• Geldig sinds 23 juni 2012.
    Geldig tot 23 juni 2012.

    Print deze versie:

Inhoud regeling

Regeling vervallen per 23-06-2012

Subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007

Geldend van 23-06-2012 t/m 22-06-2012

Intitulé

Subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007

Gedeputeerde Staten stellen de Subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007 vast.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      De verordening: subsidieverordening inrichting Landelijk Gebied

    • b.

      Plattelandsontwikkelingsprogramma: Nederlandse programma voor plattelandsontwikkeling 2007 tot en met 2013 als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) 1698/2005 (Pb L 277)

    • c.

      ELFPO: Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

    • d.

      Een lid van het landbouwhuishouden: natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, uitgezonderd werknemers in de landbouw. Wanneer een lid van het landbouwhuishouden een rechtspersoon dan wel een groep van rechtspersonen is, moet dit lid ten tijde van het aanvragen van de steun een landbouwactiviteit op het landbouwbedrijf uitoefenen.

    • e.

      De minimis-steun: Steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimissteun, Pb EG L 379/05 van 28 december 2006, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen.

    • f.

      Belastingjaar: belastingjaar als bedoeld in art. 2 van de verordening (EG) nr. 1998/2006 betreffende toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimissteun.

    • g.

      Subsidie: subsidie die wordt verstrekt op grond van de verordening

    • h.

      Overheidsbijdrage: overheidsuitgaven zoals bedoeld in art 2 lid i van de Verordening (EG) 1698/2005

    • i.

      Agrarische activiteit: activiteit zoals omschreven in de annex 1 bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met uitzondering van de producten genoemd in hoofdstuk 3 van die bijlage.

    • j.

      Landelijk gebied: het volledige gebied van de provincie Noord Brabant exclusief de woonkernen met meer dan 30.000 inwoners.

Artikel 2 Voorwaarden verordening

  • 1 De voorwaarden van de verordening moeten in deze regeling als herhaald en ingelast worden beschouwd tenzij in de regeling hier van wordt afgeweken.

  • 2 De definities opgenomen in hoofdstuk 5 van het Plattelandsontwikkelingsprogramma zijn onverkort van toepassing

Artikel 3 Openstelling en indiening van een aanvraag

  • 1 De provincie rangschikt aanvragen tot subsidieverlening die vanaf de inwerkingtreding van deze regeling tot en met 31 december 2007 zijn ingediend in volgorde van ontvangst,

  • 2 Volgens de rangschikking komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

  • 3 Wordt of dreigt het subsidieplafond op een werkdag te worden overschreden, dan vindt toekenning plaats door middel van loting.

  • 4 Artikel 4.5 van de Algemene Wet Bestuursrecht is overeenkomstig van toepassing met dien verstande dat een onvolledige aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op die datum waarop de ontbrekende gegevens en bescheiden zijn ontvangen.

Artikel 4 Algemene selectiecriteria projecten

  • 1 Enkel projecten in het landelijk gebied komen in aanmerking voor subsidie zoals beschreven in deze regeling.

  • 2 De activiteit is:

    • a.

      verenigbaar met landschappelijke doelen

    • b.

      bijdragend aan landschappelijke doelen

    • c.

      passend binnen het plattelandsbeleid ten aanzien van visuele effecten, verkeer en hinder door geluid.

    • d.

      passend binnen het vastgesteld Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied

    • e.

      passend binnen het provinciale streekplan en de reconstructie- en revitaliseringsplannen.

Artikel 5 Voorbehoud verleningsbeschikking

  • 1 De subsidie wordt verleend onder voorbehoud dat de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid goedkeuring als bedoeld in artikel 11 derde lid van de Wet Inrichting Landelijk gebied aan de maatregelen die worden gefinancierd via het Plattelandsontwikkelingsprogramma heeft gegeven.

  • 2 De subsidie wordt verleend onder voorbehoud dat de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma kan worden gefinancierd.

Artikel 6 Indiening aanvraag

  • 1 Een aanvraag tot subsidieverlening, subsidievaststelling of voorschotverlening wordt schriftelijk ingediend bij Gedeputeerde Staten ter attentie van de Programmamanager Landelijk Gebied met gebruikmaking van formulier zoals bedoeld in artikel 4 lid 2 van de verordening.

Artikel 7 Bijdragen in natura

  • 1 Kosten genoemd in Artikel 7 lid 2 tot en met 5 van deze regeling zijn alleen subsidiabel als ze rechtstreeks betrekking hebben op:

    • a.

      Toeristische activiteiten bedoeld in artikel 25 van de regeling;

    • b.

      Basisvoorzieningen in artikel 32 van de regeling;

    • c.

      Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed in artikel 49 van de regeling;

    • d.

      Verwerving van vakkundigheid en dynamisering in artikel 57 van de regeling.

  • 2 Investeringen met bijdragen in natura van een begunstigde uit de overheids- of de privésector, namelijk de levering van goederen of diensten waarvoor geen facturen of gelijkwaardige stukken gestaafde betaling in geld worden gedaan, zijn subsidiabel. Voorwaarde is dat het bijdragen betreft in de vorm van de inbreng van grond of onroerend goed, bedrijfsuitrusting of grondstoffen, onderzoeks- of beroepsactiviteiten of onbetaald vrijwilligerswerk. Hierbij dient de financiële waarde ervan onafhankelijk te worden beoordeeld en geverifieerd.

  • 3 In geval van de inbreng van grond of onroerend goed wordt de waarde gecertificeerd door een onafhankelijke bevoegde taxateur of bevoegde officiële instantie.

  • 4 In het geval van onbetaald vrijwilligerswerk wordt de waarde van dat werk bepaald met inachtneming van de eraan bestede tijd en van het uur en dagtarief van de beloning voor vergelijkbaar werk, zulks voor zover relevant op basis van een vooraf bepaald stelsel om normbedragen voor kosten toe te passen,

  • 5 Als voorwaarde geldt dat het controlesysteem een redelijke zekerheid moet bieden dat het werk is uitgevoerd.

