Algemeen
De provincie Noord-Brabant werkt aan een duurzame en slimme economie waarin maatschappelijke
vraagstukken op inventieve wijze worden opgelost, met behulp van de innovatiekracht
van het Brabantse bedrijfsleven. Een belangrijk maatschappelijk vraagstuk waar de
provincie in de komende decennia voor staat, is de toenemende druk op de gezondheidszorg.
Kenmerkende trends zijn:
1. Een groeiende zorgvraag door toename van het aantal chronische aandoeningen en
door vergrijzing van de bevolking;
2. Een zorgvraag die zich steeds meer ontwikkelt naar langere zelfstandigheid van
de zorgconsument; en
3. Een toename van arbeidstekorten en stijgende kosten in de zorg.
Deze trends zijn landelijk, maar zeker ook in Noord-Brabant zichtbaar. De wens van
burgers om meer regie te hebben over het eigen leven (met een verschuiving van de
tweede- naar eerste- naar nuldelijnszorg) is hierbij een uitdaging.
Deze transitie biedt nieuwe marktkansen voor bedrijven, want juist bedrijven spelen
een sleutelrol in de ontwikkeling, het testen en marktrijp maken van innovatieve,
vraaggestuurde producten, processen en diensten.
Het IAB-4 programma wil hieraan een bijdrage leveren door economische en maatschappelijke
organisaties rondom zorg en welzijn bij elkaar te brengen in uitvoeringsprojecten.
IAB-4 focust daarbij op de ontwikkeling, het testen en marktrijp maken van innovatieve
vraaggestuurde producten, diensten en processen voor de in Brabant steeds meer voorkomende
chronische aandoeningen COPD, dementie en diabetes. Hiertoe is de Subsidieregeling
innovatieve acties Brabant 4 Noord-Brabant 2011-2012 ontwikkeld. De Subsidieregeling
voldoet aan de staatssteunregels van artikel 107 VWEU en valt onder de Omnibus Decentraal
Regeling, module 1 (Onderzoek & Ontwikkeling projecten, experimentele ontwikkeling
met samenwerking).
De provincie streeft naar een gelijkmatige en evenwichtige verdeling van de uitvoeringsprojecten
over de drie chronische aandoeningen en de vier thema's zoals genoemd in artikel 5
lid 1 onder b.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Begripsbepalingen
Ten aanzien van het bepaalde onder d merken we het volgende op:
COPD is een chronische vernauwing van de luchtwegen die de ademhaling beperkt, permanent
is en grotendeels onomkeerbaar is. COPD omvat chronische bronchitis en emfyseem. Chronische
bronchitis is een chronische ontsteking van het slijmvlies door langdurige blootstelling
aan bepaalde prikkelende stoffen. Bij emfyseem is sprake van rek uit de longen en
verlies van longweefsel.
Ten aanzien van het bepaalde onder f merken we het volgende op:
Experimentele ontwikkeling omvat het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken
van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis
en vaardigheden voor plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde
producten, procédés of diensten. Hieronder kan tevens de conceptuele formulering en
het ontwerp van alternatieve producten, procédés of diensten worden verstaan. Deze
activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere
documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd. De ontwikkeling
van commercieel bruikbare prototypes en proefprojecten valt eveneens onder experimentele
ontwikkeling indien het prototype het commerciële eindproduct is en de productie ervan
te duur is om alleen voor demonstratie- en validatie doeleinden te worden gebruikt.
Bij commercieel gebruik van demonstratie- of proefprojecten worden eventuele inkomsten
die hieruit voortvloeien, op de in aanmerking komende kosten in mindering gebracht.
De kosten van de experimentele ontwikkeling en het testen van producten, procédés
en diensten komen eveneens in aanmerking, voor zover deze niet voor industriële toepassing
of commerciële exploitatie kunnen worden gebruikt of geschikt gemaakt. Onder experimentele
ontwikkeling wordt niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande
producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten
of afgeleiden daarvan, zelfs niet indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden.
Ten aanzien van het bepaalde onder k merken we het volgende op:
De patient journeys staan op de website www.innovatieveactiesbrabant.nl of kunnen
worden opgevraagd bij het IAB-4 programmamanagement.
Artikel 4 Weigeringsgronden
Ten aanzien van het bepaalde onder a merken we het volgende op:
De startdatum van het project is de datum die in het aanvraagformulier is vermeld
als aanvang van het project. De startdatum van het project kan nooit gelegen zijn
vóór de indieningsdatum van de subsidieaanvraag. Vanaf de indieningsdatum mogen aanvragers
(en deelnemers) voor eigen rekening en risico van start gaan met de uitvoering van
het project.
Voorbereidingskosten om te komen tot (louter) de aanvraag mogen wél voor aanvang van
de startdatum van het project worden gemaakt.
