toegestane reservevorming, het bevoorschottingsregime en dergelijke. Aangezien
voor deze buitenwettelijke subsidies niet kan worden teruggevallen op een subsidieregeling
is het noodzakelijk per begrotingssubsidie maatwerk te leveren. Ook voor begrotingssubsidies
geldt derhalve dat er geen vastomlijnd beleid bestaat waarbinnen een gemandateerde
zou mogen besluiten.
Het verlenen van incidentele subsidies en begrotingssubsidies is om die reden voorbehouden
aan Gedeputeerde Staten en worden niet in mandaat afgedaan.
Artikel 4a Wet BibobOm te voorkomen dat de overheid ongewild criminaliteit in de hand werkt is in 2003
de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)
ingesteld. Voor de invoering van de Wet Bibob konden alleen de politie en het Openbaar
Ministerie ingrijpen als er sprake was van malafide praktijken. Met de Wet Bibob hebben
nu ook andere bestuursorganen, zoals gemeenten, provincies en aanbestedende diensten
als Rijkswaterstaat een bestuurlijk instrument waarmee ze de mogelijkheid hebben om
bedrijven en personen te screenen en criminele activiteiten aan te pakken. Ze kunnen
bij vermoeden van malafide praktijken de integriteit van houders en aanvragers van
vergunningen en subsidies laten onderzoeken en toetsen bij het landelijk bureau Bibob.
De bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om van dit Bibob-artikel gebruik te maken is
een discretionaire bevoegdheid. Gedeputeerde Staten kunnen dus zelf bepalen voor welke
subsidies zij deze mogelijkheid willen creëren. De resultaten van de risicoanalyses
vooraf kunnen daarbij bepalend zijn. Ook de uiteindelijke toepassing van de bevoegdheden
van de Wet Bibob is een discretionaire bevoegdheid. Gedeputeerde Staten moeten altijd
zelf een belangenafweging maken. Deze discitionaire bevoegdheid en de in dat kader
te maken belangenafweging is door Gedeputeerde Staten nader ingevuld en ingekaderd
in een daartoe opgestelde beleidsregel inzake toepassing Wet Bibob.
Artikel 5 Misbruik en oneigenlijk gebruikIn dit artikel wordt aan Gedeputeerde Staten de opdracht gegeven misbruik en oneigenlijk
gebruik van subsidies tegen te gaan. Gedeputeerde Staten hebben de in dit artikel
genoemde verplichtingen voor het tegen gaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van
subsidies uitgewerkt in een beleidsregel (M&O-beleid). Het M&O-beleid vormt een belangrijk
onderdeel van het nieuwe subsidiesysteem en ziet op een sluitend systeem van eigen
verantwoordelijkheid, (steekproefsgewijze) verantwoording, risicogerichte controle
en een actieve en consistente handhaving. Daarnaast maken ook de risicoanalyses vooraf,
steekproefsgewijze controles, toepassing van de Wet Bibob, een register misbruik en
oneigenlijk gebruik (zwarte lijst) en de periodieke evaluatie van alle subsidieregelingen
deel uit van dit beleid.
Artikel 6 Doelgroep
Onder a RechtspersonenHet verstrekken van subsidies aan rechtspersonen heeft binnen de provincie Noord-Brabant
de voorkeur. Verstrekking van gelden aan rechtspersonen is financieel minder risicovol
dan verstrekking aan natuurlijke personen, omdat rechtspersonen veelal meer financiële
buffers hebben om in verhaalsituaties gelden terug te betalen. Bovendien zijn rechtspersonen
door hun omvang doorgaans beter in staat gewenste projecten te ontwikkelen. Rechtspersonen
zullen daardoor beter in staat zijn de met de subsidie beoogde doelstellingen van
Gedeputeerde Staten te bereiken. Onder b Natuurlijke personen
In sommige gevallen kan verstrekking van subsidie aan natuurlijke personen toch aangewezen
en zinvol zijn voor het bereiken van de gewenste beleidsdoelstellingen. Vanwege de
hiervoor geschetste financiële risico’s dient hier echter terughoudend mee te worden
omgegaan. Indien het toch wenselijk is om natuurlijke personen aan te wijzen als doelgroep
van de subsidie kan het zinvol zijn garanties in te bouwen om te zorgen dat bij misbruik
of oneigenlijk gebruik verhaal mogelijk is. Te denken valt aan een bankgarantie.
Verplichte samenwerkingsverbanden van rechtspersonen en natuurlijke personen zijn
natuurlijk ook mogelijk en dragen eveneens bij aan risicospreiding.
Artikel 7 Vormen van subsidie
Eerste lid Subsidievormen
Onder a ProjectsubsidieBij een projectsubsidie gaat het om subsidie voor producten, activiteiten of een samenhangend
geheel van activiteiten die afgebakend zijn in de tijd. Projectsubsidies zijn altijd
gericht op een specifiek eindresultaat. De in het kader van het project uitgevoerde
activiteiten behoren op het moment van de subsidieaanvraag niet tot de alledaagse
bedrijfsvoering. Het gaat hier dus niet om de reguliere activiteiten van de aanvrager,
maar om eenmalige en specifieke projecten, die zonder subsidie niet tot stand zouden
komen. Veelal betreft het innovatieve activiteiten; de zogenaamde “kersen op de taart”.
Voorbeelden van projectsubsidies zijn subsidie voor het aanleggen van grasdaken, subsidie
voor het nemen van energiebesparende maatregelen, subsidie voor de bouw van een topsportlocatie,
subsidie voor grondverbeteringsprojecten, etc. Projectsubsidies worden altijd verstrekt
op basis van een subsidieregeling.Onder b ExploitatiesubsidieEen exploitatiesubsidie is een subsidie voor een of meer kalenderjaren. Onder de term
exploitatiesubsidie wordt ook de zogenaamde budgetsubsidie begrepen. Een budgetsubsidie
is de strengere variant van de exploitatiesubsidie, omdat er meer op prestaties wordt
gestuurd dan bij de exploitatiesubsidie. Bij dit soort subsidies gaat het om een structurele
subsidie die wordt verstrekt voor activiteiten die behoren tot de kernactiviteiten
die de subsidieontvanger gewoonlijk in het kader van zijn dagelijkse bedrijfsvoering
ontplooit. Het gaat dus om subsidiëring van een deel of alle reguliere werkzaamheden
van de aanvrager. Meestal is de subsidieontvanger voor een groot deel van zijn bestaan
of de instandhouding van zijn bedrijf afhankelijk van de desbetreffende subsidie.