  • 6 De door het ELFPO medegefinancierde overheidsuitgaven die bijdragen tot een concrete actie waarbij bijdragen in natura worden geleverd, mogen aan het einde van de concrete actie niet hoger zijn dan de totale subsidiabele uitgaven exclusief die bijdragen in natura

Artikel 8 Instandhoudingsverplichting investeringen

  • 1 In afwijking van artikel 16 van de verordening dient de gesubsidieerde investering gedurende vijf jaar te rekenen vanaf het namens de beheersautoriteit genomen financieringsbesluit geen belangrijke wijziging te ondergaan die:

    • a.

      de aard of de uitvoeringsvoorwaarden ervan raakt, of een onderneming of overheidsinstantie onrechtmatig voordeel oplevert;

    • b.

      het gevolg is hetzij van een verandering in de aard van de eigendom van een infrastructuurvoorziening, hetzij van de beëindiging of verplaatsing van een productieactiviteit.

Artikel 9 Overig

  • 1.

    Alleen betalingen gedaan door een betaalorgaan zoals bedoeld in de verordening (EG) 1290/2005 artikel 6 lid 1 zijn relevant in de mate van financiering vanuit de EU (Principe van gebundelde betaling).

  • 2.

    In aanvulling op artikel 9 van de verordening betreffende overheidsopdrachten aan derden onder de aanbestedingsdrempels dient de handelswijze die de Europese Commissie heeft aangeven in de interpretatieve mededeling van 1 augustus 2006, gepubliceerd in : PbEU C179 te worden gevolgd.

 

Hoofdstuk 2 Diversificatie naar niet agrarische activiteiten

Artikel 10

  • 1 Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen worden ingediend door een lid van het landbouwhuishouden.

Artikel 11

Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen uitsluitend worden ingediend voor zover deze activiteiten betrekking hebben op:

  • 1.

    Projecten gericht op investeringen in niet-agrarische activiteiten op agrarische bedrijven die diversificatie tot doel hebben. Dit betreft ook investeringen die uitbreiding of professionalisering van diversificatie op agrarische bedrijven tot doel hebben;

  • 2.

    Projecten voor stimulering van samenwerking gericht op bevordering van diversificatie. Het gaat om samenwerking tussen landbouwbedrijven onderling, alsmede tussen landbouwbedrijven en micro-ondernemingen, zorginstellingen, toerisme en andere voor de stimulering van diversificatie relevante partijen.

  • 3.

    Introductie van nieuwe informatietechnologie op het platteland ondersteunend aan en als onderdeel van het project gericht op diversificatie op het agrarische bedrijf;

  • 4.

    Projecten gericht op ketenontwikkeling, promotie- en/of marketingactiviteiten gericht op niet-agrarische activiteiten voortkomend uit de diversificatie.

Artikel 12

Uitgesloten voor aanvragen tot subsidieverlening zijn aanvragen voor de uitvoering van activiteiten welke betrekking hebben op:

  • 1.

    Projecten en activiteiten die geen relatie hebben met de situering in het landelijk gebied zoals bijvoorbeeld stallingplaatsen en opslag van materialen. Voor dergelijke activiteiten hebben de kenmerken van het landelijk gebied geen meerwaarde in de zin van bijvoorbeeld de aanwezigheid van rust, een inspiratievolle omgeving, het agrarisch bedrijf, de agrarische productie, plattelandsrecreatie en de cultuurhistorische achtergrond.

  • 2.

    Projecten en activiteiten op het vlak van aquacultuur.

Artikel 13 Criteria

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 10 kunnen voor subsidie in aanmerking komen in zoverre:

  • 1.

    De steun bijdraagt aan de opschaling, professionalisering, marktversterking, vernieuwing, nieuwe investeringen of ontwikkeling van diversificatie naar niet agrarische activiteiten.

  • 2.

    Het project een positief economisch perspectief heeft, blijkens de economische onderbouwing in het ondernemingsplan.

  • 3.

    Het project bijdraagt aan verbetering van het bedrijfsinkomen blijkens het ondernemingsplan

  • 4.

    De exploitatie voor minimaal vijf jaar gedekt is blijkens het ondernemingsplan

  • 5.

    Het project bijdraagt aan de instandhouding of toename van de werkgelegenheid blijkens het ondernemingsplan

  • 6.

    Het project aantoonbaar voorziet in regionale vraag naar het product of de dienst.

  • 7.

    Aanvrager beschikt over voldoende vakbekwaamheid en ondernemersschap, danwel aantoont dat hij de benodigde vakbekwaamheid en ondernemersschap ontwikkelt al dan niet binnen het project;

  • 8.

    De activiteit plaatsvindt binnen een van de reconstructiegebieden.

  • 9.

    Op basis van het projectplan blijkt dat na uitvoering van het project de landbouwactiviteiten minimaal voor 750 uur of 50% van het minimuminkomen bijdragen aan het inkomen van het landbouwhuishouden.

  • 10.

    Het project is niet subsidiabel wanneer het eenzelfde verbredingsactivititeit betreft waarvoor binnen de 4 cijferige BIK-code van de Kamer van Koophandel in de voorgaande 5 jaar subsidie is ontvangen van de provincie, het Rijk of de Europese Unie.

Artikel 14

De subsidiabele kosten zijn:

  • 1.

    In geval van investeringen, zijn de subsidiabele uitgaven gelimiteerd tot:

    • a.

      de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen; kosten van grond, gebouwen, bouwconstructies, inrichting van gebouwen en terreinen (inclusief verbetering en aanpassingen ten behoeve van het project). De kosten voor grond mogen maximaal 10% van de projectkosten bedragen.

    • b.

      de aankoop of huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting, inclusief computerprogrammatuur tot ten hoogste de marktwaarde van het bedrijfsmiddel; overige kosten voor de huurkoopovereenkomst, zoals de met de financiering gemoeide rentekosten, verzekeringskosten, overhead en bemiddelingskosten zijn niet subsidiabel.

  • 2.

    Eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten om te komen tot een goed projectplan zoals architectenkosten, ingenieurbureaus, adviesondersteuning, verwerving van patentrechten en licenties, tot maximaal 15% van de projectkosten gericht op diversificatie.

