Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene bijdrageverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten samen met de mobiliteitsregio’s regionale mobiliteitsprogramma’s
hebben vastgesteld en in dat kader jaarlijks bijdragen willen verstrekken voor het
verbeteren van de mobiliteit in de provincie Noord- Brabant;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Toelichting behorende bij de Bijdrageregeling regionale mobiliteitsprogramma's Noord-Brabant
2022
I. Algemeen deel
Achtergrond
De provincie Noord-Brabant heeft in het Beleidskader Mobiliteit: koers 2030 een koers
uitgezet om samen met haar partners Brabant klaar te maken voor het mobiliteitssysteem
van de toekomst. Dat is nodig om de transitie naar een veilig, samenhangend, robuust
en betrouwbaar, voor iedereen toegankelijk en schoon, stil en gezond mobiliteitssysteem
te versnellen.
In het Beleidskader is aangegeven dat de provincie dit beleidskader zal uitwerken
door onder andere intensief samen te werken met de vier Brabantse regio’s Noordoost-Brabant,
Zuidoost-Brabant, Hart van Brabant en West-Brabant door middel van het opstellen van
gemeenschappelijke mobiliteitsagenda’s en -programma’s. In de Regionale Mobiliteitsagenda’s
zijn de opgaven benoemd waaraan provincie en regio willen werken. In de regionale
Mobiliteitsprogramma’s zijn deze gemeenschappelijke opgaven vertaald in deelprogramma’s.
Daarbij zijn ook afspraken gemaakt over de inzet van (provinciale) middelen. Zo worden
de Brabant-brede ambities vertaald naar maatwerk per regio in de uitvoering met aandacht
voor verschillen en eigen accenten per regio.
Tijdens de Ontwikkeldagen van november/december 2020 zijn voor de eerste keer Regionale
Mobiliteitsagenda’s en -programma’s vastgesteld. Dit is de start van een programmatische
samenwerking waarbij provincie en regio’s koersvast zijn op het bereiken van de gemeenschappelijke
doelen (de agenda) en adaptief en flexibel zijn wat betreft de inzet van maatregelen,
activiteiten en projecten (het programma). Het Beleidskader Mobiliteit is het ijkpunt
voor de provinciale inzet in deze regionale samenwerking én tegelijkertijd ook het
resultaat ervan omdat het Beleidskader Mobiliteit mede is gevoed door de gesprekken
met de Brabantse regio’s over de regionale mobiliteitsagenda’s.
In de samenwerking met medeoverheden past bij een wederkerige en opgavegerichte manier
van werken een bijdrage beter dan een subsidie. De provincie wil haar middelen flexibeler
en efficiënter kunnen inzetten, gericht op de gezamenlijke aanpak van integrale opgaven.
Op basis van de Algemene Bijdrageverordening Noord-Brabant is het mogelijk om provinciale
bijdragen te verlenen aan medeoverheden ten behoeve van (deel-)programma’s met een
duidelijk doel en een heldere scope, waarbij binnen (de uitvoering van) dat programma
ruimte is om gelden te besteden aan die projecten of activiteiten die het beste bijdragen
aan de afgesproken doelen.
Deze manier van bekostigen wordt toegepast op de mobiliteitsafspraken die met de verschillende
regio’s worden gemaakt in de regionale mobiliteitsprogramma’s. De mate waarin de provincie
bijdraagt hangt af van het provinciale belang en haar verantwoordelijkheid en wordt
per regio vastgelegd in deze specifieke bijdrageregeling. De opzet van deze bijdrageregeling
is erop gericht om de administratieve lasten voor provincie en samenwerkingspartners
tot een minimum te beperken.
Juridisch
Deze bijdrageregeling is vastgesteld op grond van de Algemene bijdrageverordening
Noord-Brabant (Abv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van
de bijdrage niet in de bijdrageregeling zijn vastgelegd, maar in de Abv. In de Abv
staat onder meer wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene
verplichtingen voor de bijdrageontvanger, zoals de meldingsplicht. Voor een goed begrip
van deze bijdrageregeling is dus bestudering van de Abv noodzakelijk.
Meldingsplicht
Artikel 10 van de Abv verplicht de bijdrageontvanger om alle ontwikkelingen die van
invloed kunnen zijn op de hoogte van de bijdrage te melden. Hierbij wordt uitgegaan
van de voorwaarden en verplichtingen die aan de bijdrage zijn gesteld. De bijdrageontvanger
doet onverwijld melding aan Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen hierop
naar bevind van zaken handelen. Een dergelijke melding kan leiden tot het intrekken
of wijzigen van de bijdrageverlening, het opschorten van voorschotten of het aanpassen
van verplichtingen of het lager of zelfs op nihil vaststellen van de bijdrage. De
meldingsplicht geldt gedurende het hele proces van bijdrageverstrekking, dus vanaf
de bijdrageverlening tot aan de bijdragevaststelling. Indien er geen melding is gedaan
en pas bij een aanvraag voor vaststelling of bij een steekproef blijkt dat er wel
een melding gedaan had moeten worden, kan dit leiden tot volledige terugvordering
inclusief wettelijke rente. In geval van misbruik wordt dit geregistreerd.
II. Artikelsgewijs deel
Artikel 11 Verantwoording
Aan het einde van het project vindt verantwoording plaats op basis van een door Gedeputeerde
Staten vastgestelde format gereedmelding. Uit deze gereedmelding dient te blijken
of het deelprogramma of het project geheel, gedeeltelijk of niet is uitgevoerd.
Is het deelprogramma of het project gedeeltelijk of niet uitgevoerd, dan volgt na
overleg met de deelprogrammatrekker terugvordering van (een deel) van de toegekende
bijdrage.
In het geval de bijdrage (gedeeltelijk) bestaat uit rijksmiddelen dient de besteding
van de bijdrage via de SiSa-systematiek (Single information Single audit) opgenomen
te worden als bijlage in de jaarrekening.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter,
mr. I.R. Adema
de secretaris,
drs. M.J.A. van Bijnen MBA