Inhoud regeling

Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland

Geldend van 16-04-2015 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland

De leden van het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, op grond van artikel 5, tweede lid, van het Besluit EFRO programmaperiode 2007-2013, gezamenlijk de beheersautoriteit vormend voor het grondgebied van de provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland;

Gelet op de Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2006, houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999, zoals gewijzigd bij Vo. 1989/2006, van 21 december 2006, Vo. 1341/2008, van 18 december 2008 en Vo. 284/2009 van 7 april 2009 (hierna te noemen de Kaderverordening);

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Gelet op de artikelen 5 en 6 van het Besluit EFRO programmaperiode 2007-2013;

Gelet op artikel 2 juncto de artikelen 6 en 7 van de Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013;

Gezien de goedkeuring van het Comité van Toezicht, bedoeld in artikel 65 van de Kaderverordening, d.d. 21 april 2010;

Overwegende dat de beheersautoriteit regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid wenst te stimuleren, ingedeeld naar de volgende prioriteiten: - kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie; - attractieve regio’s; - stedelijke dimensie;

Overwegende dat de beheersautoriteit in 2007 en 2008 de volgende nadere regelingen heeft vastgesteld ter regeling van het Operationeel Programma voor Zuid-Nederland 2007-2013, bedoeld in artikel 32 van de Kaderverordening: - Toetsingskader OP-Zuid, nadere regeling ter uitvoering van het Operationeel Programma voor Zuid-Nederland en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2007-2013; - OP-Zuid Regeling Innovation Officer 2007-2013 (OPZ-IO); - OP-Zuid Adviesregeling 2007-2013 (OPZ-AR); - OP-Zuid Innovatieregeling 2007-2013 (OPZ-IR); - OP-Zuid Sociale Innovatie-regeling 2009-2011 (OPZ-SI);

Overwegende dat de bestaande regelingen wijzigingen behoeven en de beheersautoriteit vanwege de omvang van deze wijzigingen een nieuwe integrale regeling wenst vast te stellen;

Overwegende dat de beheersautoriteit een viertal subsidies op laagdrempelige wijze toegankelijk wenst te maken voor MKB-ondernemingen en derhalve voor deze MKB-subsidies de Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008, is gevolgd, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Paragraaf 1 Algemene subsidies

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    crossover: project dat zich op het snijvlak van twee of meer Topsectoren bevindt;

  • b.

    duurzaamheidstoets Telos: toets ontwikkelt door Telos waarmee duurzaamheid in een project kan worden gemeten;

  • c.

    GSB-steden: steden Breda, ’s-Hertogenbosch, Tilburg, Helmond, Eindhoven, Venlo, Sittard-Geleen, Heerlen en Maastricht;

  • d.

    Kaderverordening: Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2006, houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999, zoals gewijzigd bij Vo.1989/2006, van 21 december 2006, Vo 1341/2008, van 18 december 2008 en Vo 284/2009 van 7 april 2009;

  • e.

    Lissabonstrategie: blauw gemarkeerde thematische prioriteiten als bedoeld in bijlage 6 van het OP-Zuid;

  • f.

    MKB-onderneming: onderneming als bedoeld in bijlage 1;

  • g.

    OP-Zuid: Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013, CCI-nr. 2007 NL 16 2 PO 003;

  • h.

    prioriteit 1: door Nederland met de Europese Commissie overeengekomen prioriteit kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie, waarvoor EFRO-gelden kunnen worden aangewend;

  • i.

    prioriteit 2: door Nederland met de Europese Commissie overeengekomen prioriteit attractieve regio’s, waarvoor EFRO-gelden kunnen worden aangewend;

  • j.

    prioriteit 3: door Nederland met de Europese Commissie overeengekomen prioriteit stedelijke dimensie, waarvoor EFRO-gelden kunnen worden aangewend;

  • k.

    regio Limburg: regio als bedoeld in bijlage 1 van het OP-Zuid;

  • l.

    regio Oost-Brabant: regio als bedoeld in bijlage 1 van het OP-Zuid;

  • m.

    regio West-Brabant: regio als bedoeld in bijlage 1 van het OP-Zuid;

  • n.

    regio Zeeland: regio als bedoeld in bijlage 1 van het OP-Zuid;

  • o.

    Stuurgroep: adviescommissie, ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet, die aan de beheersautoriteit adviseert over de op grond van deze paragraaf te verlenen subsidie;

  • p.

    Telos: universitair kenniscentrum verbonden aan Tilburg University, dat zich bezighoudt met het ontwerp, de inrichting en de monitoring van duurzame ontwikkelprocessen;

  • q.

    Topsectoren: negen sectoren die kennisintensief en export-georiënteerd zijn, met veelal specifieke wet- en regelgeving die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken te weten Agro & food, Chemie, Creatieve industrie, Energie, High tech systemen en materialen, Life sciences & health, Logistiek, Tuinbouw en uitgangsmaterialen, Water

  • r.

    Zuid-Nederland: grondgebied van de provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland.

Artikel 1.2 Doelgroep

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 1.3, onder a en b, kan worden aangevraagd door:

    • a.

      natuurlijke personen;

    • b.

      rechtspersonen;

    • c.

      samenwerkingsverbanden van de onder a en b bedoelde doelgroepen.

  • 2 Subsidie als bedoeld in artikel 1.3, onder c, kan worden aangevraagd door de GSB-steden.

  • 3 Indien sprake is van een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder c:

    • a.

      treedt een van de deelnemers op als penvoerder;

    • b.

      draagt de subsidiabele activiteit de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

  • 4 De penvoerder, bedoeld in het derde lid, onder a, draagt zorg voor de aanvraag, de overige correspondentie, de inhoudelijke en financiële projectcoördinatie, alsmede de verantwoording aan de beheersautoriteit.

Artikel 1.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor activiteiten gericht op:

  • a.

    het versterken van de innovativiteit van de Zuid-Nederlandse economie in het algemeen en de positie van Zuid-Nederland als toptechnologische regio in het bijzonder;

  • b.

    het direct of indirect bijdragen aan een veilig en aantrekkelijk woon- en vestigingsklimaat;

  • c.

    het direct of indirect bijdragen aan een aantrekkelijke woon- en werkomgeving voor alle bewoners van de GSB-steden in Zuid-Nederland.

Artikel 1.4 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd in de gevallen, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013.

Artikel 1.5 Subsidievereisten kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3, onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, is gevestigd in de regio Limburg, Oost-Brabant, West-Brabant of Zeeland;

    • b.

      de subsidiabele activiteit komt ten goede aan Zuid-Nederland;

    • c.

      de financiering van de subsidiabele activiteit is sluitend.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan ten minste een van de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidiabele activiteit is gericht op het stimuleren van marktgerichte samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en onderzoeksorganisaties;

    • b.

      de subsidiabele activiteit is gericht op het organiseren van clusters van bedrijven en onderzoeksorganisaties rondom combinaties van product, markt en technologie of het snijvlak van technologiegebieden en toepassingen;

    • c.

      de subsidiabele activiteit is gericht op stimulering van de ondernemingsmentaliteit door ondersteuning van:

      • 1e

        starters tot vijf jaar na oprichting, of

      • 2e

        (snel) groeiende bedrijven;

    • d.

      de subsidiabele activiteit is gericht op het stimuleren van innovatie;

    • e.

      de subsidiabele activiteit is gericht op de aansluiting van het arbeidsaanbod op de arbeidsvraag.

  • 3 Indien de ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, wordt een afweging tussen de verschillende aanvragen, bedoeld in artikel 1.14a gemaakt, waarbij de aanvraag om in aanmerking te komen voor een subsidie als bedoeld in artikel 1.3 onder a, een score van 50 punten of meer dient te behalen.

Artikel 1.6 Subsidievereisten attractieve regio’s

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3, onder b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, is gevestigd in de regio Limburg, Oost-Brabant, West-Brabant of Zeeland;

    • b.

      de subsidiabele activiteit komt ten goede aan Zuid-Nederland;

    • c.

      de financiering van de subsidiabele activiteit is sluitend.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan ten minste een van de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidiabele activiteit is gericht op kwaliteitsverbetering van bestaande bedrijventerreinen buiten de GSB-steden;

    • b.

      de subsidiabele activiteit is gericht op de ontwikkeling van topmilieus en broedplaatsen voor de creatieve industrie buiten de GSB-steden, voor zover daarbij sprake is van een onrendabele top als bedoeld in artikel 55 van de Verordening;

    • c.

      de subsidiabele activiteit is gericht op investeringen in groen, cultuur en natuur die de attractiviteit van de regio verhogen;

    • d.

      de subsidiabele activiteit is gericht op verbetering van de milieukwaliteit, in het bijzonder de luchtkwaliteit en de externe veiligheid;

    • e.

      de subsidiabele activiteit is gericht op ontwikkeling en implementatie van innovatieve concepten ter verbetering van de vervoersketens voor passagiers en goederen;

    • f.

      de subsidiabele activiteit is gericht op implementatie van innovatieve ICT-concepten ten behoeve van de bereikbaarheid, aantrekkelijke woon- en werklocaties en het toerisme;

    • g.

      de subsidiabele activiteit is gericht op ontwikkeling en uitvoering van instrumenten die fysieke uitbreiding van toeristische bedrijvigheid mogelijk maken;

    • h.

      de subsidiabele activiteit is gericht op regiopromotie en branding, zowel toeristisch als gericht op bedrijfsvestiging.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, onder a, kan de subsidiabele activiteit gericht zijn op kwaliteitsverbetering van bestaande bedrijventerreinen binnen de GSB-steden, indien:

    • a.

      de subsidieaanvraag wordt ingediend door een GSB-stad;

    • b.

      er sprake is van een bovenregionaal belang.

  • 4 In afwijking van het tweede lid, onder b, kan de subsidiabele activiteit gericht zijn op de ontwikkeling van topmilieus en broedplaatsen voor de creatieve industrie binnen de GSB-steden, indien:

    • a.

      de subsidieaanvraag wordt ingediend door een GSB-stad;

    • b.

      er sprake is van een bovenregionaal belang.

  • 5 Indien de ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, wordt een afweging tussen de verschillende aanvragen bedoeld in artikel 1.14a gemaakt, waarbij de aanvraag om in aanmerking te komen voor een subsidie als bedoeld in artikel 1.3, onder b, een score van 50 punten of meer dient te behalen.

Artikel 1.7 Subsidievereisten stedelijke dimensie

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3, onder c, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidiabele activiteit komt ten goede aan Zuid-Nederland;

    • b.

      de financiering van de subsidiabele activiteit is sluitend.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan ten minste een van de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidiabele activiteit is gericht op het stimuleren van de combinatie wonen en werken in wijken;

    • b.

      de subsidiabele activiteit is gericht op het creëren van stedelijke topmilieus binnen de GSB-steden;

    • c.

      de subsidiabele activiteit is gericht op kwaliteitsverbetering van werklocaties binnen de GSB-steden;

    • d.

      de subsidiabele activiteit is gericht op participatievergroting;

    • e.

      de subsidiabele activiteit is gericht op investeringen ten behoeve van de transformatie van binnenstedelijke gebieden met een economische meerwaarde;

    • f.

      de subsidiabele activiteit is gericht op het verbeteren van de attractiviteit of veiligheid van de openbare ruimte door middel van:

      • 1e

        fysieke maatregelen in de openbare ruimte of het openbaar groen, of

      • 2e

        gezamenlijke ontwikkeling van methoden voor de aanpak van stedelijke problemen;

    • g.

      de subsidiabele activiteit is gericht op de ontwikkeling en implementatie van stedelijke vervoerssystemen voor passagiers en goederen.

  • 3 Indien de ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, wordt een afweging tussen de verschillende aanvragen bedoeld in artikel 1.14a gemaakt, waarbij de aanvraag om in aanmerking te komen voor een subsidie als bedoeld in artikel 1.3, onder c, een score van 50 punten of meer dient te behalen.

