Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Gelet op het bepaalde in:
de titels 4.2 en 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
artikel 2 van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007;
hoofdstuk 3 van het Provinciaal Meerjaren Programma Landelijk Gebied 2007 –
2013;
de Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de commissie van 15 december 2006
betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op
staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten
produceren, en tot wijziging van de Verordening (EG) nr. 70/2001 (PB L 385
van 16 december 2006).
Besluiten:
vast te stellen de navolgende nadere regels voor subsidiëring van de
verplaatsing van grondgebonden agrarische bedrijven in de provincie
Noord-Brabant:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
- a.
aankoopplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld document
waarin de strategie is neergelegd voor de verwerving van grond in
een begrensd gebied.
- b.
aanvrager: de eigenaar(s) dan wel de eigenaar(s) en de
gebruiksgerechtigde(n) gezamenlijk van een grondgebonden agrarisch
bedrijf en de cultuurgrond, die schriftelijk te kennen hebben
gegeven in aanmerking te willen komen voor subsidie uit de
onderhavige subsidieregeling.
- c.
agrarisch bedrijf: een bedrijf gericht op het voortbrengen van
producten door middel van het telen van gewassen of het houden van
dieren; een bedrijfsmatig karakter wordt geacht aanwezig te zijn
indien voor de uitoefening van de agrarische activiteiten een
vergunning is verleend op grond van artikel 8.1 van de Wet
milieubeheer of als de uitoefening van deze activiteiten valt onder
de regels voor niet-vergunningplichtige inrichtingen op grond van
artikel 8.40 van deze wet;
- d.
BBL: het bureau beheer landbouwgronden als bedoeld in artikel 28
van de Wet agrarisch grondverkeer;
- e.
bedrijfsgebouw: een gebouw dat in het kader van de normale
bedrijfsvoering bij het grondgebonden agrarisch bedrijf in gebruik
is;
- f.
bedrijfskavel: een aaneengesloten stuk grond waarop de
bedrijfsgebouwen en de eventuele bedrijfswoning van het
grondgebonden agrarisch bedrijf staan;
- g.
Bedrijfswoning: de woning die ten dienste staat van het
grondgebonden agrarisch bedrijf;
- h.
bestaand inundatiegebied: een in een reconstructieplan als zodanig
aangewezen gebied;
- i,
.bouwvergunning: vergunning verleend krachtens artikel 40, eerste
lid, van de Woningwet;
- j.
cultuurgrond: de oppervlakte onbebouwde grond als bedoeld onder m),
die in het kader van de normale bedrijfsvoering bij het
grondgebonden agrarisch bedrijf in gebruik is;
- k.
EHS: een in een reconstructieplan als “Ecologische hoofdstructuur
(EHS)” en in een gebiedsplan als “Natuur (EHS)” aangewezen
gebied;
- l.
gebiedsplan: een door Provinciale Staten van Noord-Brabant
vastgesteld gebiedsplan voor de revitalisering van het landelijk
gebied in West-Brabant;
- m.
grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarvan de
productie geheel of in overwegend mate afhankelijk is van het
voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving
van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval:
akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en
boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn
geplant; melkveebedrijven zijn doorgaans ook grondgebonden;
- n.
in te richten waterbergingsgebied: een in een reconstructie- of
gebiedsplan als zodanig aangewezen gebied;
- o.
Landinrichtingsgebied: gebied waarvoor een Landinrichtingsplan is
vastgesteld danwel wordt voorbereid waarbij van het voornemen tot
voorbereiding met overeenkomstige toepassing van artikel 3:12,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kennis is
gegeven;
- p.
Landinrichtingsplan: door Gedeputeerde Staten op grond van artikel
17 van de Wet inrichting landelijk gebied vastgesteld
inrichtingsplan danwel op grond van artikel 33 van de
Landinrichtingswet (oud) vastgesteld landinrichtingsprogramma
respectievelijk landinrichtingsplan;
- q.
milieuvergunning: vergunning verleend krachtens artikel 8.1, eerste
lid, van de Wet milieubeheer;
- r
. Natuurdoel: een natuurdoel zoals aangegeven in een
natuurgebiedsplan;
- s.
Natuur- en groengebieden buiten EHS: een in een gebiedsplan als
zodanig aangewezen gebied;
- t.
Natuurgebiedsplan: een door Gedeputeerde Staten krachtens de
Subsidieregeling natuurbeheer 2000 of de Subsidieregeling
natuurbeheer Noord-Brabant vastgesteld natuurgebiedsplan;
- u.
