Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
Gelet op artikel 105, 143 en 152 van de Provinciewet;
Gelet op artikel 2 en 15 van de Algemene subsidieverordening Provincie
Noord-Brabant;
Overwegende dat natuur- en milieueducatie bijdraagt aan de verhoging van
betrokkenheid bij en zorg voor natuur en milieu, aan het begrip voor
provinciaal ecologiebeleid en daarmee samenhangende maatregelen en aan
gezondheid en kwaliteit van leven via verhoging van omgevingsbewustzijn en
zelfbewustzijn;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten natuur- en milieueducatie willen
stimuleren en daarom op 20 december 2005 de Beleidsregel subsidie
Communicatie en Educatie Ecologie hebben vastgesteld;
Overwegende dat de Beleidsregel subsidie Communicatie en Educatie Ecologie
op diverse punten aangepast dient te worden, onder andere met betrekking tot
de te bereiken doelgroepen, de beoordelingscriteria en andere actuele punten
en dat het gelet op het grote aantal wijzigingen gewenst is een integrale
nieuwe subsidieregeling op te stellen;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
beleving: direct contact met de natuur of de
milieuproblematiek;
- b.
biodiversiteit: verscheidenheid aan gebiedseigen plant- en
diersoorten;
- c.
bouwsel: klein bouwwerk waaronder vogelkijkhutten en open
schuilhutten die gericht zijn op natuurobservatie of natuurbeleving
én kennisoverdracht door educatief materiaal of
informatiemateriaal;
- d.
de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor
vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr.
1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de
toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op
de-minimissteun, Pb EG L 379/05 van 28 december 2006, met inbegrip
van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;
- e.
handelingsperspectief: inzicht in de wijze waarop eigen handelen in
het dagelijks leven invloed heeft op natuur en milieu;
- f.
natuur en milieu: ecologische leefomgeving, daarbij inbegrepen
landschap, bodem, water, lucht, energie, klimaat, dierenwelzijn,
duurzame ontwikkeling en biodiversiteit;
- g.
natuur- en milieueducatie: educatie of communicatie die leidt tot
vergroting van ervaringen, kennis, inzicht en vaardigheden op het
gebied van natuur en milieu;
- h.
provincie: provincie Noord-Brabant;
- i.
witte vlek: gemeente in Noord-Brabant die geen structureel contract
heeft met een voorziening voor natuur- en milieueducatie.
Artikel 2 Doelgroep
Subsidie kan worden aangevraagd door rechtspersonen.
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verleend voor projecten gericht op natuur- en
milieueducatie.
Artikel 4 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd indien:
- a.
de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 2000;
- b.
de aanvraag betrekking heeft op een project waarvoor eerder
subsidie is verleend op basis van de Beleidsregel subsidie
Communicatie en Educatie Ecologie of deze subsidieregeling.
Artikel 5 Subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3 in aanmerking te komen, wordt
voldaan aan de volgende vereisten:
- a.
het project is gericht op beleving of aanbieden van
handelingsperspectief;
- b.
het project heeft betrekking op ten minste een van de volgende
doelgroepen:
- 1e.
personen in de leeftijd van 4 tot en met 18 jaar;
- 2e.
personen ouder dan 18 jaar met leefstijl Buitenstaanders of
Pragmatici als bedoeld in bijlage I;
- 3e.
personen die wonen in een witte vlek.
- c.
het project heeft aantoonbare meerwaarde ten opzichte van bestaande
activiteiten;
- d.
het project voorziet aantoonbaar in een educatieve of
communicatieve behoefte;
- e.
bestaande producten en ervaringen elders zijn aantoonbaar
onderzocht en gebruikt bij de projectopzet;
- f.
het project wordt uitgevoerd in samenwerking met ten minste één
andere rechtspersoon;
- g.
het project kan uiterlijk 31 december 2012 afgerond worden;
- h.
indien sprake is van staatssteun wordt voldaan aan de voorwaarden
voor de-minimissteun.
Artikel 6 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel, komen de
volgende werkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking:
- a.
kosten voor aanschaf of huur van educatief materiaal of
informatiemateriaal waaronder informatiepanelen;
- b.
kosten voor aanschaf of huur van apparatuur of software die
specifiek voor het betreffende project in gebruik genomen wordt en
daarvoor onmisbaar is;
- c.
- d.
- e.
- f.