Voorbeelden van exploitatiesubsidies zijn een jaarlijkse subsidie aan jeugdzorgaanbieders
of een jaarlijkse subsidie voor een instelling die het bedrijfsleven adviseert over
economische activiteiten. Exploitatiesubsidies worden altijd verstrekt op basis van
een subsidieregeling.Onder c BegrotingssubsidieIn bepaalde gevallen is het toegestaan om niet op basis van een subsidieregeling,
maar op basis van een post op de begroting subsidie te verlenen. Artikel 4:23, derde
lid, onder c, van de Awb bepaalt hierover dat er geen wettelijk voorschrift is vereist,
indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag, waarop de subsidie ten hoogste
kan worden vastgesteld, vermeldt. Een begrotingssubsidie is een zogenaamde buitenwettelijke
subsidie. De vermelding van de ontvanger en het bedrag kan overigens ook in de toelichting
bij de begroting worden gedaan. Vermelding in een subsidieprogramma is echter niet
voldoende volgens de toelichting van de Awb. Subsidieverstrekking op grond van een
begrotingspost kan met name aan de orde zijn bij exploitatiesubsidies die, veelal
structureel, slechts aan één of enkele ontvangers worden verstrekt. Het betreft een
subsidie voor een unieke subsidieontvanger en een exclusieve prestatie. Jaarlijks
wordt bij het vaststellen van de begroting getoetst of er (nog steeds) sprake is van
een unieke positie van subsidieontvanger in de markt, omdat er anders strijd kan ontstaan
met Europese regelgeving. Door in de begroting of de toelichting bij de begroting
de subsidieontvanger en het bedrag te vermelden, is publieke controle mogelijk en
kan een wettelijke subsidieregeling achterwege blijven. Ingegeven door de wens om
te komen tot heldere, voor alle subsidievormen geldende formele vereisten is er bij
het opstellen van deze verordening voor gekozen om ook begrotingssubsidies in deze
verordening op te nemen. Hiermee wordt bereikt, dat ook voor begrotingssubsidies de
formele vereisten met betrekking tot aanvraag, indiening en behandeling gelden en
dat ook de arrangementen van het rijkssubsidiekader van toepassing zijn. De bestuurlijke
en administratieve lasten worden hierdoor beperkt.Onder d Incidentele subsidieVoor een incidentele subsidie is geen wettelijk voorschrift (subsidieregeling) nodig.
In artikel 4:23, vierde lid, onderdeel d, van de Awb is neergelegd, dat in incidentele
gevallen kan worden afgezien van het basisvereiste dat slechts op grond van een wettelijk
voorschrift subsidie kan worden verstrekt. Die situatie doet zich voor, indien er
noch een subsidieregeling, noch vast beleid is die voorzien in subsidiëring van de
desbetreffende activiteiten. Een incidentele subsidie is dus net als een begrotingssubsidie
een zogenaamde buitenwettelijke subsidie. Het initiatief voor een incidentele subsidie
ligt vrijwel altijd bij de subsidieaanvrager. Zou het initiatief immers bij de provincie
liggen, dan was er wel beleid en een subsidieregeling. Incidentele subsidies zijn
daarom bedoeld voor gevallen, waarin zowel het aantal subsidieontvangers als het tijdvak
van subsidiëring beperkt is. Meestal zal het gaan om eenmalige projectsubsidies, veelal
in de vorm van een zogenaamde waarderingssubsidie. Bijvoorbeeld een bepaalde maatschappelijk
relevante stichting bestaat 25 jaar en vraagt vanwege dit jubileum een incidentele
subsidie aan. Een subsidie voor maximaal één jaar, maar met een groot aantal subsidieontvangers,
is dus niet incidenteel. Een subsidie aan één subsidieontvanger met een structureel
karakter, dat wil zeggen dat meerdere keren achter elkaar subsidie wordt verleend
voor dezelfde activiteiten, mag ook niet als incidenteel worden gezien. Evenmin is
een eenmalige subsidie voor alle scholen in het basisonderwijs een incidentele subsidie.
Ingegeven door de wens om te komen tot heldere, voor alle subsidievormen geldende
formele vereisten is er bij het opstellen van deze verordening voor gekozen om ook
incidentele subsidies in deze verordening op te nemen. Hiermee wordt bereikt, dat
ook voor incidentele subsidies de formele vereisten met betrekking tot aanvraag, indiening
en behandeling gelden en dat ook de arrangementen van het rijkssubsidiekader van toepassing
zijn. De bestuurlijke en administratieve lasten worden hierdoor beperkt.
Tweede lid Wijze van subsidieverstrekkingWaar voorheen meestal sprake was van de meer traditionele vorm van subsidies in de
zin van ‘subsidie in de vorm van een geldbedrag’, waarbij het geld dus niet meer bij
de provincie terug komt, wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van subsidie in
de vorm van een geldlening of subsidie in de vorm van een garantstelling. Hierdoor
vloeit het geld ook weer terug naar de provincie (revolving funds). Bij een lening
is het revolverend karakter snel duidelijk. De middelen worden via een subsidie in
de vorm van een geldlening uitgeleend en later weer terugbetaald. Na elke aflossing
kunnen de middelen opnieuw worden ingezet. Een subsidie in de vorm van een garantie
heeft ook een indirect revolverend karakter. De waarde van de garantie daalt in de
loop van de tijd en loopt af als de lening waarop de garantie betrekking heeft is
afgelost. Daarna kan de garantie opnieuw worden ingezet. Door de inzet van deze nieuwe
subsidievormen kan er meer worden bereikt met minder geld.
Deze revolverende manier van subsidiëren is met name geschikt voor projectsubsidies
met voldoende kasstromen, zodat er door de subsidieontvanger voldoende middelen worden
gegenereerd om te kunnen aflossen. In hoeverre een revolving fund zichzelf in stand
kan houden, hangt voor de provincie af van de mate waarin er inkomsten kunnen worden
gegenereerd. Inkomsten kunnen worden gegenereerd door het heffen van een rente bij
een lening of een premie bij een garantie.
