De hoor- en adviescommissie voor bezwaarschriften en klachten Noord-Brabant;
Overwegende dat in Nederland nog altijd een uitzonderlijke situatie bestaat door de
uitbraak van het Coronavirus, met meerdere (nieuwe) varianten, en dat door het RIVM-adviezen
en richtlijnen zijn uitgebracht en door de Nederlandse regering en de diverse Veiligheidsregio’s
maatregelen zijn getroffen om verdere verspreiding van het virus te voorkomen;
Overwegende dat de hoor- en adviescommissie bij besluit van 7 april 2020 een procesregeling
(Pb 2020 nr. 2573, 1 mei 2020) heeft vastgesteld en dat daarnaast, vanwege de uitzonderlijke
situatie door het uitbreken van het Coronavirus, twee additionele procesregelingen
zijn vastgesteld, waarvan de laatste additionele procesregeling (Pb 2020 nr. 7021,
7 oktober 2020) met ingang van 1 maart 2021 komt te vervallen;
Overwegende dat de hoor- en adviescommissie vanwege de aanhoudende situatie opnieuw
tijdelijke regels wenst vast te leggen voor de wijze waarop zij gebruik maakt van
de in het procesrecht (Awb) neergelegde bevoegdheden ten aanzien van het horen ten
behoeve van de behandeling van bezwaarschriften, administratief beroepschriften en
klachten bij de provincie Noord-Brabant;
Overwegende dat dit het noodzakelijk maakt dat de hoor- en adviescommissie haar werkwijze
aanpast, zodat het fysiek horen van partijen kan worden vervangen door het horen met
gebruikmaking van een digitale omgeving;
Overwegende dat het noodzakelijk is hiertoe de onderliggende procesregeling van 7
april 2020 aan te vullen met de onderhavige procesregeling;
Besluit vast te stellen de volgende regeling: