Inhoud regeling

Regeling vervallen per 01-01-2016

Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma Noord-Brabant 2010 – 2016

Geldend van 03-12-2011 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 25-02-2010

Intitulé

Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma Noord-Brabant 2010 – 2016

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

Gelet op artikel 2, eerste, vierde en zesde lid, van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten plattelandsontwikkeling in Noord-Brabant wensen te stimuleren;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe op 15 april 2008 de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma 2008-2013 hebben vastgesteld;

Overwegende dat de bestaande regeling ingrijpende wijzigingen behoeft en Gedeputeerde Staten vanwege de omvang van deze wijzigingen een nieuwe regeling wensen vast te stellen;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Paragraaf 1     Algemene bepalingen

Artikel 1.1             Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarische activiteit: activiteit zoals omschreven in annex 1 bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met uitzondering van de producten genoemd in hoofdstuk 3 van die annex;

  • b.

    belastingjaar: belastingjaar als bedoeld in artikel 2 van de Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEG L 379/05);

  • c.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEG L 379/05), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • d.

    ELFPO: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling;

  • e.

    Gedeputeerde Staten: college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

  • f.

    landelijk gebied: volledige gebied van de provincie Noord-Brabant exclusief de woonkernen met meer dan 30.000 inwoners;

  • g.

    onrendabele top: deel van een investering dat uit de exploitatie niet kan worden terugverdiend;

  • h.

    overheidsbijdrage: overheidsuitgaven als bedoeld in artikel 2, onder i, van de Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEG L 277/1);

  • i.

    Plattelandsontwikkelingsprogramma: Nederlands programma voor plattelandsontwikkeling voor de jaren 2007 tot en met 2013 als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEG L 277/1);

  • j.

    POP-verordening: Verordening (EG) nr.1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEG L 277/1), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • k.

    provincie: provincie Noord-Brabant;

  • l.

    steunmaatregel: maatregel als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • m.

    Uitvoeringsverordening POP: Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEG L 368/15), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • n.

    verdrag: Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van 25 maart 1957;

  • o.

    verordening: Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007;

  • p.

    vervangingsinvestering: investering in middelen die door technische of economische slijtage zijn verouderd te vervangen of weer op niveau te brengen;

  • q.

    Vrijstellingsverordening: verordening, vastgesteld door de Europese Commissie, op basis van artikel 1, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van de Europese Unie van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (PbEG L 142/1);

  • r.

    Vrijstellingsverordening Landbouw: Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (PbEG L 358/3), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen.

Artikel 1.2  Voorwaarden Plattelandsontwikkelingsprogramma

  • 1 De verordening is van overeenkomstige toepassing behoudens de in deze regeling opgenomen afwijkingen.

  • 2 Hoofdstuk 5.1 Algemene voorschriften en definities van het Plattelandsontwikkelingsprogramma is onverkort van toepassing.

Artikel 1.3 Overig

  • 1 Alleen betalingen gedaan door een betaalorgaan als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Verordening (EG) nr. 1290/2005 zijn relevant voor de hoogte van financiering vanuit de EU gelet op het principe van gebundelde betaling.

  • 2 In aanvulling op artikel 9 van de verordening wordt de handelwijze die de Europese Commissie heeft aangeven in de interpretatieve mededeling van 1 augustus 2006, PbEU 2006, C 179, gevolgd.

Paragraaf 2     Verbetering landbouwkundige structuur Noord-Brabant

Artikel 2.1  Specifieke begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarische onderneming: natuurlijke persoon of rechtspersoon die valt onder de definitie landbouwer volgens artikel 31, derde lid, van de Uitvoeringsverordening POP;

  • b.

    areaal verbeterde landbouwkundige structuur: aantal te ruilen hectares met een agrarische bestemming inclusief de relevante hectares van de bij de aanvraag betrokken eigenaren;

  • c.

    inpassingsmaatregel: technische maatregel in het projectgebied of in de projectomgeving gericht op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving als gevolg van de verbetering van de functie landbouw;

  • d.

    kavelaanvaardingswerk: technische maatregel, die als doel heeft de nieuw gevormde kavels na ruiling vergelijkbaar te maken met de ingebrachte kavels;

  • e.

    planmatige kavelruilprojecten: projecten die zijn gericht op verbetering van de landbouwkundige structuur en waarvoor wordt opgesteld:

    • 1e

       een inrichtingsplan als bedoeld in artikel 17 van de Wet inrichting landelijk gebied, of;

    • 2e

       een ander plan, dat voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 17, tweede lid, van de Wet inrichting landelijk gebied.

Artikel 2.2             Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    agrarische ondernemingen;

  • b.

    samenwerkingsverbanden van agrarische ondernemingen;

  • c.

    stichtingen die kavelruil tot doelstelling hebben;

  • d.

     bouworganisaties;

  • e.

     bestuurscommissies;

  • f.

     publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • g.

     samenwerkingsverbanden van gemeenten en natuur- en landschapsorganisaties.

Artikel 2.3  Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor:

  • a.

      het ruilen van gronden, overeenkomstig de ruilverkaveling als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied;

  • b.

     plannmatige kavelruilprojecten;

  • c.

     projecten als bedoeld onder b, die tevens bijdragen aan de nevendoelen natuur, milieu, toerisme of recreatie.

Artikel 2.4  Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de subsidie-aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit provinciale middelen of uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken.

Artikel 2.5  Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de subsidiabele activiteit:

    • 1e

        wordt uitgevoerd in het landelijk gebied;

    • 2e

        draagt bij aan landschappelijke doelen;

    • 3e

        past binnen het plattelandsbeleid ten aanzien van visuele effecten, verkeer en hinder door geluid;

    • 4e

        past binnen het vastgesteld Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied;

    • 5e

        past binnen het provinciale streekplan en de reconstructie- en revitaliseringsplannen.

  • b.

    het ruilen van gronden door minimaal drie partijen leidt tot verbetering van de landbouwkundige structuur, waarbij een partij financieel gecompenseerd wordt.

  • c.

    Indien sprake is van een planmatig kavelruilproject, waarbij de gemiddelde kavelgrootte van de grondgebonden landbouwbedrijven toeneemt met 10%, is het areaal verbeterde landbouwkundige structuur gelijk aan het aantal hectares van de grondgebonden landbouwbedrijven binnen het plangebied.

Artikel 2.6  Subsidiabele kosten

  • 1 Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling, komen voor subsidie in aanmerking de werkelijk gemaakte kosten voor:

    • a.

      het ruilproces, bestaande uit kosten voor:

      • 1e

          kadaster;

      • 2e

          notaris.

    • b.

      processen, bestaande uit kosten voor:

      • 1e

          planvorming;

      • 2e

          faciliteren van de aankoop van ruilgronden en landmeterhectares;

      • 3e

          een kavelruilcoördinator;

      • 4e

          managen of organiseren van de uitvoering.

    • c.

      technische maatregelen, bestaande uit kosten voor:

      • 1e

          kavelaanvaardingswerken;

      • 2e

          het ontsluiten van kavels door een weg, inclusief de kosten van het aanvullen van het bestaande wegenstelsel voor dit doel en de kosten voor de aanleg of aanpassing van andere infrastructuur;

      • 3e

          investeringen in energievoorziening of waterhuishoudingmaatregelen die de duurzaamheid van de landbouw vergroten;

      • 4e

          inpassingsmaatregelen.

  • 2 De kosten genoemd in artikel 2.6, eerste lid onder b en c, zijn subsidiabel indien deze kosten verbonden zijn aan een subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 2.3, onder b en c.

  • 3 Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3, onder c, in aanmerking de werkelijk gemaakte kosten als bedoeld in het eerste lid en het tweede lid, alsmede de publieke investeringskosten kosten voor bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen, bouwconstructies, inrichting van gebouwen of terreinen, inclusief verbeteringen en aanpassingen ten behoeve van het project;

  • 4 Kosten voor verbetering van de landbouwkundige structuur van het areaal zijn subsidiabel tot een maximumbedrag van € 1.240 per hectare.

  • 5 Indien de kosten voor verbetering van de landbouwkundige structuur van het areaal meer bedragen dan het maximumbedrag, als bedoeld in het vierde lid, wordt de subsidie afgewezen, tenzij subsidieaanvrager aantoont dat de kosten efficiënt en redelijk zijn.

Artikel 2.7  Niet subsidiabele kosten

Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten voor:

  • a.

    aankoop van landbouwproductierechten,

  • b.

    aankoop van dieren;

  • c.

    aankoop en planten van zaai- en pootgoed van jaarlijkse gewassen;

  • d.

    aankoop van grond;

  • e.

    vervangingsinvesteringen;

  • f.

    exploitatie en beheer.

Artikel 2.8 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2014.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 2.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode 25 februari 2010 ttot en met 1 december 2011 als volgt vast:

  • a.

    ELFPO bijdrage € 6.542.000;

  • b.

    provinciale bijdrage € 6.542.000.

Artikel 2.10  Subsidiehoogte

  • 1 Voor activiteiten als bedoeld in in artikel 2.3 bedraagt per aanvraag:

    • a.

      de hoogte van de bijdrage uit het ELFPO maximaal 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage;

    • b.

      in navolging van het genoemde onder a, de hoogte van de provinciale bijdrage, als tegenwaarde van het ELFPO, maximaal 50% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid onder b;

    • c.

      in navolging van het genoemde onder a, de hoogte van de provinciale bijdrage, als tegenwaarde van het ELFPO, maximaal 45% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid onder a en c;

    • d.

      de hoogte van het onder b en c bedoelde percentage is afhankelijk van de bijdrage aan de doelstelling in het meerjarenprogramma, met name het areaal verbeterde landbouwkundige structuur gedeeld door de subsidiabele kosten.

  • 2 Indien voor subsidiabele kosten, als genoemd in artikel 2.6, eerste lid onder a, subsidie wordt verleend aan landbouwers en deze subsidie valt onder artikel 13 van de Vrijstellingsverordening Landbouw, is de overheidsbijdrage maximaal 100%.

  • 3 Indien de subsidie in of door ondernemingen valt onder artikel 13 van de Vrijstellingsverordening Landbouw is de overheidsbijdrage maximaal 40%, onder voorwaarde dat het maximum steunbedrag van € 400.000 tijdens een periode van 3 fiscale jaren per onderneming niet wordt overschreden als bedoeld in artikel 4, negende lid, van de Vrijstellingsverordening Landbouw.

Artikel 2.11  Behandeling subsidieaanvragen

  • 1 Subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de subsidieaanvraag wel volledig is.