Artikel 1.8 Subsidiabele kosten

Ten aanzien van de subsidiabele kosten zijn de artikelen 10 en 10a van de Regeling EFRO doelstelling programmaperiode 2007-2013 van toepassing.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2016.

  • 2 Subsidieaanvragen worden ingediend bij de beheersautoriteit met gebruikmaking van het aanvraagformulier, opgenomen in bijlage 2.

  • 3 Een subsidieaanvraag bevat het volledig ingevulde aanvraagformulier, bedoeld in het tweede lid, met de daarin voorgeschreven bijlagen.

  • 4 Onverminderd het derde lid, bevat een subsidieaanvraag van een samenwerkingsverband een verklaring, ondertekend door alle deelnemers van het samenwerkingsverband, waaruit de instemming en penvoering, bedoeld in artikel 1.2, derde lid, onder a en b, blijkt.

Artikel 1.10 Subsidieplafond kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie

De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO voor Zuid-Nederland voor de periode 2 april 2013 tot en met 31 december 2015 vast op € 0.

Artikel 1.11 Subsidieplafond attractieve regio’s

De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO voor Zuid-Nederland vast op €0.

Artikel 1.12 Subsidieplafond stedelijke dimensie

De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO voor Zuid-Nederland vast op € 0.

Artikel 1.13 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 1.5, 1.6 en 1.7, met betrekking tot de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s tezamen bedraagt maximaal 100 % van de totale subsidiabele projectkosten.

  • 2 Het percentage, bedoeld in het eerste lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen aan subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

Artikel 1.14 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend vanaf 2 april 2013 tot en met 27 mei 2013.

Artikel 1.14a Verdeelcriteria

  • 1 Indien de volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, bedoeld in de artikelen 1.10, 1.11 of 1.12 te boven gaan, maakt de beheersautoriteit voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin het project voldoet aan de vereisten, bedoeld in de artikelen 1.5, tweede lid, 1.6, tweede tot en met vierde lid, of 1.7, tweede lid, te waarderen met:

      • 1°.

        0 punten indien het project betrekking heeft op slechts een van de genoemde subsidiabele activiteiten;

      • 2°.

        10 punten indien het project betrekking heeft op meerdere van de genoemde subsidiabele activiteiten;

    • b.

      indien het project bijdraagt aan de Lissabonstrategie te waarderen met:

      • 1°.

        20 punten voor een project binnen prioriteit 1;

      • 2°.

        5 punten voor een project binnen prioriteit 2 of 3;

    • c.

      indien het project bijdraagt aan een of meerdere Topsectoren, te waarderen met:

      • 1°.

        10 punten voor een project binnen prioriteit 1;

      • 2°.

        5 punten voor een project binnen prioriteit 2 of 3;

    • d.

      indien het project zich kwalificeert als crossover, te waarderen met:

      • 1°.

        10 punten voor een project binnen prioriteit 1;

      • 2°.

        5 punten voor een project binnen prioriteit 2 of 3;

    • e.

      indien de provincie meer dan 10% bijdraagt in de totale subsidiabele kosten te waarderen met:

      • 1°.

        10 punten voor een project binnen prioriteit 1 of 3;

      • 2°.

        20 punten voor een project binnen prioriteit 2;

    • f.

      indien het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering minder bijdraagt dan 30% van de subsidiabele kosten te waarderen met 10 punten;

    • g.

      projecten met meer dan twee betalende partners, te waarderen met:

      • 1°.

        10 punten voor een project binnen prioriteit 1;

      • 2°.

        5 punten voor een project binnen prioriteit 2 of 3;

    • h.

      de mate waarin een positieve bijdrage wordt geleverd aan duurzaamheid, blijkend uit een duurzaamheidsscan van Telos, te waarderen met:

      • 1°.

        maximaal 10 punten bij positieve effecten en een aftrek van maximaal 10 punten bij negatieve effecten voor een project binnen prioriteit 1;

      • 2°.

        maximaal 20 punten bij positieve effecten en een aftrek van maximaal 20 punten bij negatieve effecten voor een project binnen prioriteit 2 of 3;

    • i.

      projecten die op basis van een realistische planning naar verwachting voor 1 juni 2014 een vaststellingsverzoek kunnen indienen, te waarderen met:

      • 1°.

        10 punten voor een project binnen prioriteit 1;

      • 2°.

        20 punten voor een project binnen prioriteit 2;

      • 3°.

        30 punten voor een project binnen prioriteit 3.

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 1.15 Subsidieverlening

  • 1 De beheersautoriteit legt subsidieaanvragen voor advies voor aan de Stuurgroep.

  • 2 De beheersautoriteit beslist op de subsidieaanvraag binnen 4 maanden na de sluitingsdatum van de tenderperiode.

Artikel 1.16 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieontvanger worden de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 8 en 9 van de Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013, opgelegd.

  • 2 Subsidieontvanger bewaart de in het eerste lid bedoelde bewijsstukken overeenkomstig de termijn genoemd in artikel 90 van de Kaderverordening.

  • 3 Subsidieontvanger rapporteert op verzoek van de beheersautoriteit de inhoudelijke en financiële voortgang van de subsidiabele activiteit.

  • 4 Subsidieontvanger rapporteert de voortgang, bedoeld in het derde lid, langs elektronische weg met gebruikmaking van het voortgangsformulier, opgenomen in bijlage 3.

  • 5 Subsidieontvanger verleent de voor hun taakvervulling nodige medewerking aan de certificeringsautoriteit en de auditautoriteit, alsmede de toezichthouder, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013.

Artikel 1.17 Vertragen, wijzigen of stopzetten

  • 1 Een verzoek om ontheffing in verband met het vertragen, essentieel wijzigen of stopzetten van de subsidiabele activiteit, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013, wordt ingediend bij de beheersautoriteit.

  • 2 Een verzoek om ontheffing wordt ingediend met gebruikmaking van het ontheffingsformulier, opgenomen in bijlage 4.

  • 3 De beheersautoriteit beslist binnen 8 weken na ontvangst op het verzoek om ontheffing.

Artikel 1.18 Bevoorschotting

De beheersautoriteit verleent geen voorschot.

Artikel 1.19 Subsidievaststelling

  • 1 Binnen de in de beschikking tot subsidieverlening bepaalde projectperiode, dient subsidieontvanger bij de beheersautoriteit een verzoek tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2 Een verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier, opgenomen in bijlage 5.

  • 3 Een verzoek tot vaststelling van de subsidie bevat het volledig ingevulde formulier, bedoeld in het tweede lid, met de daarin voorgeschreven bijlagen.

  • 4 De beheersautoriteit beslist op het verzoek tot subsidievaststelling binnen 6 maanden na de datum van ontvangst van het verzoek tot subsidievaststelling.

Paragraaf 2 MKB-subsidies

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Deskundigencommissie: adviescommissie, ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet, die aan de beheersautoriteit adviseert over de te verlenen subsidie voor innovatiemedewerkers, innovatieadvies en innovatieprojecten.

  • b.

    innovatiemedewerker: hooggekwalificeerde werknemer op het gebied van innovatie;

  • c.

    Kaderverordening: Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2006, houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999, zoals gewijzigd bij Vo. 1989/2006, van 21 december 2006, Vo 1341/2008, van 18 december 2008 en Vo 284/2009 van 7 april 2009;

  • d.

    ketenpartij: Original Equipment Manufacturer, first tier supplier, second tier supplier of toeleverend bedrijf, die de aanvrager toegevoegde waarde levert;

  • e.

    Klankbordgroep: adviescommissie, ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet, die aan de beheersautoriteit adviseert over de te verlenen subsidie voor sociale innovatieprojecten;

  • f.

    MKB-onderneming: onderneming als bedoeld in bijlage 1;

  • g.

    OP-Zuid: Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013, CCI-nr. 2007 NL 16 2 PO 003;

  • h.

    regio Limburg: regio als bedoeld in bijlage 1 van het OP-Zuid;

  • i.

    regio Oost-Brabant: regio als bedoeld in bijlage 1 van het OP-Zuid;

  • j.

    regio West-Brabant: regio als bedoeld in bijlage 1 van het OP-Zuid;

  • k.

    regio Zeeland: regio als bedoeld in bijlage 1 van het OP-Zuid;

  • l.

    sociale innovatie: innovatie gericht op vernieuwing van de bedrijfsorganisatie.

Artikel 2.2 Doelgroep

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door MKB-ondernemingen.

  • 2 Onverminderd het eerste lid kan subsidie als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder c, worden aangevraagd door:

    • a.

      samenwerkingsverbanden van ten minste twee onderling onafhankelijke ondernemingen;

    • b.

      samenwerkingsverbanden van een of meerdere ondernemingen en een of meerdere onderzoeksorganisaties.

Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Subsidie kan worden verleend voor:

    • a.

      de inzet van innovatiemedewerkers bij MKB-ondernemingen gevestigd binnen Zuid-Nederland;

    • b.

      innovatieadvies, met inbegrip van technische haalbaarheidsstudies ter voorbereiding van experimentele ontwikkelingsactiviteiten en verkrijging en validering van industriële eigendomsrechten ten behoeve van MKB-ondernemingen gevestigd binnen Zuid-Nederland;

    • c.

      innovatieprojecten gericht op experimentele ontwikkeling in Zuid-Nederland;

    • d.

      advies ter bevordering van sociale innovatie bij MKB-ondernemingen gevestigd binnen Zuid-Nederland.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onder c, kunnen projecten mede gericht zijn op industrieel onderzoek, mits dit onderzoek van ondergeschikt belang is in relatie tot de experimentele ontwikkeling.

Artikel 2.4 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd in de gevallen, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013.

Artikel 2.5 Subsidievereisten innovatiemedewerkers

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3, onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, is gevestigd in de regio Limburg, Oost-Brabant, West-Brabant of Zeeland;

  • b.

    de inzet van de innovatiemedewerker is gericht op het stimuleren van innovatie;

  • c.

    de inzet van de innovatiemedewerker komt ten goede aan Zuid-Nederland;

  • d.

    aan de inzet van de innovatiemedewerker ligt een sluitende financiering ten grondslag;

  • e.

    de innovatiemedewerker wordt gedetacheerd vanuit een onderzoeksorganisatie of grote onderneming, zijnde een ketenpartij;

  • f.

    de innovatiemedewerker is ten minste twee jaar in dienst bij de onder e bedoelde onderzoeksorganisatie of grote onderneming;

  • g.

    de innovatiemedewerker wordt binnen de MKB-onderneming van de aanvrager ingezet;

  • h.

    de innovatiemedewerker vervangt geen andere werknemer, maar werkt in een nieuw gecreëerde functie binnen de MKB-onderneming bedoeld onder g;

  • i.

    de innovatiemedewerker is werkzaam op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en innovatie;

  • j.

    de innovatiemedewerker brengt kennis van veranderingsprocessen en innovatieprocessen in.

Artikel 2.6 Subsidievereisten innovatieadviezen

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3, onder b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, is gevestigd in de regio Limburg, Oost-Brabant, West-Brabant of Zeeland;

    • b.

      het innovatieadvies is gericht op het stimuleren van innovatie;

    • c.

      het innovatieadvies komt ten goede aan Zuid-Nederland;

    • d.

      aan het innovatieadvies ligt een sluitende financiering ten grondslag;

    • e.

      het innovatieadvies heeft betrekking op producten, processen, markten of diensten;

    • f.

      het innovatieadvies wordt aangevraagd bij een daartoe deskundige externe adviseur;

    • g.

      het innovatieadvies heeft betrekking op de MKB-onderneming van de aanvrager;

    • h.

      het innovatieadvies is niet van permanente of periodieke aard en behoort niet tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onder g bedoelde MKB-onderneming;

    • i.

      het innovatieadvies wordt door de MKB-onderneming ingekocht tegen de marktprijs, of indien de dienstverrichter een entiteit zonder winstoogmerk is, tegen een prijs die de volledige kosten plus een redelijke marge weergeeft.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan ten minste een van de volgende vereisten:

    • a.

      het innovatieadvies is gericht op versterking van de positie op bestaande markten;

    • b.

      het innovatieadvies is gericht op de entree in nieuwe combinaties van product, markt en technologie.

