Toelichting behorende bij de Regeling vergoeding vervoers- en verblijfskosten Noord-Brabant
Algemeen
Op 13 oktober 2000 hebben Provinciale Staten het Vervoerplan vastgesteld. Het Vervoerplan
geeft uitgangspunten in de keuze van medewerkers van de Provincie bij het afleggen
van dienstreizen en woon-werkverkeer. Naar aanleiding van een evaluatie in 2003 is
het Vervoerplan op 7 november 2003 gewijzigd.
Het Vervoerplan heeft plaatsgemaakt voor de Vervoersvisie 2012. De aanleiding voor
deze nieuwe visie is divers. Zowel beleidsinhoudelijke inzichten als keuzemogelijkheden
voor het in te zetten vervoersinstrumentarium zijn sinds de laatste aanpassing van
het Vervoerplan gewijzigd. Bovendien was de terminologie en samenstelling verouderd
en was het Vervoerplan niet meer actueel. Tot slot heeft ook de Agenda van Brabant
bijgedragen aan de actualisatieslag en een geheel nieuwe Vervoersvisie omdat deze
is gericht op meer en breder samenwerken met andere overheden en op bezuiniging van
uitgaven op het Vervoerplan.
In deze door Gedeputeerde Staten vastgestelde Vervoersvisie 2012 zijn de volgende
uitgangspunten en doelstellingen geformuleerd:
-
- de positie van de maatschappelijk verantwoorde en aantrekkelijke werkgever dient
behouden te blijven;
-
- uitgegaan dient te worden van het vertrouwen in de medewerkers;
-
- medewerkers moeten zelf kunnen kiezen waarmee ze van en naar het werk komen;
-
- maatwerk moet mogelijk zijn en blijven;
-
- de provincie heeft een voorbeeldfunctie ten aanzien van haar eigen beleid;
-
- op de uitgaven van de Vervoersvisie dient tot 1 januari 2016 per jaar € 180.000
bezuinigd te worden ten opzichte van de uitgaven van 2011.
Voorts zijn de volgende hoofddoelstellingen zijn geformuleerd:
-
- het optimaal benutten van slimme manieren om elkaar te ontmoeten;
-
- het zoveel mogelijk voorkomen van onnodig vervoer bij woon- en werkverkeer en dienstreizen
van de provinciale medewerkers;
-
- indien vervoer plaatsvindt, dan dienen de nadelige gevolgen van het vervoer voor
milieu en de gezondheid zoveel mogelijk beperkt te worden;
-
- vanuit het vertrouwen dat medewerkers zelf verantwoorde keuzes maken bij noodzakelijke
vervoersbewegingen.
Regeling
De Vervoersvisie 2012 wordt in deze regeling voor het gehele vervoersinstrumentarium
vertaald met vergoedingen voor de verschillende vervoersmiddelen. Het kiezen van de
wijze van vervoer is aan de medewerker waarbij het vertrouwen dat de medewerker de
juiste keuze maakt die past binnen de vervoersvisie het uitgangspunt is. Met de wijze
van vergoeden en de hoogten is beoogd deze juiste keuze te stimuleren en bijvoorbeeld
het gebruik van de auto voor woon-werkverkeer te ontmoedigen. Het verminderen van
bureaucratie, administratieve lasten en deregulering zijn bovenop de uitgangspunten
van de Vervoersvisie 2012 zelf, belangrijke uitgangspunten voor de regeling.
Juridisch kader
Behalve de beleidsbasis gelegd in de Vervoersvisie 2012 wordt deze regeling beheerst
door de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies, het Burgerlijke Wetboek,
Belastingregelgeving en jurisprudentie. In artikel F4, eerste lid van de Collectieve
Arbeidsvoorwaarden Provincies (verder: CAP) is de grondslag gelegd voor vergoeding
van dienstreizen. In het vierde lid van hetzelfde artikel ligt de basis voor de vergoeding
van woon-werkverkeer zolang dit niet apart in de CAP is geregeld.
Voorts is in de CAP een regeling over schadevergoeding en aansprakelijkheid van de
werkgever bij dienstreizen opgenomen. Deze wordt uitgelegd bij het desbetreffende
artikel in de regeling.