  • 3.

    Overige subsidiabele kosten:

    • a.

      Eenmalige organisatiekosten voor activiteiten gericht op de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden, ketenontwikkeling, promotie- en/of marketingactiviteiten gericht op diversificatie naar niet agrarische activiteiten.

    • b.

      Kosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel alsmede kosten van eigen arbeid van de aanvrager in het kader van het project.

    • c.

      Kosten voor het opstellen van ondernemersplannen gericht op de projectactiviteiten.

Artikel 15

In aanvulling op artikel 3 van de verordening wordt er geen subsidie verstrekt voor:

  • 1.

    De aankoop van agrarische productierechten, dieren, zaai- en pootgoed van jaarlijkse gewassen alsmede het planten daarvan zover deze niet zijn gerelateerd aan de activiteiten gericht diversificatie naar niet agrarische activiteiten.

  • 2.

    Productie of afzet van producten die melk en zuivelproducten imiteren of vervangen.

  • 3.

    Gewone vervangingsinvesteringen.

  • 4.

    Exploitatie- en beheerskosten.

Artikel 16

  • 1 Een subsidie aan een ondernemer zoals bedoeld in de de minimisverordening mag nooit hoger zijn dan € 200.000,-- over een periode van drie belastingjaren (€ 100.000,-- voor ondernemingen in het wegvervoer) en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de minimissteun.

  • 2 Voor investeringen en uitgaven zoals bedoeld in artikel 14 van deze regeling in of door ondernemingen bedraagt

    • a.

      de subsidie uit het ELFPO 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage

    • b.

      de provinciale subsidie inclusief de ELFPO bijdrage uit lid 1 maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten met een maximum subsidie van € 44.000.

Artikel 17

  • 1 Het subsidieplafond voor 2007 voor de EU bijdrage bedraagt voor 2007 € 190.000

  • 2 Het subsidieplafond voor 2007 voor de provinciale bijdrage exclusief bijdrage uit het ELPO voor 2007 bedraagt € 430.000.

Hoofdstuk 3 Steun voor oprichting en ontwikkeling van micro-ondernemingen

Artikel 18

Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen worden ingediend door micro-ondernemingen (niet zijnde landbouwondernemingen) zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie.

Artikel 19

Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen uitsluitend worden ingediend voor zover deze activiteiten betrekking hebben op:

  • 1.

    Projecten gericht op investeringen voor het oprichten van nieuwe ondernemingen en het ontwikkelen van bestaande ondernemingen, inclusief het bevorderen van ondernemersschap als onderdeel van het project.

  • 2.

    Projecten voor het stimuleren en ontwikkelen innovatieve producten en diensten door micro-ondernemingen.

  • 3.

    Projecten voor het stimuleren en ontwikkelen van samenwerkingsverbanden tussen micro-ondernemingen onderling en tussen micro-ondernemingen en andere actoren.

  • 4.

    Projecten gericht op verbetering van de toegang tot ICT-voorzieningen gericht op de ontwikkeling van micro-ondernemingen.

  • 5.

    Projecten gericht op marketing- en promotie van producten of diensten inclusief de publiciteit,ontwikkeling van websites, deelname aan beurzen om nieuwe producten en diensten in de markt te zetten indien dit onderdeel uitmaakt van het project gericht op het ontwikkelen van micro-ondernemingen.

Artikel 20 Criteria

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 19 komen voor subsidie in aanmerking in zoverre:

  • 1.

    Aanvrager beschikt over voldoende vakbekwaamheid en ondernemersschap, dan aantoont dat hij de benodigde vakbekwaamheid en ondernemersschap ontwikkelt al dan niet binnen het project;

  • 2.

    Het project een positief economisch perspectief heeft, blijkens de economische onderbouwing in het ondernemingsplan;

  • 3.

    Het project bijdraagt aan de instandhouding of toename van de werkgelegenheid blijkens het ondernemingsplan;

  • 4.

    Het project aantoonbaar innovatief is binnen het betreffende reconstructie- of revitaliseringsgebied.

Artikel 21 De subsidiabele kosten zijn:

  • 1 In geval van investeringen, zijn de subsidiabele uitgaven gelimiteerd tot:

    • a.

      de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen; kosten van grond, gebouwen, bouwconstructies, inrichting van gebouwen en terreinen (inclusief verbetering en aanpassingen ten behoeve van het project). De kosten voor grond mogen maximaal 10% van de projectkosten bedragen.

    • b.

      De aankoop of huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting, inclusief computerprogrammatuur tot ten hoogste de marktwaarde van het bedrijfsmiddel. overige kosten voor de huurkoopovereenkomst, zoals de met de financiering gemoeide rentekosten, verzekeringskosten, overhead en bemiddelingskosten zijn niet subsidiabel.

    • c.

      In geval van investeringen van minimaal € 10.000,00 excl. BTW, zijn in uitzonderingsgevallen ook gebruikte machines en installaties subsidiabel indien kan worden aangetoond dat de aankoop heeft plaatsgevonden via een verkoopkanaal geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. Dit dient naar behoren te worden gerechtvaardigd door de kostenbesparing die wordt gerealiseerd.

    • d.

      Investeringen in toegang tot ICT-voorzieningen als onderdeel van het project.

  • 2 Eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten om te komen tot een goed project zoals architectenkosten, ingenieurbureaus, adviesondersteuning, verwerving van patentrechten en licenties, tot maximaal 15% van de projectkosten voor het project.

  • 3 Organisatiekosten voor de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden, ketenontwikkeling, promotie- en/of marketingactiviteiten gericht op de ontwikkeling van micro-ondernemingen

  • 4 Loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel alsmede kosten van eigen arbeid van de aanvrager in het kader van het project.

  • 5 Kosten voor het opstellen van ondernemersplannen gericht op de projectactiviteiten.

Artikel 22

In aanvulling op artikel 3 van de verordening wordt er geen subsidie verstrekt voor:

  • 1.

    Gewone vervangingsinvesteringen.

  • 2.

    Exploitatie- en beheerskosten.