Artikel 2.7 Subsidievereisten innovatieprojecten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3, onder c, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, is gevestigd in de regio Limburg, Oost-Brabant, West-Brabant of Zeeland;

    • b.

      indien de subsidieaanvrager een samenwerkingsverband is als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, zijn een of meer deelnemers aan dat samenwerkingsverband gevestigd in de regio Limburg, Oost-Brabant, West-Brabant of Zeeland;

    • c.

      de subsidiabele activiteit is gericht op het stimuleren van innovatie;

    • d.

      de subsidiabele activiteit komt ten goede aan Zuid-Nederland;

    • e.

      de financiering van de subsidiabele activiteit is sluitend;

    • f.

      de subsidiabele activiteit leidt tot een betere concurrentiepositie;

    • g.

      de subsidiabele activiteit leidt tot versterking van het innovatiepotentieel;

    • h.

      de subsidiabele activiteit leidt tot een structurele toename van de bedrijfsactiviteit;

    • i.

      de subsidiabele activiteit leidt tot nieuwe en breed vermarktbare producten, diensten of processen;

    • j.

      de subsidiabele activiteit leidt tot productie- of werkgelegenheid in Zuid-Nederland;

    • k.

      de subsidiabele activiteit bestaat uit een samenhangend geheel van inzet van kennis, materialen, menskracht en activa.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      ten minste een deelnemer aan een samenwerkingsverband is een MKB-onderneming;

    • b.

      samenwerkende ondernemingen nemen ieder niet meer dan 70% van de subsidiabele kosten voor hun rekening;

    • c.

      samenwerkende ondernemingen hebben geen directe of indirecte financiële of juridische relatie met elkaar;

    • d.

      een samenwerkende onderzoeksorganisatie als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, onder b:

      • 1e

        draagt ten minste 10% van de subsidiabele kosten;

      • 2e

        heeft het recht de resultaten van de onderzoeksprojecten te publiceren, voor zover deze afkomstig zijn van het door die onderzoeksorganisatie uitgevoerde onderzoek;

    • e.

      de onder a bedoelde MKB-onderneming treedt op als penvoerder;

    • f.

      de subsidiabele activiteit draagt de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband;

    • g.

      de penvoerder, bedoeld in het tweede lid, onder e, draagt zorg voor de aanvraag, de overige correspondentie, de inhoudelijke en financiële projectcoördinatie, alsmede de verantwoording aan de beheersautoriteit.

Artikel 2.8 Subsidievereisten sociale innovatieadviezen

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3, onder d, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, is gevestigd in de regio Limburg, Oost-Brabant, West-Brabant of Zeeland;

    • b.

      het sociale innovatieadvies is gericht op het stimuleren van sociale innovatie;

    • c.

      het sociale innovatieadvies komt ten goede aan Zuid-Nederland;

    • d.

      aan het sociale innovatieadvies ligt een sluitende financiering ten grondslag;

    • e.

      het sociale innovatieadvies wordt aangevraagd bij een daartoe deskundige externe adviseur;

    • f.

      het sociale innovatieadvies heeft betrekking op de MKB-onderneming van de aanvrager;

    • g.

      het sociale innovatieadvies is gericht op verbetering van de productiviteit en kwaliteit van de MKB-onderneming;

    • h.

      het sociale innovatieadvies is niet van permanente of periodieke aard en behoort niet tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onder f bedoelde MKB-onderneming;

    • i.

      het sociale innovatieadvies wordt door de MKB-onderneming ingekocht tegen de marktprijs, of indien de dienstverrichter een entiteit zonder winstoogmerk is, tegen een prijs die de volledige kosten plus een redelijke marge weergeeft.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3, onder d, in aanmerking te komen, voldaan aan ten minste een van de volgende vereisten:

    • a.

      het sociale innovatieadvies is gericht op de organisatie van werkprocessen en flexibilisering;

    • b.

      het sociale innovatieadvies is gericht op talentontplooiing, employability en loopbaanbeleid;

    • c.

      het sociale innovatieadvies is gericht op participerende aansturing.

Artikel 2.9 Subsidiabele kosten

Ten aanzien van de subsidiabele kosten zijn de artikelen 10 en 10a van de Regeling EFRO doelstelling programmaperiode 2007-2013 van toepassing.

Artikel 2.10 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 2.3, onder c worden ingediend vanaf 1 september 2014 tot en met 31 december 2015.

  • 2 Subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 2.3, onder d, worden ingediend voor 1 januari 2016.

  • 3 Subsidieaanvragen worden ingediend bij de beheersautoriteit met gebruikmaking van het aanvraagformulier, opgenomen in bijlage 6.

  • 4 Een subsidieaanvraag bevat het volledig ingevulde aanvraagformulier, bedoeld in het derde lid, met de daarin voorgeschreven bijlagen.

  • 5 Onverminderd het vierde lid, bevat een subsidieaanvraag van een samenwerkingsverband een verklaring, ondertekend door alle deelnemers van het samenwerkingsverband, waaruit de instemming en penvoering, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, onder e en f, blijkt.

Artikel 2.11 Subsidieplafond innovatiemedewerker

De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s voor de periode 17 mei 2010 tot en met 31 december 2013 vast op € 0,-, waarvan:

  • a.

    € 0,- voor de regio Limburg;

  • b.

    € 0,- voor de regio Oost-Brabant;

  • c.

    € 0,- voor de regio West-Brabant;

  • d.

    € 0,- voor de regio Zeeland.

Artikel 2.12 Subsidieplafond innovatieadviezen

De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s in Zuid-Nederland vast op €0.

Artikel 2.13 Subsidieplafond innovatieprojecten

De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma`s in Zuid-Nederland vast op €0.

Artikel 2.14 Subsidieplafond sociale innovatieadviezen

De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s voor de periode 17 mei 2010 tot en met 31 december 2013 vast op € 0,-, waarvan:

  • a.

    € 0,- voor de regio Limburg;

  • b.

    € 0,- voor de regio Oost-Brabant;

  • c.

    € 0,- voor de regio West-Brabant;

  • d.

    € 0,- voor de regio Zeeland.

Artikel 2.15 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder a, met betrekking tot de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s tezamen, bedraagt 29,17% van de totale subsidiabele projectkosten, tot een maximum van € 25.000,- per project per aanvrager.

  • 2 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder b, met betrekking tot de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s tezamen, bedraagt 29,17% van de totale subsidiabele projectkosten, tot een maximum van € 20.833,- per project per aanvrager.

  • 3 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder c, met betrekking tot de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s tezamen, bedraagt 35% van de totale subsidiabele projectenkosten, tot een maximum van € 250.000,- per project per aanvrager.

  • 4 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder d, met betrekking tot de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s tezamen, bedraagt 41,67% van de totale subsidiabele projectkosten, tot een maximum van € 16.668,- per project per aanvrager.

  • 5 Is de subsidieontvanger een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, dan bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder c, maximaal € 1.000.000,- per project, waarbij de hoogte van de subsidie per deelnemer als volgt wordt bepaald:

    • a.

      50% van de totale subsidiabele projectkosten voor een MKB-onderneming;

    • b.

      40% van de totale subsidiabele projectkosten voor een deelnemer die geen MKB-onderneming is.

  • 6 De in het eerste tot en met het vijfde lid genoemde percentages worden gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen aan subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

Artikel 2.16 Behandeling subsidieaanvragen

  • 1 Aanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de subsidieaanvraag wel volledig is.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 2.17 Subsidieverlening

  • 1 De beheersautoriteit legt subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 2.3, onder a, b en c, voor advies voor aan de Deskundigencommissie.

  • 2 De beheersautoriteit legt subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 2.3, onder d, voor advies voor aan de Klankbordgroep.

  • 3 De beheersautoriteit beslist op de subsidieaanvraag binnen 4 maanden na de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag.

Artikel 2.18 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieontvanger worden de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 8 en 9 van de Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013, opgelegd.

  • 2 Subsidieontvanger bewaart de in het eerste lid bedoelde bewijsstukken overeenkomstig de termijn genoemd in artikel 90 van de Kaderverordening.

  • 3 Subsidieontvanger rapporteert op verzoek van de beheersautoriteit de inhoudelijke en financiële voortgang van de subsidiabele activiteit.

  • 4 Subsidieontvanger rapporteert de voortgang, bedoeld in het derde lid, langs elektronische weg met gebruikmaking van het voortgangsformulier, opgenomen in bijlage 3.

  • 5 Subsidieontvanger verleent de voor hun taakvervulling nodige medewerking aan de certificeringsautoriteit en de auditautoriteit, alsmede de toezichthouder, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013.

Artikel 2.19 Vertragen, wijzigen of stopzetten

  • 1 Een verzoek om ontheffing in verband met het vertragen, essentieel wijzigen of stopzetten van de subsidiabele activiteit, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013, wordt ingediend bij de beheersautoriteit.

  • 2 Een verzoek om ontheffing wordt ingediend met gebruikmaking van het ontheffingsformulier, opgenomen in bijlage 4.

  • 3 De beheersautoriteit beslist binnen 8 weken na ontvangst op het verzoek om ontheffing.

Artikel 2.20 Bevoorschotting

De beheersautoriteit verleent geen voorschot.

Artikel 2.21 Subsidievaststelling

  • 1 Binnen de in de beschikking tot subsidieverlening bepaalde projectperiode, dient subsidieontvanger bij de beheersautoriteit een verzoek tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2 Een verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier, opgenomen in bijlage 5.

  • 3 Een verzoek tot vaststelling van de subsidie bevat het volledig ingevulde vaststellingsformulier, bedoeld in het tweede lid, met de daarin voorgeschreven bijlagen.

  • 4 De beheersautoriteit beslist op het verzoek tot subsidievaststelling binnen 6 maanden na de datum van ontvangst van het verzoek tot subsidievaststelling.

Paragraaf 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 3.1 Intrekking

  • 1 De regeling Toetsingskader OP-Zuid, nadere regeling ter uitvoering van het Operationeel Programma voor Zuid-Nederland en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2007-2013, wordt ingetrokken.

  • 2 De OP-Zuid Regeling Innovation Officer 2007-2013 (OPZ-IO) wordt ingetrokken.

  • 3 De OP-Zuid Adviesregeling 2007-2013 (OPZ-AR) wordt ingetrokken.

  • 4 De OP-Zuid Innovatieregeling 2007-2013 (OPZ-IR) wordt ingetrokken.

  • 5 De OP-Zuid Sociale Innovatie-regeling 2009-2011 (OPZ-SI) wordt ingetrokken.

Artikel 3.2 Overgangsrecht

  • 1 Aanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling en waarop op de datum van inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist, maar waarover wel reeds advies is uitgebracht door een adviescommissie als genoemd in de artikelen 1.15 en 2.17, worden geacht te zijn ingediend op grond van de regelingen, genoemd in artikel 3.1.

  • 2 Aanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling en waarop op de datum van inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist en waarover nog geen advies is uitgebracht door een adviescommissie als genoemd in de artikelen 1.15 en 2.17, worden geacht te zijn ingediend op grond van deze regeling.

Artikel 3.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 17 mei 2010.

Artikel 3.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 27 april 2010
De leden van het college van Gedeputeerde Staten voornoemd, gezamenlijk de beheersautoriteit vormend voor het grondgebied van de provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten

Bijlagen

Bijlage 1 bij Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 1422) (2003/361/EG)

TITEL I DOOR DE COMMISSIE VASTGESTELDE DEFINITIE VAN MIDDELGROTE, KLEINE EN MICRO-ONDERNEMINGEN

Artikel 1

Onderneming Als onderneming wordt beschouwd iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent. Met name worden als zodanig beschouwd eenheden die individueel of in familieverband ambachtelijke of andere activiteiten uitoefenen, personenvennootschappen en verenigingen die regelmatig een economische activiteit uitoefenen.

