Toelichting behorende bij de Bijdrageregeling Actie- en Investeringsagenda Coronaherstel
Noord-Brabant
I.Algemeen deel
1.1.Achtergrond
De provincie Noord-Brabant, de B5- en de M7-gemeenten en de BOM hebben een gezamenlijke
Actie- en Investeringsagenda Coronaherstel (AIAC) afgesproken als onderdeel van een
‘brede herstelaanpak Corona’. Daarmee beogen de provincie, de gemeenten en de BOM
de negatieve gevolgen van COVID-19 te minimaliseren en tegelijkertijd positieve impact
te realiseren.
De AIAC bevat projecten, die aanhaken op actuele en urgente uitdagingen ten aanzien
van digitale bereikbaarheid, weerbare arbeidsmarkt en vitale en duurzame steden. Projecten
op deze thema’s kunnen snel starten en daarmee kan snel resultaat worden gerealiseerd.
De Actie- en Investeringsagenda beoogt zo een versnelling tot stand te brengen in
de realisatie van projecten. Daarmee komt Brabant investerend de Coronacrisis uit
en wordt perspectief op herstel geboden.
Deze bijdrageregeling biedt Gedeputeerde Staten de mogelijkheid om bijdragen te verstrekken
aan projecten uit de AIAC en zo aan de gemaakte samenwerkingsafspraken te voldoen.
Het betreft projecten die bijdragen aan de volgende kernprojecten:
- 1.
Versnellen realisatie BrabantRing;
- 2.
Opschalen Brabant Leert;
- 3.
Verduurzamen bestaand Brabants vastgoed;
- 4.
Impuls vitale en gezonde (binnen)steden;
- 5.
Verbeteren ventilatie en versnellen verduurzamen van scholen;
De eerste paragraaf van deze bijdrageregeling betreft de type1 projecten opgenomen
in bijlage 4 van de AIAC, onder SP1: “Versnellen realisatie BrabantRing” en SP2: “Opschalen
Brabant Leert” en sluiten aan bij de eerste twee genoemde kernprojecten. Het betreft
projecten van gemeenten die snel van start kunnen met financiering van de gemeenten
zelf en cofinanciering door de provincie. Zo nemen provincie en gemeenten de uitvoering
van deze projecten samen ter hand.
1.2.Juridisch
Het juridisch kader van deze bijdragen wordt gevormd door de Algemene bijdrageverordening
Noord-Brabant (Abv) en deze bijdrageregeling. Provinciale Staten hebben in artikel
2 van de Abv aan Gedeputeerde Staten de bevoegdheid gedelegeerd om nadere regels in
de vorm van bijdrageregelingen vast te stellen voor het verstrekken van bijdragen
op diverse beleidsterreinen. In deze bijdrageregeling is maatwerk voor de specifieke
doelgroepen en de te verstrekken bijdragen vastgelegd, zodat Gedeputeerde Staten over
een snel en flexibel instrumentarium beschikken.
Deze regeling is uitsluitend van toepassing op publiekrechtelijke rechtspersonen,
omdat slechts dan voldaan wordt aan de criteria van artikel 4:21, derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht. Verstrekking aan een andere doelgroep is niet mogelijk.
Aangezien deze bijdrageregeling is vastgesteld op grond van de Abv, betekent dit dat
een aantal aspecten van de verstrekking van de bijdrage niet in de bijdrageregeling
zijn vastgelegd, maar in de Abv. In de Abv staat onder meer wat de beslistermijnen
zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de bijdrageontvanger,
zoals de meldingsplicht. Voor een goed begrip van deze bijdrageregeling is dus bestudering
van de Abv noodzakelijk.
1.3.Staatssteun
Ook bij de verstrekking van bijdragen dient rekening te worden gehouden met de staatssteunregels.
Daarbij wordt getoetst of de steun wordt verleend aan een onderneming die een economische
activiteit verricht, of de steun door staatsmiddelen wordt bekostigd, of deze staatsmiddelen
een economisch voordeel verschaffen, dat niet via normale commerciële weg zou zijn
verkregen (non-marktconformiteit), of de maatregel selectief is, dat wil zeggen of
het geldt voor één of enkele ondernemingen, een specifieke sector of regio en of de
maatregel de mededinging (in potentie) vervalst en (dreigt te) leiden tot een ongunstige
beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU. Over het algemeen zullen overheidstaken
niet worden gekwalificeerd als economische activiteiten.
