Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Provinciale Staten op 21 september 2012 Brabant: Uitnodigend Groen,
de provinciale natuur en landschapsvisie 2012-2022 hebben vastgesteld;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 1 april 2014 het deelprogramma Natuur en Samenleving
hebben vastgesteld als uitwerking van de provinciale natuur en landschapsvisie 2012-2022;
Overwegende dat de provincie investeringen van burgers en ondernemers in natuur wil
stimuleren;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op de te subsidiëren projecten van paragraaf 1
en 3 het Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing
van artikel 106, tweede lid , van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan
bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen
(PbEU 2012, L 7) van toepassing verklaren;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling natuur en samenleving Noord-Brabant.
Algemeen
Deze subsidieregeling is een uitwerking van het deelprogramma Natuur en Samenleving
dat op 10 december 2013 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld. Met deze subsidieregeling
wil de provincie het verankeren van natuur in de samenleving stimuleren. Beoogd wordt
om natuur en landschap in samenhang met economische bedrijvigheid te ontwikkelen en
om de economische waarde van natuur op innovatieve wijze te benutten. Tevens wordt
beoogd om de bijdragen van burgers aan de natuur te versterken door in te zetten op
vrijwilligers, groene burgerinitiatieven en investeringen van burgers in de natuur.
Deze regeling is opgedeeld in paragrafen, waarbij de inhoud van de paragrafen los
van elkaar staan.
§ 1 Ondernemen met natuur
Eigenaren van natuur ontwikkelen zich tot groene ondernemers en gebruiken natuur als
nieuwe inkomstenbron. Deze nieuwe bronnen van inkomsten worden ingezet voor het verbeteren
van de kwaliteit of het beheer van natuur en landschap.
§ 2 Leefgebied van de bij
Bijen zijn niet alleen onmisbaar in de natuur en voor de biodiversiteit, maar ook
in de land- en tuinbouw. Wereldwijd loopt hun aantal terug. De bijensterfte in Brabant
is al een aantal jaren aanzienlijk hoger dan in andere gebieden in Nederland. De projecten
dragen bij aan het op peil houden van een gezonde bijenpopulatie. Er wordt ingezet
op drie pijlers: kwaliteit van het leefgebied, terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
en kennisontwikkeling- en uitwisseling.
§ 3 Betrokkenheid bij natuur
Burgers kunnen op verschillende manieren betrokken worden en blijven bij natuur. Vrijwilligers
leveren een waardevolle bijdrage aan het beheer van de Brabantse natuur. Om de inzet
van vrijwilligers te blijven continueren is het van belang dat maatschappelijke organisaties
op zoek gaan naar verschillende organisatievormen om nieuwe vrijwilligers te trekken
en te behouden. Daarnaast is het van belang de huidige vrijwilligers te waarderen.
§ 4 Gemeente impuls voor groen burgerinitiatief
Op veel plaatsen in de provincie Noord-Brabant komen groene burgerinitiatieven van
de grond. Gemeenten spelen hierin een belangrijke rol. De uitdaging is om succesvolle
werkwijzen te vinden, waarmee deze initiatieven – meer dan tot nog toe – verder
gebracht kunnen worden.
§ 5 Ommetjes
De projecten dragen bij aan het realiseren van nieuwe ommetjes, het verbeteren of
verbinden van bestaande ommetjes. Ommetjes kunnen worden verbeterd door de inrichting
beter aan te laten sluiten op de behoefte van sporters of van mensen die vanuit medisch
oogpunt baat hebben bij meer beweging. De verbetering kan ook betrekking hebben op
het versterken van de natuurbeleving voor jong en oud.
Juridisch kader
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening
(Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet
in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer
waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde
Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.
Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk.
Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing
zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
De-minimissteun
In het kader van staatssteun is er voor gekozen om voor de paragrafen 1, 2 en 5 aan
te sluiten bij de vrijstellingsvereisten zoals geformuleerd in Verordening (EU) nr.
1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen
107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun,
Pb EU L 352/9 van 24 december 2013. Hiertoe is bepaald dat niet meer subsidie aan
een onderneming wordt verstrekt dan tot het drempelbedrag van € 200.000. De subsidieaanvrager
dient hier overigens zelf op toe te zien en zelf de juiste gegevens toe aan te dragen.