Artikel 2

Aantal werkzame personen en financiële drempels ter bepaling van de categorieën ondernemingen

  • 1. Tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO's) behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt.

  • 2. Binnen de categorie KMO's is een „kleine onderneming” een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen EUR niet overschrijdt.

  • 3. Binnen de categorie KMO's is een „micro-onderneming” een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt.

Artikel 3

Soorten ondernemingen welke voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiëlebedragen in aanmerking worden genomen

  • 1. Een „zelfstandige onderneming” is elke onderneming die niet als partneronderneming in de zin van lid 2 of als verbonden onderneming in de zin van lid 3 wordt aangemerkt.

  • 2. „Partnerondernemingen” zijn alle ondernemingen die niet als verbonden ondernemingen in de zin van lid 3 worden aangemerkt en waartussen de volgende band bestaat: een onderneming (van een hoger niveau) heeft, alleen of samen met een of meer verbonden ondernemingen in de zin van lid 3, 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van een andere onderneming (van een lager niveau). Ook al wordt de drempel van 25 % bereikt of overschreden, toch kan een onderneming als zelfstandige onderneming of als onderneming zonder partnerondernemingen worden aangemerkt, indien het om de volgende categorieën investeerders gaat en mits dezen individueel noch gezamenlijk met de betrokken onderneming verbonden zijn in de zin van lid 3:

    • a)

      openbare participatiemaatschappijen, risicokapitaalmaatschappijen, natuurlijke personen of groepen natuurlijke personen die geregeld risicokapitaal beleggen („business angels”) en eigen middelen in niet ter beurze genoteerde ondernemingen investeren, mits de totale investering van deze „business angels” in een zelfde onderneming 1 250 000 EUR niet overschrijdt;

    • b)

      universiteiten of onderzoekcentra zonder winstoogmerk;

    • c)

      institutionele beleggers, met inbegrip van regionale ontwikkelingsfondsen;

    • d)

      autonome locale autoriteiten, die een jaarlijkse begroting hebben onder 10 miljoen EUR en minder dan 5 000 inwoners tellen.

  • 3. „Verbonden ondernemingen” zijn ondernemingen die met elkaar een van de volgende banden onderhouden:

    • a)

      een onderneming heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een andere onderneming;

    • b)

      een onderneming heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan;

    • c)

      een onderneming heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met deze onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van laatstgenoemde onderneming;

    • d)

      een onderneming die aandeelhouder of vennoot is van een andere onderneming, heeft op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die andere onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van laatstgenoemde onderneming.

  • - Er wordt verondersteld dat geen overheersende invloed wordt uitgeoefend, indien de in lid 2, tweede alinea, genoemde investeerders zich niet direct of indirect met het beheer van de betrokken onderneming bemoeien, onverminderd de rechten die zij als aandeelhouders of vennoten bezitten. Ondernemingen worden eveneens als verbonden ondernemingen beschouwd indien ze via een of meerdere andere ondernemingen of via in de tweede paragraaf bedoelde investeerders, een van de in de eerste alinea bedoelde banden onderhouden. Ondernemingen die via een natuurlijke persoon of een in gemeenschappelijk overleg handelende groep van natuurlijke personen een van deze banden onderhouden, worden eveneens als verbonden ondernemingen beschouwd indien zij hun activiteiten of een deel van hun activiteiten op dezelfde markt of op verwante markten uitoefenen. Als verwante markt wordt beschouwd de producten- of dienstenmarkt die zich direct boven of onder het niveau van de relevante markt bevindt.

  • 4. Behoudens de in lid 2, tweede alinea, bedoelde gevallen kan een onderneming niet als KMO worden aangemerkt, indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten.

  • 5. Ondernemingen kunnen een verklaring opstellen over hun hoedanigheid van zelfstandige onderneming, partneronderneming of verbonden onderneming en de gegevens met betrekking tot de in artikel 2 vermelde drempels. Ook wanneer het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is precies te weten wie het in handen heeft, kan deze verklaring toch worden opgesteld mits de onderneming te goeder trouw verklaart dat zij terecht mag aannemen niet voor 25 % of meer in handen te zijn van één onderneming of van verscheidene verbonden ondernemingen gezamenlijk of via natuurlijke personen afzonderlijk of in een groep. Dergelijke verklaringen doen geen afbreuk aan de controles of verificaties waarin de nationale of communautaire regelgeving voorziet.

Artikel 4

Gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiële bedragen en referentieperiode

  • 1. De gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiële bedragen hebben betrekking op het laatste afgesloten boekjaar en worden jaarlijks berekend. Zij worden vanaf de datum van afsluiting van de rekeningen in aanmerking genomen. Het bedrag van de omzet wordt berekend exclusief belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en andere indirecte rechten of heffingen.

  • 2. Wanneer een onderneming op de datum van afsluiting van de rekeningen vaststelt dat de op jaarbasis berekende gegevens boven of onder de in artikel 2 aangegeven drempels voor het aantal werkzame personen of de financiële maxima liggen, verkrijgt of verliest zij de hoedanigheid van middelgrote, kleine of micro-onderneming slechts wanneer deze situatie zich in twee opeenvolgende boekjaren voordoet.

  • 3. In het geval van recent opgerichte ondernemingen waarvan de eerste jaarrekening nog niet is afgesloten, worden de in aanmerking te nemen gegevens bepaald door middel van een in de loop van het boekjaar te goeder trouw gemaakte schatting.

Artikel 5

Aantal werkzame personen

Het aantal werkzame personen komt overeen met het aantal arbeidsjaareenheden (AJE), dat wil zeggen het aantal personen dat het gehele desbetreffende jaar voltijds in de betrokken onderneming of voor rekening van deze onderneming heeft gewerkt. Het werk van personen die niet het gehele jaar hebben gewerkt, deeltijdwerk ongeacht de duur ervan en seizoenarbeid worden in breuken van AJE uitgedrukt. Het aantal werkzame personen bestaat uit:

  • a) de loontrekkenden,

  • b) de personen die voor deze onderneming werken, er een ondergeschikte verhouding mee hebben en voor het nationale recht met loontrekkenden gelijkgesteld zijn,

  • c) de eigenaren-bedrijfsleiders,

  • d) de vennoten die geregeld een activiteit in de onderneming uitoefenen en van de onderneming financiële voordelen genieten.

Leerlingen en studenten die een beroepsopleiding volgen en een leer- of beroepsopleidingsovereenkomst hebben, worden niet meegeteld in het aantal werkzame personen. De duur van zwangerschaps- en ouderschapsverlof wordt niet meegerekend.

Artikel 6

Vaststelling van de gegevens van de onderneming

  • 1. In het geval van een zelfstandige onderneming worden de gegevens, met inbegrip van het aantal werkzame personen, uitsluitend op basis van de rekeningen van die onderneming vastgesteld.

  • 2. De gegevens, met inbegrip van het aantal werkzame personen, van een onderneming die partnerondernemingen of verbonden ondernemingen heeft, worden vastgesteld op basis van de rekeningen en andere gegevens van de onderneming of, zo van toepassing, van de geconsolideerde rekeningen van de onderneming of van de geconsolideerde rekeningen waarin de onderneming door consolidatie is opgenomen. De in de eerste alinea bedoelde gegevens worden samengeteld met de gegevens van de eventuele partnerondernemingen van de betrokken onderneming, die zich meteen boven of onder het niveau van die onderneming bevinden. De samentelling geschiedt in evenredigheid met het aandeel in het kapitaal of de stemrechten (het hoogste van de twee percentages). Bij wederzijdse participatie geldt het hoogste van deze percentages. De in de eerste en tweede alinea bedoelde gegevens worden samengeteld met alle, nog niet door consolidatie in de rekeningen opgenomen gegevens (100 %) van de eventuele, direct of indirect met de betrokken onderneming verbonden ondernemingen.

  • 3. Voor de toepassing van lid 2 resulteren de gegevens van de partnerondernemingen van de betrokken onderneming uit de, indien van toepassing, geconsolideerde rekeningen en andere gegevens. Deze worden samengeteld met alle gegevens (100 %) van de met deze partnerondernemingen verbonden ondernemingen, tenzij hun gegevens reeds door consolidatie daarin zijn opgenomen. Voor de toepassing van het genoemde lid 2 resulteren de gegevens van de met de betrokken onderneming verbonden ondernemingen uit hun, indien van toepassing, geconsolideerde rekeningen en andere gegevens. Deze worden evenredig samengeteld met de gegevens van de eventuele partnerondernemingen van deze verbonden ondernemingen, die zich meteen boven of onder het niveau van laatstgenoemde ondernemingen bevinden, mits deze gegevens in de geconsolideerde rekeningen nog niet zijn opgenomen in een verhouding die ten minste gelijk is aan het in de tweede alinea van lid 2 vastgestelde percentage.

  • 4. Indien het aantal werkzame personen van een bepaalde onderneming niet uit de geconsolideerde rekeningen blijkt, wordt het berekend door de gegevens van haar partnerondernemingen evenredig samen te tellen en daaraan de gegevens toe te voegen van de ondernemingen waarmee zij is verbonden.

TITEL II

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 7

Statistieken

De Commissie neemt de nodige maatregelen om de door haar opgestelde statistieken te presenteren naar de volgende klassen van ondernemingen:

a) 0 tot 1 persoon;

b) 2 tot en met 9 personen;

c) 10 tot en met 49 personen;

d) 50 tot en met 249 personen.

Artikel 8

Verwijzingen

  • 1. In alle communautaire regelingen of programma's die worden gewijzigd of vastgesteld en die de termen „KMO's”, „MKB”, „micro-onderneming”, „kleine onderneming”, „middelgrote onderneming”, of soortgelijke termen bevatten, zou naar de in deze aanbeveling vervatte definitie moeten worden verwezen.

  • 2. De lopende communautaire programma's waarin de definitie van KMO's uit Aanbeveling 96/280/EG wordt gebruikt, blijven tijdens een overgangsperiode van toepassing op ondernemingen die bij de vaststelling van die programma's als KMO's werden aangemerkt. De rechtens bindende verplichtingen die de Commissie op grond van deze programma's heeft aangegaan, blijven onverlet. De definitie van de KMO's die in het kader van die programma's wordt gehanteerd, mag onverminderd de eerste alinea slechts worden gewijzigd door overname van de in de onderhavige aanbeveling vervatte definitie, overeenkomstig lid 1.

Artikel 9

Herziening

Op basis van een uiterlijk op 31 maart 2006 opgemaakte balans met betrekking tot de uitvoering van in de onderhavige aanbeveling vervatte definitie en rekening houdend met eventuele wijzigingen van artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG in verband met de definitie van verbonden ondernemingen in de zin van die richtlijn, past de Commissie de in de onderhavige aanbeveling vervatte definitie en met name de voor de omzet en het balanstotaal gekozen drempels aan om rekening te houden met de ervaring en de economische ontwikkelingen in de Gemeenschap.

Bijlage 2 bij de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland

Bijlage bij paragraaf 1 van de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland (bijlage 2)(06.03.2013)

Bijlage 6 bij de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland

Bijlage bij paragraaf 2 van de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland

AANVRAAGFORMULIER SUBSIDIEREGELING PARAGRAAF 2

MKB SUBSIDIES PERIODE 2007 - 2013

Versie: 5.0 mei 2010 Status: behorend bij Toetsingskader 6.0

Aanvrager

te

Projecttitel:

Toelichting bij het indienen van de aanvraag

Dit aanvraagformulier is bedoeld voor aanvragen in het kader van de MKB subsidie, paragraaf 2, voor de innovatiemedewerker, het innovatieadvies, het innovatieproject en het sociale innovatie advies in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in de periode 2007-2013, betreffende de deelregio Zuid Nederland, zoals verwoord in het Operationeel Programma Zuid 2007-2013 en de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland.

Met dit aanvraagformulier kunt u subsidie aanvragen voor de MKB-subsidies, zoals beschreven in paragraaf 2 van de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland en de bijbehorende toelichting.