Belastingtechnische aspecten; Werkkostenregeling
Met deze regeling is geanticipeerd op nieuwe ontwikkelingen in de fiscale regelgeving,
met name de invoering van de Werkkostenregeling. Onder deze regeling kunnen, binnen
bepaalde grenzen, belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen worden gegeven.
Opbouw regeling
Hoofdstuk 1 van de regeling bevat de begripsbepalingen en de reikwijdte van de regeling:
doelgroep en te vergoeden activiteiten.
Hoofdstuk 2 richt zich op de vergoeding van woon-werkverkeer. Hierbij is onderscheid
gemaakt tussen de verstrekkingen in natura, zoals de vervoerskaart, en de vergoedingen
in geld van de gemaakte kosten voor het vervoer. Per vervoermiddel is een paragraaf
opgenomen waarin de vereisten waaraan de deelnemer dient te voldoen, de hoogte van
de vergoeding en de verplichtingen zijn opgenomen.
Hoofdstuk 3 regelt de vergoeding van reis- en verblijfkosten bij dienstreizen. De
opbouw is hetzelfde als woon-werkverkeer. Dit betekent een onderscheid tussen verstrekkingen
in natura en de vergoeding van gemaakte kosten. Vervolgens zijn per paragraaf de vereisten,
hoogte vergoeding en verplichtingen voor de verschillende vervoermiddelen uitgewerkt.
Voor ambulante werkzaamheden zijn aparte bepalingen opgenomen in hoofdstuk 4.
Vervolgens bevat hoofdstuk 5 voorschriften omtrent het aanvragen van de vergoeding
of indienen van de declaratie en hoofdstuk 6 slotbepalingen zoals overgangsrecht en
inwerkingtreding van de regeling.
Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
Woorden als vervoersbewijs en stallingsbewijs zijn niet omschreven omdat deze hier
dezelfde betekenis hebben als in het normale spraakgebruik.
Voor de omschrijving van de begrippen bromfiets en motorrijtuig wordt verwezen naar
de Wegenverkeerswet 1994 waar in artikel 1, aanhef en onderdelen c en e, een omschrijving
is gegeven voor deze begrippen. Tot het begrip ‘bromfiets’ behoren volgens deze omschrijving
ook elektrische scooters en snorfietsen aangezien de omschrijving alleen een maximumsnelheid
en maximumvermogen bevat.
onderdeel c. dienstreis
Iedere medewerker verricht de werkzaamheden die zijn opgedragen door de leidinggevende
en door de leidinggevende noodzakelijk worden geacht voor de uitoefening van de functie.
Een dienstreis is daar onderdeel van en derhalve omschreven als door de leidinggevende
noodzakelijk geachte reis.
onderdeel e. plaats van tewerkstelling
De plaats van tewerkstelling is nadrukkelijk niet afgebakend tot het provinciehuis
en mogelijke regiokantoren maar strekt zich uit tot iedere plaats van waaruit gewoonlijk
werkzaamheden worden verricht.
onderdeel f. vervoerskaart
De reikwijdte en mogelijkheden van een vervoerskaart worden bepaald door de vervoerder
die de kaart uitgeeft. Dit betekent dat in gevallen waarin de vervoerskaart die mogelijkheden
biedt ook parkeren, stallen van fietsen en dergelijke kan worden betaald met de vervoerskaart.
Artikel 2 Doelgroep
De doelgroep bestaat uit medewerkers met een aanstelling of arbeidscontract van bepaalde
tijd of onbepaalde tijd. Medewerkers die op uitzend- of inhuurbasis werkzaam zijn
bij de provincie, kunnen aanspraak maken op reis- en verblijfvergoeding bij hun werkgever,
voor zover deze dergelijke faciliteiten biedt.
Overigens bepaalt de CAO van uitzendkrachten dat de arbeidsvoorwaarden van het inlenend
bedrijf van toepassing zijn.
Artikel 3 Te vergoeden activiteit
Tot dienstreizen behoren alle mogelijke dienstreizen door de medewerkers verricht,
dit betekent ook dienstreizen die verricht zijn wegens zogeheten ambulante werkzaamheden.
Voor de uitleg van het begrip ambulante werkzaamheden wordt verwezen naar artikel
23 en de toelichting op dat artikel.