Nbw-vergunning: vergunning verleend krachtens artikel 16 of artikel
19d van de Natuurbeschermingswet;
- v.
reconstructieplan: een door Provinciale Staten van Noord-Brabant op
grond van artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden
vastgesteld reconstructieplan voor de revitalisering van het
landelijk gebied in Oost en Midden-Brabant;
- w.
ruimte voor beek- en kreekherstel: een in een reconstructie- of
gebiedsplan als zodanig aangewezen gebied;
- x.
verordening: de Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de commissie van
15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88
van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote
ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van
de Verordening (EG) nr. 70/2001 (PB L 385 van 16 december
2006);
- y.
voorlopig reserveringsgebied 2016 voor de (regionale) waterberging:
een in een reconstructie- of gebiedsplan als zodanig aangewezen
gebied;
- z.
zoekgebied extensivering melkveehouderij: een in een reconstructie-
of gebiedsplan als zodanig aangewezen gebied;
- aa.
zoekgebied RV: een in een gebiedsplan als zodanig aangewezen
gebied;
- bb.
zoekgebied rivierverruiming: een in een reconstructieplan als
zodanig aangewezen gebied;
- cc.
plangebied RV: gebied zoals aangewezen in de door Gedeputeerde
Staten in het kader van de totstandkoming van de Structuurvisie voor
de Robuuste Verbinding de Beerze op 16 september 2008 vastgestelde
Notitie reikwijdte en detailniveau plan-MER.
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
- 1
Gedeputeerde Staten verstrekken op aanvraag van een belanghebbende
subsidie voor de verplaatsing van een grondgebonden agrarisch bedrijf
waarvan de cultuurgrond voor tenminste 50% is gelegen in:
- a.
- b.
een natuur- of groengebied buiten de EHS; of
- c.
een zoek- of plangebied RV; of
- d.
een landinrichtingsgebied; of
- e.
een ruimte voor beek- en kreekherstel; of
- f.
een bestaand inundatiegebied; of
- g.
een in te richten waterbergingsgebied; of
- h.
een voorlopig reserveringsgebied 2016 voor de (regionale)
waterberging; of
- i.
een zoekgebied rivierverruiming; of
- j.
een ecologische verbindingszone; of
- k.
een gebied, anders dan een gebied zoals bedoeld in dit lid
onder a) tot en met j), dat is opgenomen in een
aankoopplan.
- 2
Voor de begrenzing op detailniveau van het in het eerste lid, onder a)
genoemde gebied is bepalend het desbetreffende natuurgebiedsplan; de
beheersgebieden blijven voor de onderhavige regeling buiten
beschouwing;
- 3
Voor de begrenzing op detailniveau van de in het eerste lid, onder b)
tot en met j) genoemde gebieden en zones is bepalend de informatie op de
CD-ROM “Digitale atlas revitalisering landelijk gebied (RLG) 2005”,
uitgegeven door de Provincie Noord-Brabant.
- 4
Voor de begrenzing op detailniveau van de in het eerste lid, onder k)
genoemde gebieden is bepalend de informatie in het desbetreffende
aankoopplan.
Artikel 3 Voorwaarden voor subsidie
- 1
De subsidie als bedoeld in artikel 2 wordt slechts verstrekt indien aan
de volgende voorwaarden is voldaan:
- a.
Het grondgebonden agrarisch bedrijf dient te worden verplaatst
zodanig dat de bedrijfskavel en de cultuurgrond niet zijn
gelegen in een gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid.
- b.
Aanvrager dient de te verlaten cultuurgrond en de bedrijfskavel
met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen
en installaties in eigendom, vrij van enig zekerheids-,
gebruiks- of ander beperkend of bezwarend recht, aan BBL of de
provincie Noord-Brabant over te dragen op grond van een
overeenkomst van koop, verkoop en eigendomsoverdracht tussen BBL
dan wel de provincie Noord-Brabant en de aanvrager. De
overdracht zal plaatsvinden tegen vergoeding van de waarde in
het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de
cultuurgrond en de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende
gebouwen en installaties, welke waarde wordt vastgesteld op
basis van een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde zakelijke
taxatie.
- c.