Uw aanvraag zal in behandeling worden genomen wanneer een volledige aanvraag is ingediend. Een volledige aanvraag bevat het volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier en de in de checklist genoemde verplichte bijlagen.

Procedure en werkwijze MKB subsidies Operationeel Programma voor Zuid-Nederland Europees Fonds Regionale Ontwikkeling 2007 – 2013

Op de website www.brabant.nl kunt u de procedure voor behandeling van aanvragen onder de MKB subsidies vinden. Ook in de toelichting op de subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland kunt u de procedure voor behandeling van aanvragen onder de MKB subsidies lezen.

Volledige en ondertekende aanvragen worden ingediend bij De Beheersautoriteit OP Zuid, p/a Stimulus Programmamanagement, postbus 585, 5600 AN te Eindhoven.

Dit aanvraagformulier geldt voor de aanvraag van MKB subsidies, zoals omschreven in paragraaf 2 van de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland, in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in de periode 2007 – 2013 betreffende de deelregio Zuid Nederland, zoals verwoord in het Operationeel Programma Zuid 2007 – 2013.

De MKB subsidies vallen in het OP-Zuid Programma onder prioriteit 1.

Geef hiernaast aan onder welke regeling u subsidie aanvraagt.

OP-Zuid Innovatie Advies

OP-Zuid Innovatiemedewerker

OP-Zuid Innovatieprojecten, individueel deel

OP Zuid Innovatieprojecten, module samenwerking

OP Zuid Sociale Innovatie advies

Prestatie

Eenheid

A. ALGEMENE GEGEVENS SUBSIDIEAANVRAGER

1. NAW gegevens aanvrager Voor module samenwerking: penvoerder (“lead partner”) hieronder invullen. Voor gegevens overige projectpartners dient bijlage 3 te worden ingevuld.

Organisatie

Naam:

Telefoonnummer:

Faxnummer:

E-mail adres:

Website:

Contactpersoon

Naam en voorletters:

Titel:

Functie binnen de organisatie:

Functie binnen het project:

Telefoonnummer:

Mobiel nummer:

E-mailadres:

Adresgegevens

Postadres

Straat en huisnummer:

Plaats

Postcode:

Verblijfsadres

Straat en huisnummer:

Postcode:

Plaats:

2. Nummer Kamer van koophandel

Is aanvrager ingeschreven bij de Kamer van Koophandel?

Nee

Ja

Indien ja:

Inschrijvingsnummer:

Code Bedrijfsindeling (BIK):

3. Bankgegevens aanvrager

(post)bankrekeningnummer:

Tenaamstelling rekening:

Onder vermelding van:

4. Contact Regionale Ontwikkeling Maatschappij 1)

Heeft u contact gehad met één van de personen van een ontwikkeling maatschappij of Syntens of PSW?

Zo ja, welke ontwikkelingsmaatschappij en wie was uw contactpersoon?

Zo nee, waarom niet?

5.

Indicatoren

Geef in onderstaande tabel per indicator de verwachte prestatie voor het project aan. Zie voor definities de toelichting op de website www.op-zuid.nl.

D. OVERIGE BENODIGDE INFORMATIE

D1. Ruimtelijke ordening

1.

Past het project binnen het vigerend bestemmingsplan?

Niet van toepassing

Nee

Wanneer wordt goedkeuring verwacht?

Ja

D2. Vergunningen en ontheffingen

1.

Zijn er vergunningen, ontheffingen en/of andere wettelijke goedkeuringen vereist waarvan de afgifte nog tot vertraging van het project kan leiden?

Nee

Ja

Geef in onderstaande tabel aan welke vereiste vergunningen en/of ontheffingen nodig zijn voordat met de uitvoering van het project mag worden aangevangen.

Hierbij kan gedacht worden aan: bodemsaneringen, vergunningen Wet Milieubeheer, Milieu Effect Rapportages etc.

Indien de vergunning of ontheffing nog niet is afgegeven wordt bij “datum afgegeven”, de datum ingevuld waarop de beschikking wordt verwacht.

In het projectplan dienen de planning en de risico’s met betrekking tot de vergunningen en/of ontheffingen nader uitgelegd te worden.

Vergunning/ontheffing

Van toepassing

Datum afgifte

E. ONDERTEKENING

E1. Verklaring

Ondergetekende verklaart / ondergetekenden verklaren:

· bevoegd te zijn voor het indienen en ondertekenen van de subsidieaanvraag; · alle gegevens in het aanvraagformulier en de bijlagen naar waarheid te hebben ingevuld; · dat de subsidie noodzakelijk is als resterende financiering van de kosten van het project; · dat er geen sprake is van andere financiering uit Europese subsidieprogramma’s; · op de hoogte te zijn van en zich te houden aan de voorwaarden en verplichtingen, zoals bepaald in het aanvraagformulier, de subsidieregeling Operationeel Programma Zuid Nederland en overige van toepassing zijnde regelgeving; · zich verantwoordelijk en aansprakelijk te stellen voor een goed verloop van de activiteiten in het kader van het project, de naleving van de voorwaarden die in de regelgeving zijn vastgelegd en de nakoming aan de subsidieverlening verbonden en verplichtingen; · er van op de hoogte te zijn dat de aanvrager zelf verantwoordelijk is en blijft voor het verkrijgen van de noodzakelijke vergunningen en dat schade voortvloeiend uit het niet verkrijgen daarvan voor rekening zijn van de aanvrager; · op verzoek alle gewenste informatie te verschaffen aan functionarissen die door de subsidieverstrekker daartoe zijn aangewezen; · garant te staan voor de opgegeven eigen bijdrage die voor dit project is benodigd; · niet in surseance van betaling of in staat van faillissement te zijn.

E2. Ondertekening

Aldus naar waarheid ingevuld en ondertekend

Aanvrager (penvoerder):

Plaats

Datum

Naam

Stempel organisatie:

Functie:

Handtekening:

Indien aanvrager(s) dit wensen:

Gemachtigde (kopie volmacht bijvoegen)

Contactinformatie gemachtigde

Datum

Naam

Naam bedrijf:

Naam persoon:

Functie:

Postadres:

Plaats:

PC + plaats:

Handtekening:

Bij Innovatieproject, module samenwerking:

Partner 1:

Plaats

Datum

Naam

Stempel organisatie:

Functie:

Handtekening:

Partner 2:

Plaats

Datum

Naam

Stempel organisatie:

Functie:

Handtekening:

Eventueel aanvullen bij meer dan 3 partijen (penvoerder + 2 partners).

Volledige aanvragen worden ingediend bij Stimulus Programmamanagement, Postbus 585, 5600 AN te Eindhoven.

BIJLAGE 1

Checklist mee te zenden bijlagen bij de aanvraag

1.

Projectvoorstel

De aanvraag dient altijd vergezeld te gaan van een projectvoorstel . De criteria waaraan het projectplan dient te voldoen zijn te downloaden via www.brabant.nl., in de toelichting op de subsidieregeling.

2.

Kopie Statuten

Niet van toepassing voor gemeenten

3.

Kopie van de laatst opgemaakte en volledige jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie op het moment van de aanvraag.

De aanvraag dient altijd vergezeld te gaan van bescheiden waaruit de financiële positie van de aanvrager blijkt. (Niet van toepassing voor gemeenten)

4.

Kopie Actueel uittreksel uit het handelsregister

Indien aanvrager is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Met een actueel uittreksel wordt bedoeld een uittreksel dat minder dan een jaar oud is op moment van indiening.

5.

Een verklaring van de bank dat het opgegeven rekeningnummer bij de betreffende bank bekend is en op naam van de aanvrager staat; of een recent bankafschrift.

6.

Kopie samenwerking- c.q. uitvoeringsovereenkomst getekend door alle projectpartners

· Indien begunstigde als private partij een overheidstaak uitvoert en daarbij een uitvoeringsovereenkomst is gesloten, zoals bedoeld in artikel 2.6. · Indien begunstigde betrokken is bij een juridisch samenwerkingsverband voor het project, zoals bedoeld in artikel 2.6.

7.

Kopie Belastingverklaring of accountantsverklaring afgegeven door een RA of AA accountant.

Indien de begunstigde niet-verrekenbare BTW als subsidiabele kosten opvoert.

8.

Bewijzen van toegezegde financiering.

De aanvraag dient altijd vergezeld te gaan van bewijs waaruit blijkt dat de financiering van het project gedekt is, zowel wat betreft de eigen bijdrage als eventuele overige financiering.

9.

Indien aankoop onroerend goed en/of tweedehands apparatuur van toepassing is op uw project, dient er een verklaring van verkoper, dat er de afgelopen 10 jaar geen nationale of communautaire subsidie is ontvangen, bijgevoegd te worden.

10.

Beschrijving AO/IC van aanvrager c.q. partner

12.

Voor iedere deelnemer die zich classificeert als MKB-ondernemer, een volledig ingevulde en ondertekende“bijlage 2 MKB-verklaring”, inclusief de achterliggende berekeningswijzen (eigen onderneming + partnerondernemingen + verbonden ondernemingen).

13.

Indien aanvrager(s) hiervoor kiezen: kopie volmacht.

BIJLAGE 2

MKB-verklaring

Voor iedere aanvrager die zich classificeert als MKB-onderneming, dient navolgende bijlage te worden ingevuld. De definities van MKB-status is te vinden op de website www.brabant.nl.

Nota bene:

Volgens de definitie van de Commissie die zij in de Aanbeveling betreffende kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (zie: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2003/l_124/l_12420030520nl00360041.pdf) doet, heeft een middelgrote onderneming minder dan 250 werknemers, en een kleine minder dan 50. Een onderneming dient zelfstandig te zijn en een beperkte jaaromzet te hebben. Voor gedetailleerde criteria zie de Aanbeveling. De criteria worden toegepast op een onderneming in haar geheel, inclusief dochterondernemingen (ook buiten Nederland).

Meer informatie: Handreiking van de Europese Commissie ‘The new SME definition’ (in het Engels, zie http://ec.europa.eu/enterprise/enterprise_policy/sme_definition/sme_user_guide.pdf)

Deze handreiking bevat duidelijke voorbeelden over hoe totaal van de onderneming moet worden berekend, inclusief partnerondernemingen (“partner”) en verbonden ondernemingen (“linked”). Neem hiervan a.u.b. gedegen kennis en leg de berekening vast!

Ondergetekende verklaart kennis te hebben genomen van de regelgeving omtrent MKB-status van ondernemingen.

Inzake onderneming verklaart ondergetekende vervolgens dat:

· het aantal werkzame personen minder dan 250 bedraagt, en · de jaaromzet minder dan 50 miljoen Euro bedraagt, of · het balanstotaal minder dan 43 miljoen Euro bedraagt.

Gemeten over het laatst afgesloten boekjaar 20 bedroegen deze variabelen namelijk: · aantal werkzame personen: personen, · jaaromzet: Euro, · balanstotaal: Euro. (jaarrekening en berekeningswijzen bijvoegen)

NB: voorgaande cijfers dienen te gelden voor het geheel van de onderneming inclusief partnerondernemingen en/of verbonden ondernemingen!

Bij indiening van de aanvraag dient een toelichting en berekening van deze variabelen overlegd te worden.

Plaats

Datum

Naam

Stempel organisatie:

Functie:

Handtekening:

Bijlage 3: gegevens projectpartners

voor module samenwerking

Partner 1

1. Rechtsvorm

Rechtsvorm:

Kies één van de aangegeven mogelijkheden

Rechtspersoon met rechtspersoonlijkheid te weten:

MKB-status

ja / nee

(aub doorhalen wat niet van toepassing is)

vul MKB-verklaring (bijlage 2) in

2. NAW gegevens

Organisatie

Naam:

Telefoonnummer:

Faxnummer:

E-mail adres:

Website:

Contactpersoon

Naam en voorletters:

Titel:

Functie binnen de organisatie:

Functie binnen het project:

Telefoonnummer:

Mobiel nummer:

E-mailadres:

Adresgegevens

Postadres

Straat en huisnummer:

Postcode:

Plaats:

Verblijfsadres

Straat en huisnummer:

Postcode:

Plaats:

3. Overige gegevens

1.