  • 3 Wordt of dreigt het subsidieplafond te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 2.12 Subsidieverlening

  • 1 De subsidie wordt verleend onder voorbehoud dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid goedkeuring heeft gegeven als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied, aan de maatregelen die worden gefinancierd via het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

  • 2 Subsidieverlening op grond van deze paragraaf moet aan alle voorschriften opgenomen in maatregelfiche 125 Infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land- en bosbouw van het Plattelandsontwikkelingsprogramma voldoen.

Artikel 2.13  Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

In afwijking van artikel 16 van de verordening moet subsidie-ontvanger de gesubsidieerde activiteit of de resultaten van de gesubsidieerde activiteit gedurende 5 jaar, te rekenen vanaf het door de beheersautoriteit genomen financieringsbesluit, geen belangrijke wijziging te laten ondergaan, zoals omschreven in artikel 72 van de POP-verordening.

Artikel 2.14  Bevoorschotting en betaling

Ingevolge artikel 26, vijfde lid, van verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1968/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PbEG L368/74), wordt de bijdrage uit het ELFPO niet bevoorschot voordat kosten met betrekking tot de subsidiabele activiteiten zijn gemaakt en betaald.

Paragraaf 3  Verdrogingsbestrijding TOP-lijst gebieden

Artikel 3.1 Specifieke begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    EHS: ecologische hoofdstructuur, zoals ruimtelijk begrensd in de Verordening Ruimte en nader ingevuld in de ambitiekaart van het natuurbeheerplan;

  • b.

    GGOR: gewenst en gewogen grond- en oppervlaktewaterregime;

  • c.

    OGOR: optimale grond- en oppervlaktewaterregime;

  • d.

    TOP-lijstgebieden: gebieden die in het op 11 september 2007 door Gedeputeerde Staten vastgestelde provinciaal ruimtelijk en waterbeleid zijn aangemerkt als ‘natte natuurparels’;

  • e.

    Natura 2000-gebieden: gebieden als bedoeld in artikel 1, onder n, van de Natuurbeschermingswet 1998.

Artikel 3.2   Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door publiekrechtelijke rechtspersonen en samenwerkingsverbanden van publiekrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 3.3  Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor verdrogingsbestrijdingsprojecten die gericht zijn op het realiseren van de gewenste hydrologische situatie in de TOP-lijstgebieden.

Artikel 3.4  Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidie-aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit provinciale middelen of uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken;

  • b.

    de subsidie-aanvrager een veroorzaker van vervuiling is.

Artikel 3.5  Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.3 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten;

    • a.

      de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd in het landelijk gebied;

    • b.

      de subsidiabele activiteit draagt bij aan landschappelijke doelen;

    • c.

      de subsidiabele activiteit past binnen het plattelandsbeleid ten aanzien van visuele effecten, verkeer en hinder door geluid;

    • d.

      de subsidiabele activiteit past binnen het vastgesteld Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied;

    • e.

      de subsidiabele activiteit past binnen het provinciale streekplan en de reconstructie- en revitaliseringsplannen,

    • f.

      de subsidiabele activiteit heeft betrekking op inrichtingsacitiviteiten ten aanzien van waterwegen of waterlopen met in hoofdzaak een waterhuishoudkundige functie in de aan- en afvoer van water voor de landbouw- en natuurgebieden;

    • g.

      de subsidiabele activiteit heeft tot doel de waterhuishouding, met name kwel en grondwaterstand, waterkwaliteit en inrichting af te stemmen op de ecologische doelstellingen van het gebied;

    • h.

      de subsidiabele activiteit is erop gericht het OGOR voor de natuurdoeltypen uit het provinciale natuurgebiedsplan te bereiken, waarbij de ondergrens gevormd wordt door de provinciale beleidsuitgangspunten uit de nota ‘Kaders voor het GGOR’ van september 2005;

    • i.

      de subsidiabele activiteit is afgestemd op de prioriteitenstelling en doelstellingen voor de Natura 2000-gebieden;

    • j.

      de subsidiabele activiteit is erop gericht ten minste één klasse verbetering te bereiken op de beleidsmatig gehanteerde schaal van ‘zeer ernstig’ tot ‘niet verdroogd’, conform de bestuursovereenkomst tussen de provincie en het Rijk;

    • k.

      de subsidiabele activiteit is kosteneffectief, waarbij als normbedrag wordt gehanteerd de eenheidsprijs van € 4.000 per hectare gerealiseerd hersteld areaal, op basis van een integrale aanpak.

  • 2 Indien de kosten voor verdroginsbestrijding meer bedragen dan het maximumbedrag, genoemd in het eerste lid onder k, wordt de subsidie afgewezen, tenzij subsidieaanvrager aantoont dat de kosten efficiënt en redelijk zijn.

Artikel 3.6  Subsidiabele kosten

  • 1 Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de regeling, komen voor subsidie in aanmerking de werkelijk gemaakte kosten voor:

    • a.

      een door een derde opgesteld verdrogingsbestrijdings-, waterkwaliteitsverbeterings- of inrichtingsplan;

    • b.

      inrichtingsactiviteiten die ervoor zorgen dat water langer in gebieden wordt vastgehouden, de waterpeilen in de waterlopen en de omgeving daarvan worden verhoogd alsmede de verbetering van waterkwaliteit, die passen in een of meerdere van de volgende subcategorieën:

      • 1e

                 waterconservering door verbetering of aanleg van stuwen of drempels;

      • 2e

                 verbetering peilbeheer en waterconservering door automatisering van kunstwerken;

      • 3e

                 dempen, beduikeren en rioleren van waterlopen;

      • 4e

                 aanbrengen van hydrologische scheiding tussen natuur- en landbouwgebieden;

      • 5e

                 verlaging van het maaiveld door afgraving;

      • 6e

             aanpassing van kleine waterinfrastructuur om een optimaal waterniveau voor de natuur te creëren;

      • 7e

             aanleg van natuurlijke oevers en natte verbindingszones;

      • 8e

             bestrijding van eutrofiëring in natuurgebieden, daar waar problemen ontstaan door diffuse lozingen en een derde daarvoor wettelijk niet aansprakelijk gesteld kan worden en tevens de eutrofiëring bij de bron wordt aangepakt en opgelost, door:

        • a.

                 de aanleg van dammen en stuwen;

        • b.

                het scheiden van waterstromen; of

        • c.

                 het aanleggen van helofytenvijvers,

      • 9e

               vasthouden gebiedseigen water door:

        • a.

                 het aanleggen van bekkens;

        • b.

                het plaatsen van stuwen of cascades; of

        • c.

                 werken uit te voeren gericht op het laten meanderen van beken, verondiepen en verbreden van de watergangen.

      • 10e

          verbetering van kwaliteit van waterbodems door het uitgraven, afvoeren, opslaan of verwerken van kleinschalige, reeds lang vervuilde gronden, waarvoor een derde niet aansprakelijk gesteld kan worden en de vervuiling bij de bron wordt aangepakt en opgelost.

  • 2 De kosten van technische maatregelen ter compensatie van natschade worden gesubsidieerd, voor zover deze maatregelen niet nadelig zijn voor de natuurdoeltypen die aan het gebied zijn toegekend in de provinciale natuurgebiedsplannen en de realisatie van deze natuurdoeltypen niet wordt belemmerd.

Artikel 3.7  Niet subsidiabele kosten

  • 1 Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten voor:

    • a.

      grootschalige infiltratiemaatregelen;

    • b.

      personeel en apparaat van de subsidie-aanvrager;

    • c.

      activiteiten binnen Rijkswateren, waterwegen of waterlopen met een in hoofdzaak stedelijke afwateringsfunctie of (recreatieve) verkeersfunctie;

    • d.

      het bekalken van landbouw- of natuurgronden;

    • e.

      grondverwerving en gebruik, waaronder begrepen pacht en andere erfdienstbaarheden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onder c, komen de in dat onderdeel bedoelde kosten voor subsidie in aanmerking, indien een aanpassing van Rijkswateren, waterwegen of waterlopen met een in hoofdzaak stedelijke afwateringsfunctie of (recreatieve) verkeersfunctie aantoonbaar noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de betreffende subsidiabele activiteiten.

Artikel 3.8  Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2014.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3 Een subsidieaanvraag vermeldt de redenen voor de separate subsidieaanvraag en hoe deze subsidieaanvraag zich tot de programma-subsidieaanvraag verhoudt.

Artikel 3.9  Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode 25 februari 2010 tot en met 31 december 2013 als volgt vast:

  • a.

    ELFPO bijdrage € 2.490.000;

  • b.

    Provinciale bijdrage € 0.

Artikel 3.10 Subsidiehoogte

Per subsidieaanvraag bedraagt de hoogte van de bijdrage uit het ELFPO maximaal 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage.

Artikel 3.11   Behandeling subsidieaanvragen

  • 1 Subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de subsidieaanvraag wel volledig is.

  • 3 Wordt of dreigt het subsidieplafond te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 3.12  Subsidieverlening

  • 1 De subsidie wordt verleend onder voorbehoud dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid goedkeuring heeft gegeven als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied, aan de maatregelen die worden gefinancierd via het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

  • 2 Subsidieverlening op grond van deze paragraaf moet aan alle voorschriften opgenomen in het maatregelfiche 216 Niet-productieve investeringen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma voldoen.

Artikel 3.13  Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

In afwijking van artikel 16 van de verordening moet subsidie-ontvanger de gesubsidieerde activiteit of de resultaten van de gesubsidieerde activiteit gedurende 5 jaar, te rekenen vanaf het door de beheersautoriteit genomen financieringsbesluit, geen belangrijke wijziging te laten ondergaan, zoals omschreven in artikel 72 van de POP-verordening.

Artikel 3.14  Bevoorschotting en betaling

Ingevolge artikel 26, vijfde lid, van verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1968/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PbEG L368/74), wordt de bijdrage uit het ELFPO niet bevoorschot voordat kosten met betrekking tot de subsidiabele activiteiten zijn gemaakt en betaald.

Paragraaf 4     Pilots Agrobiodiversiteit

Artikel 4.1 Specifieke begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarische onderneming: natuurlijke persoon of rechtspersoon die valt onder de definitie van landbouwer als bedoeld in artikel 31, derde lid, van de Uitvoeringsverordening POP;

  • b.

    demonstratieproject: project dat een samenhangend geheel van activiteiten vormt, die gericht zijn op het in de praktijk uittesten en demonstreren van de resultaten van vernieuwingen op land- of bosbouwondernemingen of ondernemingen die zich richten op de bewerking of verwerking van, of handel in land- en bosbouwproducten.