Artikel 23

  • 1 Een subsidie voor ondernemingen zoals bedoeld in de de minimisveordening mag nooit hoger zijn dan € 200.000,-- over een periode van drie belastingjaren (€ 100.000,-- voor ondernemingen in het wegvervoer) en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de minimis-steun.

  • 2 Voor uitgaven zoals genoemd in artikel 21 van deze regeling bedraagt

    • a.

      de bijdrage uit het ELFPO 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage

    • b.

      de provinciale subsidie inclusief de ELPO bijdrage maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten.

Artikel 24

  • 1 Het subsidieplafond voor de EU bijdrage bedraagt voor 2007 € 17.000

  • 2 Het subsidieplafond voor de provinciale bijdrage exclusief bijdrage uit het ELPO voor 2007 bedraagt € 17.000.

Hoofdstuk 4 Bevordering van toeristische activiteiten;

Artikel 25

Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen worden ingediend door overheden en alle natuurlijke of rechtspersonen, niet zijnde een lid van het landbouwhuishouden.

Artikel 26

Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen uitsluitend worden ingediend welke betrekking hebben op:

  • 1.

    De ontwikkeling van kleinschalige infrastructuur en kleinschalige voorzieningen zoals informatiecentra en de bewegwijzering ten behoeve van toeristische trekpleisters.

  • 2.

    De ontwikkeling van recreatieve infrastructuur zoals die welke natuurgebieden toegankelijk maakt zoals fiets-, wandel- en vaarroutes en ruiterpaden, met daarbij behorende kleinschalige voorzieningen zoals informatieborden, schuilhutten, fietsenrekken, picknickbanken en overige voorzieningen.

  • 3.

    De ontwikkeling en/of marketing van toeristische diensten die betrekking hebben op plattelandstoerisme indien het onderdeel uitmaakt van het project gericht op de kleinschalige infrastructuur en voorzieningen en/of recreatieve infrastructuur.

Artikel 27 Criteria

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 25 komen voor subsidie in aanmerking in zoverre:

  • 1.

    De steun bijdraagt aan de opschaling, professionalisering, marktversterking, vernieuwing, of ontwikkeling van toeristische infrastructuur, voorzieningen en activiteiten.

  • 2.

    Het project aantoonbaar innovatief is binnen de betreffende reconstructie- of revitaliseringsgebied

  • 3.

    Het project een positief economisch perspectief heeft, blijkens de economische onderbouwing in het ondernemingsplan.

  • 4.

    Het beheer en, indien relevant, de exploitatie voor de langere termijn gedekt is.

  • 5.

    De overheidsbijdrage in de subsidiabele projectkosten bedraagt niet meer dan € 200.000.

Artikel 28

De subsidiabele kosten zijn:

  • 1.

    De bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen; kosten voor de aankoop, aanleg en verbetering (incl. het opheffen van knelpunten, verbetering van de verkeersveiligheid) van lineaire recreatieve infrastructuur zoals fietsroutes, wandelroutes, vaarroutes en ruiterpaden met de daarbij behorende toeristische voorzieningen zoals picknickbanken, fietsrekken, informatieborden, schuilhutten en bijbehorende beplanting. Grondaankopen zijn subsidiabel tot een maximum van 10% van de totale subsidiabele projectkosten.

  • 2.

    Kosten voor het opstellen van het exploitatie- en beheersplan of, indien het ondernemingen betreft, ondernemingsplannen gericht op het project.

  • 3.

    Aanleg van de toeristische voorzieningen zoals picknickbanken, fietsrekken, informatieborden, schuilhutten langs bestaande recreatieve verbindingen en op knooppunten.

  • 4.

    Aanleg van toeristische voorzieningen gericht op specifieke doelgroepen zoals senioren, gehandicapten, jongeren en jonge gezinnen.

  • 5.

    Kosten van de aanleg en inrichting van kleine op plattelandstoerisme gerichte voorzieningen zoals kleine gebouwen of voorzieningen waarin voorlichting kan worden gegeven over landbouw, natuur, bos, water en cultuurhistorie in de regio.

  • 6.

    Eenmalige kosten voor de advisering van groepen van bedrijven eventueel in combinatie met andere actoren bij het opstellen van ondernemingsplannen en het uitvoeren van de plannen gericht op de bevordering van toeristische activiteiten.

  • 7.

    Eenmalige kosten voor opstarten van samenwerkingsprojecten voor de ontwikkeling van nieuwe toeristische activiteiten of het opschalen en professionaliseren van bestaande activiteiten. De projecten zijn gericht op marketing en promotie, invoering van nieuwe communicatietechnieken en verbetering van de dienstverlening voor de bevordering van toeristische activiteiten zoals reserverings- of bewegwijzeringsystemen.

  • 8.

    Eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten om te komen tot een goed project zoals architectenkosten, ingenieurbureaus, adviesondersteuning, verwerving van patentrechten en licenties, tot maximaal 15% van de projectkosten.

  • 9.

    Loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel alsmede kosten van eigen arbeid van de aanvrager in het kader van het project;

  • 10.

    Kosten voor de promotie, marketing en netwerkvorming gericht op de verbetering van toeristische dienstverlening in het landelijk gebied, met uitsluiting van landbouwbedrijven.

Artikel 29

In aanvulling op artikel 3 van de verordening wordt er geen subsidie verstrekt voor:

  • 1.

    Projectkosten ten behoeve van Landelijke Routenetwerken (LFA, LAW en toervaren)

  • 2.

    Projectkosten ten behoeve van routestructuren binnen de EHS, met uitzondering van routestructuren binnen de Nationale Landschappen het Groene Woud en de Hollandse Waterlinie

  • 3.

    Gewone vervangingsinvesteringen.

  • 4.

    Exploitatie- en beheerskosten.

Artikel 30

  • 1 Een subsidie voor ondernemingen zoals bedoeld in de de minimisverordening mag nooit hoger zijn dan € 200.000,-- over een periode van drie belastingjaren (€ 100.000,-- voor ondernemingen in het wegvervoer) en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de minimis-steun.