Is begunstigde ingeschreven bij de Kamer van Koophandel?

Nee

Ja

Indien ja:

Inschrijvingsnummer:

Code Bedrijfsindeling (BIK):

2.

Is begunstigde BTW-plichtig voor dit project?

Nee

Ja

Bijlage 3: gegevens projectpartners

voor module samenwerking

Partner 2

1. Rechtsvorm

Rechtsvorm:

Kies één van de aangegeven mogelijkheden

Rechtspersoon met rechtspersoonlijkheid te weten:

MKB-status

ja / nee

(aub doorhalen wat niet van toepassing is)

vul MKB-verklaring (bijlage 2) in

2. NAW gegevens projectpartner

Organisatie

Naam:

Telefoonnummer:

Faxnummer:

E-mail adres:

Website:

Contactpersoon

Naam en voorletters:

Titel:

Functie binnen de organisatie:

Functie binnen het project:

Telefoonnummer:

Mobiel nummer:

E-mailadres:

Adresgegevens

Postadres

Straat en huisnummer:

Postcode:

Plaats:

Verblijfsadres

Straat en huisnummer:

Postcode:

Plaats:

3. Overige gegevens

1.

Is begunstigde ingeschreven bij de Kamer van Koophandel?

Nee

Ja

Indien ja:

Inschrijvingsnummer:

Code Bedrijfsindeling (BIK):

2.

Is begunstigde BTW-plichtig voor dit project?

Nee

Ja

NB: bij meer dan 3 partijen (penvoerder + 2 partners) a.u.b. bijlage 3 vermenigvuldigen en invullen.

1) De subsidieaanvrager wordt geadviseerd contact op te nemen met een regionale ontwikkelingsmaatschappij, Syntens of PSW (voor sociale innovatieadvies) ter voorbereiding van een subsidieaanvraag (informele status). De contactgegevens voor de regionale ontwikkelingsmaatschappijen en Syntens kunt u vinden op de website www.brabant.nl.

Bijlage 3 bij de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland

Bijlage bij de artikelen 1.16 en 2.18 van de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland

VOORTGANGSFORMULIER SUBSIDIE

PERIODE 2007 - 2013

Versie: 1.0 Datum: 06 april 2010 Status: definitief

Begunstigde:

te

Projecttitel:

Projectnummer:

Inhoudsopgave:

1. Inhoudelijke rapportage. 2. Bijlage aanbestedingen. 3. Factuurbijlage. 4. Urenbijlage. 5. Indicatorenbijlage. 6. Lijst aan te leveren stukken bij voortgangsrapportage (de stukken dienen per post of per e-mail bij de beheersautoriteit, p/a Stimulus Programmamanagement te worden ingediend).

1. INHOUDELIJKE RAPPORTAGE

1 A. Uitvoering van het project

Geef inzicht in de fysieke / inhoudelijke stand van het project. (mijlpalen hier vermelden). Er dient een aansluiting gemaakt te worden met het oorspronkelijke projectplan

Is sprake geweest van inhoudelijke en/of financiële wijzigingen t.o.v. het ingediende projectplan?

Zo ja, welke en wat waren eventuele consequenties voor het project?

Is voor deze wijzigingen een verzoek tot ontheffing ingediend bij het programmamanagement?

Is dit verzoek goedgekeurd door het programmamanagement?

Wordt het project uitgevoerd conform het overeengekomen tempo in het projectplan en toekenning? Zo nee, geef aan wat hiervan de consequenties zijn voor de verdere looptijd van het project en de subsidietoekenning.

Geef aan welke bedragen van cofinanciers in de projectperiode zijn ontvangen.

Is de uitgavenplanning nog in overeenstemming met de planning in het aanvraagformulier en beschikking? Zo nee, geef hier gedetailleerd de nieuwe planning op per rapportage moment t/m einde projectperiode

Is de administratieve organisatie van het project bij Stimulus in het bezit?

Zo ja, is deze gewijzigd?

Zo nee, deze als bijlage meesturen, minimaal de urenprocedure en inkoop-/betaalprocedure

Heeft U een controle ter plaatse gehad vanuit Stimulus?

Zo ja, indien er correcties waren, heeft U die verwerkt in dit voortgangsformulier?

1 B. Europese en Nationale regelgeving

Geef aan welke acties u in de projectperiode heeft ondernomen op het vlak van promotie en publiciteit.

Geef aan hoe u bij bovenstaande acties kenbaar heeft gemaakt dat het project met financiële steun van de Europese Unie is uitgevoerd.

Geef aan hoe u bij bovenstaande acties kenbaar heeft gemaakt dat het project met financiële steun van het Rijk en/of Provincie(s) is uitgevoerd.

1 C. Vragen en opmerkingen

Heeft u nog vragen en/of opmerkingen die u wilt bespreken met het programmamanagement?

Zo ja, welke?

Naar waarheid ingevuld:

Plaats: Datum: Naam:

Functie:

Stempel organisatie:

Handtekening:

2. BIJLAGE AANBESTEDINGEN

3. FACTUURBIJLAGE

4. URENBIJLAGE

Medewerker

Omschrijving

Aantal uren

Kostentype

Code

Tarief (ex BTW)

Bedrag

5. INDICATORENBIJLAGE

Jaar

Indicator beschikking

Doelstelling beschikking

Realisatie t/m huidig voortgang formulier

Realisatie t/m huidig voortgang formulier

6. Lijst aan te leveren stukken bij de voortgangsformulier

Bijlage 4 bij de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland

Bijlage bij de artikelen 1.17 en 2.19 van de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland

VERZOEK TOT ONTHEFFING voor het vertragen, wijzigen of stopzetten van de subsidiabele activiteiten

PERIODE 2007 - 2013

· Versie: 1.0 · Datum: 06 april 2010 · Status: definitief

Begunstigde:

te

Projecttitel:

Projectnummer:

Dit is het formulier voor het verzoek tot ontheffing in het kader van de Subsidieregeling operationeel programma 2007-2013. Het volledige formulier bestaat uit 2 pagina’s. De vragen die niet zijn van toepassing voor uw project, hoeven niet ingevuld te worden. Graag ontvangen wij het verzoek met handtekening retour. U ontvangt een bevestiging zodra uw verzoek accoord is.

Inhoudelijke gegevens

Datum:

Opgemaakt door:

I.

Algemene projectgegevens

Naam project:

Projectnummer:

II.

Gegevens eindbegunstigde

Naam:

Adres:

Postcode/vestigingsplaats:

Contactpersoon:

Functie:

Telefoonnummer:

E-mailadres:

III.

Inhoudelijke doelstellingen van het project

a.

Wat wilt u gewijzigd hebben en wat is de reden van de wijziging? 1)

b.

Wat zijn de consequenties hiervan voor het behalen van de inhoudelijke doelstellingen van het project?

c.

Worden alle activiteiten uitgevoerd zoals omschreven in het aanvraagformulier?

d.

Indien het antwoord nee is, wat is hiervan de oorzaak?

e.

In hoeverre veranderen de verwachte effecten van uw project op de duurzaamheidsaspecten People, Planet en Profit, door het project te wijzigen?

f.

In hoeverre verandert het project innovatief gezien door het wijzigingsvoorstel voor uw onderneming, product, dienst, proces, etc.?

g.

Zijn er wijzigingen in de bijdrage van het project voor het perspectief van uw bedrijf (in termen van bijvoorbeeld [verwachte] werkgelegenheid, omzet, marktperspectief, etc.)?

IV.

Financiële doelstellingen van het project

a

Wat zijn de consequenties van de wijziging voor het behalen van de financiële doelstellingen van het project?

b

In hoeverre verandert de financieringsopzet van het project door het wijzigingsvoorstel?

c

Hoe ziet de begroting er uit na het wijzigingsvoorstel?

d

Hoe ziet de financieringsopzet eruit na het wijzigingsvoorstel?

e

Hoe ziet de uitgavenplanning eruit door het wijzigingsvoorstel?

Plaats: Datum: Naam:

Functie:

Stempel organisatie: Handtekening:

1) Onder wijzigen wordt tevens verstaan stopzetten of vertragen.

Bijlage 5 bij de Subsidieregeling operationeel programma Zuid Nederland

Bijlage bij de artikelen 1.19 en 2.21 van de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland

VERZOEK TOT VASTSTELLING SUBSIDIE

PERIODE 2007 - 2013

Versie: 1.0 Datum: 06 april 2010 Status: definitief

Begunstigde:

te

Projecttitel:

Projectnummer:

Inhoudsopgave:

1. Inhoudelijke rapportage. 2. Bijlage aanbestedingen. 3. Factuurbijlage. 4. Urenbijlage. 5. Indicatorenbijlage. 6. Lijst aan te leveren stukken bij het verzoek tot vaststelling.

1. INHOUDELIJKE RAPPORTAGE

1 A. Uitvoering van het project

Geef inzicht in de fysieke / inhoudelijke uitvoering van het project op totaalniveau (mijlpalen hier vermelden). Er dient een analyse gemaakt te worden met het oorspronkelijke projectplan

Is sprake geweest van inhoudelijke en/of financiële wijzigingen t.o.v. het ingediende projectplan?

Zo ja, welke en wat waren eventuele consequenties voor het project?

Is voor deze wijzigingen een verzoek tot ontheffing ingediend bij de beheersautoriteit (p/a Stimulus programmamanagement)?

Is dit verzoek goedgekeurd door de beheersautoriteit?

Is het project uitgevoerd conform de overeengekomen looptijd van het project?

Zo nee, geef aan wat hiervan de consequenties waren voor het project en de subsidietoekenning.

Geef aan welke bedragen van cofinanciers in de projectperiode zijn ontvangen.

1 B. Europese en Nationale regelgeving

Geef aan welke acties u in de projectperiode heeft ondernomen op het vlak van promotie en publiciteit.

Geef aan hoe u bij bovenstaande acties kenbaar heeft gemaakt dat het project met financiële steun van de Europese Unie is uitgevoerd.

Geef aan hoe u bij bovenstaande acties kenbaar heeft gemaakt dat het project met financiële steun van het Rijk en/of Provincie(s) is uitgevoerd.

1 C. Vragen en opmerkingen

Heeft u nog vragen en/of opmerkingen die u wilt bespreken met het programmamanagement?

Zo ja, welke?

Naar waarheid ingevuld:

Plaats: Datum: Naam:

Functie:

Stempel organisatie:

Handtekening:

2. BIJLAGE AANBESTEDINGEN

3. FACTUURBIJLAGE

4. URENBIJLAGE

Medewerker

Omschrijving

Aantal uren

Kostentype

Code

Tarief (ex BTW)

Bedrag

5. INDICATORENBIJLAGE

Jaar

Indicator beschikking

Doelstelling beschikking

Realisatie t/m huidig voortgang formulier

Realisatie t/m huidig voortgang formulier

6. Lijst aan te leveren stukken bij de voortgangsformulier

CONTROLEPROTOCOL

EUROPEES FONDS VOOR REGIONALE ONTWIKKELING

OP-Zuid 2007 – 2013

VERSIE 1.0

06 APRIL 2010

Controleprotocol OP-Zuid 2007-2013

Versie 1.0, 06 april 2010

Dit controleprotocol behoort bij het “Operationeel Programma voor Zuid-Nederland, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2007-2013” en de subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland 2007-2013. Dit controleprotocol is van toepassing op de controle van een verzoek tot vaststelling van een uit het OP-Zuid gesubsidieerd project.