Artikel 4.2  Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    agrarische ondernemingen;

  • b.

    samenwerkingsverbanden van:

    • 1e

           agrarische ondernemingen;

    • 2e

           agro-MKB-ondernemingen, bosbouwondernemingen of ondernemingen werkzaam in de voedselindustrie;

    • 3e

           verenigingen of stichtingen, werkzaam op het gebied van agrarische of bosbouwondernemingen.

Artikel 4.3  Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor:

  • a.

    demonstratieprojecten ter bevordering van de concurrentiekracht van land- en bosbouw en van productiemethoden;

  • b.

    demonstratieprojecten gericht op het in de praktijk uittesten en demonstreren van resultaten van vernieuwingen bij agrarische, bosbouw- of agro-MKB-ondernemingen, met uitzondering van beroepsopleidingen en hieraan gerelateerde cursussen.

Artikel 4.4  Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidie-aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit provinciale middelen of uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken;

  • b.

    de subsidieaanvraag betrekking heeft op een project waarvoor, gelet op de doelstelling, inhoud en geografisch bereik, in het kader van deze regeling reeds eerder subsidie is verstrekt.

Artikel 4.5             Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie, als bedoeld in artikel 4.3, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidiabale activiteit wordt uitgevoerd in het landelijk gebied;

    • b.

      de subsidiabale activiteit draagt bij aan landschappelijke doelen;

    • c.

      de subsidiabale activiteit past binnen het plattelandsbeleid ten aanzien van visuele effecten, verkeer en hinder door geluid;

    • d.

      de subsidiabale activiteit past binnen het vastgesteld Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied;

    • e.

      de subsidiabale activiteit past binnen het provinciale streekplan en de reconstructie- en revitaliseringsplannen;

    • f.

      de subsidiabale activiteit draagt aantoonbaar bij aan de bevordering van de toepassing van nieuwe kennis of technologieën, die verder gaan dan de wettelijke minimumnormen;

    • g.

      de subsidiabale activiteit heeft betrekking op vernieuwingen in de provincie in de productiekolom van land- en bosbouwproducten, die voldoende perspectief bieden voor toepassing op bedrijfsniveau;

    • h.

      de resultaten van de subsidiabele activiteiten worden openbaar gemaakt;

    • i.

      de uitvoeringstermijn van de subsidiabale activiteit ten hoogste 3 jaar bedraagt;

    • j.

      de subsidiabele kosten van het project bedragen in totaal minimaal € 15.000.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.3, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidiabele activiteit is gericht op terugdringing van het gebruik of de emissie van gewasbeschermingsmiddelen;

    • b.

      de subsidiabele activiteit is gericht op benutting en verbetering van genetische en functionele agro-biodiversiteit om duurzame productie te bevorderen, of;

    • c.

      de subsidiabele activiteit is gericht op verbetering van de kwaliteit en vergroting van de variatie van het bodemleven door goede bodembewerkingsmethoden, bemestingsmethoden en -technieken, waardoor het watervasthoudend vermogen van de bodem toeneemt en de uitspoeling van nutriënten vermindert.

Artikel 4.6 Subsidiabele kosten

  • 1 Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling, komen voor subsidie in aanmerking de werkelijk gemaakte kosten voor:

    • a.

      opleiding en training van de met de uitvoering van het project belaste personen;

    • b.

      aanschaf en levering van materiaal en diensten door derden;

    • c.

      verstrekken van informatie en verzorgen van publiciteit;

    • d.

      huur of huurkoop van voor het project noodzakelijke bedrijfsmiddelen, waaronder onroerende zaken;

    • e.

      loon van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel van de subsidie-aanvrager;

    • f.

      eigen arbeid van de subsidie-aanvrager, tot een maximumtarief zoals genoemd in artikel 12.1, derde lid;

    • g.

      uitvoering;

    • h.

      de voor de subsidievaststelling benodigde accountantsverklaring.

  • 2 Wanneer wordt aangetoond dat een bedrijfsmiddel een noodzakelijk onderdeel is van het demonstratieproject en niet op andere wijze kan worden verkregen dan door subsidie, komen de aankoopkosten van het bedrijfsmiddel voor subsidie in aanmerking, met dien verstande dat uitsluitend voor subsidie in aanmerking komt het bij de aanvraag tot subsidievaststelling aangegeven verschil tussen de aankoopprijs en:

  • 3 de gerealiseerde verkoopprijs, indien deze hoger is dan de getaxeerde verkoopprijs zoals die is vastgesteld voor de datum waarop de uitvoering van het project is voltooid;

  • 4 de getaxeerde verkoopprijs bedoeld in onderdeel a, in andere gevallen.

Artikel 4.7  Niet subsidiabele kosten

Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten voor:

  • a.

    aankoop van agrarische productierechten;

  • b.

    aankoop van dieren;

  • c.

    aankoop van zaai- en pootgoed van jaarlijkse gewassen alsmede het planten daarvan, voor zover deze niet zijn gerelateerd aan de activiteiten gericht op diversificatie naar niet agrarische activiteiten;

  • d.

    productie en afzet van producten die melk- en zuivelproducten imiteren of vervangen;

  • e.

    vervangingsinvesteringen;

  • f.

    exploitatie- en beheer.

Artikel 4.8  Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 Subsidieaanvragen gaan in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een projectplan met een omschrijving van de te behalen milieukwaliteit op het gebied van het bodem- en watersysteem, waarbij wordt aangegeven op welke wijze agrobiodiversiteitsmaatregelen worden ingezet;

    • b.

      een op het project toegesneden communicatieplan, waaruit in ieder geval blijkt in welke mate met de subsidiabele activiteit de relevante doelgroepen worden bereikt.

  • 3 Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend voor de tender 1 maart 2010 tot en met 31 mei 2010.

  • 4 Subsidieaanvragen voor de tender als genoemd in het derde lid worden uiterlijk ingediend op 25 maart 2010.

Artikel 4.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de tender 1 maart 2010 tot en met 31 mei 2010 als volgt vast:

  • a.

    ELFPO bijdrage € 550.000;

  • b.

    provinciale bijdrage € 744.000.

Artikel 4.10  Subsidiehoogte

  • 1 Voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.3 bedraagt:

    • a.

      de hoogte van de bijdrage uit het ELFPO maximaal 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage;

    • b.

      in navolging van het genoemde onder a, de hoogte van de provinciale bijdrage, als tegenwaarde van het ELFPO, maximaal:

      • 1e

                 25% van de totale subsidiabele kosten;

      • 2e

             55% van de subsidiabele kosten, indien de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband.

  • 2 Indien aan een agrarische onderneming subsidie is verleend voor een subsidiabele activiteit die gedeeltelijk uit andere hoofde wordt gesubsidieerd, is het totale subsidiebedrag voor die subsidiabele activiteit niet hoger dan 90% van de subsidiabele kosten.

  • 3 De totale overheidsbijdrage in het project is maximaal:

    • a.

      35% van de subsidiabele kosten voor niet agrarische ondernemingen;

    • b.

      50% van de subsidiabele kosten voor agrarische ondernemingen;

    • c.

      70% van de subsidiabele kosten voor samenwerkingsverbanden, voor zover begunstigden agrarische ondernemingen zijn.

Artikel 4.11  Beoordeling en afwegingscriteria subsidieaanvragen

Indien de subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 4.9, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van de volgende afwegingscriteria:

  • a.

    de mate waarin de subsidiabele activiteit gericht is op vernieuwingen, die meer perspectief bieden voor toepassing op bedrijfsniveau en zich in een meer vergevorderd stadium van ontwikkeling bevinden, te waarden met maximaal tien punten;

  • b.

    de mate waarin de subsidiabele activiteit bijdraagt aan het bevorderen van de toepassing van nieuwe kennis of technologieën in de gehele sector, te waarderen met maximaal tien punten;

  • c.

    de mate waarin de subsidiabele activiteit draagvlak heeft bij relevante vaktechnische-, dienstverlenende-, branche- of standsorganisaties, te waarden met maximaal tien punten;

  • d.

    de mate waarin met de subsidiabele activiteit de relevante doelgroepen worden bereikt, te waarderen met maximaal tien punten.

Artikel 4.12  Subsidieverlening

  • 1 De subsidie wordt verleend onder voorbehoud dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid goedkeuring heeft gegeven als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied, aan de maatregelen die worden gefinancierd via het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

  • 2 Subsidieverlening op grond van deze paragraaf moet aan alle voorschriften opgenomen in maatregelfiche 111 Beroepsopleiding en voorlichting onderdeel C demonstratieprojecten van het Plattelandsontwikkelingsprogramma voldoen.

Artikel 4.13   Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

In afwijking van artikel 16 van de verordening moet subsidie-ontvanger de gesubsidieerde activiteit of de resultaten van de gesubsidieerde activiteit gedurende 5 jaar, te rekenen vanaf het door de beheersautoriteit genomen financieringsbesluit, geen belangrijke wijziging te laten ondergaan, zoals omschreven in artikel 72 van de POP-verordening.

Artikel 4.14   Bevoorschotting en betaling

Ingevolge artikel 26, vijfde lid, van verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1968/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PbEG L368/74), wordt de bijdrage uit het ELFPO niet bevoorschot voordat kosten met betrekking tot de subsidiabele activiteiten zijn gemaakt en betaald.

Paragraaf 5     Diversificatie naar niet agrarische activiteiten

Artikel 5.1   Specifieke begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt onder een lid van het landbouwhuishouden verstaan, natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 35 van de Uitvoeringsverordening POP.

Artikel 5.2  Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door een lid van het landbouwhuishouden.

Artikel 5.3  Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor:

  • a.

    projecten gericht op investeringen in niet-agrarische activiteiten die diversificatie of investeringen die uitbreiding of professionalisering van diversificatie op agrarische ondernemingen tot doel hebben;

  • b.

    projecten voor de stimulering van samenwerking tussen agrische ondernemingen onderling, agrische ondernemingen en micro-ondernemingen, zorginstellingen, toerisme en andere partijen gericht op bevordering van diversificatie;

  • c.

    de introductie van nieuwe informatietechnologieën op het platteland, ondersteunend aan en als onderdeel van het project gericht op diversificatie op het agrarische bedrijf;

  • d.

    projecten die ketenontwikkeling, promotie- of marketingactiviteiten tot doel hebben en gericht zijn op niet-agrarische activiteiten voortkomend uit diversificatie.