  • 2 Voor investeringen en uitgaven zoals genoemd in artikel 28 van deze regeling in of door ondernemingen bedraagt

    • a.

      de bijdrage uit het ELFPO 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage

    • b.

      de provinciale subsidie inclusief de ELFPO bijdrage maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten met een maximum subsidie van € 100.000.

  • 3 Voor investeringen en uitgaven door overheden zoals genoemd in artikel 28 van deze regeling bedraagt

    • a.

      de bijdrage uit het ELFPO 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage

    • b.

      de provinciale subsidie inclusief de ELFPO bijdrage maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten met een maximum subsidie van € 100.000.

Artikel 31

  • 1 Het subsidieplafond voor de EU bijdrage bedraagt voor 2007 € 624.000

  • 2 Het subsidieplafond voor de provinciale bijdrage exclusief bijdrage uit het ELPO voor 2007 bedraagt € 624.000.

Hoofdstuk 5 Basisvoorzieningen

Artikel 32

  • 1 Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen worden ingediend door overheden en rechtspersonen, met uitzondering van rechtspersonen met winstoogmerk.

Artikel 33

Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen uitsluitend worden ingediend voor zover deze activiteiten betrekking hebben op:

  • 1.

    Investeringen in multifunctionele voorzieningen waaronder dorpshuizen, Kulturhusen, bibliotheken, breedtesport en sportvoorzieningen voor specifieke doelgroepen, inclusief aanpassingen van gebouwen om tenminste het bestaande niveau van basisvoorzieningen te verbeteren. Multifunctioneel zijn die voorzieningen die minimaal drie verschillende functies faciliteren op het gebied van zorg, welzijn, educatie, cultuur en maatschappelijke en commerciële dienstverlening.

  • 2.

    Het ontwikkelen en uitvoeren (investeren) alsmede het opschalen naar andere kernen en regio’s van innovatieve concepten voor basisvoorzieningen zoals woon-zorgzones, elektronische dienstverlening en diensten op maat. De activiteiten richten zich met name op specifieke doelgroepen op het platteland, zoals senioren, vrouwen, jongere gezinnen, voor bijvoorbeeld zuigelingenzorg, kinderopvang, mantelzorg en gezondheidszorg. Bij het opzetten van experimenten met diensten gaat het om eenmalige startsubsidie voor maximaal 3 jaar.

  • 3.

    Pilots voor, op regioniveau experimentele, vraagafhankelijk vervoer op het platteland, waarbij het een eenmalige startsubsidie betreft voor maximaal 3 jaar.

  • 4.

    Het opstarten van culturele en vrijetijdsactiviteiten zoals tentoonstellingen, wedstrijden, beurzen, countryfairs en culturele bijeenkomsten, gericht op behoud en ontwikkeling van de waarden en identiteit van de bewoners van het platteland. Het gaat bij de ondersteuning om eenmalige ontwikkel- en organisatiekosten en eenmalige investeringen in kapitaalintensieve duurzame faciliteiten, zoals een mobiel onderkomen, die ertoe bijdragen dat een activiteit voor meerdere jaren, in bijvoorbeeld verschillende regio’s tegen relatief lage kosten herhaald kan worden. Operationele kosten worden niet structureel vergoed.

Artikel 34

  • 1 Uitgesloten voor subsidiëring zijn aanvragen voor de uitvoering van activiteiten voor zover deze activiteiten betrekking hebben op reguliere culturele en vrijetijdsactiviteiten alsmede de in stand houding van het bestaande niveau zonder aantoonbare kwalitatieve of kwantitatieve verbetering dan wel innovatie.

Artikel 35 Criteria

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 32 kunnen voor subsidie in aanmerking komen, in zoverre:

  • 1.

    Het project wordt uitgevoerd in de aandachtskernen aangewezen in de reconstructie- en gebiedsplannen.

  • 2.

    Initiatieven onder deze maatregel een bovenlokaal karakter hebben.

  • 3.

    In woonkernen groter dan 15.000 inwoners maar kleiner dan 30.000 inwoners aangetoond wordt dat de voorgestelde investeringen en/of activiteiten, overwegend ten goede komen van bewoners van het platteland buiten de kern.

  • 4.

    Het project tot resultaat heeft het opheffen van een tekort of het wegnemen van de dreiging van de aantasting van het niveau van basisvoorzieningen in een regio, blijkens het projectplan.

  • 5.

    In het beheer en, indien relevant de exploitatie van de voorziening is voorzien

  • 6.

    Het project een positief advies van de gemeente heeft blijkende uit een verklaring van het College van B&W dan wel de gemeenteraad

  • 7.

    De overheidsbijdrage in de subsidiabele projectkosten bedragen niet meer dan € 300.000.

Artikel 36

In aanvulling op artikel 5 van de verordening wordt de volgende informatie toegevoegd aan de aanvraag:

  • 1.

    De mate waarin specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld ouderen, jongeren, vrouwen) worden bediend.

  • 2.

    Het aantal bewoners en kernen dat van de voorziening profiteert

Artikel 37

De subsidiabele kosten zijn:

  • 1.

    De bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen; kosten van grond, gebouwen, bouwconstructies, inrichting van gebouwen en terreinen (inclusief verbetering, aanpassingen en uitbreiding) ten behoeve van de basisvoorziening. De kosten voor grond mogen maximaal 10% van de projectkosten bedragen.

  • 2.

    Eenmalige kosten van investeringen in mobiele en semi-permanente voorzieningen voor het project.

  • 3.

    Investeringen in toegang tot ICT-voorzieningen als onderdeel van het project.

  • 4.

    De aankoop of huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting, inclusief computerprogrammatuur tot ten hoogste de marktwaarde van het bedrijfsmiddel; overige kosten voor de huurkoopovereenkomst, zoals de met de financiering gemoeide rentekosten, verzekeringskosten, overhead en bemiddelingskosten zijn niet subsidiabel.

  • 5.

    Loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel alsmede kosten van eigen arbeid van de aanvrager in het kader van het project.

  • 6.

    Eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten om te komen tot een goed project zoals architectenkosten, ingenieurbureaus, adviesondersteuning, verwerving van patentrechten en licenties, leefbaarheidplannen tot maximaal 15% van de projectkosten gericht op de basisvoorziening.

