In de regionale woondeals is vastgelegd hoeveel woningen er per regio en gemeente bij komen. Twee derde van de nieuwbouw moeten betaalbare woningen zijn; 30% sociale huur en circa 40% is bestemd voor middeninkomens (huurwoningen tot €1.000 en koopwoningen tot €355.000). Gemeenten met minder dan 30% sociale huur in hun woningvoorraad moeten dit percentage met nieuwbouw op peil brengen. Gemeenten die al op dat niveau zitten kunnen meer voor het middensegment bouwen. 

Maatwerk

Aan de hand van de opgaven en karakteristieken per regio worden er ook woningen gebouwd voor aandachtsgroepen, zoals arbeidsmigranten, ouderen, woonwagenbewoners of studenten. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over het bouwen van flexwoningen, collectieve en nieuwe woonvormen. Belangrijk uitgangspunt is circulariteit en duurzaam bouwen. 

Versnellingstafels

De ondertekenaars van de regionale woondeals werken in de uitvoering nauw samen met relevante markt- en maatschappelijke partijen. Aan de regionale versnellingstafels wordt hun expertise en denkkracht benut om de woningbouw te versnellen. Bijvoorbeeld door te prioriteren, samenwerkingskansen beter te benutten en concrete oplossingen te zoeken voor knelpunten. 
Voor het bouwen van woningen is voldoende planaanbod cruciaal. Primair ligt de verantwoordelijkheid daarvoor bij gemeenten. Provincie en gemeenten zetten zich in om tijdig (ruim) voldoende plancapaciteit beschikbaar te hebben, om de afgesproken kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgaven te kunnen realiseren.

Regie

Het Rijk neemt meer regie in de volkshuisvestelijke opgave en de inrichting van Nederland. De regionale woondeals komen voort uit het programma Woningbouw, waarin de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening inzet op de bouw van 900.000 woningen in ons land tot en met 2030. Voor Brabant gaat het in die periode om de bouw van 130.600 woningen. Hierover hebben Rijk en provincie in oktober 2022 bestuurlijke afspraken gemaakt. 

Samenwerking

De opgaven met betrekking tot ‘bouwen en wonen’ zijn groot en complex, met betrokkenheid en belangen van vele (bouw)partijen. Ook externe factoren als prijsontwikkelingen, beschikbaarheid van locaties, grondstoffen, bouwmaterialen en bouwpersoneel, energie en tijdige beschikbaarheid van energie-infrastructuur, (ambtelijke) capaciteit, investeringscapaciteit van woningcorporaties en ontwikkelaars, knellende wet- en regelgeving en economische ontwikkelingen bepalen mede de haalbaarheid van de woningbouwopgaven. Daarom is een intensieve samenwerking, actieve sturing en monitoring van de uitvoering noodzakelijk.

Zie ook