Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
Gelet op artikel 28, 37, 38 en 39 van de Wet bodembescherming:
Overwegende dat in het Meerjarenprogramma Actief Bodembeheer de Kempen 2005-2009,
alsmede de besluiten van gedeputeerde staten van 10 februari 2004, nr. 972886, 6 april
2004, nr. 982886 en 6 december 2005, nr. 1147597, diverse uitgangspunten voor een
gebiedgerichte benadering zijn vastgesteld;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling.
Algemeen
Het project Actief Bodembeheer De Kempen, (ABdK) dat zich uitstrekt over grondgebied
van de provincies Noord-Brabant en Limburg, kenmerkt zich door een grootschalige diffuse
belasting van de bodem met de zware metalen zink en cadmium in een overwegend landelijk
gebied. De verontreiniging is veroorzaakt door de voormalige zinkertsverwerkende industrie
in Nederland en Vlaanderen. Het Meerjarenprogramma ABdK 2005 -2009 heeft betrekking
op dit projectgebied. Door deze integrale aanpak heeft het Meerjarenprogramma ABdK
een specifiek karakter. Op het punt van beleidsuitgangspunten wordt aansluiting gezocht
bij het landelijk streven naar beleidsvernieuwing en gebiedsgerichte verbijzondering
van een te kiezen aanpak. Deze beleidsregels vormen hiervan de weerslag en verdere
uitwerking.
Zoals uit de aanhef van dit besluit blijkt hebben Gedeputeerde Staten, zowel in de
periode voorafgaand aan de vaststelling van het Meerjarenprogramma ABdK als in de
periode daarna, op voorstel van het projectbureau ABdK, ingestemd met diverse uitgangspunten
voor een gebiedsgerichte benadering. Voor de overzichtelijkheid en om te kunnen volstaan
met een meer beknopte motivering in de beschikkingen is besloten het totaal van de
gekozen benadering de vorm te geven van beleidsregels zoals bedoeld in titel 4.3 van
de Algemene wet bestuursrecht. Deze beleidsregels hebben betekenis voor de aanpak
van de problematiek door het projectbureau ABdK in samenspraak met de belanghebbende,
medefinancierende partijen, zoals gemeenten en terreineigenaren. Het kan echter ook
zijn dat een belanghebbende partij binnen het gebied, bijvoorbeeld in verband met
ruimtelijke ontwikkeling, genoodzaakt is zelf alvast over te gaan tot sanering van
de voor het gebied typerende verontreiniging. Ook dan kunnen de beleidsregels worden
ingeroepen, zoals blijkt uit artikel 7. Indien en voor zover de gemeenten binnen het
projectgebied het bijzondere beleid voor de zinkasverwijdering in hun Bodembeheerplannen
hebben opgenomen kan volstaan worden met een verwijzing naar deze plannen.
Artikelgewijs
Artikel 1
Bijzondere vermelding verdient het feit dat het bereik van deze beleidsregels zich
beperkt tot het Brabantse deel van het projectgebied. De provincie Limburg heeft voor
wat betreft het Limburgs deel regels met een soortgelijke inhoud vastgelegd in het
Beleidskader bodem 2005.
Artikel 2
De gevalsafbakening (art. 1 Wbb) is van belang bij het uitoefenen van bevoegd gezag
taken ingevolge de Wet bodembescherming (Wbb), zoals het bepalen van de ernst en de
mate van spoed. Bij besluit van 10 februari 2004, nummer 972886, is door Gedeputeerde
Staten, gehoord het advies van de landsadvocaat, al besloten om het projectgebied
De Kempen niet te beschouwen als een en hetzelfde geval van bodemverontreiniging.
Artikel 3 en 4
Daar waar in deze regeling gesproken wordt van moestuin of siertuin wordt uitgegaan
van de begripsbepaling uit het Besluit Uniforme Saneringen (afgekort BUS). Het vasthouden
aan de landelijk voor “wonen met tuin” gedefinieerde Bodemgebruikswaarde 1 zonder
onderscheid tussen siertuin en moestuin maakt dat de strengste gebruikseis (de moestuin)
dominant is. In dat geval zal het niet mogelijk zijn om de omvangrijke problematiek
binnen de Kempen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten op te pakken. Derhalve
hebben Gedeputeerde Staten bij besluit van 6 april 2004, nummer 982886, besloten tot
gebiedsgerichte verbijzondering van de terugsaneerwaarde voor siertuin en moestuin
conform de waarden zoals vermeld in de tabel in bijlage 1. In het verlengde hiervan
komen alleen de saneringskosten voor zinkassen en de verontreinigde grond rondom tot
een kwaliteitsniveau voor gebruik als siertuin in aanmerking voor de medefinancieringsregeling
vanuit het projectbureau ABdK tot een maximum van 60%.
Artikel 5
Op 6 december 2006, besluit nummer 114 75 97 hebben Gedeputeerde Staten, mede gezien
het Meerjarenprogramma ABdK 2005-2009 en ter verdere uitwerking daarvan, besloten
tot de in artikel 5 genoemde begrenzingen. Deze begrenzingen zijn nodig om de problematiek
hanteerbaar te maken en ook dienstbaar aan de uitvoering van het project op basis
van overeenkomsten met de verschillende perceeleigenaren. Als het gaat om aanpak van
de grondwaterverontreiniging naast verontreiniging van de bovengrond, en als het gaat
om de aanpak van ecologische en verspreidingsrisico’s, die mogelijk nog bestaan naast
humane risico’s, is een benadering op gebiedsniveau in plaats van perceelniveau geboden.
Artikel 6
Bij het al genoemde besluit van Gedeputeerde Staten van 6 december 2006 is ook besloten
om voor beoordeling van bodemonderzoeken met het oog op zinkasverwijdering het protocol
bodemonderzoek Zivest/zinkassen te gaan hanteren. Dit was mede vereist om het projectgebied
de Kempen en de zinkassen als categorie door het Ministerie van VROM in het Besluit
Uniforme Saneringen, afgekort BUS ( KB van 1 februari 2006, Stb. 2006, 54) op te laten
nemen. Het BUS voorziet in een vereenvoudigde aanpak voor kleinschalige saneringen
en is mede om die reden ook geschikt binnen het projectgebied De Kempen. Het betreffende
protocol is, voor zover het gaat om saneringen in het kader van BUS, behorende bij
artikel 3.4.3 onderdeel van de Regeling uniforme saneringen (Ministeriële regeling
van 1 februari 2006, Stcr. 2006, 29).
Artikel 7
Dit onderwerp kwam al aan de orde in het algemene deel bij deze toelichting.