  • 7.

    Kosten voor het opstellen van beheers- en indien relevant, exploitatieplannen gericht op de projectactiviteiten.

Artikel 38

In aanvulling op artikel 3 van de verordening wordt er geen subsidie verstrekt voor:

  • 1.

    Inrichtingskosten van object

  • 2.

    Gewone vervangingsinvesteringen.

  • 3.

    Exploitatie- en beheerskosten.

Artikel 39

  • 1 Een subsidie voor ondernemingen zoals bedoeld in de de minimusverordening mag nooit hoger zijn dan € 200.000,-- over een periode van drie belastingjaren (€ 100.000,-- voor ondernemingen in het wegvervoer) en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de minimis-steun.

  • 2 Voor investeringen en uitgaven zoals genoemd in artikel 37 van deze regeling bedraagt

    • a.

      de bijdrage uit het ELFPO 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage

    • b.

      de provinciale subsidie inclusief de ELFPO bijdrage maximaal 25% van de totale subsidiabele kosten met een maximum subsidie van € 100.000.

  • 3 Voor projecten genoemd onder art 37 lid 1 waarbij de multifunctionele voorziening eveneens een woonzorgaccommodatie wordt gerealiseerd is de maximale provinciale subsidie inclusief de ELFPO bijdrage € 150.000.

  • 4 Bij de bepaling van de maximale subsidie zoals genoemd in art 39 lid 2 en 3 van deze regeling worden eveneens alle provinciale bijdragen meegeteld die voor hetzelfde project of onderdeel zijn verleend.

Artikel 40

  • 1 Het subsidieplafond voor de EU bijdrage bedraagt voor 2007 € 400.000

  • 2 Het subsidieplafond voor de provinciale bijdrage exclusief bijdrage uit het ELPO voor 2007 bedraagt € 160.000.

Hoofdstuk 6 Dorpsvernieuwing en –ontwikkeling

Artikel 41

  • 1 Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen worden ingediend door gemeenten.

Artikel 42

Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen uitsluitend worden ingediend voor zover deze activiteiten betrekking hebben op:

  • 1.

    Herinrichting van kernen waartoe onder meer behoren: dorpspleintjes, haventjes, aanpassingen van bestaande en nieuwe gebouwen en infrastructuur (wegen, paden en waterlopen) met betrekking tot de karakteristieken van het dorp.

  • 2.

    Aanleg en verbetering van infrastructuur, inclusief bijbehorende voorzieningen van lokaal belang, parkeervoorzieningen, water en groen.

  • 3.

    Kleinschalige bedrijfslocaties.

  • 4.

    Lokale maatregelen gericht op sanering van hinder (inclusief bedrijfsverplaatsing), behoudens minimale wettelijke vereisten, als extra kwaliteitsimpuls.

Artikel 43 Criteria

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 41 komen voor subsidie in aanmerking in zoverre:

  • 1.

    Het project wordt uitgevoerd in de aandachtskernen aangewezen in de reconstructie- en gebiedsplannen.

  • 2.

    Onder deze maatregel te realiseren voorzieningen onderdeel vormen van een dorpsvernieuwingsplan.

  • 3.

    In woonkernen groter dan 15.000 inwoners maar kleiner dan 30.000 inwoners aangetoond is dat de voorgestelde investeringen en/of activiteiten, overwegend ten goede komen van bewoners van het platteland buiten de kern.

  • 4.

    Het project bijdraagt aan de verbetering van het woon- en werkklimaat blijkens onderbouwing in het projectplan.

  • 5.

    Burgers betrokken zijn bij de planvorming over de leefbaarheid kleine kernen

  • 6.

    Project aantoonbaar onderdeel uitmaakt van een integrale aanpak van leefbaarheid in de woonkernen

  • 7.

    De overheidsbijdrage in de subsidiabele projectkosten bedragen niet meer dan € 150.000.

Artikel 44

In aanvulling op artikel 5 van de verordening wordt de volgende informatie gevraagd bij aanvraag:

  • 1.

    Het aantal gebruikers van de te realiseren voorziening onderverdeeld naar doelgroepen zoals ouderen, jongeren, vrouwen.

  • 2.

    Het aantal bewoners en kernen dat van de voorziening profiteert.

Artikel 45

De subsidiabele kosten zijn:

  • 1.

    De bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen; kosten van grond, gebouwen, bouwconstructies, infrastructuur, inrichting van gebouwen en terreinen (inclusief verbetering, aanpassingen en uitbreiding) als onderdeel van dorpsvernieuwing en -ontwikkelingsactiviteiten. De kosten voor grond mogen maximaal 10% van de projectkosten bedragen.

  • 2.

    Eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten om te komen tot een goed projectplan zoals architectenkosten, ingenieurbureaus, adviesondersteuning, verwerving van patentrechten en licenties, dorpsvernieuwings- of leefbaarheidplannen tot maximaal 15% van de projectkosten gericht op de voorziening voor dorpsontwikkeling.

  • 3.

    Eenmalige kosten voor het opstellen van beheersplannen gericht op het opzetten en ontwikkelen van de voorziening voor dorpsvernieuwing en ontwikkeling.

Artikel 46

Niet subsidiabel zijn:

  • 1.

    Inrichtingskosten van object

  • 2.

    Gewone vervangingsinvesteringen.

  • 3.

    Exploitatie- en beheerskosten.

Artikel 47

  • 1 Voor investeringen en uitgaven zoals genoemd in artikel 45 van deze regeling bedraagt

    • a.

      de bijdrage uit het ELFPO 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage

    • b.

      de provinciale subsidie inclusief de ELFPO bijdrage maximaal 75% van de totale subsidiabele kosten met een maximum subsidie van € 75.000.

  • 2 Bij de bepaling van de maximale subsidie zoals genoemd het vorig lid worden eveneens alle provinciale bijdragen meegeteld die voor hetzelfde project of onderdeel daarvan zijn verleend.

Artikel 48

  • 1 Het subsidieplafond voor de EU bijdrage bedraagt voor 2007 € 270.000

  • 2 Het subsidieplafond voor de provinciale bijdrage exclusief bijdrage uit het ELPO voor 2007 bedraagt € 140.000.

