-
1. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn
ingericht, geldt voor het gebied van een gemeente binnen de bebouwde kom, bedoeld
in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994, dat in een ruimtelijk plan is bestemd
voor de doeleinden bebouwing, hoofdinfrastructuur en spoorwegen, als norm een gemiddelde
kans op overstroming van 1/100 per jaar en voor het overige gebied een gemiddelde
kans op overstroming van 1/10 per jaar.
-
2. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn
ingericht, geldt voor het gebied van een gemeente buiten de bebouwde kom bedoeld in
het eerste lid, met uitzondering van de gebieden genoemd in het vierde en vijfde lid,
als norm een gemiddelde kans op overstroming van:
- a.
1/100 per jaar voor hoofdinfrastructuur en spoorwegen;
- b.
1/50 per jaar voor glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw;
- c.
1/25 per jaar voor akkerbouw;
- d.
1/10 per jaar voor grasland.
-
3. Voor de toepassing van het tweede lid is wat betreft het landgebruik de situatie
bepalend zoals vastgelegd in het Landelijk Grondgebruiksbestand Nederland versie 7
van Wageningen Universiteit en Researchcentrum met inachtneming van de navolgende
conversietabel:
norm waterkwantiteit
|
legenda-eenheden Landelijk Grondgebruiksbestand Nederland versie 7
|
1/10 per jaar voor grasland
|
grasland, grasland in bebouwd gebied, maïs
|
1/25 per jaar voor akkerbouw
|
aardappelen, bieten, granen, overige landbouwgewassen
|
1//50 per jaar voor glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw
|
boomgaard, glastuinbouw, bollen
|
1/100 per jaar voor hoofdinfrastructuur en spoorwegen
|
hoofdwegen & spoorwegen
|
-
4. Voor bebouwing die is gelegen buiten de bebouwde kom, bedoeld in het eerste lid,
geldt de norm van het omringende landgebruik, genoemd in het tweede lid, onder b,
c of d.
-
5. Wat betreft het gebied, bedoeld in het tweede lid, en de bebouwing, bedoeld in het
vierde lid, geldt geen norm voor:
- a.
gebieden die zijn aangewezen op grond van artikel 2.11, eerste lid, van de Wet natuurbescherming;
- b.
Natura 2000-gebieden als bedoeld in artikel 2.1, van de Wet natuurbescherming;
- c.
gebieden, voor zover niet behorend tot de onder a of b bedoelde gebieden, die zijn
aangewezen als natuurgebied en als zodanig zijn opgenomen in Kaartbijlage 1 Begrenzing
van natuur, behorende bij het geldende Natuurbeheerplan provincie Utrecht;
- d.
gebieden, voor zover niet behorend tot de onder a of b bedoelde gebieden, die als
N-type zijn aangeduid op de Beheertypenkaart bij het geldende Natuurbeheerplan van
Gedeputeerde Staten van Gelderland;
- e.
gebieden, voor zover niet behorend tot de onder a of b bedoelde gebieden, die onderdeel
zijn van het Natuur Netwerk Brabant als bedoeld in artikel 1, onder 1.62, van de Verordening
ruimte Noord-Brabant.
-
6. Bij de beoordeling of een gebied voldoet aan de norm kan een gedeelte van de oppervlakte,
overeenkomstig de percentages genoemd in bijlage 3 van deze verordening, buiten beschouwing
worden gelaten.
-
7. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen aangaande de toepassing van het
eerste tot en met zesde lid.
-
8. Gedeputeerde Staten van Gelderland, Utrecht en Noord-Brabant stellen, voor zover
het hun eigen grondgebied betreft, na overleg met het dagelijks bestuur het tijdstip
vast waarop de bergings- en afvoercapaciteit van de verschillende regionale wateren
moeten voldoen aan de in het eerste, tweede, derde en vierde lid opgenomen normen.
-
9. Als het nemen van maatregelen om aan de norm te voldoen niet doelmatig is, kunnen
Gedeputeerde Staten van Utrecht, voor zover het hun grondgebied betreft, op basis
van een gemotiveerd verzoek van het dagelijks bestuur bepalen dat kan worden afgeweken
van de in het tweede lid gestelde norm.
-
10. Als het nemen van maatregelen om aan de norm te voldoen niet doelmatig is, kunnen
Gedeputeerde Staten van Gelderland, voor zover het hun grondgebied betreft, op basis
van een gemotiveerd verzoek van het dagelijks bestuur bepalen dat voor gebieden tot
maximaal 100 hectare kan worden afgeweken van de in het tweede lid gestelde norm.