Artikel 5.4  Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidie-aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit provinciale middelen of uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken;

  • b.

    een aanvraag betrekking heeft op aquacultuur;

  • c.

    een aanvraag betrekking heeft op de afzet van agrarische producten;

  • d.

    aan de subsidie-aanvrager of een ander lid van het landbouwhuishouden in de 5 jaren voorafgaand aan de subsidie-aanvraag reeds eerder voor niet-agrarische activiteiten subsidie is verstrekt.

Artikel 5.5  Subsidievereisten

Om voor subsidie, als bedoeld in artikel 5.3, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de subsidiabele activiteit:

    • 1e

           wordt uitgevoerd in het landelijk gebied;

    • 2e

           draagt bij aan landschappelijke doelen;

    • 3e

           past binnen het plattelandsbeleid ten aanzien van visuele effecten, verkeer en hinder door geluid;

    • 4e

           past binnen het vastgesteld Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied;

    • 5e

           past binnen het provinciale streekplan en de reconstructie- en revitaliseringsplannen;

  • b.

    de subsidiabele activiteit:

    • 1e

           draagt bij aan de opschaling, professionalisering, marktversterking, vernieuwing, nieuwe investeringen of ontwikkeling van diversificatie naar niet agrarische activiteiten;

    • 2e

           voorziet aantoonbaar in een regionale behoefte naar het product of de dienst;

  • c.

    aan de subsidiabele activiteit ligt een ondernemingsplan ten grondslag, waaruit blijkt dat de activiteit:

    • 1e

               een positief economisch perspectief heeft;

    • 2e

               bijdraagt aan verbetering van het bedrijfsinkomen;

    • 3e

               de exploitatie voor minimaal 5 jaar gedekt is;

    • 4e 

              bijdraagt aan de instandhouding of toename van de werkgelegenheid;

  • d.

    de subsidie-aanvrager beschikt over voldoende vakbekwaamheid en ondernemerschap of toont aan dat hij de benodigde vakbekwaamheid en ondernemerschap ontwikkelt al dan niet binnen het project;

  • e.

    uit het projectplan blijkt, dat na uitvoering van de subsidiabele activiteit de omvang van de landbouwactiviteiten op het bedrijf minimaal 25 Nederlands grootvee eenheid bedraagt.

Artikel 5.6  Subsidiabele kosten

  • 1 Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling komen voor subsidie, als bedoeld in artikel 5.3, in aanmerking de kosten voor:

    • a.

      voorbereiding, planning en organisatie om te komen tot een goed projectplan,tot maximaal 15% van de projectkosten voor diversificatie;

    • b.

      organisatie van activiteiten die tot doel hebben de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden, ketenontwikkeling, promotie of marketing gericht op diversificatie naar niet agrarische activiteiten;

    • c.

      direct bij de uitvoering van de subsidiabele activiteit betrokken personeel;

    • d.

      eigen arbeid van de subsidie-aanvrager in het kader van de subsidiabele activiteit;

    • e.

      het opstellen van een ondernemingsplan voor de subsidiabele activiteit.

    • f.

      bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen, bouwconstructies, inrichting van gebouwen of terreinen, inclusief verbeteringen en aanpassingen ten behoeve van het project;

    • g.

      aankoop van grond, tot een maximum van 10% van de projectkosten;

    • h.

      aan- en huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting, waaronder begrepen computerprogrammatuur, tot ten hoogste de marktwaarde van het bedrijfsmiddel.

  • 2 De in het eerste lid, onder a en b, bedoelde kosten komen voor subsidie in aanmerking voorzover zij eenmalig zijn.

Artikel 5.7  Niet subsidiabele kosten

Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten voor:

  • a.

    aankoop van agrarische productierechten;

  • b.

    aankoop van dieren;

  • c.

    aankoop van zaai- en pootgoed van jaarlijkse gewassen, alsmede het planten daarvan, voor zover deze niet zijn gerelateerd aan de activiteiten gericht op diversificatie naar niet agrarische activiteiten;

  • d.

    productie en afzet van producten die melk- en zuivelproducten imiteren of vervangen;

  • e.

    vervangingsinvesteringen;

  • f.

    exploitatie en beheer;

  • g.

    financiering van de huurkoopovereenkomst voor nieuwe machines en bedrijfsuitrusting.

Artikel 5.8   Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2014.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3 Subsidieaanvragen gaan in ieder geval vergezeld van een ondernemingsplan, inhoudende een:

    • a.

      marktverkenning of -analyse;

    • b.

      vijfjarige exploitatiebegroting exclusief de gevraagde overheidssteun;

    • c.

      onderbouwing waaruit blijkt dat subsidie-aanvrager beschikt of gaat beschikken over voldoende vakbekwaamheid en ondernemerschap.

Artikel 5.9  Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode 25 februari 2010 tot en met 31 december 2013 als volgt vast:

  • a.

    ELFPO bijdrage € 221.700

  • b.

    provinciale bijdrage € 221.700.

Artikel 5.10  Subsidiehoogte

  • 1 Voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.3 bedraagt:

    • a.

      de hoogte van de bijdrage uit het ELFPO maximaal 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage;

    • b.

      in navolging van het genoemde onder a, de hoogte van de provinciale bijdrage, als tegenwaarde van het ELFPO, maximaal 20% van de subsidiabele kosten tot een maximumbedrag van € 22.000;

    • c.

      de hoogte van het onder b bedoelde percentage is afhankelijk van de bijdrage aan de doelstelling in het meerjarenprogramma, met name het aantal bedrijven met diversificatie naar niet agrarische bedrijven gedeeld door de subsidiabele kosten.

  • 2 Subsidie voor ondernemingen dient gelet op de de-minimissteun niet hoger te zijn € 200.000 over een periode van 3 belastingjaren, € 100.000 voor ondernemingen in de sector wegvervoer, inclusief de in die periode overige verleende overheidsbijdragen en dient te voldoen aan de overige voorwaarden die gesteld worden aan de-minimissteun.

Artikel 5.11  Behandeling subsidieaanvragen

  • 1 Subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de subsidieaanvraag wel volledig is.

  • 3 Wordt of dreigt het subsidieplafond te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 5.12  Subsidieverlening

  • 1 De subsidie wordt verleend onder voorbehoud dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid goedkeuring heeft gegeven als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied, aan de maatregelen die worden gefinancierd via het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

  • 2 Subsidieverlening op grond van deze paragraaf moet aan alle voorschriften opgenomen in maatregelfiche 311 Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten van het Plattelandsontwikkelingsprogramma voldoen.

Artikel 5.13  Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

In afwijking van artikel 16 van de verordening moet subsidie-ontvanger de gesubsidieerde activiteit of de resultaten van de gesubsidieerde activiteit gedurende 5 jaar, te rekenen vanaf het door de beheersautoriteit genomen financieringsbesluit, geen belangrijke wijziging te laten ondergaan, zoals omschreven in artikel 72 van de POP-verordening.

Artikel 5.14   Bevoorschotting en betaling

Ingevolge artikel 26, vijfde lid, van verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1968/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PbEG L368/74), wordt de bijdrage uit het ELFPO niet bevoorschot voordat kosten met betrekking tot de subsidiabele activiteiten zijn gemaakt en betaald.

Paragraaf 6     Bevordering van toeristische activiteiten

Artikel 6.1   Specifieke begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt onder een lid van het landbouwhuishouden verstaan, natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 35 van de Uitvoeringsverordening POP.

Artikel 6.2   Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door natuurlijke personen, publiekrechtelijke rechtspersonen of privaatrechtelijke rechtspersonen, niet zijnde een lid van het landbouwhuishouden.

Artikel 6.3  Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor:

  • a.

    projecten gericht op de ontwikkeling van toerisme en recreatie die landelijk erfgoed, culturele erfgoedlocaties en musea ontsluiten;

  • b.

    projecten gericht op de ontwikkeling van toerisme en recreatie op het gebied van natuur en landschap, cultuurhistorisch erfgoed, natuurontwikkeling en duurzame landbouw in de volgende Noord-Brabantse landschappen:

    • 1e

           het Nationaal landschap Het Groene Woud;

    • 2e

           het provinciaal landschap Maashorst-Herperduin;

    • 3e

           het provinciaal landschap De Brabantse Wal.

Artikel 6.4  Weigeringsgronden

Subsidie kan worden geweigerd indien de subsidie-aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit provinciale middelen of uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken.

Artikel 6.5  Subsidievereisten

Om voor subsidie, als bedoeld in artikel 6.3, in aanmerking te komen wordt aan de volgende vereisten voldaan:

  • a.

    de subsidiabele activiteit:

    • 1e

           wordt uitgevoerd in het landelijk gebied;

    • 2e

           draagt bij aan landschappelijke doelen;

    • 3e

           past binnen het plattelandsbeleid ten aanzien van visuele effecten, verkeer en hinder door geluid;

    • 4e

         past binnen het vastgesteld Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied;

    • 5e

           past binnen het provinciale streekplan en de reconstructie- en revitaliseringsplannen;

    • 6e

           draagt bij aan de opschaling, professionalisering, marktversterking, vernieuwing of ontwikkeling van toeristische infrastructuur, voorzieningen en activiteiten;

    • 7e

           voorziet aantoonbaar in een regionale behoefte naar het product of de dienst.

  • b.

    de subsidiabele activiteit heeft uitsluitend betrekking op:

    • 1e

         ontwikkeling van kleinschalige infrastructuur en voorzieningen, daaronder begrepen informatiecentra en de bewegwijzering ten behoeve van toeristische trekpleisters;

    • 2e

         ontwikkeling van recreatieve infrastructuur die natuurgebieden toegangelijk maakt, daaronder begrepen fiets-, wandel-, vaarroutes en ruiterpaden, met daarbij behorende kleinschalige voorzieningen zoals informatieborden, schuilhutten, fietsenrekken, picknickbanken en overige voorzieningen;

    • 3e

         marketing van toeristische diensten die betrekking hebben op plattelandstoerisme, indien het onderdeel uitmaakt van het project gericht op de kleinschalige infrastructuur en voorzieningen of recreatieve infrastructuur;

  • c.

    indien subsidie-aanvrager een ondeneming is:

    • 1e

           ligt aan de subsidiabele activiteit een ondernemingsplan met een economische onderbouwing ten grondslag, waaruit blijkt dat de subsidiabele activiteit een positief economisch perspectief heeft;

    • 2e

           is de subsidiabele activiteit innovatief binnen het betreffende reconstructie- of revitaliseringsgebied.

  • d.

    het beheer en, indien relevant, de exploitatie is voor de lange termijn gewaarborgd.

