§ 3.3 De keuzen van EHK-profielen
Conform uitgangspunt B gaat het provinciale beleid over de EHK in principe uit van de Richtlijn EHK. Deze richtlijn geeft maatgevende (maximum en minimum) dwars-profielen bij de diverse wegcategorieën (enkelbaans SW, GOW en ETW), waarbinnen de nieuwe configuraties van wegbelijning zijn toe te passen. In acht genomen de afwijkingen van de Richtlijn EHK die de provincie hanteert, heeft de provincie voor een aantal dwarsprofielen van GOW’s gekozen. Binnen deze dwarsprofielen kan de provincie de navolgende wegbelijning toepassen.
Voor een goed begrip van de in tekeningen weergegeven dwarsprofielen geldt het volgende
Bestaande wegen buiten de bebouwde kom, gewenst profiel 7,50 meter
De opbouw van het dwarsprofiel geschiedt conform de Richtlijn EHK, met een ruimte van 0,80 meter tussen de dubbele asmarkering.
Bestaande wegen buiten de bebouwde kom, minimum profiel 6,85 meter
De opbouw van het dwarsprofiel heeft een ruimte van 0,15 meter tussen de dubbele asmarkering. Dit profiel wijkt af van de CROW-richtlijn. De provincie heeft voor dit minimum gekozen, omdat hierdoor een aanzienlijk extra deel van het wegennet met de nieuwe wegbelijning kan worden uitgerust, zonder afbreuk te doen aan de verkeersveiligheid.
Bovenstaande maatvoeringen voor de belijningen gelden alleen voor het aanbrengen van de EHK op indien de breedte van de weg het toelaat.
In het geval de provincie , gaat de provincie uit van een profiel dat ligt tussen het CROW-minimumprofiel (breedte 7,20 meter, tussenruimte middenbelijning 0,50 meter) en het CROW-maximumprofiel (breedte 7,50 meter, tussenruimte middenbelijning 0,80 meter).
Bestaande en nieuwe wegen binnen de bebouwde kom, gewenst GOW-profiel 6,70 meter
De opbouw van het dwarsprofiel voorziet in een ruimte van 0,60 meter tussen de dubbele asmarkering.
Bestaande en nieuwe wegen binnen de bebouwde kom, gewenst GOW-profiel 6,20 meter
De opbouw van het dwarsprofiel heeft een ruimte van 0,10 meter tussen de dubbele asmarkering. Dit dwarsprofiel is breder dan het CROW-minimum van 5,80 meter. Verkeersveiligheidsoverwegingen zijn voor deze keuze aanleiding geweest.
Bij het ontbreken van de harde kantopsluiting en goot past de provincie een onderbroken kantmarkering toe van 0,10 meter breed en een redresseerstrook van minimaal 0,15 meter.
Onderstaande tabel vat de mogelijke EHK-dwarsprofielen samen.
Tabel 2: Mogelijke EHK-dwarsprofielen samengevat
| Rijstrook-breedte (a) | Markerings-breedte (b) | Tussenruimte middenbelijning (c) | Redresseer-strookbreedte (d) |
---|
Bestaande GOW buiten bebouwde kom | 2,75 meter | 0,15 meter | Min. 0,15 meter | Min. 0,30 meter |
| | | Max. 0,80 meter | |
Nieuwe GOW buiten bebouwde kom | 2,75 meter | 0,15 meter | Min. 0,50 meter | Min. 0,30 meter |
| | | Max. 0,80 meter | |
GOW binnen bebouwde kom met kantopsluiting | 2,75 meter | 0,10 meter (geen kantmarkering) | Min. 0,10 meter | Gelijk aan gootbreedte (ca. 0,20 meter) |
| | | Max. 0,60 meter | |
GOW binnen bebouwde kom zonder kantopsluiting | 2,75 meter | 0,10 meter | Min. 0,10 meter | Min. 0,15 meter |
| | | Max. 0,60 meter | |
Rotondes
Voor markeringen op rotondes hanteert de provincie in principe tevens de onderbroken kantmarkeringen. De strookbreedte van 2,75 meter geldt niet nabij en op de rotondes. De manoeuvreerruimte van de maatgevende vrachtwagencombinaties is bepalend voor de strookbreedte die de provincie hanteert.
