Bart Nieuwenhuizen, medewerker beleidsontwikkeling, dompelt zich al jaren onder in het onderwerp ‘agrarische leegstand’. Of liever gezegd: in het voorkomen ervan. Het zwaartepunt qua agrarische bedrijvigheid ligt in de ABG-gemeenten in Alphen-Chaam, gevolgd door Baarle-Nassau. Gilze en Rijen is hekkensluiter. “We werken toe naar integraliteit in de beleidsontwikkeling voor het buitengebied”, vertelt hij. “Beleid voor onze VAB’s en veehouderijen heeft prioriteit. Vanaf 2019 zijn we hiervoor in kaart gaan brengen wat de huidige status van beide is. Dat leidde tot een database met een interactieve viewer met allerlei cijfers en gegevens op zowel locatie- als gebiedsniveau. Daaruit concludeerden we dat we in de ABG-gemeenten circa 138 VAB-locaties hebben met in totaal zo’n 114.000 m² aan voormalige agrarische opstallen. Vervolgvraag is: wat willen we daarmee?”
Beeld per locatie
De gemeenten besloten de 138 adressen aan te schrijven om persoonlijk van eigenaren te horen wat hun plannen zijn, waar twijfels liggen, welke wensen ze hebben. “Uit die keukentafelgesprekken kwamen gegevens die we langs onze database en viewer legden”, legt Bart uit. “We brachten dus ‘data en praktijk’ samen, waarbij de eigenaren centraal staan in combinatie met de laatste technieken en mogelijkheden om data te verzamelen en te analyseren. Zo kregen we een nog beter beeld pér locatie en van de dynamiek van het gebied waarbinnen deze locatie gelegen is. We willen namelijk ook inzichtelijk hebben of individuele plannen en gemeentelijke belangen elkaar misschien zouden bijten. Of waarin we elkaar tegemoet zouden kunnen komen en waar we als gemeente in willen of kunnen faciliteren.”
Bart en zijn collega’s spraken – tot de coronapandemie alles stillegde – al ongeveer dertig eigenaren. “Tegelijkertijd voerden we een analyse uit op alle principeverzoeken van de afgelopen jaren rond herbestemming van agrarisch naar een ander gewenst gebruik. Die twee bronnen samen gaven een soortgelijk beeld: meer dan de helft wil de agrarische bestemming om kunnen zetten naar een woonbestemming of een bestemming waarbij wonen nadrukkelijk onderdeel is van het beoogde nieuwe gebruik. Een goede tweede was de wens om de agrarische bestemming om te zetten naar de bestemming ‘Bedrijf’”, vat Bart samen. “We zijn gaan kijken hoe we daar als gemeenten op in kunnen spelen. Daarbij zoeken we naar de mogelijkheid voor maatwerk, zonder dat het willekeur wordt.”
Meer flexibiliteit, extra inspanningen
Eén van de initiatieven die eruit rolde voor de korte termijn, is een Sloopkwaliteitsregeling waarvan de eerste fase voorziet in een sloopbank. Met deze Sloopbank – een soort marktplaats – spelen de gemeenten in op de concrete behoefte aan meer maatwerk op het gebied van (bij)gebouwen bij (bedrijfs)woningen. In Alphen-Chaam en Baarle-Nassau is deze regeling inmiddels vastgesteld. In Gilze en Rijen is het voorstel aan de gemeenteraad in voorbereiding. “Tot voor kort verbonden we altijd een beperkte maximale oppervlaktemaat aan bijgebouwen. We merkten dat veel mensen afhaakten en de herbestemming niet doorzetten. Sommigen vonden sloop te duur. Of wilden juist meer bijgebouwen bij hun woning. Met de Sloopbank brengen we vraag en aanbod van sloop- en compensatiemeters samen. Daarmee kunnen eigenaren van VAB-locaties bijvoorbeeld een deel van de sloopkosten terugverdienen of ze mogen meer bijgebouwen realiseren of laten staan als ze voorzien in een compensatie vanuit de Sloopbank. Meer maatwerk dus. Daarmee brengen we een vliegwiel op gang en proberen we de impasse te doorbreken. We verbinden er wel een voorwaarde aan: de eigenaar moet zich inspannen om met een goed onderbouwd plan te komen voor zijn locatie en zijn gebouwen.”