Voor het aangaan van geldleningen en garantstellingen hebben Gedeputeerde Staten ingevolge
de Provinciewet toestemming nodig van Provinciale Staten. Deze toestemming is bij
subsidies in de vorm van een geldlening of garantstelling gegarandeerd, doordat Provinciale
Staten vooraf altijd de begrotingspost moeten goedkeuren, op grond waarvan de subsidieregeling
wordt opgesteld en op grond waarvan de subsidies worden verstrekt. Dit is geregeld
in artikel 4, eerste lid van deze verordening. Op basis van die bepaling mogen Gedeputeerde
Staten subsidie verstrekken. Het verstrekken van subsidie in de vorm van een geldlening
of een garantstelling is minder risicovol, dan het verstrekken van subsidie in de
vorm van een geldbedrag. Doordat de leningen grotendeels weer zullen worden terugbetaald
en de garantstellingen waarschijnlijk maar enkele keren echt tot uitbetaling komen,
houdt de provincie veel meer geld in kas. Bij subsidie in de vorm van een geldbedrag
komt het geld niet meer terug bij de provincie. Net als subsidie in de vorm van een
geldbedrag wordt een garantstelling of lening altijd verstrekt met het oog op bepaalde
door de subsidieontvanger te verrichten activiteiten.Onder a GeldbedragSubsidie in de vorm van een geldbedrag is de meest voorkomende vorm van subsidies.
Bij het verstrekken van subsidies op deze wijze wordt in toenemende mate met tendersystemen
(alleen de beste projecten komen voor subsidie in aanmerking) gewerkt, in plaats van
dat projecten op volgorde van binnenkomst worden gesubsidieerd tot het plafond is
bereikt. Voorwaarde is wel dat de subsidieactiviteiten zich lenen voor een tendervorm,
gezien de daarmee gemoeide tijd en uitvoeringslasten.Onder b GeldleningSubsidie in de vorm van een geldlening is een andere, veelal revolverende, vorm van
subsidieverstrekking. Een geldlening is een afspraak tussen de subsidieaanvrager en
de provincie. De provincie spreekt af om tijdelijk middelen beschikbaar te stellen.
De subsidieontvanger verplicht zich om de middelen terug te betalen. Dit kan tegen
een lagere rente dan marktconform en zelfs ook renteloos, maar dan dienen wel de staatssteunaspecten
te worden meegenomen in die afweging en ook het revolverende karakter kan in gevaar
komen. Het risico voor de provincie is dat de subsidieontvanger de uitgeleende middelen
niet of slechts gedeeltelijk terugbetaalt, ook wel kredietrisico genaamd, door bijvoorbeeld
faillissement van de subsidieontvanger.Onder c GarantstellingNaast subsidie in de vorm van een geldlening is ook subsidie in de vorm van een garantstelling
een, vaak revolverende, vorm van subsidieverstrekking. Er bestaan verschillende soorten
garantstellingen. Het meest gebruikelijk is een garantstelling die gekoppeld is aan
de terugbetaling van een lening, ook wel borgstelling genoemd. Er zijn ten minste
drie partijen bij een garantstelling betrokken, te weten de subsidieontvanger, de
provincie en de bank. Een garantstelling is een afspraak tussen de subsidieaanvrager
en de provincie. De provincie spreekt af om borg te staan voor een door een bank verstrekte
lening aan de subsidieontvanger. Als de subsidieontvanger zich niet aan de betalingsafspraken
met de bank houdt, kan de bank zich tot de provincie wenden. De provincie betaalt
vervolgens aan de bank. Alleen bij wanbetaling hoeft de provincie dus te betalen.
Evenals een geldlening kan een garantstelling zowel marktconform als niet-marktconform
worden verleend. In het laatste geval moeten de regels omtrent staatssteun in acht
worden genomen.
Artikel 8 Weigeringsgronden
Eerste lid Algemene weigeringsgrondenIn de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb worden diverse wettelijke weigeringsgronden
genoemd waarvan Gedeputeerde Staten gebruik kunnen maken bij het verstrekken van subsidie.
Deze weigeringsgronden zijn rechtstreeks van toepassing op het verstrekken van subsidie.
Naast deze wettelijke weigeringsgronden hebben Provinciale Staten in dit lid ook nog
enkele algemene weigeringsgronden opgenomen die dwingend van toepassing zijn op het
verstrekken van alle subsidies op grond van deze verordening. Gedeputeerde Staten
hebben daarbij dus niet, zoals in de Awb, een discretionaire bevoegdheid om de weigeringsgronden
al dan niet toe te passen. Gedeputeerde Staten hebben wel de bevoegdheid om in de
desbetreffende subsidieregeling nog aanvullende weigeringsgronden op te nemen die
specifiek betrekking hebben om de te subsidiëren activiteiten. Dat blijkt uit de in
de aanhef van dit artikel gebruikte zinsnede: “in ieder geval”.
Voor incidentele subsidies en begrotingssubsidies vormt artikel 8 het enige afwegingskader,
omdat er geen subsidieregeling aan ten grondslag ligt.Onder a OndergrensDeze weigeringsgrond is bedoeld om de uitvoeringslasten van de provincie te beperken.
Tweede lid BezoldigingsnormMet deze weigeringsgrond wordt invulling gegeven aan de wens om subsidiegelden op
een maatschappelijk verantwoorde wijze in te zetten. Een exploitatie- of begrotingssubsidie,
die naar haar aard aangemerkt kan worden als een exploitatiesubsidie, wordt in zijn
geheel geweigerd als uit een subsidieaanvraag blijkt dat de aanvrager van een dergelijke
subsidie bestuurders en andere personen die voor hem werkzaam zijn bezoldigt boven
het salaris van een minister én de desbetreffende aanvrager voor meer dan 50% [via
aangenomen amendement gewijzigd in: 25%] van zijn inkomsten afhankelijk is van subsidies
of bijdragen van de overheid.
Om te bepalen of het gestelde bezoldigingsmaximum wordt overschreden worden niet alleen
de bezoldiging, maar ook de toelagen en toeslagen van de betreffende bestuurders of
andere personen in de berekening betrokken.