Wettelijk kader

Dit controleprotocol is opgesteld op basis van de subsidieregeling operationeel programma Zuid Nederland 2007-2013. Deze subsidieregeling is van toepassing op de beoordeling van subsidieaanvragen en bevat de verschillende criteria waaraan de subsidieaanvragen en subsidievaststellingen binnen het OP-Zuid worden getoetst. Die criteria zijn onder andere een vertaling van de overige verordeningen en regelgeving die van toepassing zijn op het programma. Object van controle is het door de subsidieontvanger opgestelde verzoek tot vaststelling.

Doel

Doel van dit controleprotocol is:

- De subsidieontvanger en de controlerend accountant te informeren over waar de controle zich op zal richten; - De subsidieontvanger en de controlerend accountant te informeren hoe en met inachtneming waarvan de controle uitgevoerd zal worden; - De controle voor zowel de subsidieontvanger als de controlerend accountant zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.

De accountant wordt gevraagd zowel de getrouwheid als de rechtmatigheid van het verzoek tot vaststelling te controleren.

Procedure

De controle dient plaats te vinden door een externe deskundige zoals bedoeld in artikel 393, lid 1 Burgerlijk Wetboek Boek 2 1) en mondt uit in het verstrekken van een accountants­verklaring, conform bijlage 1 bij dit controleprotocol. Deze extern deskundige wordt aangewezen door de subsidieontvanger middels een schriftelijke opdracht. In deze schriftelijke opdracht dient expliciet te worden opgenomen dat de accountant zijn controle zal uitvoeren met inachtneming van dit controleprotocol.

De controle zal primair plaatsvinden bij de subsidieontvanger. Indien noodzakelijk kan de controle zich uitbreiden naar de locatie van andere projectpartners. Aan de projectadministratie en –documentatie worden afzonderlijke eisen gesteld. De accountant dient zijn bevindingen af te stemmen met de subsidieontvanger voordat rapportage plaatsvindt. Rapportage vindt plaats in de vorm van een accountantsverklaring, conform de in de bijlage opgenomen model-accountantsverklaring. De accountantsverklaring is bestemd voor de beheersautoriteit (p/a Stimulus Programmamanagement), dient voor de definitieve einddatum van het project afgegeven te zijn en is bedoeld als hulpmiddel voor de beheersautoriteit bij het vaststellen van de subsidie.

De mogelijkheid bestaat dat de Rijksauditdienst en/of de Rekenkamer en/of de beheersautoriteit een review uitvoeren op de controle. Dossierinzage door de eventuele reviewer vindt plaats bij de accountant die de controle heeft uitgevoerd aan de hand van het door de accountant opgebouwde controledossier, dit nadat de subsidieontvanger daarvan in kennis is gesteld.

Eventuele vragen over (interpretaties van) het controleprotocol kunnen door de subsidieontvanger of de controlerend accountant aan medewerkers van Stimulus Programmamanagement gesteld worden.

Onderzoeksaanpak

De onderzoeksaanpak is de verantwoordelijkheid van de accountant zelf. Het is mogelijk zowel een primair systeemgerichte aanpak toe te passen, waarbij de accountant bij uitvoering van zijn werkzaamheden zo veel mogelijk steunt op de interne procedures van de subsidieontvanger, als een primair gegevensgerichte controleaanpak.

Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid

De controle dient te geschieden met inachtneming van een betrouwbaarheid van 95% en een controletolerantie van 1% van de in de eindafrekening opgenomen subsidiabele kosten. De rapporterings-tolerantie bedraagt 0%, alle geconstateerde en niet gecorrigeerde fouten en onzekerheden dienen te worden gerapporteerd. De controletolerantie geldt, in afwijking van wat u gewend bent, voor fouten en onzekerheden tezamen.

Controleaspecten

De accountant dient de ‘Checklist vaststelling subsidie OP-Zuid’ (bijlage B bij dit controleprotocol) in te vullen en tezamen met het verzoek tot vaststelling (de eindrapportage) te waarmerken.

De accountant stelt vast dat de uitgaven en ontvangsten zijn berekend met inachtneming van de in de beschikking opgenomen algemene en bijzondere subsidievoorwaarden, alsmede de in de subsidieregeling OP-Zuid opgenomen voorschriften.

Let op dat subsidieontvangers, naast de schriftelijke indiening, ook het verzoek aan de beheersautoriteit tot vaststelling via de website http://stimulus.klantsite.net moeten indienen. Vanzelfsprekend geldt dat de ingediende rapportages aan elkaar gelijk moeten zijn.

BIJLAGE 1 MODEL ACCOUNTANTSVERKLARING

Accountantsverklaring Afgegeven ten behoeve van de provincie Noord-Brabant.

Opdracht

Wij hebben bijgevoegd en door ons gewaarmerkt verzoek tot vaststelling met bijlagen inzake het project … (naam project) met het projectnummer … (projectnummer) van … (naam entiteit) te … (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. De eindafrekening betreft de verantwoording over de besteding van het met briefnummer … (kenmerk beschikking) d.d. … (datum toekenningsbrief) toegekende subsidiebedrag in het kader van het OP-Zuid 2007-2013 en vermeldt een bedrag van € … aan gerealiseerde subsidiabele uitgaven. De eindafrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van … (bevoegde functionaris of orgaan van de huishouding). Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake het verzoekt tot vaststelling te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, met inachtneming van het controleprotocol OP-Zuid 2007-2013 en met de voorwaarden genoemd in de beschikking. Dienovereenkomstig dienen wij onze controle zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat het verzoek tot vaststelling geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel voldoet het verzoek tot vaststelling aan de eraan te stellen eisen, in overeenstemming met het controleprotocol OP-Zuid 2007-2013 en met de in de beschikking genoemde voorwaarden.

Overige aspecten- beperking in het gebruik (en verspreidingskring)

Het verzoek tot vaststelling van … (naam entiteit) en onze verklaring daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de provincie Noord-Brabant en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Bijlage 1: gewaarmerkte eindafrekening

Bijlage 2: gewaarmerkte checklist ‘vaststelling subsidie OP-Zuid’

BIJLAGE 2 CHECKLIST EINDAFREKENING PROJECTACCOUNTANT

CHECKLIST EINDAFREKENING PROJECTACCOUNTANT

1.

Dossier subsidieontvanger

ja/nee/nvt

Toelichting

1.1

Bevat het dossier alle documenten die nodig zijn om een accountantsverklaring af te kunnen geven?

2.

Verzoek tot vaststelling

ja/nee/nvt

Toelichting

2.1

Datum eindafrekening

2.2

Subsidiabele uitgaven volgens eindafrekening

2.3

Totale uitgaven volgens eindafrekening (incl. niet subsidiabele uitgaven)

2.4

EFRO-bijdrage volgens beschikking subsidieverlening

2.5

Gevraagde subsidie volgens eindafrekening verzoek

3.

Volledigheid afrekening

ja/nee/nvt

Toelichting

3.1

Is eindafrekening voorzien van vereiste bijlagen?

Facturenlijst / urenregistratie

3.2

Is eindafrekening ondertekend door bevoegd persoon?

3.3

Is nadere informatie nodig?

Zo ja, welke?

3.4

Vermeld de datum dat de aanvullende informatie is ontvangen.

4.

Inhoudelijke beoordeling eindafrekening

ja/nee/nvt

Toelichting

4.1

Zijn de doelstellingen van het project gehaald?

4.2

Beoordeel de gerealiseerde indicatoren ten opzichte van de doelstellingscijfers.

5.

Financiële beoordeling eindafrekening

ja/nee/nvt

Toelichting

5.1

Sluiten de bedragen in de eindafrekening aan bij de bijlagen (verstuurd via de webkoppeling)?

5.2

Worden alleen projectkosten verantwoord die zijn opgenomen in de begroting?

5.3

Zo nee, zijn deze aanvullende projectkosten subsidiabel?

5.4

Is het gerapporteerde bedrag plausibel in relatie tot de fysieke/inhoudelijke stand van het project?

5.5

Zijn onder- of overschrijdingen t.o.v. de begroting voldoende toegelicht?

5.6

Kloppen de tellingen?.

6.

Beoordelen subsidiabiliteit projectkosten

ja/nee/nvt

Toelichting

6.1

Zijn de kosten in de projectperiode gemaakt en betaald?

Subsidiabele periode van ……… tot …….

6.2

Zijn de verantwoorde projectkosten subsidiabel?

6.3

Is voldaan aan eventuele extra subsidievoorwaarden in de beschikking subsidieverlening?

6.4

Blijkt uit de inhoudelijke beschrijving van het project dat de uitgaven betrekking hebben op het subsidiabele project?

7.

Loonkosten

ja/nee/nvt

Toelichting

7.1.

Worden er loonkosten ingebracht overeenkomstig de voorwaarden van art. 10 MR?

7.2

Zo ja, volgens welke variant: werkelijke kosten, vast tarief of integraal uurtarief?

7.3

Is er sprake van indirecte kosten (overheadkosten)?

Zo ja, is voldaan aan de daaraan gestelde voorwaarden van art.10 MR?

7.4

Zijn de uitgaven gebaseerd op facturen of andere bron-documenten met vergelijkbare bewijskracht?

7.5

Indien betaling plaatsvindt op basis van een contract, zijn de betaling en de factuur overeenkomstig het contract?

7.6

Is er sprake van onderaannemingscontracten waardoor de projectkosten worden verhoogd zonder dat een daarmee evenredige waarde aan het project wordt toegevoegd?

8.

Promotie en publiciteit

ja/nee/nvt

8.1

Worden er projectkosten gemaakt voor promotie en publiciteit overeenkomstig art .10 MR?

9.

Aankoop of inbreng van grond

ja/nee/nvt

Toelichting

9.1

Worden kosten voor aankoop of inbreng van onbebouwde grond als projectkosten verantwoord?

Zo ja, is voldaan aan de daaraan gestelde voorwaarden van art. 10 MR?

10.

Aankoop of inbreng van onroerend goed

ja/nee/nvt

Toelichting

10.1

Worden kosten voor aankoop van onroerend goed (lees: bestaande gebouwen en de grond waarop ze staan) als projectkosten verantwoord?

Zo ja, is voldaan aan de daaraan gestelde voorwaarden van art .10 MR?

11.

Aankoop tweedehands materiaal

ja/nee/nvt

Toelichting

11.1

Worden kosten voor aankoop van tweedehands materiaal als projectkosten verantwoord?

Zo ja, is voldaan aan de daaraan gestelde voorwaarden van art. 10 MR? Historische aanschafprijzen.

12.

Financiële diensten en andere kosten

ja/nee/nvt

Toelichting

12.1

Worden financiële transactiekosten als projectkosten gedeclareerd overeenkomstig de daaraan gestelde voorwaarden van art. 10 MR.

12.2

Worden bankkosten als projectkosten verantwoord?

Zo ja, is voldaan aan de daaraan gestelde voorwaarden van art. 10 MR?

12.3

Worden kosten voor financieel juridisch advies als projectkosten verantwoord?

Zo ja, is voldaan aan de daaraan gestelde voorwaarden van art. 10 MR?

12.4

Wordt BTW als projectkosten verantwoord?

Zo ja, is deze niet verrekenbaar of compensabel?

12.5

Worden andere heffingen en belastingen (bijv. sociale lasten of directe belastingen) als projectkosten verantwoord?

Zo ja, is voldaan aan de daaraan gestelde voorwaarden van regel 7.5 van Verordening 448/2004?

13.

Reis- en verblijfskosten

ja/nee/nvt

13.1

Worden reis- en/of verblijfkosten als projectkosten gedeclareerd overeenkomstig art. 10 MR?

14.

Kosten derden

ja/nee/nvt

14.1

Worden er kosten gedeclareerd die aan derden verschuldigd zijn overeenkomstig art .10 MR?

15.

Lease

ja/nee/nvt

15.1

Worden leasekosten als projectkosten verantwoord?

Zo ja, is de subsidieontvanger een lessor (lease onderneming) of een lessee?

Zo ja, voldoen deze kosten aan art. 10 MR?

16.

Ontvangsten

ja/nee/nvt

Toelichting

16.1

Worden er inkomsten in de projectperiode gegenereerd welke voortvloeien uit de projectactiviteiten (bijv. verkoop, verhuur, diensten of inschrijvingsgelden)?