Artikel 5 Subsidievereisten
De subsidievereisten zijn van toepassing op het project. Een project dient aan alle
vereisten in de leden 1 tot en met 6 te voldoen. Belangrijk daarbij is dat de ambitie
is gelegen in het selecteren van hoogwaardige projecten. Innovatie is een belangrijk
kernbegrip. Onder innovativiteit wordt verstaan de mate waarin de beoogde ontwikkeling
nieuw is voor Nederland, waarbij de mate van innovativiteit met name zal worden bepaald
aan de hand van de aan het project ten grondslag liggende visie en business case.
Ten aanzien van het bepaalde onder artikel 5, eerste lid, onder j merken we het volgende
op:
De einddatum van het project is de datum die is vastgelegd in het aanvraagformulier
als einde van het project. Kosten die worden gemaakt na deze einddatum komen niet
voor subsidie in aanmerking en kunnen bijgevolg niet gedeclareerd worden, ook achteraf
niet. De vaststelling van de subsidie kan ingevolge de Algemene wet bestuursrecht
niet hoger zijn dan het in de verleningsbeschikking bepaalde bedrag. Een uitstel van
einddatum is wel mogelijk, mits hiervoor een beargumenteerde verzoek wordt ingediend
bij Gedeputeerde Staten en zij dit verzoek positief hebben beantwoord. De einddatum
van een project kan echter nooit ná 31 december 2012 liggen.
Ten aanzien van het bepaalde onder artikel 5, zesde lid merken we het volgende op:
Onverminderd de vereisten zoals die in de leden 1 tot en met 5, gelden is in het zesde
lid invulling gegeven aan de bestuurlijke behoefte om hoogwaardige projecten te kunnen
selecteren. De wijze waarop die selectie plaatsvindt, is vormgegeven door een expertgroep
enerzijds te laten oordelen over de objectieve vereisten in de leden 1 tot en met
5 en de expertgroep tevens te laten oordelen over een door aanvrager te houden presentatie
en de beantwoording van eventuele vragen vanuit de expertgroep door de aanvrager.
Het project wat door aanvrager gepresenteerd wordt, kan punten scoren op de in lid
6 genoemde items/onderwerpen. Hoe hoger de score, hoe hoger de ‘ranking’. De intentie
is dat dit een stimulerend effect zal hebben op zowel de aanvrager als de deelnemers
om te komen tot een project wat hét verschil kan maken. Kwaliteit staat dus hoog in
het vaandel.
Artikel 6 Subsidiabele kosten
Ten aanzien van het bepaalde onder a merken we het volgende op:
Het toegestane bedrag van de De-minimis-verordening bedraagt maximaal € 200.000 per
deelnemer van het samenwerkingsverband. In de De-minimis-verordening heeft de Europese
Commissie verklaard dat de steunmaatregelen tot een bepaalde drempel het handelsverkeer
tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen en
daarom niet beschouwd worden als staatsteun in de zin van het VWEU.
Het bedrag van € 200.000 geldt per onderneming gedurende de periode van drie belastingjaren.
Steun onder deze drempel behoeft niet te worden aangemeld. In deze subsidieregeling
is ervoor gekozen om bij de subsidietoekenning dit bedrag niet te overschrijden. Het
kan echter in de praktijk voorkomen dat een door ons begunstigde onderneming in de
afgelopen drie jaar al eens subsidie of een andere vorm van steun van een overheidsorgaan
heeft ontvangen. Dit moet blijken uit de “Verklaring De-minimissteun,” als bijlage
per deelnemer die voorbereidingskosten maakt, aan te leveren bij het aanvraagformulier.
Indien de te verlenen subsidie tezamen met de reeds ontvangen steun het bedrag van
€ 200.000 overschrijdt, zal in dat specifieke geval de onderhavige subsidieverlening
aangemeld moeten worden bij de Europese Commissie.
Ten aanzien van het bepaalde onder b merken we het volgende op:
Slechts de gedeclareerde uren van personeel dat direct betrokken is bij de uitvoering
van het project worden subsidiabel geacht, waarbij de subsidie wordt vastgesteld op
basis van daadwerkelijk verrichte uitgaven (werkelijke loonkosten). Wanneer een (semi)publieke
instelling gelijktijdig optreedt als deelnemer in een project moeten de uit te voeren
activiteiten duidelijk additioneel zijn ten opzichte van de reguliere activiteiten.
Artikel 7 Niet subsidiabele kosten
Voorbeelden van andere niet-subsidiabele kosten zijn kosten voor reguliere bedrijfsvoering,
rentekosten, financiële sancties en gerechtskosten, kosten voor beheer en onderhoud,
algemene bestuurslasten, investeringskosten in kantoorapparatuur waaronder kosten
voor standaard computers en randapparatuur en kosten die reeds uit een andere financieringsbron
in aanmerking komen voor financiering. De opsomming is niet limitatief.
Artikel 8 Vereisten subsidieaanvraag
Ten aanzien van het eerste lid merken we het volgende op:
De subsidieaanvraag wordt bij Gedeputeerde Staten ingediend via het IAB-4 programmamanagement,
per post en bij voorkeur ook via het e-mailadres van het IAB-4 programmamanagement:
IAB4@bom.nl. Het format van het aanvraagformulier staat op de IAB-4 website www.innovatieveactiesbrabant.nl.