Wanneer een overschrijding eerst achteraf bij gelegenheid van de subsidievaststelling
wordt geconstateerd, zal dit tot lagere vaststelling en overeenkomstige terugvordering
van verstrekte voorschotten leiden. Vaststelling op nihil en volledige terugvordering
ligt in beginsel voor de hand.
Voor de toepasselijkheid van de weigeringsgrond is het in principe niet van belang
of de betreffende exploitatie- of begrotingssubsidie, die naar haar aard aangemerkt
kan worden als een exploitatiesubsidie, wordt gefinancierd uit de autonome middelen
van de provincie of uit bijvoorbeeld een doeluitkering. Mocht voor deze laatste categorie
echter rijksregelgeving afwijkende regels voorschrijven, dan wijkt deze bepaling van
rechtswege.
Artikel 9 SubsidievereistenVerwezen wordt naar de toelichting bij de vormen van subsidie in artikel 7.
Artikel 10 Berekeningswijze subsidiabele kostenOm de totstandkoming van het subsidiebedrag van uurtarieven te vereenvoudigen hebben
Gedeputeerde Staten een regeling inzake uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen
vastgesteld. In die regeling worden eenduidige definities gebruikt voor kostenbegrippen,
zoals integrale kosten, urenbasis, loonkosten, indirecte kosten, overhead, kosten
van derden, etc. Verder wordt uitgegaan van drie standaardberekeningswijzen voor de
berekening van uurtarieven, namelijk de berekening op basis van integrale kosten,
de berekening op basis van een uurtarief per kostendrager, vermeerderd met een forfaitair
vastgestelde opslag voor indirecte kosten of het hanteren van forfaitair vastgestelde
uurtarieven. Bij deze laatste twee berekeningswijzen wordt bovendien uitgegaan van
uniforme forfaitaire elementen voor de berekening van uurtarieven, zoals het aantal
werkbare uren op jaarbasis.
In de desbetreffende subsidieregeling of in de beschikking tot subsidieverlening bepalen
Gedeputeerde Staten volgens welke van de drie gestandaardiseerde berekeningswijzen
subsidieontvanger de subsidiabele kosten dient te berekenen. Daarbij wordt in principe
aangesloten bij de praktijk van de subsidieontvanger, maar bij de afweging tussen
het al dan niet bieden van een keuzemogelijkheid aan de subsidieontvanger wegen Gedeputeerde
Staten ook de administratieve- en uitvoeringslasten.
Artikel 11 Niet subsidiabele kostenDit artikel heeft betrekking op BTW die bedrijven kunnen verrekenen respectievelijk
BTW die overheden kunnen compenseren.
Artikel 12 Vereisten subsidieaanvraagHet uitgangspunt van dit artikel is dat subsidie wordt aangevraagd door middel van
een speciaal daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Het vaststellen
van een aanvraagformulier door Gedeputeerde Staten dient het ordelijke verloop van
de behandeling van aanvragen.
Het aanvraagformulier bevat een overzicht van de gegevens die van de subsidieaanvrager
benodigd zijn om een subsidieaanvraag goed te kunnen beoordelen. Het bestaat uit een
algemeen deel met algemene gegevens, zoals naam, adres, woonplaats en een bijzonder
deel. De in het bijzondere deel gevraagde gegevens zijn specifiek afgestemd op de
desbetreffende subsidie of subsidieregeling. Zo dient op basis van deze verordening
bij exploitatie- en begrotingssubsidies in ieder geval altijd een verklaring te worden
toegevoegd dat de bezoldiging van bestuurders en personen werkzaam voor de subsidieaanvrager
niet uitgaat boven het salaris van een minister.
De aard en de hoeveelheid van de gevraagde gegevens moet op basis van het proportionaliteitsbeginsel
altijd in redelijke verhouding staan tot de aard en de omvang van de gevraagde subsidie
en steeds terug te voeren zijn op de desbetreffende subsidieregeling en deze verordening.
Daarnaast mogen Gedeputeerde Staten op basis van artikel 4:2 van de Awb die gegevens
vragen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover subsidieaanvrager
redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Aanvraagformulieren zijn te vinden op de provinciale website www.brabant.nl of kunnen
op verzoek worden toegestuurd.
Artikel 13 Subsidiearrangementen
Eerste en tweede lid PrestatiesubsidiëringBij subsidies tot € 125.000 wordt uitgegaan van prestatiesubsidiëring in plaats van
subsidiëring van de input op basis van werkelijke kosten. Dit betekent dat er een
vast bedrag (lumpsum) of een vast bedrag per prestatie-eenheid (Price x Quantity)
wordt verstrekt ten behoeve van een vooraf bepaalde activiteit of prestatie. De subsidieontvanger
moet na afloop van de activiteiten aantonen dat de activiteiten verricht zijn. Hiermee
komen bij deze subsidies gedetailleerde financiële verantwoordingen te vervallen.
De verantwoording geschiedt uitsluitend over de uitgevoerde activiteiten of over een
vooraf bepaalde meetbare prestatie-eenheid. Voor deze subsidies wordt dus niet aan
de subsidieontvanger de verplichting opgelegd om een door een accountant opgesteld
stuk, zoals een controleverklaring, te overleggen.
Derde lid Gerealiseerde kostenBij subsidies van € 125.000 en hoger wordt uitgegaan van de traditionele afrekening
van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten. De vaststelling van de
subsidie vindt plaats op basis van prestaties én financiële verantwoording (gerealiseerde
kosten).
Europese regelgevingEen aantal specifieke eisen aan de verantwoording en controle van subsidies worden
voorgeschreven door Europese regelgeving. Dit speelt vooral bij Europese subsidies,
cofinanciering door Europa en bij subsidies die als staatssteun kunnen worden aangemerkt.
Indien de subsidieactiviteit geheel of gedeeltelijk met Europese gelden wordt gefinancierd,
gelden de Europese voorschriften gericht op verantwoording van de uitgaven. Voor staatssteun
moet worden geborgd dat de subsidie niet boven de toegestane steunpercentages en steunplafonds
uitkomt. Als toepassing van deze verordening in strijd is met Europese regelgeving
gaat laatstgenoemde regelgeving voor.