Zo ja, zijn deze inkomsten in mindering gebracht op de subsidiabele uitgaven?

17.

Beoordelen financiering

ja/nee/nvt

Toelichting

17.1

Is de gerealiseerde financiering in overeenstemming met de begrote financiering? Hierin de totale investering en de totale financiering betrekken, zodat ook achteraf kan worden vastgesteld dat er geen overfinanciering is.

17.2

Hebben verschillen tussen realisatie en begroting invloed op het af te rekenen EFRO-bedrag?

17.3

Indien nog financiering te ontvangen is, is dan vastgesteld en verklaard hoe groot deze bedragen zijn?

17.4

Indien de gerealiseerde subsidiabele uitgaven lager zijn dan begroot, zijn alle financieringsbijdragen proportioneel verlaagd?

17.5

Zijn eventuele onvoorziene ontvangsten verrekend met de subsidiabele kosten?

Zo ja, voor welk bedrag?

18.

Voorgaande controles en bevindingen

ja/nee/nvt

Toelichting

18.1

Zijn de opmerkingen en constateringen tijdens de controles ter plaatse juist verwerkt in de einddeclaratie?

18.2

Zijn de opmerkingen en constateringen bij de beoordeling van de voortgangsrapportages juist verwerkt in de einddeclaratie?

19.

Publiciteit

ja/nee/nvt

Toelichting

Infrastructuur/bouwproject > € 0.5 mln.

19.1

Heeft de subsidieontvanger een informatiebord geplaatst op de bouwplaats?

19.2

Voldoet het informatiebord aan onderstaande eisen:

· Is het deel met de EU-publicatie tenminste 25% van het totale oppervlak van het informatiebord?

· Zijn het EU-logo en OP-Zuid logo op de juiste manier vermeld?

· Is er een verwijzing gedaan naar het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling?

· Is de omvang van het informatiebord in overeenstemming met de omvang van het project?

· Is de door de MA gekozen vermelding opgenomen die de meerwaarde van de bijstandsverlening voor de Gemeenschap doet uitkomen? (Hier wordt geïnvesteerd in uw toekomst.)

19.3

Heeft de subsidieontvanger een permanente gedenkplaat (plaquette) aangebracht die zichtbaar is voor het publiek?

19.4

Voldoet de plaquette aan onderstaande eisen:

· Is de omvang van de plaquette in overeenstemming met de omvang van het project?

· Is het deel met de EU publicatie tenminste 25% van het totale oppervlak van de plaquette?

· Zijn het EU-logo en OP-Zuid logo op de juiste manier vermeld?

· Is er een verwijzing gedaan naar het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling?

· Is de door de MA gekozen vermelding opgenomen die de meerwaarde van de bijstandsverlening door de Gemeenschap doet uitkomen? (Hier wordt geïnvesteerd in uw toekomst.)

Promotie en voorlichtingsmateriaal

19.5

Is op al het overige promotiemateriaal van de subsidieontvanger (folders, posters, rapporten, nieuwsbrieven, audio-visuele middelen, website enz.) zowel het EU-logo als het OP-Zuid logo aanwezig?

19.6

Voldoet al het niet-kleine overige promotiemateriaal van de subsidieontvanger aan onderstaande eisen:

· Is er een verwijzing gemaakt naar het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling?

· Is de door de MA gekozen vermelding opgenomen die de meerwaarde van de bijstandsverlening door de Gemeenschap doet uitkomen? ( Hier wordt geïnvesteerd in uw toekomst.)

Evenementen en cursussen

19.7

Heeft het project (voorlichtings)evenementen (workshops, seminars, beurzen e.d.) gehouden t.b.v. publiek/doelgroepen, of daaraan deelgenomen?

Zo ja, heeft de subsidieontvanger bij deze evenementen de EU-bijdrage aan het project zichtbaar gemaakt, b.v. door middel van de EU-vlag en vermelding van het EU-logo conform de voorschriften in annex 1 van Verordening 1828/2006?

19.8

Heeft het project cursussen verzorgd?

Zo ja, heeft de subsidieontvanger in alle documenten, inclusief bewijzen van aanwezigheid of andere certificaten, betreffende de cursussen vermeld dat de cursus is gegeven i.h.k.v. EFRO en indien van toepassing is medegefinancierd door ESF? (Art 8, lid 4 Verordening 1828/2006)

20.

Aanbesteding

Opdracht 1

Opdracht 2

Voor elke opdracht boven de €50.000 dient u de volgende vragen te beantwoorden. Indien er meer opdrachten zijn dient u dit checklist onderdeel uit te breiden met opdracht 3, 4, etc.

20.1

Betreft de opdracht een: werk, dienst of levering?

20.2

Naam en eventuele kenmerk van de opdracht.

20.3

Naam leverancier.

20.4

a) Datum ondertekening van het contract, b) contractuele leverdatum/leverperiode, c) actuele leverdatum/leverperiode.

a)

b)

c)

a)

b)

c)

20.5

Bedrag volgens het contract.

€ (aanneemsom)

€ (aanneemsom)

20.6

Bedrag werkelijk betaald aan de leverancier.

20.7

Betreft het contract een hoofdcontract of een aanvullend contract?

20.8

Welke aanbestedingsprocedure is gevolgd?

Europees aanbesteed; ga naar onderdeel 2.

Europees aanbesteed; ga naar onderdeel 2.

Niet Europees aanbesteed; ga naar onderdeel 3.

Niet Europees aanbesteed; ga naar onderdeel 3.

Europese aanbesteding

Alleen invullen voor opdrachten die Europees zijn aanbesteed.

20.9

Wat is de datum van publicatie in het Publicatieblad van de EU?

20.10

Budget of hoeveelheden zoals vermeld in het Publicatieblad?

20.11

Volgens welke procedure is deze opdracht aanbesteed?

Openbare procedure

Openbare procedure

Niet openbare procedure

Niet openbare procedure

Gunning van een raamovereenkomst

Gunning van een raamovereenkomst

Onderhandeling zonder / met aankondiging

Onderhandeling zonder / met aankondiging

Anders, nl.

Anders, nl.

20.12

Is er een proces verbaal van opening opgesteld? Zo ja, verkrijg een kopie.

20.13

Bevat het proces verbaal van opening minimaal de volgende informatie: a) aantal offertes, b) afgewezen offertes evt. met motivering, c) bedragen per offerte, indien gunning o.b.v. laagste prijs?

20.14

Verkrijg kopie van proces verbaal van gunning.

20.15

Verkrijg kopie bewijs van publicatie gunning.

20.16

Is er sprake van een vervolgopdracht zonder aanbesteding?

A

Is de vervolgopdracht noodzakelijk, door onvoorziene omstandigheden?

B

Heeft de subsidieontvanger een rapport opgesteld met een deugdelijke verklaring voor de onvoorziene omstandigheden?

C

Is de verklaring voor de onvoorziene omstandigheden acceptabel?

D

Zo ja, zijn de onvoorziene omstandigheden te wijten aan de subsidieontvanger?

Niet-Europese aanbesteding

20.17

Kent de opdracht een duidelijk grensoverschrijdend belang?

20.18

Heeft de eindsubsidieontvanger “een passende mate van openbaarheid” gegeven aan deze opdracht? Zo ja, op welke wijze?

20.19

Voldoet deze mate van openbaar­heid aan de Interpretatieve mededeling van de Europese Commissie, gepubliceerd op 01-08-2006?

20.20

Is de opdracht verstrekt in overeenstemming met de subsidievoorwaarden van het programma?

Bedrag boven de Europese drempel (uitzonderingen op Europees aanbesteden)

20.21

Indien het bedrag de Europese drempel overschrijdt, op welke uitzondering doet de eindsubsidieontvanger een beroep? NB. De uitzonderingen worden genoemd in art. 10-19 en 21 van Richtlijn 2004/18/EG.

In-house opdracht

In-house opdracht

IIA-dienst (plaatsing van personeel) IIB-dienst

IIA-dienst (plaatsing van personeel) IIB-dienst

Percelenregeling (max. 20% bij werken en diensten)

Percelenregeling (max. 20% bij werken en diensten)

Vervolgopdracht

Vervolgopdracht

Anders, nl.

Anders, nl.

20.22

Doet de eindsubsidieontvanger een terecht beroep op de uitzondering om niet-Europees aan te besteden?

20.23

In geval van IIA-dienst: is binnen 48 dagen na gunning de melding gestuurd voor publicatie in het EG blad?

20.24

In geval van vervolgopdracht voor een dienst zonder aanbesteding aan dezelfde aanbieder: op welke gronden is de dienst niet opnieuw aanbesteed, gelet op de volgende cumulatieve voorwaarden: a) 1e opdracht moet volgens een openbare of niet-openbare procedure hebben plaatsgevonden; b) mogelijkheid vervolgopdracht moet in 1e procedure zijn vermeld; c) de waarde van de vervolgde opdracht is correct berekend; d) binnen drie jaar na sluiten 1e overeenkomst.

21.

Oordeel/Conclusie

ja/nee/nvt

Toelichting

21.1

Zijn alle uitgaven van de ingediende eindafrekening subsidiabel?

21.2

Is de financiering in de eindafrekening volledig vermeld?

21.3

Voldoet het project aan de publiciteitseisen?

22.

Ondertekening

Toelichting

22.1

Datum

22.2

Paraaf

22.3

Naam

22.4

Functie

1) Een accountant-administratieconsulent (AA) zonder certificerende bevoegdheid is derhalve niet bevoegd.

Wetstechnische informatie

Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland

Geldend van 16-04-2015 t/m heden

Algemeen

Overheidsorganisatie Noord-Brabant
Organisatietype Provincie
Officiële naam regeling Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland
Citeertitel Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland
Vastgesteld door gedeputeerde staten
Onderwerp financiën en economie
Eigen onderwerp sociaal-economische zaken, subsidies, financieel kader
Indeling regeling Overig
Regeling onder de Omgevingswet Nee
Externe bijlagen exb-2018-2173

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2006, houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999, zoals gewijzigd bij Vo. 1989/2006, van 21 december 2006, Vo. 1341/2008, van 18 december 2008 en Vo. 284/2009 van 7 april 2009;
  2. Kaderwet EZ-subsidies, art. 3
  3. Besluit EFRO programmaperiode 2007-2013, art. 5 en 6
  4. Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013, art. 2, 6, 7

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De leden van het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, op grond van artikel 5, tweede lid, van het Besluit EFRO programmaperiode 2007-2013, gezamenlijk de beheersautoriteit vormend voor het grondgebied van de provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Dit overzicht bevat alleen gepubliceerde versies.

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-04-2015 art. 2.13

14-04-2015

Provinciaal Blad, 2015, 46

S0297610
09-07-2014 16-04-2015 Art. 1.10, 2.10, 2.13, 2.15

01-07-2014

Provinciaal Blad, 2014, 84

S0286021
07-03-2013 09-07-2014 art. 1.1, 1.5, 1.6, 1.7, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.14a, 1.15, 1.19, 2.12, 2.13, 2.21, bijlage 2

05-03-2013

Provinciaal Blad, 2013, 24

S3362896
17-09-2012 07-03-2013 art. 1.11, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14

04-09-2012

Provinciaal Blad, 2012, 223

S0248438
17-09-2012 10-03-2012 art. 1.11, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14

04-09-2012

Provinciaal Blad, 2012, 223

S0248438
17-09-2012 10-12-2013 art. 1.11, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14

04-09-2012

Provinciaal Blad, 2012, 223

S0248438
30-06-2012 17-09-2012 art. 1.11, 2.11, 2.12

22-05-2012

Provinciaal Blad, 2012, 161

3020806
03-02-2012 30-06-2012 art. 1.10, 1.11

24-01-2012

Provinciaal Blad, 2012, 29

2865890
21-10-2010 03-02-2012 art. 1.10, 1.11

05-10-2010

Provinciaal Blad 2010, 199

1727517