Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 10 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat het gezien het aantal wijzigingen wenselijk is de Regeling uniforme
kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017 in te trekken en
een nieuwe regeling vast te stellen voor kostenbegrippen alsmede de berekeningswijzen
die de subsidieaanvrager bij het berekenen van de subsidiabele uurtarieven van arbeids-
en personeelsuren hanteert;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Toelichting behorende bij de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen
uurtarieven subsidies Noord-Brabant
I. Algemeen
Artikel 10 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (hierna: Asv) bevat de
grondslag voor Gedeputeerde Staten om regels te stellen met betrekking tot de door
de subsidieaanvrager bij het berekenen van de subsidiabele kosten te hanteren uniforme
kostenbegrippen en berekeningswijzen. Deze regels zijn momenteel opgenomen in de Regeling
uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017. De recente
wijziging van de Asv met ingang van 24 juli 2020 1 en de evaluatie van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies
Noord-Brabant 2017, hebben aanleiding gevormd voor de onderhavige regeling. Met deze
regeling wordt de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies
Noord-Brabant 2017 ingetrokken. Dit ligt voor de hand gelet op het aantal wijzigingen
(in verhouding tot het beperkt aantal artikelen). Inhoudelijk zijn echter geen grote
wijzigingen aangebracht ten opzichte van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen
subsidies Noord-Brabant 2017. Het gaat voornamelijk om technische wijzigingen alsmede
wijzigingen in de opbouw.
Onderhavige regeling sluit aan bij aanwijzing 19 van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking,
zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling van de Minister-President, Minister
van Algemene Zaken, van 15 december 2009, nr. 3086451, houdende vaststelling van Aanwijzingen
voor subsidieverstrekking (ook wel bekend als het “Uniform subsidiekader” (USK)).
Met deze regeling worden forfaitaire elementen geïntroduceerd die een hulpmiddel zijn
om de bepaling van de subsidiabele kosten, en daarmee van het subsidiebedrag, te vereenvoudigen
en te uniformeren. Artikel 2 bevat de kostenbegrippen die de subsidieaanvrager bij
de berekening van de subsidiabele kosten dient te hanteren. Hiermee wordt een verschillende
uitleg van begrippen voorkomen. In de artikelsgewijze toelichting is een nadere toelichting
opgenomen ten aanzien van enkele begrippen.
II. Artikelsgewijs
Artikel 2 Te hanteren kostenbegrippen
De in dit artikel opgenomen begrippen sluiten aan bij de begrippen zoals opgenomen
in aanwijzing 19 van het USK.
Onder a (aantal direct productieve uren per jaar)
Dit begrip vormt de basis voor de berekening van het uurtarief bij de integrale kostenberekeningswijze.
Het aantal uren per dag is bijvoorbeeld 7,2 uren bij een 36-urige werkweek.
Onder b (afschrijvingskosten)
Opgemerkt zij dat de subsidieaanvrager voor de berekening van de hoogte van de afschrijvingskosten
de afschrijvingsmethode kan hanteren die binnen de organisatie gangbaar is, mits algemeen
geaccepteerd (bijvoorbeeld lineair afschrijven of afschrijven met een vast percentage
van de boekwaarde). Voor de uiteindelijke toerekening van afschrijvingskosten zal
rekening moeten worden gehouden met de subsidieperiode en de mate van gebruik van
het actief ten behoeve de subsidiabele activiteiten.
Onder c (arbeids- en personeelsuren)
In het begrip “arbeids- en personeelsuren” is opgenomen dat het gaat om uren van personeel
van de subsidieaanvrager. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat subsidie ook kan
worden aangevraagd door een samenwerkingsverband. Het kan daarbij gaan om een samenwerkingsverband
van rechtspersonen, een samenwerkingsverband van rechtspersonen en natuurlijke personen
of een samenwerkingsverband van alleen natuurlijke personen. Onder het begrip “arbeids-
en personeelsuren” vallen derhalve de uren van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.
Bij uren van personeel dat niet in loondienst is, gaat het bijvoorbeeld om uitzendkrachten
en interimpersoneel. De inzet van een eigenaar (al dan niet in loondienst) kan eveneens
worden meegenomen bij de “arbeids- en personeelsuren”.
Onder d (bijdrage in natura)
Uitgangspunt is dat de te verstrekken subsidie niet meer kan bedragen dan de subsidiabele
kosten minus de bijdrage in natura. Het voornemen is om dit bij een toekomstige wijziging
in de Asv te verankeren.
Onder e (directe kosten)
Bij directe kosten kan het gaan om kosten van een kostendrager en kosten derden.
Onder f (economische levensduur)
De eventuele restwaarde na de economische levensduur hoort niet tot de subsidiabele
kosten en dient dus in mindering te worden gebracht.
Onder i (indirecte kosten)
Indirecte kosten worden via toerekening van een kostendrager aan de subsidiabele activiteit
toegerekend.
Onder l (kosten derden)
Het gaat hierbij bijvoorbeeld om kosten van gehele of gedeeltelijke uitbesteding door
de subsidieaanvrager van een deel van de subsidiabele activiteit of kosten van voor
de subsidiabele activiteit geleverde goederen en diensten. Zoals opgemerkt bij de
artikelsgewijze toelichting op onderdeel c (arbeids- en personeelsuren) kan een subsidieaanvrager
ook een samenwerkingsverband zijn. Onderlinge leveringen tussen deelnemers van een
samenwerkingsverband vallen dan ook niet onder het begrip “kosten derden”.
Onder o (out-of-pocket kosten)
Bij dergelijke kosten kan het bijvoorbeeld gaan om parkeer- of lunchkosten van relatief
geringe omvang die door de subsidieaanvrager worden vergoed aan personen of ondernemingen
die werk voor hen verrichten.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter,
mr. I.R. Adema
de secretaris,
drs. M.J.A. van Bijnen MBA