§ 2.1 PVVP
PVVP 1998
Het PVVP bevat een visie over de hiërarchische opbouw van het hoofdwegennet in Noord-Brabant. Het rijk beheert en onderhoudt het hoofdwegennet (HWN), de provincie beheert en onderhoudt van het Regionaal Verbindende Net (RVN), met uitzonderingen in de stedelijke regio’s. De gemeenten beheren en onderhouden alle overige wegen. Het HWN en het RVN vormen tezamen een gesloten wegennet dat de mobiliteit en bereikbaarheid in Noord-Brabant moet waarborgen. Wegen die géén deel uitmaken van genoemd gesloten wegennet worden (te zijner tijd) overgedragen aan gemeenten. In een aantal gevallen moet eerst een reconstructie van het RVN plaatsvinden of moet eerst vervangende infrastructuur worden gerealiseerd.
PVVP 2006
In het kader van studies naar het Onderliggend Wegennet+ (OWN+) en naar een Beter Bereikbaar Brabant (BBB) hebben wij in samenwerking met gemeenten en het rijk nader onderzoek gedaan naar de functie en samenstelling van het huidige Brabants wegennet. In samenwerking met de GGA-regio’s heeft de provincie regionale netwerk-visies opgesteld. De netwerkvisies vormen de basisingrediënten bij het actualiseren van de hiërarchische opbouw van het wegennet. Het vaststellen hiervan zal in het kader van het nieuwe PVVP in 2006 plaatsvinden.
§ 2.2 Historisch overzicht
Voor verduidelijking van het tot dusver gevoerde beleid over overdrachten volgt hierna de relevante historische informatie.
Overdrachtenbeleid provinciale wegen 1973 - 1984
Totdat een grootschalige landelijke sanering van het wegenbeheer werd aangekondigd, hanteerde de provincie de Nota Overdacht Wegen. Dit beleid heeft Provinciale Staten in 1973 vastgesteld. Op hoofdlijnen betekende dit:
- -
Overdrachten geschieden alleen op basis van vrijwilligheid;
- -
De provincie betaalt aan de gemeente een volledige vergoeding van onderhoudskosten, niet door jaarlijkse betalingen, maar door een éénmalige afkoopsom;
- -
De afkoopsom bestaat uit het gekapitaliseerde bedrag van de onderhoudskosten plus een vergoeding voor het in goede staat van onderhoud brengen van de weg of het wegvak;
- -
De eigendomsoverdracht van de weg of het wegvak geschiedt om niet.
In bijzondere gevallen leverde de provincie maatwerk. In goed overleg maakte de provincie dan andere afspraken. Bijvoorbeeld: de provincie droeg een weg om niet over naar de gemeente waarbij de provincie vervangende infrastructuur aanlegde. Een en ander geheel in lijn met het gestelde in de artikelen 19 en 20a van de Wegenwet.
Overdrachtenbeleid provinciale wegen 1984 - 1993
In 1982 maakte het rijk bekend dat zij een landelijke sanering van het wegenbeheer voorbereidde. De beleidsvoornemens werden in het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV) geformuleerd. Het rijk benaderde het vraagstuk over het wegenbeheer vanuit een andere invalshoek. De wegen werden als volgt verdeeld:
- -
Primaire wegen bij het rijk;
- -
Secundaire en tertiaire wegen bij de provincies;
- -
Overige wegen bij de gemeenten.
Gelijktijdig met de landelijke sanering zou de financiering van het wegenbeheer worden herzien, de Wet Uitkering Wegen (WUW) zou vervallen. De operatie is afgerond op 1 januari 1993.
Voor de periode tot afronding van de WHW in 1984 heeft de provincie een nieuw overdrachtenbeleid ontwikkeld: het Interim-beleid overdracht provinciale wegen aan gemeenten. Provinciale Staten hebben dit op 14 maart 1984 vastgesteld. Uitgangspunt bij dit beleid was de voornoemde toekomstige verdeling van het wegenbeheer. De hoofdlijnen uit dit beleid zijn: - Tot de inwerkingtreding van de Saneringswet wordt het sedert 1973 gevoerde actieve overdrachtenbeleid (inclusief afkoopsommen) niet voortgezet;
- -
Indien een gemeente niet bereid is af te zien van een afkoopsom, zal de provincie de landelijke sanering afwachten en tot die tijd haar onderhoudsplicht nakomen;
- -
In geval van uitgesteld onderhoud en/of herinrichting kan de overdracht gepaard gaan met een financiële bijdrage van de provincie aan de gemeente. In zulke gevallen nemen partijen een voorwaarde betreffende de bestemming van de financiële bijdrage op in de overdracht;
- -
Alvorens de provincie in de toekomst werken ter hand neemt die resulteren in een omlegging van het doorgaande verkeer, maakt de provincie vooraf met het gemeentebestuur afspraken over de overdracht zonder afkoopsom van het af te snijden wegvak.
Overdrachtenbeleid provinciale wegen na 1993
Het provinciale wegennet in deze periode was gebaseerd op de zogenaamde ‘Kernentheorie’: provinciale wegen verbinden kern met kern. Trajecten door bebouwde kommen werden gezien als een verantwoordelijkheid van gemeenten.
De eerste jaren na afronding van de WHW in 1993 heeft de provincie relatief weinig wegen overgedragen. Met de vaststelling van het RVN in het kader van het PVVP in 1998 kwam daar verandering in. Het RVN vormde met het rijkswegennet een gesloten netwerk. De wegen van het RVN, met uitzondering van de wegen in de stedelijke regio’s, zijn voortaan de wegen die de provincie (in de toekomst) beheert en onderhoudt. Het rijk beheert en onderhoudt de stroomwegen, de gemeenten beheren en onder-houden de overige wegen.
Nieuwe richtlijnen inzake overdracht van wegen
Na afronding van de WHW hebben Rijkswaterstaat en de overkoepelende instanties van provincies (Interprovinciaal Overleg Provincies, IPO), gemeenten (Vereniging van Nederlandse Gemeenten, VNG) en waterschappen (Unie van Waterschappen) nieuwe landelijke richtlijnen voor de overdracht van wegen na de effectuering van de WHW opgesteld. De nieuwe richtlijnen waren in 1998 in concept gereed.
De nieuwe richtlijnen bevatten onder andere:
- -
Een inventarisatie van mogelijke overdrachtssituaties;
- -
Een overzicht van financiële uitgangspunten;
- -
Een voorstel voor aanpassing van de formule ter bepaling van de afkoopsom van toekomstig onderhoud.
De richtlijnen benadrukken bovendien dat overdracht van wegen voornamelijk een kwestie is van maatwerk en goed overleg tussen betrokken partijen.
Zowel het IPO als de VNG als de Unie van Waterschappen hebben zich uitgesproken vóór toepassing van deze richtlijnen. Rijkswaterstaat was grotendeels akkoord met de richtlijnen. Rijkswaterstaat was niet akkoord met de nieuwe formule voor het bepalen van een afkoopsom. Rijkswaterstaat was het in het bijzonder niet eens met de factor om met behulp van een berekende jaarlijkse vergoeding een éénmalige afkoopsom te bepalen (kapitalisatiefactor). Het meningsverschil tussen de betrokken partijen is niet opgelost, waardoor de richt-lijnen niet formeel vastgesteld zijn.
Hoewel de nieuwe richtlijnen niet formeel zijn vastgesteld, gebruikt de provincie de inhoud ervan bij wegoverdrachten.