In het geval de cultuurgrond is gelegen in een gebied als
bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder e) tot en met h) dient
het waterschap binnen wiens grondgebied het gebied is gelegen
schriftelijk te hebben verklaard de cultuurgrond voor het
gedeelte dat gelegen is in het desbetreffende gebied, in
eigendom te zullen overnemen van BBL respectievelijk de
provincie tegen vergoeding van de koopsom die door BBL
respectievelijk de provincie aan aanvrager is betaald voor de
desbetreffende gedeelte van de cultuurgronden te zullen
bijdragen in de subsidie naar rato van het gedeelte van de
cultuurgrond dat in het desbetreffende gebied is gelegen.
- d.
In het geval de cultuurgrond is gelegen in een gebied als
bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i) dient de staat
schriftelijk te hebben verklaard de cultuurgrond voor het
gedeelte dat gelegen is in het desbetreffende gebied, in
eigendom te zullen overnemen van BBL respectievelijk de
provincie tegen vergoeding van de koopsom die door BBL
respectievelijk de provincie aan aanvrager is betaald voor de
desbetreffende gedeelte van de cultuurgrond en te zullen
bijdragen in de subsidie naar rato van het gedeelte van de
cultuurgrond dat in het desbetreffende gebied is gelegen.
- e.
In het geval de cultuurgrond is gelegen in een gebied als
bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder j) dient het waterschap
en/of de gemeente binnen wiens grondgebied het gebied is
gelegen, schriftelijk te hebben verklaard de cultuurgrond voor
het gedeelte dat gelegen is in het desbetreffende gebied, in
eigendom te zullen overnemen van BBL respectievelijk de
provincie tegen vergoeding van de koopsom die door BBL
respectievelijk de provincie aan aanvrager is betaald voor de
desbetreffende gedeelte van de cultuurgrond en te zullen
bijdragen in de subsidie naar rato van het gedeelte van de
cultuurgrond dat in het desbetreffende gebied is gelegen.
- 2
Als de verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder c), d) of e)
ontbreekt wordt de cultuurgrond voor het gedeelte dat gelegen is in het
desbetreffende gebied buiten beschouwing gelaten bij de toepassing van
deze regeling.
- 3
De in het eerste lid, onder b) genoemde voorwaarde geldt niet voor die
cultuurgrond met betrekking waartoe aanvrager ten tijde van de afronding
van de verplaatsing van het grondgebonden agrarisch bedrijf als bedoeld
in het eerste lid, onder a) een overeenkomst ingevolge de
Subsidieregeling natuurbeheer 2000 of de Subsidieregeling natuurbeheer
Noord-Brabant heeft afgesloten, die leidt tot de verwezenlijking van de
voor de desbetreffende cultuurgrond aangegeven natuurdoel(en) en
aanvrager zich schriftelijk bereid heeft verklaard mee te werken aan de
eventuele door het waterschap binnen wiens grondgebied het gebied is
gelegen, noodzakelijk geachte inrichtingsmaatregelen.
- 4
Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van het bepaalde in het eerste
lid, onder b) bepalen dat de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende
bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties en maximaal 1 hectare
cultuurgrond niet in eigendom hoeven te worden overdragen aan BBL of de
provincie Noord-Brabant mits:
- a.
de bedrijfskavel en de desbetreffende cultuurgrond niet is
gelegen in een gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onder a), b), c), e), f) of g), danwel, in het geval de
bedrijfskavel en de desbetreffende cultuurgrond is gelegen in
een gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h) of i),
handhaving van de eventuele bedrijfswoning passend is in de
doelstellingen zoals verwoord in het reconstructie- of
gebiedsplan dat op het desbetreffende gebied van toepassing is;
en
- b.
de bedrijfskavel en de desbetreffende cultuurgrond een naar het
oordeel van Gedeputeerde Staten passende niet-agrarische
bestemming krijgt en in afwachting hiervan, geen bouwwerken
zullen worden opgericht op de bedrijfskavel en de cultuurgrond
en ter verzekering hiervan, de aanvrager met de provincie
Noord-Brabant een overeenkomst heeft gesloten volgens het in
bijlage 3 opgenomen model;
- c.
na de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening voor de
bedrijfskavel en de desbetreffende cultuurgrond geen aanvragen
om een bouwvergunning zijn ingediend en ten tijde van de
indiening van de aanvraag tot subsidieverlening aanhangige
bouwaanvragen, danwel nog niet gebruikte bouwvergunningen zijn
ingetrokken;
- d.
de zich op de bedrijfskavel bevindende bedrijfsgebouwen en
installaties waaronder begrepen de fundamenten en ondergrondse
voorzieningen worden gesloopt en van de betrokken kavel worden
verwijderd op een wijze die verantwoord is uit een oogpunt van
milieuzorg;
- e.
bodemverontreiniging op de bedrijfskavel en de desbetreffende
cultuurgrond, indien aanwezig, wordt teruggebracht tot een
niveau dat in verband met het te verwachten grondgebruik
aanvaardbaar kan worden geacht; en
- f.
de milieuvergunning en de Nbw-vergunning, indien verleend, voor
de uitoefening van het grondgebonden agrarisch bedrijf op de
bedrijfskavel en de desbetreffende cultuurgrond worden
ingetrokken.