Individuele en gemeentelijke belangen
Hier komt VABIMPULS om de hoek kijken. Inmiddels zijn er in Alphen-Chaam acht VABIMPULS-beschikkingen afgegeven, in Baarle-Nassau vier en in Gilze en Rijen tien. “We wijzen eigenaren altijd op VABIMPULS. Die kan, naast een luisterend oor, zorgen voor de nodige verdieping. Voor ons, als gemeente, is het belangrijk dat eigenaren zich goed oriënteren op hun toekomst. Zich goed voelen bij het ontwikkelen van een plan. We zijn ons er sterk van bewust dat hier vaak veel emoties meespelen. Wie besluit om zijn bedrijf te herbestemmen, doet dat soms in de wetenschap dat de onderneming na drie, vier generaties echt bij hem stopt. Dat maakt die persoonlijke begeleiding zo waardevol.” Tegelijkertijd benadrukt Bart ook het belang van de drie gemeenten. “Met onze aanpak kijken we voor de langere termijn gebiedsgericht en vanuit de dynamiek van het gebied zelf. We willen in de buitengebieden duurzame landbouw bevorderen, maar ook recreatie en toerisme, leefbaarheid, natuur en landschap. Daar moeten de plannen van een eigenaar bij passen of een bijdrage aan leveren, en die kansen willen we ook benutten. Wij bieden die flexibiliteit in hoe we met zijn plannen omgaan, geven de kaders aan. Nauw contact met deskundigen van VABIMPULS is daarom belangrijk voor de nodige afstemming. Mijn ervaring is dat veel deskundigen dit onderschrijven. Even bellen om met elkaar van gedachten te wisselen, doen we dan ook regelmatig. We vinden het immers allemaal zonde als een individueel plan uiteindelijk niet kan doorgaan omdat het niet past bij wat we in een bepaald gebied voor ogen hebben.”
Samen optrekken
Barts oproep aan VABIMPULS-deskundigen is dan ook om hem en zijn collega’s al vroeg bij plannen te betrekken. “Wij staan daar open voor. We willen echt samen optrekken, in een heel vroeg stadium meedenken en flexibiliteit bieden om te kijken hoe we individuele plannen inpasbaar kunnen maken in onze beoogde gebiedsgerichte werkwijze. Als in een compact gebied meerdere aanvragers voor een voucher zitten, kan het een grote meerwaarde geven als we dan opschalen naar een meer gebiedsgerichte benadering waarbij wij als gemeente, provincie én VABIMPULS gelijk optrekken”. VABIMPULS is ijzersterk in het bespreekbaar maken van complexe onderwerpen, vindt hij. “Ik weet hoe moeilijk dat is en ik vind dat de deskundigen daar goed raad mee weten. Door onze krachten te bundelen en ook de brede context mee te nemen, kunnen we samen aan verwachtingsmanagement doen en zorgen voor plannen die in onze gemeenten realistisch en haalbaar zijn. Zo sluiten onze inspanningen naadloos bij elkaar aan.”
Terugkoppeling van bevindingen
VABIMPULS is wat Bart betreft ook een goede partner in het ontdekken van gemene delers. “Stel dat gesprekken opvallend vaak vastlopen op een specifiek onderdeel, dan hoor ik dat ook graag. Die terugkoppeling vind ik belangrijk, want misschien is het iets in ons beleid waar we wat aan kunnen doen.” De Sloopbank is daar een goed voorbeeld van omdat die zowel antwoord geeft op behoeften van eigenaren als de belangen dient van gemeente en provincie. “Beleid zal heel vaak achter blijven lopen op de praktijk, maar laten we er samen alles aan doen om heel dicht bij de praktijk te blijven en nieuw beleid vanuit die praktijk te maken.” Daarnaast zou hij graag zien dat gemeenten ook vanuit het sociaal domein VABIMPULS op het netvlies krijgen. “Nu komt de regeling alleen in beeld als we het over ruimtelijke ordening hebben, terwijl leefbaarheid en veiligheid ook duidelijke raakvlakken hebben met een toekomstbestendig platteland. Het kan zomaar zijn dat een eigenaar van een VAB-locatie eerst nog een emotioneel en sociaal proces door moet lopen voordat we überhaupt toe komen aan een ruimtelijke oplossing. In dat geval is het soms beter dat die ingang niet wordt gezocht bij het team dat zich bezighoudt met ruimtelijke ordening, maar bij het sociale domein. Ik zou het dan ook toejuichen als gemeenten in Brabant wat meer vanuit die sociale ‘hoek’ naar regelingen als VABIMPULS kijken.”