- a.
aandelenrisico: onzekerheid in de waarde van niet beursgenoteerde aandelen en beursgenoteerde
aandelen;
- b.
best executie: verantwoordelijkheid een financiële transactie uit te voeren tegen
de best haalbare prijs in de markt;
- c.
commodityrisico: onzekerheid in waarde van beleggingen in grondstoffen en bulkgoederen;
- d.
debiteurenlimitering: maximaal bedrag in marktwaarde dat uitstaat bij een tegenpartij;
- e.
derivaten: financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende
waarde;
- f.
extern beheer: beheer van het vermogen door een vermogensbeheerder of via geheel
of partieel schatkistbankieren;
- g.
gap: som van de inkomende en uitgaande kasstromen per tijdseenheid;
- h.
garantieproduct: financieel product waarbij de hoofdsom is gegarandeerd;
- i.
indexatieportefeuille: portefeuille van beleggingen, bestaande uit een garantiedeel
en een vrij belegbaar deel, tezamen een garantieproduct vormend, met als doel het
vermogen in de immunisatieportefeuille te beschermen tegen waardevermindering door
inflatie;
- j.
immunisatieportefeuille: portefeuille van beleggingen met als doel jaarlijks een
vaste inkomstenbron te realiseren ten behoeve van de begroting;
- k.
intern beschikbare middelen: middelen die niet zijn toegewezen aan een beleggingsportefeuille;
- l.
investeringsagenda portefeuille: portefeuille van beleggingen met als doel voldoende
middelen beschikbaar te hebben voor investeringen in de Noord-Brabantse samenleving;
- m.
kasgeldlimiet: limiet met betrekking tot de hoogte van de kortlopende schulden als
percentage van het totaal van de provinciale begroting;
- n.
kredietrisico: onzekerheid in waarde en opbrengsten als gevolg van het niet of niet
tijdig na kunnen komen van betalingsverplichtingen door een tegenpartij;
- o.
landenrisico: onzekerheid in waarde en opbrengsten als gevolg van het niet of niet
tijdig na kunnen komen van betalingsverplichtingen door een land;
- p.
liquiditeitsplanning: chronologisch overzicht waarin de geprognosticeerde inkomende
en uitgaande kasstromen worden weergegeven per tijdseenheid;
- q.
liquiditeitsrisico: onzekerheid in omvang beschikbaar kasgeld als gevolg van een
onverwachte financieringsbehoefte of de afwezigheid van financieringsbronnen;
- r.
obligatie: waardepapier dat valt onder de categorie vastrentende waarden;
- s.
operationeel risico: onzekerheid in opbrengsten en kosten als gevolg van menselijke
fouten, fraude en falende systemen, procedures en processen;
- t.
partieel schatkistbankieren: uitlenen aan de minister van financiën van een deel
van de overtollige middelen;
- u.
renterisico: onzekerheid in rentebaten, rentelasten en waarde als gevolg van rente
veranderingen;
- v.
reputatierisico: mogelijke negatieve effecten op de reputatie van een organisatie;
- w.
renterisiconorm: norm met betrekking tot de jaarlijks verplichte aflossingen plus
de renteherzieningen als percentage van de totale provinciale begroting;
- x.
Ruddo: Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;
- y.
value at risk methode: methode, die het bedrag bepaalt dat met een bepaalde kans,
binnen een bepaald betrouwbaarheidsinterval, kan worden verloren;
- z.
valutarisico: onzekerheid in waarde als gevolg van veranderende valutakoersen;
- aa.
vastgoedrisico: onzekerheid in de waarde van beursgenoteerde vastgoed aandelen;
- bb.
vastrentende waarden: verzamelnaam voor waardepapieren met een vaste looptijd waarover
een vaste rente wordt vergoed;
- cc.
vrij belegbaar deel: deel van het garantieproduct zonder enige beleggingsbeperkingen
vanuit de Wet financiering decentrale overheden, respectievelijk de Regeling uitzettingen
en derivaten decentrale overheden;
- dd.
Wet fido: Wet financiering decentrale overheden.