GEDEPUTEERDE STATEN van Noord-Brabant,
Overwegende dat ons college ingevolge de artikelen 122 van de Provinciewet en 5:21
en volgende van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd is met bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten
op te treden tegen overtreding van regels welke het provinciaal bestuur uitvoert;
dat de bevoegdheid tot bestuursrechtelijke handhaving moet worden aangemerkt als een
discretionaire bevoegdheid, hetgeen betekent dat niet in alle gevallen van overtreding
de plicht bestaat om gebruik te maken van deze bevoegdheid;
dat het uit een oogpunt van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid wenselijk is in beleidsregels
in de zin van de Algemene wet bestuursrecht vast te leggen in welke gevallen en onder
welke voorwaarden door ons geen gebruik wordt gemaakt van de ons ter beschikking staande
bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden;
dat gedogen van overtredingen van bij of krachtens wettelijk voorschrift gestelde
regels naar ons oordeel zoveel mogelijk dient te worden voorkomen;
dat tot gedogen door ons dan ook alleen zal worden overgegaan voor beperkte periode
en alleen in die gevallen, waarin handhavend optreden kennelijk onredelijk zou zijn;
dat onderstaande beleidsregels een concretisering geven van het door ons gevoerde
restrictieve gedoogbeleid binnen het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving;
dat wij verzoeken om te gedogen zullen beoordelen aan de hand van de in deze beleidsregels
neergelegde criteria;
BESLUITEN:
Vast te stellen de beleidsregels Grenzen aan gedogen Noord-Brabant 2001
Beleidsregels grenzen aan gedogen Noord-Brabant 2001