Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten financiële ondersteuning willen bieden aan initiatieven
ter vergroting van de bestuurskracht en de toekomstbestendigheid van het openbaar
bestuur in Noord-Brabant;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling veerkrachtig bestuur Noord-Brabant
Algemeen
In 2011 is de provincie Noord-Brabant, in samenspraak met de Vereniging van Brabantse
Gemeenten, het programma (Veer)Krachtig Bestuur in Brabant gestart. Doel hiervan is
te werken aan een grotere toekomstbestendigheid van het openbaar bestuur in de provincie
Noord-Brabant. Dit is noodzakelijk om de grote economische en maatschappelijke uitdagingen
op te kunnen pakken en het succes lokaal te laten doorwerken. Gemeenten vervullen
daarbij een zeer belangrijke inhoudelijk rol, die de provincie graag wil stimuleren
en faciliteren vanuit haar procesverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het lokaal
bestuur.
In het kader van dit programma zijn de laatste jaren diverse stappen gezet. Meest
recente stap is de in september 2014 gepresenteerde visie “Leiderschap en dienstbaarheid;
samen op weg naar een (Veer)Krachtig Bestuur voor Brabant”. Daarin is budget aangekondigd
om gemeenten te faciliteren bij het maken van een toekomstvisie en te stimuleren om
ook mogelijkheden tot nieuwe vormen van samenwerking te onderzoeken. Met deze subsidieregeling
wordt daar vorm en inhoud aan gegeven.
Subsidie kan worden aangevraagd voor bijvoorbeeld het opstellen van een bestuurlijke
visie, het laten uitvoeren van een bestuurskrachtonderzoek, onderzoek naar nieuwe
vormen van samenwerking binnen een gemeente of tussen gemeenten of voor het organiseren
van regionale bijeenkomsten.
De subsidiabele activiteiten en subsidievereisten vloeien grotendeels voort uit de
eerdere bestuurlijke opvattingen die Gedeputeerde Staten schriftelijk aan de gemeenten
kenbaar hebben gemaakt. Verwezen wordt naar de brieven van 2 juli 2013 en 10 december
2013, waarin onder andere een “Ontwikkelkader samenwerking en herindeling” is gepresenteerd.
Op 25 maart 2014 is door Gedeputeerde Staten nagenoeg aan alle gemeenten in de provincie
gevraagd om binnen een jaar na het aantreden van het nieuwe college van burgemeester
en wethouders te komen tot een bestuurlijk gedragen uitwerking met concrete doelstellingen
over de toekomst van de gemeente.
Juridisch kader
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening
Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van
subsidies niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv
staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn
voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals
de meldingsplicht.
Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk.
Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing
zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Artikelsgewijs
Artikel 6 Subsidievereisten
Tweede lid onder b Ontwikkelkader
Eerste onderdeel Draagvlak
Het is van belang dat de bestuurlijke visie positief wordt ondersteund door alle betrokken
gemeenten en een meerderheid van hun inwoners. Daarnaast is het ook van belang dat
het draagvlak mede wordt bezien vanuit de regionale opgaven en verhoudingen. Daarbij
is naast de mening van de direct betrokken gemeenten en hun inwoners, ook de opvatting
van de buurgemeenten belangrijk. Tweede onderdeel Schaalniveau
De vraagstukken in sommige gebieden beperken zich meestal niet tot de gemeentegrenzen.
Grotere bestuurlijke eenheden – met eenheid van aansturing – zijn dan soms beter in
staat om effectieve oplossingen te bieden. Daarbij kan het gaan om versterking van
de stedelijke ontwikkeling en het stedelijk netwerk, de versteviging van de plattelandsontwikkeling
of de samenhang tussen deze aspecten.Derde onderdeel Interne samenhang en oriëntatie
Het is wenselijk dat de nieuwe gemeente een interne samenhang op cultureel, sociaal,
economisch en geografisch vlak, kent die identiteit geeft aan de nieuwe bestuurlijke
eenheid. De nieuwe gemeente kent tevens een actief beleid om burgers, maatschappelijke
organisaties en gemeenschappen bij de vormgeving en uitvoering van beleid te betrekken.Vierde onderdeel Bestuurskracht en vitaliteit
Een gemeente wordt beschouwd als bestuurskrachtig indien zij in staat is om haar maatschappelijke
opgaven op te pakken en wettelijke taken adequaat te vervullen, waarbij recht wordt
gedaan aan de maatschappelijke omgeving. Daarbij zijn de volgende elementen van belang:
- -
De gemeente kan bestuurlijke sturing geven aan besluitvorming over, uitvoering van
en verantwoording over beleid, zonder daarbij al te afhankelijk te zijn van samenwerkingsverbanden.
- -
De gemeente beschikt over een ambtelijke organisatie die voldoende robuust en vitaal
is en die in staat is taken en verantwoordelijkheden adequaat en op professionele
wijze uit te oefenen.
- -
De gemeente is in staat een goede bijdrage te leveren aan de oplossing van maatschappelijke
opgaven en taken die in de regio aan de orde zijn. Tevens is de gemeente in staat
de regierol op te pakken naar medeoverheden en maatschappelijke partners.
- -
De gemeente kent een gezond financieel perspectief.
Vijfde onderdeel Regionale samenhang en evenwicht
Door de vorming van een nieuwe gemeente of door samenwerking moeten goede en evenwichtige
regionale verhoudingen ontstaan. Daarbij zijn de volgende punten van belang:
- -
Hoe de nieuwe gemeente zich verhoudt tot de andere gemeenten in de regio.
- -
Welk effect de schaal van de nieuwe gemeente heeft op de regionale verhoudingen en
de positie van de gemeente.
- -
Hoe de schaal van de nieuwe gemeente zicht verhoudt tot het regionale opgavenprofiel.
- -
Wat de positie is van een eventuele regio- of centrumgemeente.
Zesde onderdeel Duurzaamheid
Een nieuwe gemeente of een samenwerkingsverband is in staat om de gemeentelijke taken
duurzaam uit te voeren. Voorkomen moet worden dat de nieuwe gemeente binnen een termijn
van tussen de twintig en vijfentwintig jaar wederom met problemen wordt geconfronteerd
die door een herindeling moeten worden opgelost. Afwegingen rondom duurzaamheid zullen
dan ook in een regionale context inzichtelijk moeten worden gemaakt en er zal vooraf
moeten worden getoetst of andere gemeenten bij het herindelingsproces betrokken zouden
moeten worden.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter
|
de secretaris
|
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
|
mw. ir. A.M. Burger
|