Hoofdstuk 7 Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed

Artikel 49

Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen worden ingediend door overheden en alle natuurlijke of rechtspersonen

Artikel 50

Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen uitsluitend worden ingediend voor zover deze activiteiten betrekking hebben op:

  • 1.

    het opstellen van beschermings- en beheersplannen met betrekking tot Natura 2000-gebieden.

  • 2.

    het opstellen van beschermings- en beheersplannen met betrekking tot andere gebieden met hoge natuurwaarde.

  • 3.

    Acties om het milieubewustzijn te vergroten.

  • 4.

    Investeringen in het kader van onderhoud, herstel en opwaardering van het natuurlijk erfgoed

  • 5.

    Investeringen in gebieden met een hoge natuurwaarde.

  • 6.

    Studies in het kader van onderhoud, restauratie en opwaardering van het cultureel erfgoed, zoals culturele kenmerken van dorpen en plattelandslandschap en archeologie.

  • 7.

    Investeringen in het kader van onderhoud, restauratie en opwaardering van het cultureel erfgoed, zoals culturele kenmerken van dorpen en plattelandslandschap en archeologie.

Artikel 51 Criteria

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 49 kunnen voor subsidie in aanmerking komen in zoverre

  • 1.

    Het project onderdeel uitmaakt van:

    • a.

      - Het programmaplan Hollandse waterlinie, of

    • b.

      - Het uitvoeringsprogramma Groene Woud

  • 2.

    In het projectplan is onderbouwd dat de voorgestelde investeringen en/of activiteiten in kernen groter dan 15.000 inwoners maar kleiner dan 30.000 inwoners, overwegend ten goede komen van bewoners van het platteland buiten de kern.

  • 3.

    De objecten of gebieden door rijk, provincie of gemeente zijn aangewezen als objecten of gebieden met te beschermen culturele, archeologische, natuur en/of landschappelijke waarde.

  • 4.

    Er is voorzien in een duurzaam (her)gebruik en/of beheer en, indien relevant, een sluitend exploitatieplan.

  • 5.

    De overheidsbijdrage maximaal € 75.000 per bouwelement is.

  • 6.

    De overheidsbijdrage per hectare maximaal € 1.250 per bouwelement is.

Artikel 52

In aanvulling op artikel 5 van de verordening wordt de volgende informatie gevraagd bij aanvraag:

  • 1.

    toegevoegde waarde kwaliteit van milieu en leefomgeving;

  • 2.

    doelmatigheid en duurzaamheid;

  • 3.

    schaalniveau en samenwerkingsgraad.

  • 4.

    het projectplan dient een beheersplan en indien relevant, een exploitatiebegroting te bevatten

Artikel 53

De subsidiabele kosten zijn:

  • 1.

    De bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen; kosten van grond, gebouwen, bouwconstructies, infrastructuur (incl. waterlopen), inrichting van gebouwen en terreinen (inclusief restauratie, renovatie, verbetering, aanpassingen en uitbreiding en beplantingen) voor het project voor instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed. De aankoop van grond voor een bedrag hoger dan 10% van de totale subsidiabele uitgaven voor de betrokken concrete actie komt niet voor een bijdrage uit het ELFPO in aanmerking.

  • 2.

    In uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde situaties kan een hoger percentage worden vastgesteld voor concrete acties voor grondaankopen ten behoeve van milieubehoud (in deze maatregel natuurlijk erfgoed):

    • a.

      In de situaties dat de verhouding tussen de totale investering voor de concrete actie en de kosten voor de grondaankoop meer is dan 1:2 (grondaankopen bedragen meer dan 33 %) komen de kosten voor grondaankopen voor 25% in aanmerking voor een bijdrage vanuit het ELFPO. Tevens moet worden aangetoond dat de te verwerven grond essentieel is voor de realisatie van de ecologische verbindingszone of het natuurkerngebied. Reden is dat vanuit het natuurbeleid voor de versnelde ontwikkeling van met name robuuste ecologische verbindingszones, grondverwerving onontbeerlijk is om het gewenste niveau van biodiversiteit te bereiken. Aangetoond moet worden dat de gewenste biodiversiteit niet kan worden gerealiseerd met agrarisch natuurbeheer. Grondverwerving is dan onontbeerlijk om de beleidsdoelen gericht op de bevordering van de biodiversiteit in het landelijk gebied alsmede de bevordering van de dispersie van soorten, te realiseren. Robuuste verbindingszones en natuurkerngebieden dragen bij aan het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering voor soorten door toename van leefbiotoop en verspreidingsmogelijkheden alsmede aan de waterkwaliteit en herstel van het hydrologisch systeem en potentiële natuurwaarden.

  • 3.

    Eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten om te komen tot een goed project zoals architectenkosten, ingenieurbureaus, adviesondersteuning, verwerving van patentrechten en licenties, tot maximaal 15% van de projectkosten gericht op het project voor instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed. Studies en investeringen in het kader van onderhoud (niet zijnde het jaarlijks regulier beheer), restauratie en opwaardering van het culturele erfgoed (zoals culturele kenmerken van dorpen en plattelandslandschappen).

  • 4.

    Communicatie en promotieactiviteiten gericht op het vergroten van het milieubewustzijn zoals het maken van een website als onderdeel van het project, tot maximaal 10% van de projectkosten.

  • 5.

    Loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel alsmede kosten van eigen arbeid van de aanvrager in het kader van het project.

  • 6.

    Eenmalige kosten voor het opstellen van beheers- en zover relevant exploitatieplannen gericht op de projectactiviteiten.

Artikel 54

Niet subsidiabel zijn:

  • 1.

    Kosten voor wettelijk verplichte activiteiten.

  • 2.

    Gewone vervangingsinvesteringen.

  • 3.

    Exploitatie- en beheerskosten.

Artikel 55

  • 1 Een subsidie voor ondernemingen zoals bedoeld in de de minimisverordening mag nooit hoger zijn dan € 200.000,-- over een periode van drie belastingjaren (€ 100.000,-- voor ondernemingen in het wegvervoer) en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de minimis-steun.