- g.
kosten voor verzekeringen;
- h.
aanlegkosten voor bouwsels;
- i.
kosten voor bekendmaking en verspreiding projectresultaten;
- j.
kosten voor het laten opstellen van een accountantsverklaring,
indien een dergelijke verklaring in het kader van de
eindverantwoording verplicht is;
- k.
loonkosten voor beroepskrachten tot een maximum van gemiddeld € 93
per uur inclusief sociale lasten en kosten van overhead;
- l.
blijk van waardering voor inzet vrijwilligers tot een maximum van €
50 per vrijwilliger per kalenderjaar.
Artikel 7 Niet subsidiabele kosten
De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:
- a.
bouwkosten voor bouwwerken, niet zijnde bouwsels;
- b.
- c.
aanlegkosten voor natuurspeeltuinen, natuurleerterreinen en
wandelpaden;
- d.
kosten voor het uitvoeren van algemeen onderzoek op het gebied van
natuur- en milieueducatie;
- e.
- f.
loonkosten voor gemeentepersoneel;
- g.
exploitatiekosten anders dan in artikel 6, onder k, bedoeld;
- h.
kosten gemaakt vóór de datum van de subsidieverlening.
Artikel 8 Vereisten subsidieaanvraag
- 1
Een subsidieaanvraag voldoet aan de volgende vereisten:
- a.
voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door
Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier;
- b.
de aanvraag bevat een begroting;
- c.
de aanvraag bevat een kopie van het uittreksel van de Kamer van
Koophandel.
- 2
Uit de begroting als bedoeld in het eerste lid, onder b, blijkt:
- a.
het totaal van voorziene inkomsten en uitgaven voor het
project, uitgesplitst per kalenderjaar;
- b.
de opbouw van de voorziene inkomsten, uitgesplitst naar eigen
bijdrage, bijdragen derden, subsidie provincie en overige
inkomsten;
- c.
welke bijdragen van derden reeds zijn toegekend en welke nog in
aanvraag zijn;
- d.
welk deel van de gevraagde subsidie betrekking heeft op welk
kalenderjaar;
- e.
waaruit de voorziene uitgaven bestaan, uitgesplitst naar inzet
eigen uren, uren inhuur en overige kosten;
- f.
welke uitgaven subsidiabele kosten betreffen als bedoeld in
artikel 6.
- 3
Subsidieaanvragen kunnen ingediend worden voor de volgende tenders:
- a.
1 maart 2010 tot en met 31 juli 2010;
- b.
1 augustus 2010 tot en met 30 november 2010;
- c.
1 maart 2011 tot en met 31 juli 2011;
- d.
1 augustus 2011 tot en met 30 november 2011;
- e.
1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.
- 4
Subsidieaanvragen voor de tender als genoemd in het derde lid, onder a,
worden ingediend gedurende het tijdvak 1 maart 2010 tot en met 31 mei
2010.
- 5
Subsidieaanvragen voor de tender als genoemd in het derde lid, onder b,
worden ingediend gedurende het tijdvak 1 augustus 2010 tot en met 30
september 2010.
- 6
Subsidieaanvragen voor de tender als genoemd in het derde lid, onder d,
worden ingediend gedurende het tijdvak 1 maart 2011 tot en met 31 mei
2011.
- 7
Subsidieaanvragen voor de tender als genoemd in het derde lid, onder e,
worden ingediend gedurende het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31
december 2012.
Artikel 9 Subsidieplafond
- 1
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de tender 1 maart
2010 tot en met 31 juli 2010 vast op € 195.765.
- 2
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de tender 1
augustus 2010 tot en met 30 november 2010 vast op € 0.
- 3
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de tender 1 maart
2011 tot en met 31 juli 2011 vast op € 0.
- 4
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de tender 1
augustus 2011 tot en met 30 november 2011vast op € 0.
- 5
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de tender 1
januari 2012 tot en met 31 december 2012 vast op € 0.
Artikel 10 Subsidiehoogte
- 1
Indien het project gericht is op inwoners van één gemeente, bedraagt de
hoogte van de subsidie 25% van de totale subsidiabele projectkosten, met
een maximum van € 50.000 per aanvraag.
- 2
Indien het project gericht is op inwoners van meerdere gemeenten,
bedraagt de hoogte van de subsidie 80% van de totale subsidiabele
projectkosten, met een maximum van € 50.000 per aanvraag.