Hoofdstuk 2 Woon-werkverkeer
§ 1 Algemene bepalingen
Artikel 4 Vervoermiddelen woon-werkverkeer
Een van de uitgangspunten van de Vervoersvisie 2012 is het zoveel mogelijk beperken
van de nadelige gevolgen van het vervoer voor milieu en gezondheid, daar waar het
woon-werkverkeer niet te vermijden is. Derhalve worden de meer milieuvriendelijke
vormen van vervoer vergoed, uitgaande van de juiste keuze door de deelnemer, uitgaande
van doelmatigheid en beschikbaarheid van vervoermiddelen.
In dit artikel wordt tegelijk het vereiste gesteld dat vergoeding wordt verstrekt
wegens daadwerkelijk afleggen van woon-werkverkeer met een van de genoemde vervoermiddelen.
Dit betekent bijvoorbeeld dat geen treinabonnement wordt verstrekt, als niet met het
openbaar vervoer wordt gereisd.
Artikel 5 Vorm van vergoeding
Gedeputeerde Staten verstrekken de vergoeding in natura of in de vorm van een geldbedrag.
Eerste lid
Het eerste lid ziet op verstrekking in natura. Dit kan op verschillende manieren.
Onder andere door het verstrekken van een vervoerskaart of stallingsbewijs, maar ook
door het taxivervoer te regelen dan wel een vaste taxivervoerder aan te bieden.
Het aantal verstrekkingen in natura neemt in de toekomst toe door de op handen zijnde
flexibele abonnementsvormen van aanbieders van openbaar vervoer zoals de NS. De vereisten
om voor een verstrekking in natura in aanmerking te komen zijn dezelfde als die voor
een geldbedrag. Die vereisten zijn per vervoermiddel opgenomen.
Derde lid
Gedeputeerde Staten bepalen voorafgaand aan de reis welk vervoersbewijs voor het door
de medewerker gekozen vervoermiddel het meest doelmatig is. Administratieve lasten
zijn met name bepalend in die gevallen dat sprake is van een preferred supplier, zoals
bij het taxivervoer, of een raamcontract met een vervoerder.
Artikel 6 Fiets met trapondersteuning
De definitie van fiets met trapondersteuning is gegeven in artikel 1, onder ea, van
de Wegenverkeerswet 1994. Hierin is bepaald dat het gaat om fietsen die zijn voorzien
van een elektrische hulpmotor met een in de begripsomschrijving opgenomen vermogen
en maximumsnelheid.
§ 2 Fiets
Artikel 7 Weigeringsgrond
De vergoeding wordt verstrekt voor een periode van vijf jaren. Indien een deelnemer
in de afgelopen vijf jaren deze vergoeding reeds heeft ontvangen, ontvangt hij derhalve
geen vergoeding.
De vergoeding wordt ook verstrekt aan medewerkers in tijdelijke dienst of met een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Dit betekent wel dat zij een evenredig deel
van de vergoeding moeten terugbetalen als het tijdelijke dienstverband of contract
niet overgaat in een vaste aanstelling, en dus de periode van vijf jaren niet kan
worden vol gemaakt.
Artikel 9 Verplichtingen
Eerste lid
Indien een deelnemer een vergoeding heeft ontvangen, dient hij meer dan 50% van de
werkbare dagen dan wel 2400 kilometer op jaarbasis fietsend het gehele traject van
het woon-werkverkeer af te leggen []. De huidige belastingregeling bepaalt de norm
van meer dan 50%. Deze verplichting maakt een combinatie met bijvoorbeeld woon-werkverkeer
per openbaar vervoer of carpoolen mogelijk op de dagen dat niet gefietst wordt, en
houdt tegelijk de fietsvergoeding doelmatig door de minimumeis.
Met het juist invullen van het declaratieformulier wordt aangetoond of aan de verplichtingen
wordt voldaan.
In onderdeel b is opgenomen dat een fietsvergoeding kan worden verstrekt indien jaarlijks
minimaal 2400 km wordt gefietst. Deze bepaling dient pas in werking te treden vanaf
het moment dat de nieuwe fiscale regeling (de Werkkostenregeling) door de provincie
wordt toegepast. Dit zal naar verwachting het geval zijn met ingang van 1 januari
2014. Om die reden is in artikel 40 opgenomen dat deze bepaling pas in werking treedt
op een nader te bepalen datum.