Artikel 6.6 Subsidiabele kosten

  • 1 Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling, komen voor subsidie in aanmerking de werkelijk gemaakte kosten voor:

    • a.

      bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen;

    • b.

      aankoop, aanleg en verbetering, inclusief het opheffen van knelpunten voor de verbetering van de verkeersveiligheid, van lineaire recreatieve infrastructuur, waaronder in ieder geval begrepen fiets-, wandel- en vaarroutes en ruiterpaden, met de daarbij behorende toeristische voorzieningen, zoals picknickbanken, fietsrekken, informatieborden, schuilhutten en bijbehorende beplanting;

    • c.

      grondaankopen tot een maximum van 10% van de totale subsidiabele kosten;

    • d.

      het opstellen van het exploitatie- en beheersplan of, indien het een onderneming betreft, het ondernemingsplan dat aan de subsidiabele activiteit ten grondslag ligt;

    • e.

      aanleg van toeristische voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen picknickbanken, fietsrekken, informatieborden, schuilhutten langs bestaande recreatieve verbindingen en op knooppunten;

    • f.

      aanleg van toeristische voorzieningen gericht op specifieke doelgroepen, zoals senioren, gehandicapten, jongeren en jonge gezinnen;

    • g.

      aanleg en inrichting van kleine, op plattelandstoerisme gerichte voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen kleine gebouwen of voorzieningen waarin voorlichting kan worden gegeven over landbouw, natuur, bos, water of cultuurhistorie in de regio;

    • h.

      advisering van groepen van bedrijven, eventueel in combinatie met andere actoren bij het opstellen van het ondernemingsplan en het uitvoeren van de plannen gericht op bevordering van toeristische activiteiten;

    • i.

      het opstarten van samenwerkingsprojecten voor de ontwikkeling van nieuwe toeristische activiteiten of het opschalen en professionaliseren van bestaande activiteiten;

    • j.

      voorbereiding, planning en organisatie om te komen tot een deugdelijk project, zoals kosten van architecten, ingenieursbureaus, adviesondersteuning, verwerving van patentrechten en licenties, tot een maximum van 15% van de totale subsidiabele kosten;

    • k.

      loon van het direct bij de uitvoering van de subsidiabele activiteit betrokken personeel alsmede kosten van eigen arbeid van de subsidie-aanvrager;

    • l.

      promotie, marketing en netwerkvorming gericht op de verbetering van toeristische dienstverlening in het landelijk gebied.

  • 2 Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling, komen voor subsidie in aanmerking de werkelijk gemaakte meerkosten voor de aanleg van toeristische voorzieningen.

  • 3 De in het eerste lid, onder h, i en j, bedoelde kosten komen voor subsidie in aanmerking voorzover zij eenmalig zijn.

Artikel 6.7 Niet subsidiabele kosten

Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten voor:

  • a.

    activiteiten ten behoeve van Landelijke Routenetwerken;

  • b.

    activiteiten ten behoeve van routestructuren binnen de Ecologische Hoofdstructuur, met uitzondering van routestructuren binnen de Nationale Landschappen: het Groene Woud en de Hollandse Waterlinie;

  • c.

    vervangingsinvesteringen;

  • d.

    exploitatie- en beheer.

Artikel 6.8  Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2014.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3 Subsidieaanvragen gaan in ieder geval vergezeld van een ondernemingsplan.

Artikel 6.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode 25 februari 2010 tot en met 31 december 2013 als volgt vast:

  • a.

    ELFPO bijdrage €579.000;

  • b.

    provinciale bijdrage € 579.000.

Artikel 6.10  Subsidiehoogte

  • 1 Per subsidieaanvraag bedraagt:

    • a.

      de hoogte van de bijdrage uit het ELFPO maximaal 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage;

    • b.

      in navolging van het genoemde onder a, de hoogte van de provinciale bijdrage, als tegenwaarde van het ELFPO, maximaal 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000;

    • c.

      de hoogte van het onder b bedoelde percentage is afhankelijk van de bijdrage aan de doelstelling in het meerjarenprogramma, met name het aantal activiteiten gericht op bevordering van de toeristische activiteiten gedeeld door de subsidiabele kosten.

  • 2 De maximale overheidsbijdrage bedraagt maximaal € 200.000 per subsidieaanvraag.

  • 3 Voor subsidie-aanvragers zoals niet bedoeld in de de-minimisverordening geldt een maximale overheidsbijdrage van € 500.000 per subsidieaanvraag.

  • 4 Subsidie voor ondernemingen dient gelet op de de-minimissteun niet hoger te zijn € 200.000 over een periode van 3 belastingjaren, € 100.000 voor ondernemingen in de sector wegvervoer, inclusief de in die periode overige verleende overheidsbijdragen en dient te voldoen aan de overige voorwaarden die gesteld worden aan de-minimissteun.

Artikel 6.11 Behandeling subsidieaanvragen

  • 1 Subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de subsidieaanvraag wel volledig is.

  • 3 Wordt of dreigt het subsidieplafond te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 6.12  Subsidieverlening

  • 1 De subsidie wordt verleend onder voorbehoud dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid goedkeuring heeft gegeven als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied, aan de maatregelen die worden gefinancierd via het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

  • 2 Subsidieverlening op grond van deze paragraaf moet aan alle voorschriften opgenomen in maatregelfiche 313 Bevordering van toeristische activiteiten van het Plattelandsontwikkelingsprogramma voldoen.

Artikel 6.13  Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

In afwijking van artikel 16 van de verordening moet subsidie-ontvanger de gesubsidieerde activiteit of de resultaten van de gesubsidieerde activiteit gedurende 5 jaar, te rekenen vanaf het door de beheersautoriteit genomen financieringsbesluit, geen belangrijke wijziging te laten ondergaan, zoals omschreven in artikel 72 van de POP-verordening.

Artikel 6.14  Bevoorschotting en betaling

Ingevolge artikel 26, vijfde lid, van verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1968/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PbEG L368/74), wordt de bijdrage uit het ELFPO niet bevoorschot voordat kosten met betrekking tot de subsidiabele activiteiten zijn gemaakt en betaald.

Paragraaf 7     Basisvoorzieningen

Artikel 7.1  Specifieke begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    kleinschalige woonzorgaccommodatie: woonzorgwoning of complex van woonzorgwoningen met welzijnsfuncties, met een kleinschalige opzet qua aantal bedden, vormgeving of inbedding in een wijk;

  • b.

    multifunctionele voorziening: accommodatie die voorzieningen van minimaal 3 verschillende functies herbergt op het gebied van zorg, welzijn, educatie, cultuur of maatschappelijke en commerciële dienstverlening.

Artikel 7.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door publiekrechtelijke rechtspersonen en privaatrechtelijke rechtspersonen zonder winstoogmerk.

Artikel 7.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor:

  • a.

    investeringen in multifunctionele voorzieningen, inclusief aanpassingen aan gebouwen om ten minste het bestaande niveau van basisvoorzieningen te verbeteren;

  • b.

    het opstarten van culturele activiteiten en vrijetijdsactiviteiten, gericht op het behoud en de ontwikkeling van de waarden en identiteit van de plattelandsbewoners.

Artikel 7.4  Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidie-aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit provinciale middelen of uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken;

  • b.

    een subsidieaanvraag betrekking heeft op de uitvoering van reguliere culturele activiteiten en vrijetijdsactiviteiten, alsmede de instandhouding van het bestaande niveau, zonder aantoonbare kwalitatieve of kwantitatieve verbetering dan wel innovatie.

Artikel 7.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie, als bedoeld in artikel 7.3, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd in het landelijk gebied;

    • b.

      de subsidiabele activiteit draagt bij aan landschappelijke doelen;

    • c.

      de subsidiabele activiteit past binnen het plattelandsbeleid ten aanzien van visuele effecten, verkeer en hinder door geluid;

    • d.

      de subsidiabele activiteit past binnen het vastgesteld Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied;

    • e.

      de subsidiabele activiteit past binnen het provinciale streekplan en de reconstructie- en revitaliseringsplannen;

    • f.

      het college van B&W dan wel de gemeenteraad van de betreffende gemeente heeft een positieve verklaring afgegeven over de subsidiabele activiteit.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.3, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidiabele activiteit heeft een bovenlokaal karakter;

    • b.

      in het beheer en, indien relevant, de exploitatie van de voorziening is voorzien;

    • c.

      aan de subsidiabele activiteit ligt een projectplan ten grondslag, met een onderbouwing waaruit blijkt dat:

      • 1e

           de subsidiabele activiteit in woonkernen groter dan 15.000 inwoners, maar kleiner dan 30.000 inwoners, overwegend ten goede komt aan bewoners van het platteland buiten de kern;

      • 2e

           de subsidiabele activiteit tot resultaat heeft het opheffen van een tekort of het wegnemen van de dreiging van de aantasting van het niveau van basisvoorzieningen in een regio.

Artikel 7.6 Subsidiabele kosten

  • 1 Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling komen voor subsidie als bedoeld in artikel 7.3, onder a, in aanmerking de werkelijk gemaakte kosten voor:

    • a.

      bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen, ten behoeve van de basisvoorziening;

    • b.

      inrichting van gebouwen of terreinen, inclusief verbetering, aanpassing en uitbreiding, ten behoeve van de basisvoorziening;

    • c.

      investeringen in mobiele en semi-permanente voorzieningen;

    • d.

      investeringen in toegang tot ICT-voorzieningen als onderdeel van het project;

    • e.

      aan- of huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting, inclusief computerprogrammatuur tot ten hoogste de marktwaarde van het bedrijfsmiddel;

    • f.

      loon van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel alsmede kosten van eigen arbeid van de subsidie-aanvrager;

    • g.

      voorbereiding, planning en organisatie om te komen tot een goed project;

    • h.

      het opstellen van beheers-, en indien relevant, exploitatieplannen gericht op de subsidiabele activiteit.

  • 2 Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling komen voor subsidie als bedoeld in artikel 7.3, onder b, in aanmerking de werkelijk gemaakte, eenmalige kosten voor:

    • a.

      voorbereiding;

    • b.

      investeringen in mobiele en semi-permanente voorzieningen;

    • c.

      investeringen in toegang tot ICT-voorzieningen als onderdeel van het project;

    • d.

      investeringen in kapitaalintensieve duurzame faciliteiten, die ertoe bijdragen dat een culturele en vrijetijdsactiviteit voor meerdere jaren tegen relatief lage kosten herhaald kan worden.

  • 3 De kosten voor aankoop van grond zijn subsidiabel tot een maximum van 10% van de projectkosten.

  • 4 De kosten, bedoeld in het eerste lid, onder c, en g, komen voor subsidie in aanmerking voorzover zij eenmalig zijn.