- 5
In het geval de cultuurgrond is gelegen in een landinrichtingsgebied
kunnen Gedeputeerde Staten, in afwijking van het gestelde in het eerste
lid, onder b) bepalen dat de cultuurgrond en de bedrijfskavel met de
zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties
niet in eigendom hoeven te worden overgedragen aan BBL of de provincie
indien met de inbreng en toedeling van de cultuurgrond en de
bedrijfskavel overeenkomstig het hieromtrent bepaalde in de Wet
Inrichting Landelijk Gebied danwel de Reconstructiewet
concentratiegebieden de voor de desbetreffende cultuurgrond aangegeven
natuurdoel(en) danwel de doelstellingen, die in een reconstructie- of
gebiedsplan zijn geformuleerd, worden gerealiseerd.
- 6
In afwijking van het bepaalde in het vierde lid, onder d) kunnen
Gedeputeerde Staten toestaan dat bedrijfsgebouwen tot een oppervlakte
van ten hoogste 200 m2 worden behouden, mits er een bedrijfswoning
aanwezig is op of bij de betrokken bedrijfskavel en de afstand van de te
handhaven bedrijfsgebouwen tot deze woning niet meer dan 25 meter
bedraagt. Voorts kunnen Gedeputeerde Staten in afwijking van het
bepaalde in het vierde lid, onder d), het behoud van (voormalige)
bedrijfsgebouwen toestaan die onlosmakelijk zijn verbonden met de
bedrijfswoning en daarmee architectonisch een geheel vormen.
- 7
De in het vierde lid, onder d) genoemde voorwaarde geldt niet voor de
bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties waarvan het
gemeentebestuur heeft verklaard dat sloop daarvan niet zal worden
toegestaan.
Artikel 4 Uitsluiting of vermindering van subsidie
- 1
Geen subsidie wordt verstrekt indien:
- a.
de cultuurgrond en de bedrijfskavel met de zich daarop
bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties op
de datum waarop de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend
in eigendom is overgedragen aan een BBL danwel de
provincie.
- b.
de cultuurgrond, voorzover deze is gelegen in een gebied als
bedoeld in artikel 2, eerste lid, na de datum waarop deze
regeling wordt bekendgemaakt, is verkleind, anders dan door
eigendomsoverdracht aan BBL, een waterschap, de staat of de
provincie, dan wel door beëindiging van pacht voorzover de
betrokken grond eigendom is van Staatsbosbeheer of een
particuliere natuurbeschermingsorganisatie, tenzij de
doelstellingen die in een reconstructie- of gebiedsplan zijn
geformuleerd voor het gedeelte waarmee de oppervlakte is
verkleind ten tijde van de subsidieverlening duurzaam zijn
gerealiseerd.
- c.
de oppervlakte van de cultuurgrond gelegen in één of meerdere
gebieden als bedoeld in artikel 2, eerste lid minder is dan 10
hectare;
- d.
op de bedrijfskavel of (delen van) de cultuurgrond woningbouw
is toegestaan volgens een geldend bestemmingsplan als bedoeld in
artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, of volgens een
geldend besluit als bedoeld in artikel 19 van deze wet;
- e.
Het grondgebonden agrarisch bedrijf is ingebracht bij een
verzoek om provinciale planologische medewerking aan:
- i.
de uitvoering van een verbeterproject in het
buitengebied, of
- ii
. de realisatie van één of meer ruimte voor
ruimtewoningen,
- iii.
de ontwikkeling van een nieuw landgoed of een nieuwe
buitenplaats,
een en ander als bedoeld in paragraaf 3.6.2 van het
Streekplan Noord-Brabant 2002 “Brabant in balans”, en
mede op grond daarvan positief op dit verzoek is beslist
door Gedeputeerde Staten;
- f.
de cultuurgrond is gelegen in een gebied als bedoeld in artikel
2, eerste lid, onder c, en de cultuurgrond en de bedrijfskavel
met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen
en installaties niet vóór de peildatum voor het opmaken van het
plan van toedeling in het kader van een wettelijke
herverkaveling als bedoeld in hoofdstuk 8, titel 3 van de Wet
inrichting landelijk gebied danwel hoofdstuk 7 van de
Landinrichtingswet (oud), in eigendom zijn overgedragen aan BBL
danwel de provincie, zulks onverminderd het bepaalde in artikel
3, vijfde lid.