Vierde lid
Het terug te betalen bedrag wordt verrekend met de laatste salarisbetaling. Dit is
toegestaan op grond van artikel 117 van de Ambtenarenwet mits rekening wordt gehouden
met de beslagvrije voet.
Artikel 10 Wijziging periode
In geval van diefstal gedurende de periode dat de fiets is verzekerd tegen diefstal,
ontvangt de deelnemer van de verzekeringsmaatschappij een uitkering, waarmee hij een
vervangende gelijkwaardige fiets kan aanschaft. De oorspronkelijke periode waarvoor
de fietsvergoeding is ontvangen, loopt in principe gewoon door. Indien ter vervanging
een nieuwe fiets is aangeschaft, kan deze in principe een volledige vergoedingsperiode
van vijf jaar mee. Hiertoe is artikel 10 opgenomen. Indien aan de genoemde vereisten
is voldaan, start een nieuwe periode van vijf jaren en worden onder dezelfde voorwaarden
de kosten voor een verzekering van die fiets vergoed.
Artikel 11 Sanctie
Omdat de vergoeding wordt verstrekt op het moment van aankoop van de fiets, maar nadrukkelijk
verplichtingen worden opgelegd ten aanzien van het daarop volgende gebruik, is gekozen
voor een sanctie in de vorm van een terugbetaling naar evenredigheid van de verstrekte
vergoeding. De controle vindt plaats aan de hand van de registratiesticker die op
grond van artikel 9, tweede lid, onder c, is aangebracht op de fiets.
Tweede lid
De terugvordering vindt plaats door verrekening met de laatste salarisbetaling. Dit
is toegestaan op grond van artikel 117 van de Ambtenarenwet mits rekening wordt gehouden
met de beslagvrije voet.
§ 3 Openbaar vervoer
Artikel 12 Vergoeding hoofdtraject
Bij het bepalen van de vergoeding dient artikel 5, eerste lid, in acht te worden genomen.
Dit betekent dat de kosten van een vervoersabonnement, vervoersbewijs of de stalling
in principe door Gedeputeerde Staten rechtstreeks aan de vervoerder of aanbieder van
de stalling worden vergoed, tenzij dit niet kan.
Tweede lid
De bus, metro en tram kennen één klasse, voor die vervoermiddelen is deze bepaling
vooralsnog niet van toepassing.
Derde lid
Uitgaande van de keuzevrijheid van iedere deelnemer, kan een vanwege Gedeputeerde
Staten verstrekte vervoerskaart worden omgezet in eerste klasse tegen bijbetaling
door de medewerker.
Vierde lid
De meerkosten van een eersteklasvervoersbewijs worden verrekend met de salarisbetaling.
Dit is toegestaan op grond van artikel 117 van de Ambtenarenwet mits wordt gehouden
aan de beslagvrije voet.
Artikel 13 Vergoeding voor- of natraject
Eerste lid
Vergoeding van woon- werkverkeer beperkt zich niet tot vergoeding van het hoofdbestanddeel
van het vervoer. Ook het voor- en natraject komen voor deze vergoeding in aanmerking
mits afgelegd met een van de vervoermiddelen als bedoeld die op grond van artikel
4 voor vergoeding in aanmerking komen.
Tweede lid
Aan het vergoeden van stallingskosten gemaakt in het voor- of natraject zijn extra
vereisten gesteld. Uitgangspunt bij hierbij is dat iedere deelnemer, ongeacht of deze
parttime of fulltime werkt, recht heeft op vergoeding van de stallingskosten voor
het voor- en natraject mits tenminste de helft van de werkbare dagen gebruik wordt
gemaakt van de fiets voor het voor- of natraject en die fiets dan in de stalling wordt
geplaatst. Daarom is er geen onderscheid in vergoeding tussen verschillende soorten
dienstverbanden of aanstellingen.
§ 4 Carpoolen
Artikel 14 Vereisten
Voor het carpoolen wordt een carpoolteam gevormd met tenminste twee personen die op
grond van een aanstelling of dienstverband als bedoeld in artikel 2 van deze regeling,
werkzaam zijn bij de provincie. Dit team bestaat uit meerijders – dit zijn medewerkers
die geen chauffeur zijn in het team- en deelnemers – dit zijn medewerkers die chauffeur
zijn in het team en vergoeding vragen op grond van de regeling.