Artikel 14 VerdelingswijzenOmdat de omvang van het voor verstrekking van subsidies beschikbare bedrag wordt beperkt
door een subsidieplafond, wordt in de subsidieregeling bepaald hoe de beschikbare
gelden over de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen worden
verdeeld.
In de praktijk wordt meestal gekozen voor de verdeling volgens de regel “wie het eerst
komt, het eerst maalt” of op basis van rangschikking na onderlinge vergelijking van
alle binnengekomen aanvragen, ook wel tender genoemd. Een enkele keer wordt het beschikbare
bedrag evenredig verdeeld over alle aanvragers en zo nu en dan wordt er geloot.Onder a Volgorde van binnenkomstBij verdeling op volgorde van binnenkomst is het tijdstip van de indiening van de
aanvraag min of meer toevallig. In veel gevallen is dit het meest praktisch hanteerbare
systeem. Behandeling van aanvragen op volgorde van binnenkomst is vooral bruikbaar
bij grote aantallen aanvragen, als het wenselijk is de indiening van aanvragen en
de verwerking daarvan in tijd te spreiden en als de activiteiten waarvoor de subsidie
bedoeld is, zodanig in de subsidieregeling zijn omschreven dat de beoordeling van
de aanvragen vrij eenvoudig is. Het voordeel van dit toedelingssysteem is dat direct
gestart kan worden met subsidieverlening zodra de eerste aanvraag binnen is. Er hoeft
immers geen tenderperiode te worden afgewacht en geen onderlinge vergelijking te worden
gedaan.
Voorbeelden waarbij dit systeem kan worden toegepast zijn subsidie voor het verwijderen
van asbest, subsidie voor het treffen van energiezuinige maatregelen, subsidie voor
natuurbeheer.Onder b TendersysteemBij een tendersysteem moeten aanvragen binnen een bepaalde periode worden ingediend,
waarna wordt voorzien in een gelijktijdige beslissing op aanvragen op grond van een
onderlinge vergelijking aan de hand van een aantal criteria.
Voor een tenderprocedure wordt gekozen wanneer de relatieve kwaliteit van de aanvrager,
de aanvraag en de uit te voeren activiteit relevant worden gevonden voor de realisering
van de doelstelling van de desbetreffende subsidieregeling. De bedragen van de subsidieaanvragen
die binnen de tenderperiode zijn ingediend en voldoen aan alle vereisten worden bij
elkaar opgeteld. Indien het totaal van die subsidieaanvragen het subsidieplafond van
de tenderperiode niet overschrijdt, komen alle subsidieaanvragen voor subsidie in
aanmerking. Indien er meer aanvragen binnenkomen dan gehonoreerd kunnen worden en
het subsidieplafond wel wordt overschreden, vindt een vergelijking van alle aanvragen
op een aantal criteria plaats. Als wordt gekozen voor het tendersysteem stellen Gedeputeerde
Staten in de desbetreffende subsidieregeling verdeelcriteria en een puntentoedeling
vast, aan de hand waarvan de subsidieaanvragen worden beoordeeld en gerangschikt.
De subsidie wordt dan verdeeld in de volgorde van de rangschikking totdat het subsidieplafond
wordt bereikt.
Het voordeel van het op deze wijze selecteren van de beste of meest geschikte aanvragen
is dat de doelstellingen waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld zo goed mogelijk
worden gerealiseerd. Een nadeel kan zijn dat pas na de tenderperiode en de onderlinge
vergelijking de subsidies kunnen worden verstrekt, waardoor deze procedure een langere
doorlooptijd kent.
Het tendersysteem is bijvoorbeeld geschikt bij subsidies voor innovatief onderzoek
of bij subsidies voor kunst- en cultuuruitingen. Soms wordt het tendersysteem ook
gebruikt om een prijsvraag vorm te geven.Onder c EvenredigheidBij verdeling van subsidies naar evenredigheid wordt, net als bij het tendersysteem
gebruik gemaakt van een tenderperiode waarbinnen subsidieaanvragers hun aanvraag kunnen
indienen. Het totale beschikbare subsidiebedrag (subsidieplafond) wordt vervolgens
evenredig verdeelt over alle subsidieaanvragers. Alle subsidieaanvragen die binnen
de tenderperiode zijn binnengekomen en aan de subsidievereisten voldoen, doen dus
mee in deze verdeling. Er valt niemand af.Onder d LotingMeestal zal loting in combinatie met een andere verdelingswijze worden gebruikt. Bijvoorbeeld
een tendersysteem met een loting, indien meerdere projecten op hetzelfde puntenaantal
eindigen. Of een loting bij op volgorde van binnenkomst, indien op de dag dat het
subsidieplafond overschreden zou worden twee aanvragen tegelijkertijd binnenkomen.
Artikel 15 Beslistermijnen subsidieverleningDe genoemde beslistermijnen gelden voor alle arrangementen en betreffen maximumtermijnen.
Uiteraard wordt er naar gestreefd de beslistermijn zo kort mogelijk te houden. Indien
een beschikking niet binnen de termijn kan worden gegeven, wordt dit aan de aanvrager
medegedeeld en wordt daarbij een zo kort mogelijke termijn genoemd, waarbinnen de
beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14 van de Awb). De in dit artikel
genoemde termijnen worden op basis van artikel 4:15 van de Awb opgeschort met de duur
van een eventuele reactietermijn voor de aanvrager voor het aanleveren van door Gedeputeerde
Staten gevraagde extra informatie.Onder d Nader onderzoekEen beslistermijn van 22 weken is aan de orde in gevallen waarin waarneming ter plaatse
nodig is om te kunnen vaststellen of de subsidieaanvrager wel of niet in aanmerking
komt voor de subsidie.
Onder e Internationale peerreviews en beoordelingscommissies
Deze beslistermijn van 40 weken betreft uitzonderlijke gevallen, waarin de subsidieverstrekking
afhankelijk is van internationale werkzaamheden.
Artikel 17 MeldingsplichtDit artikel verplicht de subsidieontvanger de ontwikkelingen die van invloed kunnen
zijn op de hoogte van de subsidie te melden. Hierbij wordt uitgegaan van de voorwaarden
en verplichtingen die aan de subsidie zijn gesteld. De subsidieontvanger doet onverwijld
melding aan Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen hierop naar bevind van
zaken handelen. Een dergelijke melding kan leiden tot het intrekken of wijzigen van
de subsidieverlening, het opschorten van voorschotten of het aanpassen van verplichtingen
of het lager of zelfs op nihil vaststellen van de subsidie.