Overgangen in wegbreedte
In geval van een overgang waarbij de wegbreedte varieert zoekt de provincie haar speelruimte in de afstand tussen de middenbelijning en/of in de redresseerstrookbreedte.
Afstand tussen de dubbele asmarkering
De provincie tracht te voorkomen dat te grote afstanden tussen de dubbele asmarkeringen deze door de weggebruikers gezien of gebruikt wordt als derde rijstrook. De provincie hanteert daarom voor de verharde ruimte tussen de dubbele asmarkeringen een afstand van maximaal 0,80 meter.
Indien de provincie in voorkomend geval heeft gekozen voor een wegprofiel waarbij de afstand tussen de middenbelijning groter is dan 0,80 meter, dan richt de provincie deze tussenstrook in als een berm met begroeiing of als een berm met een verhoogde verharding. Inhalen is dan daar niet mogelijk. Bovendien zal de provincie dan de belijningen langs de middenberm uitvoeren als doorgetrokken (kant)strepen. Deze keuze hebben andere wegbeheerders ook toegepast, blijkende het onderzoek van VIA in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat /DGP naar de stand van zaken over de invoering van EHK . Bovenstaande keuzen passen binnen de uitspraken van het Gerechtshof Leeuwarden in dit kader .
Langzaam verkeer op gebiedsontsluitingswegen
De provincie staat idealiter geen motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/u (zoals landbouwvoertuigen), ruiters, vee, wagens, brommobielen, fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen toe op haar wegen . Hiervoor neemt zij de nodige verkeersbesluiten, zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer . Er zijn echter GOW’s in Noord-Brabant waar een dergelijk verbod nog niet geldt. Zou de provincie conform de Richtlijn EHK ononderbroken middenbelijning toepassen, dan mogen motorvoertuigen niet alleen elkaar niet onderling inhalen, maar ook het langzame verkeer niet. Dit kan verkeersveiligheids- en doorstromingsproblemen opleveren . Ter voorkoming hiervan kan de provincie daarom op die wegen toestaan dat motorvoertuigen het langzaam verkeer toch mogen inhalen. De provincie past dan dubbele onderbroken middenbelijning toe in combinatie met een verkeersbord met de betekenis “Verboden in te halen” en een onderbord met opschrift “Inhalen toegestaan”.
Kantmarkering ter plaatse van bruggen, viaducten en middengeleiders
Buiten de bebouwde kom past de provincie (ook) bij kantopsluitingen (waaronder bruggen en viaducten e.d.) een onderbroken kantmarkering toe conform de uitwerking van de CROW-richtlijn EHK van de betreffende weg. De provincie bevordert hiermee een eenduidig wegbeeld voor weggebruikers, wat de herkenbaarheid van de weg(categorie) vergroot. Binnen de bebouwde kom bij een verhoogde band met goot past de provincie geen kantmarkering toe. De vormgeving met goot attendeert de weggebruikers voldoende op een verhoogde kantopsluiting. Bij verhoogde banden van middengeleiders en/of eilanden past de provincie een doorgetrokken kantmarkering toe, die aan het einde van het puntstuk overgaat in onderbroken asmarkering.
Wegen smaller dan het Noord-Brabantse minimumprofiel
GOW’s die smaller zijn dan het Noord-Brabantse minimumprofiel kunnen wat betreft de belijning niet ingericht worden als een gebiedsontsluitingsweg. Die gevallen vereisen maatwerk, waarbij de provincie bijvoorbeeld kan kiezen om de weg niet te wijzigen, in afwachting op een toekomstige reconstructie dan wel om het betreffende wegvak in te richten als een ETW.