  • 5 De kosten, bedoeld in het eerste lid, onder g, zijn subsidiabel tot een maximum van 15% van de projectkosten.

Artikel 7.7  Niet subsidiabele kosten

Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten voor:

  • a.

    inrichting van het object;

  • b.

    vervangingsinvesteringen;

  • c.

    exploitatie- en beheer;

  • d.

    financiering van de huurkoopovereenkomst voor nieuwe machines en bedrijfsuitrusting gemoeide kosten.

Artikel 7.8   Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2014.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3 Subsidieaanvragen gaan in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een overzicht waaruit de mate waarin specifieke doelgroepen worden bediend blijkt;

    • b.

      een overzicht van de bijdragen van derden in het project uitgedrukt in uren of geld;

    • c.

      een overzicht van het aantal bewoners en kernen dat van de voorziening profiteert;

    • d.

      een verklaring als bedoeld in artikel 7.5, eerste lid onder f;

    • e.

      het beheers- of exploitatieplan van de subsidiabele activiteit.

Artikel 7.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode 25 februari 2010 tot en met 31 december 2013 als volgt vast:

  • a.

    ELFPO bijdrage € 0;

  • b.

    provinciale bijdrage € 0.

Artikel 7.10  Subsidiehoogte

  • 1 Voor activiteiten als bedoeld in artikel 7.3, is per aanvraag:

    • a.

      de hoogte van de bijdrage uit het ELFPO maximaal 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage;

    • b.

      in navolging van het genoemde onder a, de hoogte van de provinciale bijdrage, als tegenwaarde van het ELFPO, maximaal 12,5% van de subsidiabele kosten tot een maximumbedrag van € 50.000;

    • c.

      de hoogte van het onder b bedoelde percentage is afhankelijk van de bijdrage aan de doelstelling in het meerjarenprogramma, met name het aantal gecombineerde voorzieningen gedeeld door de subsidiabele kosten.

  • 2 Voor subsidiabele activiteiten genoemd in artikel 7.3, onder a, waarbij naast de multifunctionele voorziening een kleinschalige woonzorgaccommodatie wordt gerealiseerd, is de hoogte van de provinciale bijdrage maximaal € 75.000 per subsidieaanvraag.

  • 3 De maximale overheidsbijdrage van de in de artikel 7.6 bedoelde subsidiabele kosten bedraagt maximaal € 200.000 per subsidieaanvraag.

  • 4 Voor subsidie-aanvragers zoals niet bedoeld in de de-minimisverordening geldt een maximale overheidsbijdrage van € 1.000.000 per subsidieaanvraag.

  • 5 Subsidie voor ondernemingen dient gelet op de de-minimissteun niet hoger te zijn € 200.000 over een periode van 3 belastingjaren, € 100.000 voor ondernemingen in de sector wegvervoer, inclusief de in die periode overige verleende overheidsbijdragen en dient te voldoen aan de overige voorwaarden die gesteld worden aan de-minimissteun.

Artikel 7.11 Behandeling subsidieaanvragen

  • 1 Subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de subsidieaanvraag wel volledig is.

  • 3 Wordt of dreigt het subsidieplafond te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 7.12 Subsidieverlening

  • 1 De subsidie wordt verleend onder voorbehoud dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid goedkeuring heeft gegeven als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied, aan de maatregelen die worden gefinancierd via het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

  • 2 Subsidieverlening op grond van deze paragraaf moet aan alle voorschriften opgenomen in het maatregelfiche 321 Basisvoorzieningen voor de economie en de plattelandsbevolking van het Plattelandsontwikkelingsprogramma voldoen.

Artikel 7.13  Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

In afwijking van artikel 16 van de verordening moet subsidie-ontvanger de gesubsidieerde activiteit of de resultaten van de gesubsidieerde activiteit gedurende 5 jaar, te rekenen vanaf het door de beheersautoriteit genomen financieringsbesluit, geen belangrijke wijziging te laten ondergaan, zoals omschreven in artikel 72 van de POP-verordening.

Artikel 7.14  Bevoorschotting en betaling

Ingevolge artikel 26, vijfde lid, van verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1968/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PbEG L368/74), wordt de bijdrage uit het ELFPO niet bevoorschot voordat kosten met betrekking tot de subsidiabele activiteiten zijn gemaakt en betaald.

Paragraaf 8     Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed

Artikel 8.1 Specifieke begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt onder Natura 2000-gebieden verstaan, gebieden als bedoeld in artikel 1, onder n, van de Natuurbeschermingswet 1998.

Artikel 8.2  Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel 8.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor:

  • a.

    het opstellen van beschermings- en beheersplannen met betrekking tot Natura 2000-gebieden;

  • b.

    het opstellen van beschermings- en beheersplannen met betrekking tot andere gebieden dan Natura 2000-gebieden met een hoge natuurwaarde;

  • c.

    activiteiten om het milieubewustzijn te vergroten;

  • d.

    investeringen in het kader van onderhoud, herstel en opwaardering van het natuurlijk erfgoed;

  • e.

    investeringen in gebieden met een hoge natuurwaarde;

  • f.

    studies of investeringen in het kader van onderhoud, restauratie en opwaardering van het cultureel erfgoed;

  • g.

    bij het landelijk of cultuurhistorisch erfgoed benodigde kleinschalige recreatieve voorzieningen.

Artikel 8.4  Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de subsidie-aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit provinciale middelen of uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken.

Artikel 8.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie, als bedoeld in artikel 8.3, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd in het landelijk gebied;

    • b.

      de subsidiabele activiteit draagt bij aan landschappelijke doelen;

    • c.

      de subsidiabele activiteit past binnen het plattelandsbeleid ten aanzien van visuele effecten, verkeer en hinder door geluid;

    • d.

      de subsidiabele activiteit past binnen het vastgesteld Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied;

    • e.

      de subsidiabele activiteit past binnen het provinciale streekplan en de reconstructie- en revitaliseringsplannen.

    • f.

        de subsidiabele activiteit maakt onderdeel uit van:

      • 1e

                 het programmaplan Hollandse waterlinie, of;

      • 2e

                 het uitvoeringsprogramma Groene Woud.

  • 2 Aan de subsidiabele activiteit ligt een projectplan ten grondslag, waaruit in ieder geval blijkt dat:

    • a.

      in woonkernen groter dan 15.000 inwoners, maar kleiner dan 30.000 inwoners, de subsidiabele activiteit overwegend ten goede komt aan bewoners van het platteland buiten deze kern;

    • b.

      de subsidiabele activiteit kosteneffeciënt is ten opzichte van de prestaties genoemd in het meerjarenprogramma.

  • 3 Onverminderd het eerste en tweede lid,voorziet de subsidiabele activiteit, als bedoeld in artikel 8.3, onder d en e, in een duurzaam (her)gebruik of beheer van de investeringen en, indien relevant, een sluitend exploitatieplan.

Artikel 8.6             Subsidiabele kosten

  • 1 Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling komen voor subsidie in aanmerking de werkelijk gemaakte kosten voor:

    • a.

      bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen en infrastructuur, inclusief waterlopen, voor instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed;

    • b.

      inrichting van gebouwen en terreinen, inclusief restauratie, renovatie, verbetering, aanpassingen, uitbreidingen en beplantingen, voor instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed;

    • c.

      voorbereiding, planning en organisatie om te komen tot een goed project, gericht op instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed;

    • d.

      studies en investeringen in het kader van onderhoud, niet zijnde het jaarlijks regulier beheer, restauratie en opwaardering van het culturele erfgoed;

    • e.

      communicatie en promotieactiviteiten gericht op het vergroten van het milieubewustzijn;

    • f.

      loon van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel alsmede kosten van eigen arbeid van de subsidie-aanvrager;

    • g.

      het opstellen van beheers- en, voor zover relevant, exploitatieplannen gericht op de subsidiabele activiteit.

  • 2 De kosten voor aankoop van grond en de kosten bedoeld onder het eerste lid, onder e, zijn subsidiabel tot een maximum van 10% van de projectkosten.

  • 3 De kosten bedoeld in het eerste lid, onder c, zijn subsidiabel tot een maximum van 15% van de projectkosten.

  • 4 De kosten als bedoeld in het eerste lid, onder c en g, komen voor subsidie in aanmerking voorzover zij eenmalig gemaakt zijn.

  • 5 Indien de de verhouding tussen de totale investering voor het concrete project en de kosten voor de grondaankoop meer is dan 1:2 en de grondaankopen bedragen meer dan 33%   van de subsidiabele kosten, komen de kosten van grondaankopen voor 25% in aanmerking voor een bijdrage vanuit het ELFPO, indien wordt aangetoond dat:

  • 6 het project bestemd is tot milieubehoud;

  • 7 de te verwerven grond essentieel is voor de realisatie van de ecologische verbindingszone of het natuurkerngebied;

  • 8 de bevordering van biodiversiteit niet kan worden gerealiseerd met agrarisch natuurbeheer.

  • 9 Indien sprake is van subsidiabele activiteiten die inkomsten genereren, komen uitsluitend de kosten van de “onrendabele top”, blijkend uit de meerjarige exploitatiebegroting, voor subsidie in aanmerking.

Artikel 8.7  Niet subsidiabele kosten

Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten voor:

  • a.

    wettelijk verplichte activiteiten;

  • b.

    vervangingsinvesteringen;

  • c.

    exploitatie en beheer.

Artikel 8.8   Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2014.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3 Subsidieaanvragen gaan in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een onderbouwing van de toegevoegde waarde van de subsidiabele activiteiten aan de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving;

    • b.

      een onderbouwing van de doelmatigheid en duurzaamheid van de subsidiabele activiteiten;

    • c.

      een onderbouwing van het schaalniveau en de samenwerkingsgraad;

    • d.

      het beheersplan en, indien relevant, een exploitatiebegroting.

Artikel 8.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode 25 februari 2010 tot en met 31 december 2013 als volgt vast:

  • a.

    ELFPO bijdrage € 236.000;

  • b.

    provinciale bijdrage € 134.000.

Artikel 8.10  Subsidiehoogte

  • 1 De overheidsbijdrage voor investeringen en (kapitaal)uitgaven voor de instandhouding van niet-productieve erfgoedelementen in of door de private sector, bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten.

