Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
actieve landbouwer: landbouwer die bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven met zijn bedrijf waarvan
landbouwactiviteit de hoofdactiviteit is;
Catalogus Groenblauwe Diensten: set van steunmaatregelen waaraan de Europese Commissie met het goedkeuringsbesluit
SA.44848 goedkeuring heeft verleend;
element: element zoals omschreven in bijlage 3 bij deze regeling;
EVZ: ecologische verbindingszone, zijnde een gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen
zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden, en dat is
opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;
grote onderneming: onderneming die niet aan de criteria, bedoeld in bijlage I bij de landbouwgroepsvrijstellingsverordening
voldoet;
Kaderrichtlijn Water: Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot
vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid
(PbEU 2000, L 327);
landbouwgrond: grond waarop enige vorm van landbouw wordt of onmiddellijk kan worden uitgeoefend;
landbouwsteunkader: Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector
en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014, C 204);
Natuurnetwerk
Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang
is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd
in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;
verordening 1305/2013: Verordening (EU) 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december
2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor
plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005
van de Raad (PbEU 2013, L 347);
verordening 1306/2013: Verordening (EU) 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december
2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94,
(EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de
Raad (PbEU 2013, L 347);
verordening 1307/2013: Verordening (EU) 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december
2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers
in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot
intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009
van de Raad (PbEU 2013, L 347).
Bijlage 3 als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder d, van de Subsidieregeling
stimuleringskader landschap Noord-Brabant
Beheerpakketten
|
DEFINITIES
|
L1: HOUTWAL EN HOUTSINGEL
|
L2: ELZENSINGEL
|
L3: BOSSINGEL EN BOSJE
|
L4: HAKHOUTBOSJE
|
L5: GRIENDJE
|
L6: STRUWEELHAAG
|
L7: KNIP- OF SCHEERHEG
|
L8: BOMENRIJ EN SOLITAIRE BOOM
|
L9: KNOTBOOM
|
L10: HOOGSTAMBOOMGAARD
|
L11: STRUWEELRAND
|
L12: POEL EN KLEIN HISTORISCH WATER
|
L13: NATUURVRIENDELIJKE OEVER
|
L14: INFILTRATIEGREPPEL
|
L15: WATERBERGINGSVOORZIENING
|
G1: BOTANISCHE WEIDERAND
|
G2: BOTANISCHE HOOILANDRAND
|
G3: WILDE BIJENRAND OP GRASLAND
|
B1: WINTERVOEDSELRAND OP BOUWLAND
|
B2: WILDE BIJENRAND OP BOUWLAND
|
B3: PATRIJZENRAND OP BOUWLAND
|
B4: BLOEMENBLOK VOOR AKKERVOGELS OP BOUWLAND
|
W1: WANDELPAD OVER BOERENLAND
|
LIJST INHEEMSE SOORTEN, INDICATOR SOORTEN EN ZAADMENGSELS
|
Definities
Vrij liggend: als 75% of meer van de randlengte van het element grenst aan bouw- of grasland of
er een afstand tussen elementen is van tenminste 5 meter.
Cyclisch beheer: Beheer dat volgens een bepaalde regelmaat uitgevoerd moet worden om de verschijningsvorm
van het landschapselement in stand te houden. Tot cyclisch beheer behoren ondermeer:
het knotten van knotbomen, het afzetten van een hout-/elzensingel, het opschonen van
een poel.
Diameter: de doorsnee van een boom of struik gemeten door de omtrek van de boom op een meter
van het maaiveld te meten en te delen door π (3,14159)
Maaiveld: is bovenkant van niet afgegraven bodem
Natte oppervlakte: oppervlakte van zichtbaar water
L1: Houtwal en houtsingel
Afbakening
- •
Een houtwal of houtsingel is een vrij liggend lijnvormig en aaneengesloten landschapselement,
al dan niet groeiend op een aarden wal, met een opgaande begroeiing van inheemse bomen
en/of struiken.
- •
Het doel van het beheer van het element is het behoud van de karakteristieke uitstraling
en natuurlijke waarde door het element als hakhout te beheren en het periodiek afzetten
van het element (cyclisch beheer). De cyclus varieert tussen de 10 en 25 jaar.
- •
Een houtwal of houtsingel is minimaal 25 meter lang en maximaal 20 meter breed.
- •
Bij de ontsluiting van een perceel kunnen twee beheereenheden, met een afstand van
minder dan 5 meter, als één beheereenheid worden aangevraagd.
- •
Elzensingels bestaande uit een enkele rij horen niet tot dit beheertype, maar tot
het beheertype Elzensingel.
- •
Windsingels om boomgaarden en kwekerijen horen niet tot dit beheertype.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Op locatie van aanplant is de afgelopen 5 jaar geen bos of struweel aanwezig geweest.
- •
Aanplant met 2- en/of 3-jarig inheems bosplantsoen.
- •
Plantverband van minimaal 1,25 m x 1,25 meter of 1,50 m x 1,00 meter en maximaal 2,00
m x 2,00 meter.
- •
Raster minimaal op 1 meter uit de voet van de buitenste rij indien perceel beweid
wordt.