In deze regeling gaan Gedeputeerde Staten ervan uit dat de activiteiten, waarvoor
de gemeenten een bijdrage ontvangen, geen economische activiteiten betreffen. Daar
waar de gemeenten niet de eindbegunstigden zijn van deze bijdrageregeling zullen zij
zelf de Europese staatssteunregels en aanbestedingsregels in acht dienen te nemen.
1.4.Meldingsplicht
Artikel 10 van de Abv verplicht de bijdrageontvanger om alle ontwikkelingen die van
invloed kunnen zijn op de hoogte van de bijdrage te melden. Hierbij wordt uitgegaan
van de voorwaarden en verplichtingen die aan de bijdrage zijn gesteld. De bijdrageontvanger
doet onverwijld melding aan Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen hierop
naar bevind van zaken handelen. Een dergelijke melding kan leiden tot het intrekken
of wijzigen van de bijdrageverlening, het opschorten van voorschotten of het aanpassen
van verplichtingen of het lager of zelfs op nihil vaststellen van de bijdrage. De
meldingsplicht geldt gedurende het hele proces van bijdrageverstrekking, dus vanaf
de bijdrageverlening tot aan de bijdragevaststelling. Indien er geen melding is gedaan
en pas bij een aanvraag voor vaststelling of bij een steekproef blijkt dat er wel
een melding gedaan had moeten worden, kan dit leiden tot volledige terugvordering
inclusief wettelijke rente. In geval van misbruik wordt dit geregistreerd.
II.Artikelsgewijs deel
Paragraaf 1 BrabantRing en Brabant Leert
Artikel 1.9 Verplichtingen van de bijdrageontvanger
Eerste lid Algemeen
Indien de bijdrageaanvrager in deze regeling niet de eindbegunstigde is van de bijdrage
dient hij er uiteraard zorg voor te dragen dat aan de Europese regels voor staatssteun
wordt voldaan. Deze verplichting geldt reeds rechtstreeks op basis van het Europese
recht en is derhalve niet als verplichting opgenomen in artikel 1.9. Hetzelfde geldt
voor de regels omtrent aanbestedingen.
Onder c Instandhoudingsplicht
Dit houdt in dat de bijdrageontvanger deugdelijk beheer en onderhoud moet voeren en
de activiteit geen belangrijke wijzigingen mag ondergaan die raken aan de aard of
uitvoeringsvoorwaarden van die activiteit. De instandhoudingsplicht geldt tot en met
vijf jaar na vaststelling van de bijdrage. Tijdens de instandhoudingsplicht hebben
Gedeputeerde Staten de mogelijkheid een controlebezoek te houden om te beoordelen
of de instandhoudingsverplichting wordt nageleefd.
Onder d Wijzigen rechtstoestand
De rechtstoestand van zaken die met een provinciale bijdrage tot stand zijn gekomen
dient dus in principe vijf jaar onveranderd te blijven, tenzij Gedeputeerde Staten
menen dat ontheffing van deze verplichting gerechtvaardigd is. De benodigde ontheffing
van Gedeputeerde Staten betreft zowel roerende als onroerende zaken. De bijdrageontvanger
dient zijn verzoek om ontheffing schriftelijk bij Gedeputeerde Staten in te dienen.
Onder f Voortgangsverslag
Het voortgangsverslag is vormvrij.
Artikel 1.10 Verantwoording
Aan het einde van het project vindt verantwoording plaats op basis van een activiteitenverslag.
Uit het activiteitenverslag dient te blijken of het project geheel, gedeeltelijk of
niet is uitgevoerd. Gedeputeerde Staten kunnen eventueel steekproefsgewijs aanvullende
informatie opvragen of ter plekke controleren of de prestatie is verricht.
Artikel 1.12 Wijze van verstrekken
De vaststelling van deze bijdragen vindt plaats op aanvraag. De Abv verplicht de bijdrageontvanger
binnen 13 weken na het verrichten van de activiteiten de vaststelling aan te vragen.
Gedeputeerde Staten beslissen op deze aanvraag eveneens binnen 13 weken.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter
mr. I.R. Adema
de secretaris,
drs. M.J.A. van Bijnen MBA