Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat door Provinciale Staten bij de behandeling van de voorjaarsnota 2012
besloten is om voor de periode 2013-2016 € 6 miljoen in te zetten voor de versterking
van de infrastructuur professionele kunsten;
Overwegende dat de Provincie en het Brabants kenniscentrum voor kunst en cultuur zijn
overeengekomen de voorheen voor verdeelsubsidies beschikbare middelen voor de periode
2013-2016 toe te voegen aan de door Provinciale Staten beschikbaar gestelde voorjaarsnotagelden;
Overwegende dat een en ander heeft geresulteerd in de formulering van een impulsgeldenprogramma
dat beoogt de positionering van de culturele sector in het maatschappelijk krachtenveld
te vernieuwen door te sturen op een vraaggerichte in plaats van een aanbodgerichte
oriëntatie, nieuwe allianties binnen en buiten de culturele sector en een grotere
zichtbaarheid;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling impulsgelden cultuur Noord-Brabant.
Algemeen
Provinciale Staten hebben bij de behandeling van de voorjaarsnota 2012 besloten om
voor de periode van 2013 tot en met 2016 zes miljoen euro in te zetten voor de versterking
van de infrastructuur van de professionele kunsten. Tevens is besloten om de voorheen
voor verdeelsubsidies beschikbare middelen voor de periode van 2013 tot en met 2016
hieraan toe te voegen. Met deze impulsgelden wordt beoogd om de positionering van
de culturele sector in het maatschappelijk krachtenveld te vernieuwen door te sturen
op een vraaggerichte in plaats van een aanbodgerichte oriëntatie. Dat vraagt om ondernemerschap
en leidt tot het verminderen van de financiële afhankelijkheid van de overheid. Daarnaast
wordt gestuurd op het aangaan van nieuwe allianties binnen maar ook buiten het culturele
veld. Daardoor wordt kennis ontsloten en gedeeld en worden risico’s en rendementen
gespreid. Tenslotte wordt gestuurd op grotere zichtbaarheid van het culturele veld
en zo op vergroting van het maatschappelijk draagvlak.
Juridisch kaderDeze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening
(Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet
in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer
waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde
Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.
Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk.
Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing
zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
De-minimissteun
In het kader van staatssteun is er voor gekozen om voor deze subsidieregeling aan
te sluiten bij de vrijstellingsvereisten zoals geformuleerd in Verordening (EU) nr.
1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen
107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun,
Pb EU L 352/9 van 24 december 2013. Hiertoe is bepaald dat niet meer subsidie aan
een onderneming wordt verstrekt dan tot het drempelbedrag van € 200.000. De subsidieaanvrager
dient hier overigens zelf op toe te zien en zelf de juiste gegevens toe aan te dragen.
Onder onderneming verstaat de Commissie elke entiteit die een economische activiteit
uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. In
artikel 2, tweede lid, van de de-minimisverordening wordt uiteengezet wanneer er sprake
is van een zelfstandige onderneming. Indien twee ondernemingen een bepaalde band met
elkaar onderhouden, kan het voor de toepassing van de de-minimisverordening zo zijn
dat deze ondernemingen als één zelfstandige onderneming worden gezien. Bij het invullen
van de Verklaring de-minimissteun wordt een onderneming geacht daar rekening mee te
houden.
Onder de de-minimisverordening kan ook steun vallen die is vervat in leningen en garantstellingen,
waarbij het mogelijk is om deze, onder voorwaarden, ook toe te passen op leningen
en garantstellingen die langer dan drie jaar lopen. De voorwaarden hiervoor zijn uiteengezet
in artikel 4 van de de-minimisverordening.
Artikelsgewijs
Artikel 2.2 SubsidievereistenEerste lid, onder b, Cultureel ondernemerschapEen cultureel ondernemer is een producent van kunst die hiervoor zoveel mogelijk betalend
publiek probeert te interesseren en tegelijkertijd streeft naar een sluitende exploitatie
van zijn onderneming. Cultureel ondernemers onderscheiden zich van klassieke ondernemers
doordat zij oog hebben voor meer dan markt alleen. De kunstzinnige waarde van hun
product is voor hen even belangrijk als het streven naar maximale winst tegen minimale
kosten.
Artikelen 2.3, 3.3, 4.4 en 5.3 SubsidiehoogteTweede lid De-minimisHet bedrag van € 200.000 komt overeen met het drempelbedrag dat de Europese Commissie
heeft vastgesteld ten aanzien van de-minimissteun. Dit bedrag geldt per onderneming
over een periode van drie belastingjaren. Steun onder deze drempel behoeft niet te
worden aangemeld. In deze subsidieregeling is ervoor gekozen om bij de subsidieverlening
dit bedrag niet te overschrijden. Het kan echter in de praktijk voorkomen dat een
door ons begunstigde onderneming in de afgelopen drie jaar al eens subsidie of een
andere vorm van steun van een overheidsorgaan heeft ontvangen. Dit moet blijken uit
de “Verklaring de-minimissteun”.
Artikel 3.2 SubsidievereistenOnder a Duurzame versterkingHieronder wordt onder meer verstaan dat het niet gaat om aanvragen voor incidentele
projecten, maar om activiteiten die ten doel hebben meer bestendige ontwikkelingen
en samenwerking tot stand te brengen. De activiteiten moeten leiden tot meer zichtbaarheid
op langere termijn en een sterker gewortelde culturele infrastructuur.Onder b Maatschappelijk draagvlakHieronder wordt onder meer verstaan dat private partijen mede de financiële basis
leggen voor interessante activiteiten, waardoor ook draagvlak ontstaat.
Daarnaast is er sprake van aantoonbare belangstelling vanuit het publiek en inbreng
vanuit de samenwerkingspartners uit de culturele waardeketen of aanverwante domeinen,
zoals zorg, welzijn, economie en vrije tijd.Onder e Artistieke kwaliteitWat als artistieke kwaliteit wordt herkend is afhankelijk van het tijdsgewricht en
de omstandigheden en daarnaast altijd gerelateerd aan het totaal van het aanbod.
Artistieke kwaliteit is gebaseerd opde onderdelen vakmanschap, zeggingskracht en oorspronkelijkheid.
Bij het onderdeel vakmanschap gaat het om de mate waarin de maker aantoonbaar beschikt
over de vaardigheden en het inzicht in de discipline of een mengvorm van disciplines
om de thema’s of het repertoire zodanig vorm te geven dat de persoonlijke fascinatie
daarvoor zicht- of hoorbaar wordt.
Bij het onderdeel zeggingskracht gaat het om het vermogen van een kunstuiting om het
publiek zo aan te spreken, dat de wijze van waarnemen en de verbeeldingskracht van
dat publiek wordt verrast en uitgedaagd. Zeggingskracht geeft aan in hoeverre een
werk erin slaagt uitdrukking te geven aan een oorspronkelijk idee.
Bij het onderdeel oorspronkelijkheid gaat het om de mate waarin het project zich onderscheidt
van het overige aanbod in de culturele sector in Noord-Brabant. Hierbij is de artistieke
signatuur van een instelling of de visie van de maker bepalend.
Artikel 5.2 SubsidievereistenOnder c Crowdfunding platformVia een crowdfunding platform dat past bij de doelstellingen van het project kan toegang
worden verkregen tot investeerders die bereid zijn om het project te ondersteunen.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter
|
de secretaris
|
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
|
mw. ir. A.M. Burger
|