- 2
Als in het kader van de verplaatsing van het grondgebonden agrarisch
bedrijf of de sloop van de zich op de bedrijfskavel bevindende
bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen, en/of installaties een vergoeding
wordt verstrekt door een of meer andere overheidslichamen, wordt op
grond van deze regeling slechts een zodanig bedrag aan subsidie verleend
dat de som van de door het andere overheidslichaam of overheidslichamen
verstrekte of te verstrekken vergoeding(en) en de op grond van deze
regeling te verstrekken subsidie niet meer bedraagt dan het uit de
toepassing van artikel 5 voortvloeiende bedrag.
Artikel 5 Hoogte van de subsidie
- 1
De subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt:
- a.
100% van de notariskosten en makelaarskosten verbonden aan het
verkrijgen van de vervangende bedrijfskavel en 100% van de
accountantskosten verbonden aan de goedkeurende verklaring
betreffende de investeringskosten als bedoeld in het eerste lid,
onder b. onder i, onder 2. van dit artikel;
- b.
40%, tot een maximum van € 400.000, van het positieve verschil
tussen:
- i.
het totaal van de volgende bedragen:
- 1.
de koopsom die verschuldigd is voor de
vervangende bedrijfskavel en de zich daarop
bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en
installaties;
- 2.
de werkelijk gemaakte kosten van investeringen
van oprichting, modernisering, vervanging en/of
uitbreiding van de vervangende bedrijfsgebouwen op
de vervangende bedrijfskavel dan wel in de zich
daarop bevindende bedrijfsgebouwen en installaties
op basis van een bij de aanvraag tot
subsidieverlening ingediend en door Gedeputeerde
Staten goedgekeurd investeringsplan, mits voorzien
van een goedkeurende verklaring van een accountant
als bedoeld in artikel 2:393 van het Burgerlijk
Wetboek;
- ii.
en de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet
agrarisch gebruik van de te verlaten bedrijfskavel met
de zich daarop bevindende bedrijfswoning,
bedijfsgebouwen en installaties
- 2
De waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik
van de te verlaten bedrijfskavel met de zich daarop bevindende gebouwen
en installaties wordt vastgesteld op basis van een door Gedeputeerde
Staten goedgekeurde zakelijke taxatie.
- 3
De subsidie bedoeld in artikel 2, eerste lid bedraagt nooit meer dan
25% van het bedrag van de koopsom die BBL of de provincie op grond van
de overeenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder b) is
verschuldigd aan de aanvrager, eventueel vermeerderd met de waarde in
het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de
cultuurgrond en bedrijfskavel met de zich daarop bevindende
bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties die bij toepassing van
het bepaalde in artikel 3, tweede, derde of vierde lid, niet aan BBL
respectievelijk de provincie in eigendom zijn overgedragen. Het bepaalde
in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling
van de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik
van de desbetreffende cultuurgrond en bedrijfskavel met de zich daarop
bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties.
Artikel 6 Openstelling, subsidieplafonds
- 1
Gedeputeerde Staten nemen vóór ieder begrotingsjaar een besluit over de
openstelling van de regeling voor dat begrotingsjaar. Gedeputeerde
Staten stellen daarbij voor het desbetreffende begrotingsjaar het
subsidieplafond vast voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in
artikel 2, eerste lid. Bij een besluit tot openstelling kunnen zij
tevens voor het desbetreffende begrotingsjaar één of meer van de in
artikel 1, eerste lid, onder a) tot en met j) genoemde gebieden en zones
uitsluiten van toepassing van de regeling. Daarnaast kunnen zij voor het
desbetreffende begrotingsjaar afwijkende subsidiebedragen
vaststellen.