  • 2 Per subsidieaanvraag bedraagt:

    • a.

      de hoogte van de bijdrage uit het ELFPO maximaal 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage;

    • b.

      in navolging van het genoemde onder a, de hoogte van de provinciale bijdrage, als tegenwaarde van het ELFPO, maximaal 30% van de subsidiabele kosten;

    • c.

      de hoogte van het onder b bedoelde percentage is afhankelijk van de bijdrage aan de doelstelling in het meerjarenprogramma, met name het aantal hectares of het aantal bouwelementen gedeeld door de subsidiabele kosten.

  • 3 De maximale overheidsbijdrage van de in de artikel 8.6 bedoelde subsidiabele kosten bedraagt maximaal € 200.000 per subsidieaanvraag.

  • 4 Voor subsidie-aanvragers zoals niet bedoeld in de de-minimisverordening geldt een maximale overheidsbijdrage van € 2.000.000 per aanvraag.

  • 5 Subsidie voor ondernemingen dient gelet op de de-minimissteun niet hoger te zijn € 200.000 over een periode van 3 belastingjaren, € 100.000 voor ondernemingen in de sector wegvervoer, inclusief de in die periode overige verleende overheidsbijdragen en dient te voldoen aan de overige voorwaarden die gesteld worden aan de-minimissteun.

Artikel 8.11 Behandeling subsidieaanvragen

  • 1 Subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de subsidieaanvraag wel volledig is.

  • 3 Wordt of dreigt het subsidieplafond te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 8.12  Subsidieverlening

  • 1 De subsidie wordt verleend onder voorbehoud dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid goedkeuring heeft gegeven als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied, aan de maatregelen die worden gefinancierd via het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

  • 2 Subsidieverlening op grond van deze paragraaf, voor de activiteiten genoemd in artikel 8.3, onder a tot en met f, moet aan alle voorschriften opgenomen in maatregelfiche 323 Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed van het Plattelandsontwikkelingsprogramma voldoen.

  • 3 Subsidieverlening op grond van deze paragraaf, voor de activiteiten genoemd in artikel 8.2, onder g, moet aan alle voorschriften opgenomen in maatregelfiche 313 Bevordering van toeristische activiteiten van het Plattelandsontwikkelingsprogramma voldoen.

Artikel 8.13  Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

In afwijking van artikel 16 van de verordening moet subsidie-ontvanger de gesubsidieerde activiteit of de resultaten van de gesubsidieerde activiteit gedurende 5 jaar, te rekenen vanaf het door de beheersautoriteit genomen financieringsbesluit, geen belangrijke wijziging te laten ondergaan, zoals omschreven in artikel 72 van de POP-verordening.

Artikel 8.14  Bevoorschotting en betaling

Ingevolge artikel 26, vijfde lid, van verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1968/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PbEG L368/74), wordt de bijdrage uit het ELFPO niet bevoorschot voordat kosten met betrekking tot de subsidiabele activiteiten zijn gemaakt en betaald.

Paragraaf 9     Ontwikkelingsstrategie Leader

Artikel 9.1 Specifieke begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ontwikkelingsstrategie: strategie als bedoeld in maatregelfiche 41 Invoering leaderbenadering en plaatselijke groepen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma;

  • b.

    Plaatselijke Groep: groep als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de POP-verordening.

Artikel 9.2  Goedkeuring EU Leader ontwikkelingsstrategie

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen nadere regels vast voor het toetsingskader, de procedure voor indiening en de financiële tabel als onderdeel van de ontwikkelingsstrategie.

  • 2 Na bekrachtiging van de provinciale voordracht van de Plaatselijke Groep door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid, stellen Gedeputeerden Staten de ingediende ontwikkelingsstrategie vast, indien de ontwikkelingsstrategie voldoet aan:

    • a.

      de voorwaarden genoemd in maatregelfiche 41 Invoering leaderbenadering en Plaatselijke Groepen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma;

    • b.

      de voorwaarde dat de hoogte van de provinciale bijdrage aan de ontwikkelingsstrategie maximaal 25% is van de totale kosten van de financiële tabel in de ontwikkelingsstrategie.

Artikel 9.3  Omschrijving van de provinciale Leaderaanpak

  • 1 De provinciale Leaderaanpak omvat ten minste de volgende elementen:

    • a.

      gebiedsgerichte plaatselijke ontwikkelingsstrategieën gekoppeld aan de reconstructie- of revitaliseringsgebieden;

    • b.

      een plaatselijk publiek-privaat partnerschap oftewel de Plaatselijke Groep;

    • c.

      een aanpak van bottom-up met beslissingsbevoegdheid voor een Plaatselijke Groep voor wat betreft de uitwerking en uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën;

    • d.

      een multisectorale opzet en uitvoering van de strategie op basis van de interactie tussen actoren en projecten uit verschillende sectoren van de plaatselijke economie;

    • e.

      de uitvoering van innovatieve benaderingen;

    • f.

      de uitvoering van samenwerkingsprojecten;

    • g.

      de vorming van een netwerk van plaatselijke partnerschappen.

  • 2 Maximaal 20% van de provinciale bijdrage wordt gebruikt voor de beheerskosten van Plaatselijke Groepen.

Artikel 9.4  Voorwaarden Plaatselijke Groepen provinciale Leader

De op een partnerschap gebaseerde aanpak van de plaatselijke ontwikkeling wordt uitgevoerd door Plaatselijke Groepen die aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • a.

    de Plaatselijke Groep stelt een geïntegreerde plaatselijke ontwikkelingsstrategie voor, gebaseerd op ten minste de in artikel 9.3, eerste lid onder a tot en met d en g, genoemde elementen en is verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan;

  • b.

    het is een groep, die partners uit de verschillende lokaal verankerde sociaal-economische geledingen in het betrokken gebied vertegenwoordigt;

  • c.

    voor de besluitvorming moeten sociaal-economische partners en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld ten minste 50 % van de Plaatselijke Groep uitmaken;

  • d.

    de Plaatselijke Groep toont aan in staat te zijn een ontwikkelingsstrategie voor het gebied te bepalen en uit te voeren;

  • e.

    de Plaatselijke Groep moet een positief advies van de betreffende revitaliseringscommissie overleggen.

Artikel 9.5  Gebiedsafbakening provinciale Leadergebieden

Het gebied waarop de strategie betrekking heeft:

  • a.

    komt zoveel mogelijk overeen met de begrenzing van de betreffende reconstructie of het revitaliseringsgebied;

  • b.

    moet coherent zijn en op het vlak van personele, financiële en economische middelen voldoende kritische massa bezitten om als draagvlak voor een uitvoerbare ontwikkelingsstrategie te fungeren;

  • c.

    mag minimaal 5.000 en maximaal 200.000 inwoners bevatten;

  • d.

    wordt geacht de kleinst mogelijke fysisch-geografische en sociale eenheid te zijn.

Artikel 9.6 Maatregelen provinciale Leader

In het kader van de provinciale Leaderaanpak wordt subsidie verleend voor:

  • a.

    de uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën als bedoeld in artikel 9.3, onder a;

  • b.

    de uitvoering van samenwerkingsprojecten;

  • c.

    het beheer van de Plaatselijke Groep, de verwerving van vakkundigheid en de dynamisering van het gebied, hieronder vallen de volgende activiteiten inhoudende:

    • 1e

               de studies voor het betreffende gebied;

    • 2e

           de activiteiten om voorlichting over het gebied en over het plaatselijke ontwikkelingsprogramma te geven;

    • 3e 

          de opleiding of training van betrokkenen bij de opstelling en uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie;

    • 4e

           dynamiseringacties en de opleiding van betrokkenen met een dynamiseringstaak;

    • 5e

           de uitvoering van een plaatselijk ontwikkelingsplan, inhoudende beheer- en communicatiekosten.

Artikel 9.7 Selectie als Plaatselijke Groep provinciale Leader

  • 1 Gedeputeerde Staten selecteert maximaal 6 provinciale groepen als bedoeld in artikel 9.3.

  • 2 Aanvragen voor selectie worden ingediend tot en met 31 december 2008.

  • 3 De aanvraag voor selectie gaat vergezeld van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie als bedoeld in artikel 9.4, onder a.

Artikel 9.8 Goedkeuring ontwikkelingsstrategie provinciale Leader

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen richtsnoeren vast voor:

    • a.

      de ontwikkelingsstrategie waaronder begrepen het toetsingskader, de procedure voor indiening en de financiële tabel als onderdeel van de ontwikkelingsstrategie;

    • b.

      de doelstellingen en maatregelen voor projecten.

  • 2 Gedeputeerden Staten stellen de ingediende ontwikkelingsstrategie vast, indien de plannen voldoen aan:

    • a.

      de voorwaarden genoemd in de nadere regeling als bedoeld in artikel 9.2, eerste lid;

    • b.

      de voorwaarde, dat de provinciale Leaderbijdrage aan de ontwikkelingsstrategie maximaal 50% is van de geraamde kosten in de financiële tabel.

Paragraaf 10   EU Leader

Artikel 10.1           Specifieke begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ontwikkelingsstrategie: strategie als bedoeld in maatregelfiche 41 Invoering leaderbenadering en plaatselijke groepen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma;

  • b.

    Plaatselijke Groep: groep als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de POP-verordening.

Artikel 10.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door natuurlijke personen, privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 10.3  Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor een ontwikkelingsstrategie die voldoet aan de maatregelfiches 411, 412, 413 Hoofddoelstellingen per as, realiseerbaar via de Leaderaanpak, maatregelfiche 421 Uitvoering van samenwerkingsprojecten en maatregelfiche 431 Beheer van de plaatselijke groep, verwerving van vakkundigheid en de dynamisering van het gebied van het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

Artikel 10.4  Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de subsidie-aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit provinciale middelen of uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken.

Artikel 10.5           Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie, als bedoeld in artikel 10.2, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd in het landelijk gebied;

    • b.

      de subsidiabele activiteit draagt bij aan landschappelijke doelen;

    • c.

      de subsidiabele activiteit past binnen het plattelandsbeleid ten aanzien van visuele effecten, verkeer en hinder door geluid;

    • d.

      de subsidiabele activiteit past binnen het vastgesteld Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied;

    • e.

      de subsidiabele activiteit past binnen het provinciale streekplan en de reconstructie- en revitaliseringsplannen.

  • 2 De subsidiabele activiteit voldoet aan de voorschriften die zijn opgenomen in de maatregelfiches 411, 412, 413 Hoofddoelstellingen per as, realiseerbaar via de Leaderaanpak, maatregelfiche 421 Uitvoering van samenwerkingsprojecten en maatregelfiche 431 Beheer van de plaatselijke groep, verwerving van vakkundigheid en de dynamisering van het gebied van het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

Artikel 10.6 Subsidiabele kosten

Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling komen voor subsidie in aanmerking de werkelijk gemaakte kosten voor de uitvoering van de ontwikkelingsstrategie.