Onder onderneming verstaat de Commissie elke entiteit die een economische activiteit
uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. In
artikel 2, tweede lid, van de de-minimisverordening wordt uiteengezet wanneer er sprake
is van een zelfstandige onderneming. Indien twee ondernemingen een bepaalde band met
elkaar onderhouden, kan het voor de toepassing van de de-minimisverordening zo zijn
dat deze ondernemingen als één zelfstandige onderneming worden gezien. Bij het invullen
van de Verklaring de-minimissteun wordt een onderneming geacht daar rekening mee te
houden.
Dienst van algemeen economisch belang en niet economische dienst van algemeen belang
In paragraaf 1 en 3 kan het project aangewezen worden als niet economische dienst
van algemeen belang (NEDAB) of als dienst van algemeen economisch belang (DAEB). Een
project kan alleen aangewezen worden als dienst van algemeen economisch belang indien
de aanvrager beschikt over een aanwijzingsbesluit dienst van algemeen economisch belang
en het project voldoet aan de voorwaarden van dat aanwijzingsbesluit. Diensten van
algemeen economisch belang onderscheiden zich van gewone diensten door de aanwezigheid
van publieke belangen met betrekking tot kwaliteit en toegankelijkheid. Indien de
overheid van mening is dat bepaalde economische diensten in het algemeen belang zijn
en het marktmechanisme niet in voldoende mate in deze diensten voorziet, kan zij besluiten
om de dienst van algemeen economisch belang te gaan ondersteunen.
Het begrip ‘niet economische diensten van algemeen belang’ valt volgens rechtspraak
van het Hof van Justitie van de Europese Unie in te delen in 2 categorieën: overheidsprerogatieven
en zuiver sociale activiteiten. In de Handreiking DAEB 2014 van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden de volgende voorbeelden genoemd van
zuiver sociale activiteiten in Nederland:
- -
Het aanbieden van bekostigd onderwijs op basis van onderwijswetgeving;
- -
Charitatieve activiteiten verricht door liefdadigheidsinstellingen, hulpverleningsorganisaties
of kerkelijke instanties;
- -
Activiteiten van vakbonden en consumentenorganisaties in het kader van hun sociaal-maatschappelijke
functies;
- -
Wettelijke sociale zekerheidsstelsels die volledig op het solidariteitsbeginsel zijn
gebaseerd;
- -
Bepaalde activiteiten van maatschappelijke organisaties en wetenschappelijke verenigingen.
Artikelsgewijs
Artikel 6, eerste lid, onder c, tweede onderdeel
Artikel 20, eerste lid, onder c, tweede onderdeel
Artikel 34, eerste lid, onder c, tweede onderdeel
Artikel 48, eerste lid, onder c, tweede onderdeel
Artikel 62, eerste lid, onder b, vierde onderdeel
Een realistische en onderbouwde begroting is noodzakelijk om de subsidie te kunnen
verlenen. Voor de beoordeling is van belang dat de verschillende kostensoorten in
de begroting zijn gespecificeerd. Tevens is van belang dat de berekeningswijze inzichtelijk
is gemaakt en onderbouwd door middel van bestekken, prijsopgaven of offertes.
Met ‘sluitend’ wordt bedoeld dat de begroting wordt voorzien van een financieringsplan,
waaruit kan worden opgemaakt op welke wijze en door wie de kosten van het project
worden gedekt. Hierbij dient de eigen bijdrage van de aanvrager te worden vermeld
alsmede het totaal gevraagde subsidiebedrag, zodat het financieringsplan uitkomt op
100% dekking van de totale projectkosten. De in de begroting genoemde kosten moeten
aansluiten bij de in het projectplan genoemde activiteiten.
Artikelen 10, 24 en 66
Derde lid De-minimis
Het bedrag van € 200.000 komt overeen met het drempelbedrag dat de Europese Commissie
heeft vastgesteld ten aanzien van de-minimissteun. Dit bedrag geldt per onderneming
over een periode van drie belastingjaren. Steun onder deze drempel behoeft niet te
worden aangemeld. In deze subsidieregeling is ervoor gekozen om bij de subsidieverlening
dit bedrag niet te overschrijden. Het kan echter in de praktijk voorkomen dat een
door ons begunstigde onderneming in de afgelopen drie jaar al eens subsidie of een
andere vorm van steun van een overheidsorgaan heeft ontvangen. Dit moet blijken uit
de “Verklaring de-minimissteun”.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter
|
de secretaris
|
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
|
mw. ir. A.M. Burger
|