- 2
Bij de vaststelling van een subsidieplafond kunnen Gedeputeerde Staten
aangeven dat zij bij de verstrekking van subsidies als bedoeld in
artikel 2, eerste lid onderscheid maken in de navolgende twee
categorieën waarbij zij aangeven hoe het subsidieplafond over deze
categorieën wordt verdeeld:
- a.
Verplaatsing van grondgebonden agrarische bedrijven waarvan de
cultuurgrond overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste
lid voor ten minste 50% is gelegen in een gebied als bedoeld in
artikel 2, eerste lid dat is opgenomen in een aankoopplan;
- b.
Verplaatsing van grondgebonden agrarische bedrijven waarvan de
cultuurgrond overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste
lid voor ten minste 50% is gelegen in een gebied als bedoeld in
artikel 2, eerste lid dat niet is opgenomen in een
aankoopplan.
- 3
De besluiten tot openstelling, de subsidieplafonds en, indien van
toepassing, het onderscheid in categorieën, de uitsluiting van gebieden
en zones en afwijkende subsidiebedragen, maken Gedeputeerde Staten
openbaar bekend via het internet, in een of meer dag- of vakbladen, of
huis-aan-huisbladen en in het Provinciaal Blad van Noord-Brabant.
Artikel 7 Prioritering
- 1
De aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden
behandeld op volgorde van binnenkomst. Indien door toewijzing van een
aanvraag om subsidie het voor het betreffende begrotingsjaar
vastgestelde subsidieplafond zou worden overschreden, dan wordt deze
aanvraag afgewezen.
- 2
Indien de aanvrager dit desgevraagd als zijn wens te kennen geeft, dan
wordt een op grond van het voorgaande artikellid afgewezen aanvraag
geacht te zijn binnengekomen op 1 januari van het volgende
begrotingsjaar.
- 3
Indien Gedeputeerde Staten toepassing hebben gegeven aan het bepaalde
in artikel 6, tweede lid en door toewijzing van een aanvraag om subsidie
het voor die categorie geldende bedrag binnen het subsidieplafond wordt
overschreden en er in het laatste kwartaal van desbetreffend
begrotingsjaar nog budget is binnen het bedrag binnen het
subsidieplafond dat voor de andere categorie geldt, wordt de aanvraag
toegewezen voor zover die budgetruimte dat toelaat. Zou door toewijzing
van de aanvraag het bedrag binnen het subsidieplafond dat voor de andere
categorie geldt, worden overschreden, dan wordt deze aanvraag alsnog
afgewezen. Het bepaalde in het tweede lid is alsdan van overeenkomstige
toepassing.
- 4
Indien de toewijzing van alle op 1 januari van een begrotingsjaar
binnengekomen aanvragen zou leiden tot de overschrijding van het voor
dat jaar vastgestelde subsidieplafond, dan wordt door middel van loting
bepaald welke aanvragen worden afgewezen wegens overschrijding van de
plafond.
- 5
Op aanvragen die op grond van het vorige artikellid zijn afgewezen is
het bepaalde in het tweede lid van dit artikel van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 8 Subsidieverlening
- 1
De aanvraag tot subsidieverlening wordt op een daartoe vastgesteld
formulier, vergezeld van de daarin aangegeven documenten, ingediend bij
Gedeputeerde Staten.
- 2
Indien de aanvraag onvolledig is, stellen Gedeputeerde Staten de
aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken na kennisgeving hiervan
de aanvraag aan te vullen met de ontbrekende gegevens.
- 3
Gedeputeerde Staten nemen binnen 12 weken na ontvangst van de
ontvankelijke aanvraag of, indien deze onvolledig was, binnen 12 weken
na ontvangst van de ontbrekende gegevens, een beslissing over de
subsidieverlening.
- 4
Ingeval artikel 7, lid 3 van toepassing is of kan worden houden
Gedeputeerde Staten de besluitvorming over de aanvraag aan tot het
laatste kwartaal van het begrotingsjaar en informeren de aanvrager
hierover schriftelijk.
- 5
De termijn voor het nemen van de beslissing kan door Gedeputeerde
Staten worden verlengd met ten hoogste 12 weken.
Artikel 9 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
- 1
De subsidie-ontvanger zorgt ervoor dat uiterlijk binnen 24 maanden na
de verlening van de subsidie wordt voldaan aan de in artikel 3, eerste
lid, en, indien hieraan toepassing is gegeven, de in artikel 3, vierde
lid genoemde voorwaarden, voor zover niet al eerder aan een voorwaarde
dient te zijn voldaan.