De meldingsplicht geldt gedurende het hele proces van subsidieverstrekking, dus vanaf
de subsidieverlening tot aan de subsidievaststelling. Indien er geen melding is gedaan
en pas bij een aanvraag voor vaststelling of bij een steekproef blijkt dat er wel
een melding gedaan had moeten worden, kan dit leiden tot volledige terugvordering
inclusief wettelijke rente. In geval van misbruik wordt dit geregistreerd.
Artikel 18 Verplichtingen bij vermogensvormingDit artikel is nodig, omdat artikel 4:41 van de Awb een facultatieve subsidieverplichting
bevat voor gevallen waarin de subsidie bij de subsidieontvanger tot vermogensvorming
heeft geleid. Het bepaalde in artikel 4:41 van de Awb geldt alleen wanneer de grondslag
daarvoor in deze verordening is opgenomen. Artikel 18 impliceert dat een vergoeding
verschuldigd is in situaties waarbij de subsidieontvanger de voor de gesubsidieerde
activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming
daarvan wijzigt, een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging, de activiteiten
heeft beëindigd, de subsidieverlening of vaststelling wordt ingetrokken of de rechtspersoon
wordt ontbonden. De hoogte van de vergoeding wordt door Gedeputeerde Staten bepaald
op de wijze zoals aangegeven in dit artikel.
Artikel 19 Tussentijds voortgangsverslagDit artikel moet in nauwe samenhang met artikel 17 worden gelezen. De subsidieontvanger
is zelf verantwoordelijk voor het melden van afwijkende omstandigheden, waardoor de
noodzaak om tussentijdse rapportages en verantwoordingen op te vragen afneemt. Een
tussentijds voortgangsverslag mag alleen worden opgelegd indien de periode van uitvoering
van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt meer dan 12 maanden bedraagt. In
het kader van het vertrouwensprincipe worden niet meer alle subsidieontvangers in
alle gevallen belast met verantwoordingen, rapportages en controles.
Eerste lid Voortgangsverslag niet mogelijkBij subsidies tot € 25.000 mogen Gedeputeerde Staten geen verplichting opleggen om
een tussentijds voortgangsverslag te overleggen.
Tweede lid Voortgangsverslag mogelijk Bij subsidies van € 25.000 tot 125.000 hebben Gedeputeerde Staten wel de discretionaire
bevoegdheid om de verplichting van een tussentijds voortgangsverslag op te leggen.
Dat blijkt uit de “kan”-bepaling in dit lid. Of Gedeputeerde Staten van de bevoegdheid
tot het opleggen van een tussentijds voortgangsverslag gebruik maken zal mede afhangen
van de uitkomsten van de uitgevoerde risicoanalyse.
Derde lid Voortgangsrapportage verplicht Voor subsidies van € 125.000 en hoger geldt wel altijd de verplichting om ten hoogste
een keer per periode van 12 maanden een voortgangsverslag te overleggen, indien de
periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer
dan 12 maanden bedraagt. Dit is ook noodzakelijk voor een juiste werking van het baten-lasten-stelsel.
Artikel 20 Vaststelling subsidies tot € 25.000
Eerste lid Arrangement 1Bij dit arrangement zijn de administratieve lasten en de uitvoeringslasten het laagst.
Het subsidiebedrag is een vast bedrag (lumpsum) voor een vooraf bepaalde activiteit
of prestatie. Kenmerkend is dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording
hoeft af te leggen. Binnen dit arrangement zijn twee varianten mogelijk:
De keuze voor direct vaststellen of ambtshalve vaststellen maken Gedeputeerde Staten
op basis van een risicoanalyse per subsidieregeling of, als een subsidieregeling ontbreekt,
op basis van objectiveerbare gronden.Onder a Direct vaststellenDirect vaststellen van de subsidie betekent dat de definitieve hoogte van de subsidie
meteen wordt bepaald, zonder dat er eerst een toekenning plaats vindt via een besluit
tot subsidieverlening. Bij toepassing van deze variant wordt de subsidie afgehandeld
op basis van de aanvraag en vindt er achteraf geen verantwoording plaats. De subsidie
kan worden verstrekt voorafgaand aan of na afloop van de subsidiabele activiteit.
In situaties waarin de subsidie pas na afloop van de activiteit wordt verstrekt, de
subsidie niet gebonden is aan specifieke verplichtingen (waarderingssubsidie) of bij
subsidies van geringe financiële omvang, kan deze variant worden gehanteerd. Als wordt
gekozen voor de “achteraf subsidie”, worden de bewijsstukken van de prestatie direct
met de aanvraag meegestuurd. In dit geval kan ook gevraagd worden om opgave van het
totaal van de kosten. Dit kan van belang zijn voor subsidies waarvoor maximale toegestane
Europese steunpercentages gelden die niet overschreden mogen worden.
Indien de activiteiten nog moeten plaatsvinden dan ligt ambtshalve vaststellen meer
voor de hand.Onder b Ambtshalve vaststellenIn deze variant wordt de subsidie eerst verleend en na afloop van de prestatie ambtshalve,
dat wil zeggen zonder aanvraag tot vaststelling van de subsidieontvanger, vastgesteld.
Zolang de termijn voor de ambtshalve vaststelling nog niet is verstreken, houden Gedeputeerde
Staten de mogelijkheid om steekproefsgewijs verantwoording te vragen en zo nodig terug
te vorderen. Als de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend nog moeten plaatsvinden,
ligt deze variant het meest voor de hand.
Bij toepassing van deze variant wordt de subsidie verleend en wordt er voor 100% voorschot
verleend. De subsidie wordt vervolgens binnen 22 weken na afloop van de activiteit
ambtshalve vastgesteld door de provincie. Binnen deze termijn vraagt de provincie
steekproefsgewijs aan de subsidieontvanger verantwoording af te leggen. Daarbij is
het mogelijk de subsidieontvanger fysiek of administratief te controleren of aan de
verplichtingen is voldaan. Deze steekproef is gebaseerd op een risicogeoriënteerde
benadering, waarbij rekening wordt gehouden met de omvang, samenstelling en achtergrond
van de doelgroep. Vooraf wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde
activiteiten moeten zijn verricht en welke bewijsstukken de subsidieontvanger in de
eigen administratie moet bewaren. Voorbeelden van bewijsstukken zijn bijvoorbeeld
een deelnemerslijst van een congres of een publicatie van een onderzoek.