  • 2 Waar het projecten betreft die inkomsten genereren, wordt slechts bijgedragen in de “onrendabele top”. Onder onrendabele top wordt verstaan dat deel van de investering dat uit de exploitatie niet kan worden terugverdiend. Deze onrendabele top moet blijken uit de meerjarige exploitatiebegroting.

  • 3 De bijdrage uit het ELFPO 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage

  • 4 Voor projecten op het gebied van versterking landschappelijke en cultuurhistorische en aardkundige waarden wordt de maximale subsidie bepaald op basis van het areaal in het gebiedsplan.

    • a.

      Per hectare is de maximale provinciale subsidie inclusief het ELFPO € 1.250.

    • b.

      In geval van overheden is de provinciale subsidie inclusief het ELFPO 50% van de totale subsidiabele kosten.

    • c.

      Voor investeringen en uitgaven in of door de private sector (inclusief landbouwers) bedraagt de provinciale subsidie inclusief het ELFPO maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten.

    • d.

      Voor betreft investeringen of kapitaaluitgaven voor de instandhouding van niet-productieve erfgoedelementen door de private sector (met uitzondering van landbouwers) bedraagt de de provinciale subsidie inclusief het ELFPO maximaal 60% van de totale subsidiabele kosten.

  • 5 Voor projecten voor het herstellen, versterken en/of ontwikkelen van cultuurhistorische bouwelementen wordt de maximale subsidie bepaald door:

    • a.

      Per bouwelement is de maximale de provinciale subsidie inclusief het ELFPO € 37.500

    • b.

      In geval van overheden is de provinciale subsidie inclusief het ELFPO maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten.

    • c.

      Voor investeringen en uitgaven in of door de private sector (inclusief landbouwers) bedraagt de provinciale subsidie inclusief het ELFPO maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten.

    • d.

      Voor betreft investeringen of kapitaaluitgaven voor de instandhouding van niet-productieve erfgoedelementen door de private sector (met uitzondering van landbouwers) bedraagt de de provinciale subsidie inclusief het ELFPO maximaal 60% van de totale subsidiabele kosten.

Artikel 56

  • 1 Het subsidieplafond voor de EU bijdrage bedraagt voor 2007 € 377.000

  • 2 Het subsidieplafond voor de provinciale bijdrage exclusief bijdrage uit het ELPO voor 2007 bedraagt € 521.000.

Hoofdstuk 8 Verwerving van vakkundigheid en dynamisering met het oog op de openstelling en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie

Artikel 57

Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen worden ingediend door participanten van plaatselijk partnerschap. De plaatselijke partnerschappen in het kader van Leader zijn als aanvrager uitgesloten.

Artikel 58

Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten kunnen uitsluitend worden ingediend voor zover deze activiteiten betrekking hebben op de verwerving van vakkundigheid en dynamisering met het oog op de opstelling en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie. Studies, voorlichting, opleiding gericht op de uitvoering van de plaatselijke ontwikkelingsstrategie geïnitieerd door de plaatselijke partnerschappen

Artikel 59 Criteria

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 58 kunnen voor subsidie aanmerking komen in zoverre:

  • 1.

    Het plaatselijk partnerschap bijdraagt aan minimaal een van de vier doelstellingen van de assen zoals genoemd in het plattelandsontwikkelingsprogramma.

  • 2.

    Het plaatselijk partnerschap voor minimaal 30% is samengesteld uit sociaal-economische partners en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

Artikel 60

De subsidiabele kosten zijn

  • 1.

    Studies over het betrokken gebied.

  • 2.

    Acties om voorlichting te geven over het gebied en over de plaatselijke ontwikkelingsstrategie.

  • 3.

    de opleiding van personeel dat wordt betrokken bij de opstelling en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie.

  • 4.

    Dynamiseringsacties en de opleiding van personen met een dynamiseringstaak.

  • 5.

    Uitvoeringskosten, door andere publiek-private partnerschappen dan de in artikel 62, lid 1, onder b) van de Verordening (EG) 1698/2005 (Pb L 277), van de omschreven groepen, van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie die een of meer van de in artikel 52, onder a), b) en c), bedoelde maatregelen omvat.

Artikel 61

Niet subsidiabel zijn:

  • 1.

    Reguliere vervangingsinvesteringen.

  • 2.

    Exploitatie- en beheerskosten.

Artikel 62

  • 1 De bijdrage  uit het ELFPO 50% van de subsidiabele overheidsbijdrage

  • 2 Voor investeringen en uitgaven zoals genoemd in artikel 13 van deze regeling bedraagt de provinciale subsidie inclusief de EU bijdrage maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten.

Artikel 63

  • 1 Het subsidieplafond voor de EU bijdrage bedraagt voor 2007 € 17.000

  • 2 Het subsidieplafond voor de provinciale bijdrage exclusief bijdrage uit het ELPO voor 2007 bedraagt € 17.000.

Hoofdstuk 9 Bijzondere bepalingen

Artikel 64 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste werkdag na publicatie van de regeling in het provinciaal publicatieblad

Artikel 65 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten
  Nummer: 1282895
Uitgegeven, 5 september 2007
De secretaris van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
drs. W.G.H.M. Rutten  

Wetstechnische informatie

Regeling vervallen per 23-06-2012

Subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007

Geldend van 23-06-2012 t/m 22-06-2012

Algemeen

Overheidsorganisatie Noord-Brabant
Organisatietype Provincie
Officiële naam regeling Subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007
Citeertitel Subsidie Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007
Vastgesteld door gedeputeerde staten
Onderwerp financiën en economie
Eigen onderwerp leefomgeving, subsidies, financieel kader
Indeling regeling Overig
Regeling onder de Omgevingswet Nee
Externe bijlagen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. (EG) verordening 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europese Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277)
  2. Subsidieverordening Inrichting landelijk gebied 2007

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Dit overzicht bevat alleen gepubliceerde versies.

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-06-2012 23-06-2012 Intrekking

19-06-2012

Provinciaal Blad, 2012, 174

3024065