- 2
Gedeputeerde Staten kunnen de termijn als bedoeld in het eerste lid
éénmalig verlengen indien aanvrager de verplaatsing niet binnen die
termijn kan afronden als gevolg van het niet tijdig kunnen beschikken
over de voor verplaatsing benodigde vergunningen, vrijstellingen,
ontheffingen en andere publiekrechtelijke instemmingen en zulks niet is
te wijten aan aanvrager.
- 3
De subsidie-ontvanger is verplicht mee te werken aan fysieke en
administratieve controle door de door Gedeputeerde Staten aangewezen
toezichthouders.
Artikel 10 Subsidievaststelling
- 1
De aanvraag tot subsidievaststelling wordt op een daartoe vastgesteld
formulier, vergezeld van de daarin aangegeven documenten, ingediend bij
Gedeputeerde Staten, binnen drie maanden nadat is voldaan aan de in
artikel 3 genoemde voorwaarden doch uiterlijk binnen drie maanden na
afloop van de termijn als bedoeld in artikel 9, eerste lid
respectievelijk de verlengde termijn als bedoeld in artikel 9, tweede
lid.
- 2
Indien de aanvraag onvolledig is, stellen Gedeputeerde Staten de
aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken na kennisgeving hiervan
de aanvraag aan te vullen met de ontbrekende gegevens.
- 3
Gedeputeerde Staten nemen binnen 8 weken na ontvangst van een
ontvankelijke aanvraag of, indien deze onvolledig was, binnen 8 weken na
de datum van ontvangst van de ontbrekende gegevens, een beslissing over
de subsidievaststelling.
- 4
Gedeputeerde Staten kunnen het subsidiebedrag dat voortvloeit uit de
toepassing van artikel 5, op nihil vaststellen, indien na het
verstrijken van de in artikel 9, eerste lid, of, indien van toepassing,
de in artikel 9, tweede lid bedoelde termijn niet is voldaan aan een of
meer van de in artikel 3, eerste lid, danwel, indien hieraan toepassing
is gegeven, de in artikel 3, vierde lid genoemde voorwaarden.
Artikel 11 Bevoorschotting, intrekking en
terugvordering
- 1
Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie-ontvanger op diens verzoek een
voorschot betalen van maximaal 50% van het bij de subsidieverlening als
bedoeld in artikel 8 bepaalde subsidiebedrag. Het voorschot wordt niet
eerder betaald dan op moment van de inwerkingtreding van de overeenkomst
betreffende de verwerving van een vervangende bedrijfskavel en de zich
daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties.
- 2
Een beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling wordt
ingetrokken indien binnen vijf jaren nadat deze is genomen, voor de
bedrijfskavel en/of de cultuurgrond die overeenkomstig het bepaalde in
artikel 3, derde, vierde of vijfde lid in eigendom van aanvrager is
gebleven, een bestemmingsplan of een besluit als bedoeld in artikel 19
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand komt op basis waarvan
woningbouw is toegelaten, tenzij de subsidie-ontvanger deze
bedrijfskavel en/of deze cultuurgrond heeft vervreemd en ten genoege van
Gedeputeerde Staten aannemelijk kan maken:
- a.
dat hij noch zijn wederpartij op het tijdstip waarop de
vervreemding plaatsvond op de hoogte waren of konden zijn van
het feit dat een zodanig bestemmingsplan of besluit werd of zou
worden voorbereid, alsmede:
- b.
dat de voorwaarden waaronder de vervreemding heeft
plaatsgevonden zodanig zijn dat daaruit blijkt dat daarbij geen
rol heeft gespeeld de verwachting dat het gemeentebestuur nadien
zou kunnen besluiten een zodanig bestemmingsplan of besluit te
gaan voorbereiden of vaststellen.
- 3
Indien de beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling is
ingetrokken of ten nadele van de subsidie-ontvanger is gewijzigd,
betaalt de subsidie-ontvanger de subsidiebedragen en voorschotten terug
op eerste vordering van Gedeputeerde Staten, vermeerderd met de
wettelijke rente over de periode van de datum van uitbetaling van de
subsidie tot het tijdstip van voldoening.
Artikel 12 Hardheidsclausule
- 1
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om af te wijken van deze nadere regels
in gevallen waarin de onverkorte toepassing daarvan voor een of meer
belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden
onevenredig zijn in verhouding tot de met de nadere regels te dienen
doelen.