Als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens
alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, moet hij dit verplicht melden bij
Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten zullen dan, afhankelijk van de situatie,
de subsidie ambtshalve op een lager bedrag kunnen vaststellen. Ook kunnen Gedeputeerde
Staten nieuwe afspraken maken over de termijn waarop de activiteiten moeten zijn uitgevoerd.
Deze meldingsplicht geldt voor alle arrangementen maar is met name in dit eerste arrangement
essentieel door het ontbreken van een standaard verantwoording. Als bij de desgevraagde
verantwoording of controle blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit
leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.
Tweede en derde lid Verantwoorden van prestatieDe verantwoording geschiedt over de prestatie (bijvoorbeeld een congres of toneelstuk).
Bij de prestatieverantwoording kunnen verschillende instrumenten worden gebruikt,
zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, alternatieve toetsen,
deskundigenverklaring of bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie, entreebewijzen
etc.). De bewijsstukken die nodig zijn om de prestatie te verantwoorden, nemen Gedeputeerde
Staten in de subsidieregeling op of in de verleningsbeschikking. Het is toegestaan
om steekproefsgewijs aanvullende informatie op te vragen of ter plekke te controleren
of de prestatie is verricht.
Vierde lid Verboden verplichtingenEr wordt geen bijkomende financiële verantwoording over de werkelijke kosten gevraagd.
Om die reden mogen Gedeputeerde Staten geen verplichtingen opleggen tot het bijhouden
of overleggen van een administratie of het overleggen van een door een accountant
opgesteld stuk, zoals een controleverklaring.
Vijfde en zesde lid TermijnenVerlenging van de in het vijfde en zesde lid genoemde beslistermijnen is niet mogelijk.
Wel geldt artikel 4:14 van de Awb.
SiSaIndien subsidie wordt verstrekt aan een medeoverheid in het kader van een specifieke
uitkering wordt verantwoording afgelegd overeenkomstig de beginselen van Single information,
Single audit, als bedoeld in de artikelen 17a en 17b van de Financiële-verhoudingswet.
Europese regelgevingZie de toelichting bij artikel 13.
Artikel 21 Vaststelling subsidies van € 25.000 tot € 125.000
Eerste lid Arrangement 2
Bij dit arrangement is de hoofdregel dat het subsidiebedrag een vast bedrag is voor
een vooraf bepaalde prestatie of prestatie-eenheid. In tegenstelling tot het eerste
arrangement wordt wel standaard verantwoording afgelegd.
Derde en vierde lid Verantwoorden van prestatieDe verantwoording geschiedt over de prestatie (bijvoorbeeld een sportevenement of
een tentoonstelling) of een vooraf overeengekomen meetbare prestatie-eenheid (bijvoorbeeld
het aantal bezoekers van een evenement). Bij de prestatieverantwoording kunnen verschillende
instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring,
alternatieve toetsen, deskundigenverklaring of bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie,
entreebewijzen etc.). De bewijsstukken die nodig zijn om de prestatie te verantwoorden,
nemen Gedeputeerde Staten in de subsidieregeling op of in de verleningsbeschikking.
Het is toegestaan om steekproefsgewijs aanvullende informatie op te vragen of ter
plekke te controleren of de prestatie is verricht.
Vijfde lid Verboden verplichtingenEr wordt geen bijkomende financiële verantwoording over de werkelijke kosten gevraagd.
Om die reden mogen Gedeputeerde Staten geen verplichtingen opleggen tot het bijhouden
of overleggen van een administratie of het overleggen van een door een accountant
opgesteld stuk, zoals een controleverklaring.
Zesde lid UitzonderingSoms blijkt het niet mogelijk om de prestatie(-eenheid) vooraf te definiëren. In deze
gevallen is het ook niet goed mogelijk een subsidiebedrag hieraan te koppelen omdat
de kosten dan vooraf moeilijk zijn in te schatten. Als in deze specifieke gevallen
het toekennen van een vast bedrag voor een vooraf gedefinieerde prestatie tot onaanvaardbare
resultaten zou leiden, biedt het subsidiesysteem de mogelijkheid om te verantwoorden
op basis van een opgave van de totale kosten. De verantwoording vindt plaats op basis
van een (bestuurs)verklaring van de subsidieontvanger over het totaal van kosten en
baten van de prestatie. Hiervoor maakt de subsidieontvanger gebruik van de daartoe
door Gedeputeerde Staten vastgestelde verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten.
Het gaat daarbij om een globaal overzicht waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteit
heeft plaatsgevonden met daaraan verbonden kosten; dus geen gedetailleerde kostenverantwoording.
Bij toepassing van deze variant komt een volledige en diepgaande prestatieverantwoording
te vervallen. Volstaan kan worden met een beknopte toelichting op de prestatie.
In geval van exploitatiesubsidies en begrotingssubsidies, die naar hun aard aangemerkt
kunnen worden als een exploitatiesubsidie, kan bij de verantwoording ook om de stand
van de egalisatiereserve worden gevraagd. De opgave van de gerealiseerde baten en
lasten leidt tot het totale subsidiebedrag. Hierdoor worden detaildiscussies over
onderliggende financiële posten voorkomen. Als de kosten lager zijn dan begroot, wordt
de subsidie lager vastgesteld (eventueel teruggevorderd). Als de kosten hoger uitvallen,
wordt ten hoogste het maximaal verleende subsidiebedrag uitgekeerd. Als de activiteiten
niet volledig zijn uitgevoerd maar het bedrag wel is besteed, is het aan Gedeputeerde
Staten (beleidsafweging) of het gehele subsidiebedrag wordt uitgekeerd. Deze wijze
van verantwoorden (bestuursverklaring) vormt een uitzondering die alleen in uitzonderlijke
gevallen kan worden toegepast.
Achtste lid TermijnenVerlenging van de in dit lid genoemde beslistermijn is niet mogelijk. Wel geldt artikel
4:14 van de Awb.