Artikel 10.7 Niet subsidiabele kosten

Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten voor:

  • a.

    aankoop van agrarische productierechten;

  • b.

    aankoop van dieren;

  • c.

    aankoop van zaai- en pootgoed van jaarlijkse gewassen, alsmede het planten daarvan, voor zover deze niet zijn gerelateerd aan de activiteiten gericht op diversificatie naar niet agrarische activiteiten;

  • d.

    productie en afzet van producten die melk- en zuivelproducten imiteren of vervangen;

  • e.

    vervangingsinvesteringen;

  • f.

    exploitatie- en beheer.

Artikel 10.8  Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2014.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 10.9  Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode 25 februari 2010 tot en met 31 december 2013 als volgt vast:

  • a.

    ELFPO bijdrage € 2.283.000;

  • b.

    provinciale bijdrage € 1.141.000.

Artikel 10.10  Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de bijdrage uit het ELFPO bedraagt 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage.

  • 2 De hoogte van de provinciale bijdrage als tegenwaarde van het ELFPO bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 3  Subsidie voor ondernemingen dient gelet op de de-minimissteun niet hoger te zijn dan € 200.000 over een periode van 3 belastingjaren, € 100.000 voor ondernemingen in de sector wegvervoer, inclusief de in die periode overige verleende overheidsbijdragen en dient te voldoen aan de overige voorwaarden die gesteld worden aan de-minimissteun.

     

Artikel 10.11   Behandeling subsidieaanvragen

  • 1 Subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de subsidieaanvraag wel volledig is.

  • 3 Wordt of dreigt het subsidieplafond te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 10.12   Subsidieverlening

  • 1 De subsidie wordt verleend onder voorbehoud dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid goedkeuring heeft gegeven als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied, aan de maatregelen die worden gefinancierd via het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

  • 2 De subsidie wordt verleend conform de Leaderaanpak als bedoeld in As 4 Leader van het Plattelandsontwikkelingsprogramma en uitgewerkt in de plaatselijke ontwikkelingsstrategie.

  • 3 Subsidieverlening vindt plaats nadat de desbetreffende Plaatselijke Groep positief advies heeft uitgebracht over de subsidieaanvraag.

  • 4 In het advies geeft de Plaatselijke Groep aan:

    • a.

      de bijdrage van het project aan de doelen, die opgenomen zijn in het vastgestelde ontwikkelingsplan;

    • b.

      de bijdrage van het project aan de doelen, die opgenomen zijn in het vigerende meerjarenprogramma 2007 - 2013;

    • c.

      de hoogte van de provinciale bijdrage.

  • 5 Gedeputeerde Staten kunnen van het advies van de Plaatselijke Groep gemotiveerd afwijken.

Artikel 10.13  Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

In afwijking van artikel 16 van de verordening moet subsidie-ontvanger de gesubsidieerde activiteit of de resultaten van de gesubsidieerde activiteit gedurende 5 jaar, te rekenen vanaf het door de beheersautoriteit genomen financieringsbesluit, geen belangrijke wijziging te laten ondergaan, zoals omschreven in artikel 72 van de POP-verordening.

Artikel 10.14  Bevoorschotting en betaling

Ingevolge artikel 26, vijfde lid, van verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1968/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PbEG L368/74), wordt de bijdrage uit het ELFPO niet bevoorschot voordat kosten met betrekking tot de subsidiabele activiteiten zijn gemaakt en betaald.

Paragraaf 11   Provinciale Leader

Artikel 11.1 Specifieke begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt onder Plaatselijke Groep verstaan, groep als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de POP-verordening.

Artikel 11.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door natuurlijke personen, privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 11.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor projecten die passen binnen de maatregelen zoals bedoeld in het vastgestelde ontwikkelingsplan.

Artikel 11.4  Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de subsidie-aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit provinciale middelen of uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken.

Artikel 11.5  Subsidievereisten

Om voor subsidie, als bedoeld in artikel 11.3, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd in het landelijk gebied;

  • b.

    de subsidiabele activiteit draagt bij aan landschappelijke doelen;

  • c.

    de subsidiabele activiteit past binnen het plattelandsbeleid ten aanzien van visuele effecten, verkeer en hinder door geluid;

  • d.

    de subsidiabele activiteit past binnen het vastgesteld Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied;

  • e.

    de subsidiabele activiteit past binnen het provinciale streekplan en de reconstructie- en revitaliseringsplannen.

Artikel 11.6 Subsidiabele kosten

Voorzover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van deze regeling komen voor subsidie in aanmerking de werkelijk gemaakte kosten voor de uitvoering van het ontwikkelingsplan.

Artikel 11.7 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2012.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 11.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode 25 februari 2010 tot en met 31 december 2011 vast op € 4.668.000.

Artikel 11.9 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de provinciale leaderbijdrage bedraagt per subsidieaanvraag maximaal 75% van de subsidiabele kosten, dit is de leaderbijdrage inclusief de overige provinciale bijdragen.

  • 2 De provinciale leaderbijdrage per subsidieaanvraag bedraagt minimaal € 3.000 en maximaal € 150.000.

  • 3 Subsidie voor ondernemingen dient gelet op de de-minimissteun niet hoger te zijn dan € 200.000 over een periode van 3 belastingjaren, € 100.000 voor ondernemingen in de sector wegvervoer, inclusief de in die periode overige verleende overheidsbijdragen en dient te voldoen aan de overige voorwaarden die gesteld worden aan de-minimissteun.

Artikel 11.10 Behandeling subsidieaanvragen

  • 1 Subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. .

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de subsidieaanvraag wel volledig is.

  • 3 Wordt of dreigt het subsidieplafond te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 11.11 Subsidieverlening

  • 1 Subsidieverlening vindt plaats nadat de desbetreffende Plaatselijke Groep positief advies heeft uitgebracht over de subsidieaanvraag.

  • 2 In het advies geeft de Plaatselijke Groep aan wat:

    • a.

      de bijdrage van het project is aan de doelen, die opgenomen zijn in het vastgestelde ontwikkelingsplan;

    • b.

      de bijdrage van het project is aan de doelen, die opgenomen zijn in het vigerende meerjarenprogramma 2007 - 2013;

    • c.

      de hoogte is van de provinciale leaderbijdrage.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen van het advies van de Plaatselijke Groep gemotiveerd afwijken.

Artikel 11.12 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

In afwijking van artikel 16 van de verordening moet subsidie-ontvanger de gesubsidieerde activiteit of de resultaten van de gesubsidieerde activiteit gedurende 5 jaar, te rekenen vanaf het door de beheersautoriteit genomen financieringsbesluit, geen belangrijke wijziging te laten ondergaan, zoals omschreven in artikel 72 van de POP-verordening.

Paragraaf 12   Bijzondere bepalingen

Artikel 12.1 Bijdragen in natura

  • 1 Investeringen met bijdragen in natura van een begunstigde als bedoeld in artikel 54 uitvoeringsverordening POP, zijn subsidiabel indien:

    • a.

      het bijdragen in natura betreft in de vorm van inbreng van grond of onroerend goed, bedrijfsuitrusting of grondstoffen, onderzoeks- of beroepsactiviteiten of onbetaald vrijwilligerswerk, en;

    • b.

      subsidie-aanvrager aan de hand van een door een onafhankelijke derde opgestelde verklaring, onderbouwd met verifieerbare gegevens, de financiële waarde van de onder a genoemde inbreng aantoont.

  • 2 De waarde van inbreng van grond of onroerend goed wordt gecertificeerd door een onafhankelijk bevoegde taxateur of officiële instantie.

  • 3 De waardering voor inbreng van arbeid in natura in de vorm van onderzoeks- of beroepsactiviteiten door subsidie-aanvrager is voor maximaal € 30 per uur subsidiabel.

  • 4 De waarde van onbetaald vrijwilligerswerk wordt bepaald met inachtneming van de eraan bestede tijd en het uurtarief van de beloning voor vergelijkbaar werk, zulks voor zover relevant op basis van een vooraf bepaald stelsel om normbedragen voor kosten toe te passen.

  • 5 De waarde als bedoeld in het vierde lid is voor maximaal € 20 per uur subsidiabel.

  • 6 Kosten genoemd in het eerste tot en met het vijfde lid, komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien ze rechtstreeks betrekking hebben op:

    • a.

      pilots agrobiodiversiteit als bedoeld in artikel 4.2;

    • b.

      toeristische activiteiten als bedoeld in artikel 6.3;

    • c.

      basisvoorzieningen als bedoeld in artikel 7.3;

    • d.

      instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed als bedoeld in artikel 8.3;

    • e.

      EU Leader als bedoeld in artikel 10.2;

    • f.

      Provinciale Leader als bedoeld in artikel 11.2.

  • 7 Het controlesysteem toont aan dat het vrijwilligerswerk of de arbeid in natura is uitgevoerd.

  • 8 De door het ELFPO medegefinancierde overheidsbijdragen mogen aan het einde van het concrete project niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten exclusief bijdragen in natura.

Paragraaf 13              Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13.1  Intrekking

De Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma 2008 – 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 13.2  Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 13.3   Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma Noord-Brabant 2010 - 2016.

Ondertekening

 
’s Hertogenbosch, 23 februari 2010,
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter  prof. dr. W.B.H.J. van de Donk 
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten 
                                                                                                                                 

Wetstechnische informatie

Regeling vervallen per 01-01-2016

Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma Noord-Brabant 2010 – 2016

Geldend van 03-12-2011 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 25-02-2010

Algemeen

Overheidsorganisatie Noord-Brabant
Organisatietype Provincie
Officiële naam regeling Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma Noord-Brabant 2010 – 2016
Citeertitel Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma Noord-Brabant 2010 – 2016
Vastgesteld door gedeputeerde staten
Onderwerp ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp leefomgeving, reconstructie, sociaal-economische zaken, subsidies, financieel kader
Indeling regeling Overig
Regeling onder de Omgevingswet Nee
Externe bijlagen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007, art. 2, lid 1
  2. Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007, art. 2, lid 4
  3. Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007, art. 2, lid 6

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Dit overzicht bevat alleen gepubliceerde versies.

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-12-2011 25-02-2010 01-01-2016 art. 2.1, onder e, 2.9. 3.9, onder a

29-11-2011

Provinciaal Blad, 2011, 295

2827586
07-10-2010 03-12-2011 art. 10

28-09-2010

Provinciaal Blad, 2010, 188

N.v.t.