- 2
In de in het eerste lid bedoelde gevallen, alsmede in gevallen die niet
zijn voorzien in deze nadere regels, beslissen Gedeputeerde Staten naar
redelijkheid en billijkheid.
Artikel 13 Bekendmaking en inwerkingtreding
Deze nadere regels worden bekendgemaakt door publicatie op het internet, in
een of meer dag- of vakbladen, of huis-aan-huisbladen, en in het Provinciaal
Blad van Noord-Brabant. Zij treden in werking op de dag na de datum van de
publicatie van de informatie betreffende deze nadere regels als bedoeld in
artikel 20 van de Verordening in het Publicatieblad van de Europese
Unie.
Artikel 14 Citeertitel
Deze nadere regels worden aangehaald als: “Subsidieregeling verplaatsing
grondgebonden agrarische bedrijven Noord-Brabant”.
’s-Hertogenbosch, 24 juli 2007
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten
Toelichting
Deze subsidieregeling is rechtstreeks gekoppeld aan de Beleidsregeling
Verplaatsing Intensieve Veehouderij 2005 (beleidsregel VIV) en heeft tot doel
om, samen met die beleidsregeling, te komen tot een dusdanige set van financi?le
bijdragen voor intensieve veehouderijbedrijven die veelal verplaatsen vanuit
extensiveringsgebieden rondom de functie natuur, dat verplaatsing binnen
bedrijfseconomisch verantwoorde kaders kan plaatsvinden. Door de koppeling met
de beleidsregel VIV, expliciet verwoord in artikel 1 lid 2 van de
subsidieregeling, worden de definities, geformuleerd in de beleidsregel VIV,
gelijkluidend gehanteerd in deze subsidieregeling. Alleen bedrijven die
deelnemen aan de VIV komen in aanmerking voor een bijdrage. De termijnen van
bevoorschotting, vaststelling en uitbetaling van de bijdragen zijn gekoppeld aan
de relevante momenten in de VIV. Op basis van deze subsidieregeling is een
bijdrage mogelijk in de feitelijke kosten die een veehouder maakt om zijn
bedrijf te verplaatsen. Hiervan zijn kosten voor leges en belastingen (zoals de
overdrachtsbelasting) uitgesloten. De verleende bijdrage is inclusief eventueel
niet te verrekenen BTW.
Juridische aspecten
Deze beleidsregel is vastgesteld op grond van de Algemene Subsidie Verordening
van de Provincie Noord- Brabant.(ASV) Dit betekent dat een aantal aspecten van
de verstrekking van subsidies niet in deze beleidsregel zijn vastgelegd, maar in
de ASV. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat een aantal bepalingen dat van
toepassing kan zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze beleidsregel.
Hieronder worden een aantal van deze aspecten genoemd, zonder uitputtend te
willen zijn. De Algemene wet bestuursrecht kent een aantal fasen in de procedure
van subsidieverlening. Het begint met een aanvraag. Vervolgens kan het bevoegde
orgaan, Gedeputeerde Staten, een subsidie verlenen. Hierdoor ontstaat een
aanspraak op de beschikte subsidie onder voorwaarden. Indien de verplaatsing
uitgevoerd wordt zoals vastgelegd is in de aanvraag en de beschikking tot
verlening, en ook aan alle andere voorwaarden is voldaan, heeft de
subsidieaanvrager in beginsel recht op de verleende subsidie. Gedeputeerde
Staten kan voorschotten verlenen, onder bepaalde voorwaarden, en tot een bepaald
maximum. Wanneer de verplaatsing voltooid is of op een andere wijze tot een
einde gebracht is, dient desubsidie vastgesteld te worden. De ASV bevat onder
meer in artikel 6 een aantal weigeringsgronden. De te subsidi?ren activiteiten
moeten aanwijsbaar ten goede komen van inwoners van de Provincie Noord-Brabant.
Ook moet de aanvrager zonder subsidie de activiteiten niet kunnen uitvoeren.
Gedeputeerde Staten kunnen bijhet beschikken over subsidies afwijken van hetgeen
in deze beleidsregel en de ASV is vastgelegd, indien hetconcrete geval hiertoe
aanleiding geeft. Daarnaast kunnen Gedeputeerde Staten voorwaarden en
verplichtingen aan een subsidiebeschikking verbinden. Van belang is verder dat
de procedure van subsidieverstrekking, voorzover hiervan niet bij beleidsregel
wordt afgeweken, vastgelegd is in de ASV en de Algemene wet bestuursrecht.