SiSaIndien subsidie wordt verstrekt aan een medeoverheid in het kader van een specifieke
uitkering wordt verantwoording afgelegd overeenkomstig de beginselen van Single information,
Single audit, als bedoeld in de artikelen 17a en 17b van de Financiële-verhoudingswet.
Europese regelgevingZie de toelichting bij artikel 13.
Artikel 22 Vaststelling subsidies van € 125.000 en hoger
Eerste lid Arrangement 3Dit arrangement sluit aan bij de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op
basis van gerealiseerde kosten. De vaststelling van de subsidie vindt dus plaats op
basis van prestaties en financiële verantwoording. Ten opzichte van de huidige praktijk
wordt vereenvoudiging bereikt door het vervallen van de voorschotaanvragen en tussentijdse
rapportages bij subsidies met een looptijd korter dan één jaar.
Derde en vierde lid Verantwoorden van prestatieDe verantwoording geschiedt over de prestatie (bijvoorbeeld een congres of toneelstuk)
of over een vooraf overeengekomen meetbare prestatie-eenheid (bijvoorbeeld het aantal
bezoekers van een evenement). Bij de verantwoording over de prestatie kunnen verschillende
instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring,
alternatieve toetsen, deskundigenverklaring of bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie,
entreebewijzen etc.). De bewijsstukken die nodig zijn om de prestatie te verantwoorden,
nemen Gedeputeerde Staten in de subsidieregeling op of in de verleningsbeschikking.
Het is toegestaan om steekproefsgewijs aanvullende informatie op te vragen of ter
plekke te controleren of de prestatie is verricht.
Vijfde lid Verantwoorden van gerealiseerde kostenNaast verantwoording over de prestatie moet de subsidieontvanger ook de gerealiseerde
kosten verantwoorden. Dit artikel geeft aan op welke wijze dit dient te gebeuren.
Omdat de kosten van een controleverklaring hoog zijn en vooral bij kleine subsidies
tot disproportionele lasten leiden, wordt een controleverklaring enkel bij subsidies
van € 125.000 en hoger geëist.
Bij exploitatie- en begrotingssubsidies zal de controleverklaring ook zien op het
al dan niet voldoen aan het bezoldigingsmaximum dat als weigeringsgrond in artikel
8, onder b, is opgenomen.
Zesde lid TermijnenVerlenging van de in dit lid genoemde beslistermijn is niet mogelijk. Wel geldt artikel
4:14 van de Awb.
SiSaIndien subsidie wordt verstrekt aan een medeoverheid in het kader van een specifieke
uitkering wordt verantwoording afgelegd overeenkomstig de beginselen van Single information,
Single audit, als bedoeld in de artikelen 17a en 17b van de Financiële-verhoudingswet.
Europese regelgevingZie de toelichting bij artikel 13.
Artikel 23 Betaling en bevoorschottingVoorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt volgens een in de subsidieregeling
of in de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsregime. Indien de subsidieontvanger
op grond van zijn meldingsplicht aangeeft, dat de uitvoering van de gesubsidieerde
activiteit niet conform de verleningsbeschikking plaatsvindt, kunnen Gedeputeerde
Staten, indien nodig, het bevoorschottingsregime en de hoogte van de nog te ontvangen
voorschotten aanpassen.
Artikel 24 HardheidsclausuleDe hardheidsclausule kan worden toegepast in het geval onverkorte toepassing van deze
verordening en de daarop berustende subsidieregelingen, gelet op het belang van het
doel van de regeling, leidt tot onbillijkheden. Het moet daarbij gaan om individuele
en onvoorziene gevallen. Zoals in de toelichting bij artikel 4 reeds is vermeld zal
het toepassen van de hardheidsclausule slechts zeer sporadisch nodig zijn als er een
goede subsidieregeling aan ten grondslag ligt. Wat te voorzien is, kan immers in de
desbetreffende regeling worden geregeld. Besluiten tot afwijking van deze verordening
of een subsidieregeling op grond van de hardheidsclausule zijn voorbehouden aan Gedeputeerde
Staten en worden niet in mandaat afgedaan.
Artikel 25 ToezichtDe werkzaamheden die door of namens de provincie worden verricht om na te gaan of
subsidievereisten en subsidieverplichtingen worden nageleefd, worden aangeduid als
toezicht op de naleving van die voorschriften. Artikel 5:11 van de Awb vereist dat
de grondslag voor inschakeling van een toezichthouder is geregeld bij of krachtens
wettelijk voorschrift.
Artikel 26 EvaluatieDe eerste evaluatie van deze verordening zal plaatsvinden in 2015. Bij de evaluatietermijnen
wordt aangesloten bij de huidige zittingsperiode van de Staten.
Voor evaluatie komen in aanmerking zowel de mate van verwezenlijking van de doelstellingen
van deze verordening en de neveneffecten, als de evenredigheid, subsidiariteit, uitvoerbaarheid,
handhaafbaarheid, afstemming op andere regelingen, eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid.
Artikel 28 OvergangsrechtEen nieuwe regeling heeft in principe exclusieve werking, dat wil zeggen dat een regeling
niet slechts van toepassing is op hetgeen na haar inwerkingtreding voorvalt, maar
ook op hetgeen bij haar inwerkingtreding bestaat, zoals bestaande rechtsposities en
verhoudingen. Een nieuwe regeling is dus in principe direct van toepassing op alle
nieuwe maar ook op bestaande situaties.
Aangezien deze verordening door de introductie van het nieuwe landelijke uniforme
subsidiekader, alsmede opname van een bezoldigingsnorm veel wijzigingen bevat ten
opzichte van de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant, wordt exclusieve
werking niet wenselijk geacht. Voor alle subsidieaanvragen die voor de inwerkingtreding
van deze verordening zijn ingediend blijft daarom de Algemene subsidieverordening
Provincie Noord-Brabant zijn werking behouden.
Artikel 29 InwerkingtredingDeze verordening treedt in werking op een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip.
Dat wil zeggen dat Gedeputeerde Staten een afzonderlijk inwerkingtredingsbesluit moeten
nemen.
’s-Hertogenbosch, 12 oktober 2012
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter
|
de secretaris
|
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
|
drs. W.G.H.M. Rutten
|