Op het format staat eveneens het postadres vermeld.
Ten aanzien van het tweede lid merken we het volgende op:
In deze regeling wordt gebruik gemaakt van een tendersystematiek: met het oog op het
subsidieplafond worden de subsidieaanvragen gebundeld in behandeling genomen.
Het is begrijpelijk dat de aanvraag compleet moet zijn om een goede beoordeling te
kunnen maken. De vereiste formulieren (bijvoorbeeld het aanvraagformulier, een samenwerkingsovereenkomst
of – indien van toepassing volgens Europese wet- en regelgeving – een De-minimisverklaring)
dienen juist en overzichtelijk te worden ingevuld. Het zijn immers dé documenten waarover
de expertgroep zich zal buigen ter finale beoordeling van de aanvraag als geheel.
Artikel 10 Subsidiehoogte
Ten aanzien van het tweede lid merken we het volgende op:
Maximaal 40% van de subsidiabele kosten per deelnemer zijn subsidiabel. Als cofinanciering
wordt aangemerkt de middelen die door de deelnemers worden ingezet ten behoeve van
de verwezenlijking van het project. Deze cofinanciering kan zowel de vorm hebben van
een bijdrage in geld, diensten als van gekapitaliseerde ureninzet. De ureninzet heeft
betrekking op de loonkosten van werknemers van de deelnemers die direct toe te rekenen
zijn aan het project.
Artikel 12 Expertgroep
Ten aanzien van het eerste lid merken we het volgende op:
Op het moment dat Gedeputeerde Staten via het IAB-4 programmamanagement de door alle
deelnemers ondertekende subsidieaanvraag met alle bijlagen hebben ontvangen, verklaart
het programmamanagement de subsidieaanvraag ontvankelijk. De expertgroep toetst vervolgens
of de subsidieaanvraag in formele zin aan alle voorwaarden voldoet (toets op de subsidievereisten)
op basis van de ingediende aanvraag, de door de subsidieaanvrager gehouden presentatie
en de beantwoording van eventuele vragen vanuit de expertgroep door de subsidieaanvrager.
Een project dient hierbij minimaal 30 punten te behalen. Indien de binnen de tendertermijn
ingediende subsidieaanvragen, die minimaal 30 punten scoren, het vastgestelde subsidieplafond
te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling
een afweging tussen die verschillende aanvragen op basis van het aantal punten dat
het project heeft gescoord (zie artikel 11). Indien aanvragen op een gelijk puntenaantal
eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.
Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Ten aanzien van het eerste lid onder b merken we het volgende op:
De tussentijdse rapportage wordt bij Gedeputeerde Staten ingediend via het IAB-4 programmamanagement,
per post en bij voorkeur ook digitaal via het
e-mailadres van het IAB-4 programmamanagement: IAB4@bom.nl. Het format van de tussentijdse
rapportage staat op de IAB-4 website www.innovatieveactiesbrabant.nl. Op het format
staat eveneens het postadres vermeld.
Ten aanzien van het eerste lid onder d merken we het volgende op:
Op grond van de Algemene Subsidie Verordening dient de subsidieontvanger de projectadministratie
zeven jaar te bewaren na het verstrijken van de looptijd van de subsidie, tenzij in
de subsidiebeschikking anders is bepaald.
Ten aanzien van het derde lid onder a merken we het volgende op:
De subsidieontvanger is zelf, inhoudelijk en financieel, verantwoordelijk voor de
inzet van communicatie als (marketing-)instrument. In en op alle schriftelijke, digitale
en mondelinge communicatie-uitingen rond het project wordt kenbaar gemaakt dat het
project mede tot stand is gekomen dankzij de financiële steun van de provincie Noord-Brabant
via Innovatieve Acties Brabant 4 en wordt het logo van de provincie Noord-Brabant
vermeld.
Ten aanzien van het derde lid onder d merken we het volgende op:
Het beschikbaar stellen van informatie op het internet heeft tot doel om speculatie
met voorkennis te voorkomen.
Artikel 15 Subsidievaststelling
Ten aanzien van het eerste lid merken we het volgende op:
De eindrapportage wordt bij Gedeputeerde Staten ingediend via het IAB-4 programmamanagement,
per post en bij voorkeur ook digitaal via het e-mailadres van het IAB-4 programmamanagement:
IAB4@bom.nl. Het format van de eindrapportage staat op de IAB-4 website www.innovatieveactiesbrabant.nl.
Op het format staat eveneens het postadres vermeld.
Ten aanzien van het tweede lid merken we het volgende op:
Het format voor eindrapportages bevat onder andere een inhoudelijk en financieel verslag.
Het financieel verslag dient de realisatie van uitgaven én inkomsten te bevatten.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter de secretaris
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk drs. W.G.H.M. Rutten