In het declaratieformulier wordt tot uitdrukking gebracht dat voldaan wordt aan de
vereisten. Hiertoe houdt het team per kwartaal een agenda bij waarin per dag is aangegeven
welk teamlid chauffeur was en welke teamleden hebben meegereden.
Artikel 15 Vergoeding
Tweede lid
In de regeling is er bewust voor gekozen een vergoeding te geven op basis van de kortste
route. De chauffeur behoudt natuurlijk de mogelijkheid een andere route af te leggen,
maar dit heeft geen invloed op de hoogte van de vergoeding. In de praktijk is gebleken
dat verschillende programma’s of systemen, verschillende berekeningen geven van de
afstand. Met de keuze van het systeem Routenet is gekozen voor een vaste maatstaf
om iedere discussie te voorkomen.
Artikel 16 Parkeerplaats
Iedere deelnemer aan de carpoolregeling ontvangt een carpoolpasje of carpoolvignet.
Op de dagen dat een deelnemer als chauffeur van het carpoolteam rijdt, kan hij gebruik
maken van de parkeerplaatsen die voor carpoolers ter beschikking zijn gesteld op het
parkeerterrein van het provinciehuis. Dit kan betekenen dat er meerdere auto’s van
een carpoolteam op het desbetreffende deel van het parkeerterrein staan, mits deze
die dagen allemaal gebruikt zijn om te carpoolen. Op de dagen dat de deelnemer niet
carpoolt, kan hij tot 9.30 uur niet van deze plaatsen gebruik maken.
§ 5 Taxi
Artikel 17 Vereisten
Onder b
Deze bepaling is opgenomen met het oog op het doelmatig gebruik van andere wijzen
van vervoer denk bijvoorbeeld aan het tijdelijk gebruik van de elektrische scooter
van de provincie.
Artikel 18 Vergoeding
Op grond van artikel 5, eerste lid, vergoeden Gedeputeerde Staten de kosten van het
vervoer rechtstreeks aan het taxibedrijf, tenzij dit niet kan. Op grond van het derde
lid van dit artikel bepalen Gedeputeerde Staten het meest doelmatige vervoersbewijs.
Dit betekent dat de keuze voor een taxibedrijf in eerste instantie beperkt is tot
de preferred supplier, het taxibedrijf waarmee Gedeputeerde Staten een raamcontract
hebben afgesloten. Indien de rit niet binnen dit contract valt, kan een andere taxivervoerder
worden gekozen.
Hoofdstuk 3 Dienstreizen
§ 1 Algemene bepalingen
Artikel 19 Soorten vergoeding voor dienstreis
Dit artikel bepaalt reeds dat alleen vergoeding wordt verstrekt indien de reis daadwerkelijk
en op de meest doelmatige wijze wordt afgelegd.
Voor de omschrijving van de begrippen bromfiets en motorrijtuig wordt verwezen naar
de Wegenverkeerswet 1994 waar in artikel 1, aanhef en onderdelen c en e, een omschrijving
is gegeven voor deze begrippen. Tot het begrip ‘bromfiets’ behoren volgens deze omschrijving
ook elektrische scooters en snorfietsen aangezien de omschrijving alleen een maximumsnelheid
en maximumvermogen bevat.
Artikel 20 Doelmatig vervoer
Dit artikel geeft uitwerking aan het in artikel 19 ingevoerde doelmatige wijze van
afleggen van de dienstreis.
Nadrukkelijk is in de Vervoersvisie 2012 een voorkeursvolgorde bepaald voor het afleggen
van dienstreizen, met het oog op het verminderen van het gebruik van dienstauto’s
en huurauto’s en met het oog op de geformuleerde uitgangspunten. Deze voorkeursvolgorde
is verwerkt in de regeling.
De doelmatigheid van een vervoermiddel voor een dienstreis wordt onder andere bepaald
door het vervoermiddel waarmee de medewerker doorgaans zijn woon-werkverkeer aflegt,
de bereikbaarheid van de bestemming met de fiets of het openbaar vervoer, de mogelijkheid
om werkzaamheden te kunnen verrichten in het openbaar vervoer, de af te leggen afstand,
de verwachte reistijd, het moment van de dag waarop de dienstreis wordt afgelegd,
de aard van de afspraak, overige afspraken op dezelfde dag, de beschikbaarheid van
vervoermiddelen van de provincie en de hoeveelheid bagage die de deelnemer bij zich
draagt.