Artikel 11 Afwegingscriteria subsidieaanvragen
- 1
Indien de subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd
in artikel 9 te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen
van de volgorde van behandeling een afweging tussen de verschillende
aanvragen op basis van de volgende afwegingscriteria:
- a.
mate waarin het project meerwaarde heeft ten opzichte van
bestaande projecten, te waarderen met maximaal 10 punten;
- b.
verwachte effectiviteit van het project op de deelnemers, te
waarderen met maximaal 10 punten;
- c.
bereik in relatie tot de kosten, te waarderen met maximaal 10
punten;
- d.
waarschijnlijkheid dat het project na afloop van de subsidie
voortgezet wordt, te waarderen met maximaal 10 punten;
- e.
mate waarin het initiatief bij de eindgebruiker ligt, te
waarderen met maximaal 10 punten;
- f.
mate waarin het project past binnen de landelijk vastgestelde
prioritaire thema’s in het kader van de rijksnota “Kiezen, leren
en meedoen”, te waarderen met maximaal 10 punten;
- g.
overdraagbaarheid van de resultaten, te waarderen met maximaal
10 punten.
- 2
Indien aanvragen na weging als bedoeld in het eerste lid, gelijk
scoren, worden deze aanvragen gehonoreerd op basis van volgorde van
ontvangst.
- 3
Voor de toepassing van het tweede lid geldt als datum van ontvangst de
datum waarop de aanvraag volledig is.
Artikel 12 Subsidieverlening
- 1
Gedeputeerde Staten beslissen binnen 8 weken na de uiterste
indieningsdatum zoals bedoeld in artikel 8, vierde tot en met zevende
lid, op de subsidieaanvraag.
- 2
De termijn als bedoeld in het eerste lid kan eenmalig verdaagd worden
met een termijn van maximaal 8 weken.
Artikel 13 Verplichtingen van de
subsidie-ontvanger
Aan de subsidie-ontvanger kunnen in ieder geval de volgende verplichtingen
worden opgelegd:
- a.
indien de aanvrager een positief exploitatiesaldo over het
gesubsidieerde project heeft, wordt de subsidie terugbetaald naar
verhouding van het provinciale subsidie-aandeel in de totale
subsidie-inkomsten;
- b.
bij de uitvoering van het project wordt gebruik gemaakt van
ervaringen elders en reeds bestaande producten;
- c.
het product wordt aan anderen ter beschikking gesteld;
- d.
tussentijds worden voortgangsrapportages ingediend;
- e.
bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt voor het
financieel verslag en het activiteitenverslag gebruik gemaakt van
een vastgesteld format;
- f.
het activiteitenverslag wordt aan anderen ter beschikking
gesteld;
- g.
het product of informatie hierover wordt opgenomen in een database
of website;
- h.
het project is uiterlijk op 31 december 2012 afgerond.
Artikel 14 Bevoorschotting en betaling
- 1
De verleende subsidie kan op verzoek van de subsidieaanvrager voor
maximaal 80% van het subsidiebedrag door Gedeputeerde Staten worden
bevoorschot.
- 2
Na vaststelling van de subsidie wordt het restantsubsidiebedrag
betaald.
Artikel 15 Hardheidsclausule
Gedeputeerde Staten kunnen in individuele gevallen bepalingen in deze
regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing
gelet op het belang van het stimuleren van projecten gericht op natuur- en
milieueducatie zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 16 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 17 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling natuur- en
milieueducatie Noord-Brabant.
Bijlage I behorende bij artikel 5, onder b, onderdeel
2:
Leefstijlen 1 )
Buitenstaanders (Moderne Burgerij,
Gemaksgeoriënteerden)
Sleutelbegrippen: ongeïnteresseerd, negatief t.a.v. verantwoordelijkheid,
wantrouwig, vermaak, op zoek naar leiderschap Benaderen door: direct
confronteren, noodzaak maar ook gemak laten zien, amuseren % van de bevolking
Nederland: 32,7 Brabant: 42,7
Pragmatici (Postmoderne Hedonisten, Opwaarts
Mobielen)
Sleutelbegrippen: materialisme, eigen belang, betrokken maar ‘op afstand’,
selectief maar wél geïnformeerd. Benaderen door: kernachtig informeren,
overtuigen % van de bevolking Nederland: 24,6 Noord-Brabant: 23,8
Plichtsgetrouwen' (Traditionele
Burgerij)
Sleutelbegrippen: traditioneel, lokaal denkend, gezagsgetrouw, lokale media.
Benaderen door: dichtbij te brengen, concreet, persoonlijke context, persoonlijk
contact % van de bevolking Nederland: 12,8 Noord-Brabant: 9,5
Verantwoordelijken (Postmaterialisten, Nieuwe Conservatieven,
Kosmopolieten)
Sleutelbegrippen: algemeen belang, betrokkenheid, interactie,
maatschappijkritiek Benaderen door: internet, open uitnodiging, informeren en
toelichten % van de bevolking Nederland: 29,8 Noord-Brabant: 24
1 ) Deze indeling in leefstijlen is gebaseerd op het Mentality-model
van bureau Motivaction