Artikel 21 Vorm van vergoeding
Gedeputeerde Staten verstrekken de vergoeding in natura of in de vorm van een geldbedrag.
Eerste lid
Het eerste lid ziet op vergoeding in natura. Dit kan op verschillende manieren. Onder
andere door het verstrekken van een vervoerskaart of stallingsbewijs, maar ook door
het taxivervoer te regelen dan wel een vaste taxivervoerder aan te bieden of het betalen
van de verblijfskosten rechtstreeks aan de aanbieder van het verblijf.
Het aantal verstrekkingen in natura neemt in de toekomst toe door de op handen zijnde
flexibele abonnementsvormen van aanbieders van openbaar vervoer zoals de NS.
De vereisten om voor een verstrekking in natura in aanmerking te komen zijn dezelfde
als die voor een geldbedrag. Die vereisten zijn per kostensoort opgenomen.
Derde lid
Gedeputeerde Staten bepalen voorafgaand aan de reis welke vorm van vervoer het meest
doelmatig is. Administratieve lasten zijn met name bepalend in die gevallen dat sprake
is van een preferred supplier, zoals bij het taxivervoer, of een raamcontract met
een vervoerder.
Artikel 22 Begin- en eindpunt dienstreis
De Vervoersvisie 2012 gaat uit van de verantwoordelijkheid van de medewerker dat hij
een doelmatige keuze maakt ten aanzien van zijn vervoersbewegingen. Uit dit uitgangspunt
volgt, dat de medewerker zijn dienstreis dusdanig plant dat het aantal vervoersbewegingen
optimaal is. Vanuit die optiek hoeft de plaats van tewerkstelling niet altijd gelijk
te zijn aan het vertrekpunt voor de dienstreis.
Vanwege de dienstreis kan het voorkomen dat een medewerker extra kosten maakt voor
woon-werkverkeer vanwege het ongebruikelijke reizen met zijn auto, daar waar hij doorgaans
kiest voor openbaar vervoer of de fiets (of carpoolen). Voor die gevallen komen de
extra kosten voor vergoeding in aanmerking.
Artikel 23 Ambulant
In deze regeling is geen lijst opgenomen met ambulante functies. Ambulant is niet
gekoppeld aan een functie, maar aan de werkzaamheden. Eventuele afwijkende vergoedingen
en faciliteiten (zoals de beschikbaarheid van een auto van de provincie) voor ambulante
werkzaamheden gelden uitsluitend gedurende de periode dat de werkzaamheden als ambulant
worden aangemerkt. De hoofdregel is dat voor dienstreizen gedurende ambulante werkzaamheden
dezelfde vergoedingen gelden. Uitzonderingen of aanvullingen hierop zijn opgenomen
in paragraaf 7 van dit hoofdstuk.
§ 3 Openbaar vervoer
Artikel 27 Vergoeding
Bij het bepalen van de vergoeding dient artikel 21, eerste lid, in acht te worden
genomen. Dit betekent dat de kosten van een vervoersabonnement, vervoersbewijs of
de stalling in principe door Gedeputeerde Staten rechtstreeks aan de vervoerder of
aanbieder van de stalling worden vergoed, tenzij dit niet kan.
§ 4 Eigen motorrijtuig
Artikel 28 Vergoeding
Indien tijdens een dienstreis met het eigen motorrijtuig of een motorrijtuig van de
Provincie een verkeersongeval plaatsvindt, is dit een arbeidsongeval.
De provincie neemt de geleden schade voor zijn rekening als de deelnemer schade lijdt
aan zijn eigen auto voor zover geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid of
andere in de wet of jurisprudentie opgenomen uitzonderingen. Dit geldt ook voor schade
aan mede-inzittenden. De vergoeding vindt plaats naar billijkheid. Hierover hoeven
geen aparte afspraken te worden gemaakt aangezien dit geregeld is in artikel F3, derde
lid, van de CAP.
Bij schade als gevolg van een tweezijdig ongeval waarbij de wederpartij als veroorzaker
wordt aangewezen, dient de schade door de wederpartij vergoed te worden. In dat geval
is er geen sprake van no-claim korting en eigen risico. In geval er geen wederpartij
is of de wederpartij is niet aansprakelijk, dient de verzekering van de medewerker
de schade op de provincie te verhalen. Ook dan is er geen sprake van no-claim korting
of eigen risico.
Voor medewerkers die meer dan 10.000 kilometer per jaar als dienstreis voor de provincie
afleggen, geldt in het CAP een afwijkende bepaling. In de CAP, artikel F3, derde lid
onder b, is hiertoe opgenomen dat de Provincie de schade niet vergoedt bij 10.000
of meer dienstkilometers per jaar, en per kilometer een vergoeding gelijk of hoger
dan het belastingvrije bedrag per kilometer. In de toelichting is aangegeven dat er
vanuit wordt gegaan dat de kilometervergoeding de medewerker financieel in staat stelt
eventuele schade voor zijn rekening te nemen.
Tweede lid
De kilometervergoeding is netto bepaald. De deelnemer ontvangt de vergoeding vrij
van belastingen. Mocht belasting worden geheven dan komt deze voor rekening van de
provincie.
§ 5 Taxi
Artikel 29 Vergoeding
Op grond van artikel 21, eerste lid worden de kosten van het vervoer door Gedeputeerde
Staten rechtstreeks aan het taxibedrijf vergoed, tenzij dit niet kan. Dit betekent
dat de keuze voor een taxibedrijf in eerste instantie beperkt is tot de preferred
supplier, het taxibedrijf waarmee Gedeputeerde Staten een raamcontract hebben afgesloten.
Indien de rit niet binnen dit contract valt, kan een andere taxivervoerder worden
gekozen.
§ 6 Verblijfskosten
Artikel 31 Kosten van maaltijden en kleine uitgaven
Derde lid
Vergoeding van lunch of avondmaaltijd kan alleen verstrekt worden als in de dienstreis
daadwerkelijk de periode van de lunch of avondmaaltijd valt. Als een dienstreis halverwege
de lunch of avondmaaltijd eindigt, is hiervan geen sprake en komt de deelnemer niet
in aanmerking voor een vergoeding. Onder de tijd van de dienstreis valt overigens
de reis zelf maar ook de betreffende werkzaamheden. Als vanzelfsprekend wordt in beginsel
de lunch of avondmaaltijd zelf niet tot de dienstreis gerekend.
Vijfde lid
Reisregeling binnenland en Reisregeling buitenland zijn regelingen voor ministeries
waaronder de hoogte van de vergoedingen voor de verschillende vervoermiddelen en verblijfskosten
zijn opgenomen. De bedragen zijn maximum bedragen. Dit betekent dat de daadwerkelijk
gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking komen tot maximaal het bedrag in de
desbetreffende Reisregeling.
Artikel 32 Kosten logies
Eerste lid
De regeling treedt niet in de beoordeling van de noodzaak van een overnachting.
Deze noodzaak is overigens van verschillende factoren afhankelijk zoals het tijdstip
waarop de dienstreis plaatsvindt, de duur van de dienstreis, de locatie van de dienstreis
en afstand tot de woning van de deelnemer.
Tweede lid
Reisregeling binnenland en Reisregeling buitenland zijn regelingen voor ministeries,
waarin onder meer de hoogte van de vergoedingen voor de verschillende vervoermiddelen
en verblijfskosten zijn opgenomen. De bedragen zijn maximum bedragen. Dit betekent
dat de daadwerkelijk gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking komen tot maximaal
het bedrag in de desbetreffende Reisregeling.
§ 7 Ambulante werkzaamheden
De hoofdregel is dat voor dienstreizen gedurende ambulante werkzaamheden dezelfde
vergoedingen gelden als voor overige medewerkers die een dienstreis afleggen. Uitzonderingen
en aanvullingen hierop zijn opgenomen in paragraaf 7 van dit hoofdstuk.
Artikel 34 Vergoeding vervoer
Tweede lid
Ook de deelnemer die de hem ter beschikking gestelde auto na afloop van zijn werkdag
mee naar huis mag nemen, heeft de verplichting om een sluitende rittenadministratie
bij te houden als bedoeld in het eerste lid onder c om aan te tonen dat de auto niet
privé wordt gebruikt. De kilometers die afgelegd zijn voor woon-werkverkeer vallen
niet onder privé-kilometers.
Derde lid
Of sprake is van langdurige afwezigheid is naar het oordeel van de leidinggevende.
Dit is van meerdere factoren afhankelijk zoals de aard van de afwezigheid, de lengte
van de afwezigheid in verhouding tot de inspanning die de medewerker moet leveren
om de auto daadwerkelijk beschikbaar te maken voor gebruiken door anderen en de verwachting
dat de auto gedurende de afwezigheid daadwerkelijk wordt gebruikt. Zo kan bijvoorbeeld
een vakantie van twee weken als langdurig worden aangemerkt indien de medewerker nagenoeg
geen apparatuur die bij zijn werkzaamheden hoort, uit de auto hoeft te verwijderen.
En een langere afwezigheid van vier weken niet als langdurig worden aangemerkt, indien
de inspanning om de auto gebruiksklaar op te leveren groot is, terwijl de verwachting
dat er gebruik van wordt gemaakt zeer klein is omdat het hoogzomer is waarin veel
medewerkers op vakantie zijn.
Artikel 35 Kosten van maaltijden en kleine uitgaven
Eerste lid
Indien sprake is van ambulante werkzaamheden wordt onderscheid gemaakt tussen de kleine
vergoeding overdag en de overige vergoeding van maaltijden en kleine uitgaven. De
regeling voor de kleine vergoeding overdag is afwijkend van de bepalingen over kleine
vergoedingen zoals opgenomen in artikel 31. De vergoeding wordt gegeven voor iedere
dag dat een dienstreis wordt gemaakt ongeacht de werkelijk gerealiseerde kosten.
Deze bepaling is een tegemoetkoming voor de specifieke omstandigheden die gelden voor
ambulante werkzaamheden en geldt slechts voor de periode waarin de werkzaamheden als
ambulant zijn aangemerkt.
Tweede lid
Indien sprake is van ambulante werkzaamheden geldt dat de lunch slechts dan wordt
vergoed indien er geen mogelijkheid om een meegebrachte lunch te nuttigen, dan wel
tegen betaling een lunch van de werkgever te ontvangen.
Hoofdstuk 4 Overige bepalingen
Artikel 36 Vereisten vergoedingsaanvraag
In artikel C.2 van de CAP is de betalingstermijn vastgelegd van onder andere de vergoeding
van kosten van dienstreizen en woon-werkverkeer. In het tweede lid is opgenomen dat
deze wordt betaald bij de salarisbetaling in de maand na de aanvraag.
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen
Artikel 38 Overgangsrecht
Eerste lid
Naar aanleiding van het inwerkingtreden van deze regeling, dienen medewerkers zich
bewust te zijn van het gekozen vervoer voor woon-werkverkeer en dienstreizen. Eventueel
lopende abonnementen worden geëvalueerd en waar nodig stopgezet of omgezet indien
de huidige wijze niet doelmatig is.
Tweede lid
Ingeval van een vergoeding voor de aanschaf van de fiets is de regeling in die zin
gewijzigd dat het aantal werkbare dagen waarop deze fiets gebruikt dient te worden
is teruggebracht tot 50% of 2400 kilometer per jaar. Verschillende regimes op dit
vlak gedurende een overgangsperiode van maximaal ruim vier jaar, is niet uitvoerbaar.
Derhalve is gekozen voor een overgangsregeling waarbij de verplichtingen van deze
Regeling van toepassing zijn op reeds uitbetaalde aanvragen die nog in de vijfjaren
termijn zijn.
Derde lid
In de voorgaande regeling ontvangen medewerkers met ambulante werkzaamheden een gestaffelde
kilometervergoeding. Deze gestaffelde kilometervergoeding is gewijzigd in een vaste
netto-vergoeding per kilometer. De voorgaande kilometervergoeding wijkt gemiddeld
genomen niet af van de nieuwe systematiek. Deze wijziging behoeft geen overgangsrecht.
Artikel 40 Inwerkingtreding
De provincie past de Werkkostenregeling op dit moment nog niet toe. Dit betekent dat
artikel 10, eerste lid, onder a, nog niet binnen de fiscale vergoedingsregeling past.
Deze bepaling treedt derhalve past in werking zodra de Werkkostenregeling ook bij
de provincie wordt toegepast.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter
|
de secretaris
|
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
|
drs. W.G.H.M. Rutten
|