Beheervoorschriften
- •
Ten minste 75% van de oppervlakte van het element wordt als hakhout beheerd. De gemiddelde
diameter van het hakhout, behoudens de eventuele overstaanders, is maximaal 15 cm
op 1 m boven de hakhoutstoof (beheereenheden met grotere dikte dienen afgezet te worden).
- •
Snoeiwerkzaamheden worden uitgevoerd in de periode tussen 1 november en 15 maart;
takken die over aangrenzende percelen hangen mogen het hele jaar worden teruggesnoeid.
- •
Snoeihout mag op stapels of rillen in het element verwerkt worden voor zover het de
stoven die opnieuw uit moeten lopen die opnieuw uit moeten lopen niet schaadt. Als
snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van Japanse duizendknoop.
- •
Ongewenste houtsoorten, zoals Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, robinia en ratelpopulier
mogen mechanisch (uitgraven, afzagen, uitfrezen) worden bestreden.
- •
Grondbewerking van aanliggende landbouwgrond mag niet leiden tot schade aan het element.
- •
Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in het element.
- •
Het element mag niet worden beschadigd door vee. Een raster ter bescherming mag niet
aan het houtgewas bevestigd worden.
- •
Niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Specifieke beheervoorschriften
- •
L1b : Elementen langer dan 100 m worden in minimaal twee fasen afgezet. Ca. 50% van
het element wordt het ene jaar afgezet en ca. 50% wordt minimaal 2 jaar later afgezet.
- •
L1b: Het element dient gedurende de contractperiode te worden afgezet.
Aan te vragen pakketten
L2: Elzensingel
Afbakening
- •
Een elzensingel is een vrij liggend lijnvormig en aaneengesloten éénrijig landschapselement
dat grotendeels bestaat uit zwarte els.
- •
Het doel van het beheer van het element is het behoud van de karakteristieke uitstraling
en natuurlijke waarde dit wordt bereikt door het element als hakhout te beheren en
het periodiek af te zetten (cyclisch beheer). De cyclus varieert tussen de 6 en 21
jaar.
- •
Een elzensingel is minimaal 25 meter lang en maximaal 3 meter breed.
- •
Bij de ontsluiting van een perceel kunnen twee beheereenheden, met een afstand van
minder dan 5 meter, als één beheereenheid worden aangevraagd.
- •
Losse bomenrijen horen niet tot dit beheertype, maar tot het beheertype bomenrij/solitaire
boom.
- •
Windsingels om boomgaarden en kwekerijen die geschoren worden, horen niet tot dit
beheertype.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Op locatie van aanplant is de afgelopen 5 jaar geen bos of struweel aanwezig geweest.
- •
Aanplant met 2- en/of 3-jarig inheems bosplantsoen.
- •
Minimaal 100 stuks planten per 100 meter elzensingel aanplanten.
- •
Raster minimaal op 1 meter uit de voet van de rij indien perceel beweid wordt.
Beheervoorschriften
- •
Tenminste 75% van de lengte van het element wordt als hakhout beheerd. De gemiddelde
diameter van het hakhout, behoudens de eventuele overstaanders, is maximaal 15 cm
op 1 m boven de hakhoutstoof (beheereenheden met grotere dikte dienen afgezet te worden).
- •
Snoeiwerkzaamheden worden uitgevoerd in de periode tussen 1 november en 15 maart;
takken die over aangrenzende percelen hangen mogen het hele jaar worden teruggesnoeid.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van Japanse duizendknoop.
- •
Ongewenste houtsoorten, zoals Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, robinia en ratelpopulier
mogen mechanisch (uitgraven, afzagen, uitfrezen) worden bestreden.
- •
Grondbewerking van aanliggende landbouwgrond mag niet leiden tot schade aan het element.
- •
Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid.
- •
Het element mag niet worden beschadigd door vee. Een raster ter bescherming mag niet
aan het houtgewas bevestigd worden.
- •
Niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Specifieke beheervoorschriften
- •
L2b: Elzensingels langer dan 100 meter worden in minimaal twee fasen afgezet. Ca.
50% van het element wordt het ene jaar afgezet en ca. 50% wordt minimaal 2 jaar later
afgezet.
- •
L2b: Elzensingel dient gedurende de contractperiode te worden afgezet.
Aan te vragen pakketten
L3: Bossingel en bosje
Afbakening
- •
Een bossingel is een vrij liggend lijnvormig en aaneengesloten landschapselement met
een opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken.
- •
Het doel van het beheer van het element is het behoud van natuurlijke waarde en boskwaliteit
dit kan worden bereikt door de buitenrand (pleksgewijs) periodiek worden afgezet en
gesnoeid
- •
Doel van het onderhoud is het behoud van het ecosysteem en indien nodig herstel hiervan.
- •
Een bossingel is minimaal 25 meter lang en heeft een breedte van maximaal 20 meter.
- •
Bij de ontsluiting van een perceel kunnen twee beheereenheden, met een afstand van
minder dan 5 meter, als één beheereenheid worden aangevraagd.
- •
Een bosje is een vrij liggend vlakvormig en aaneengesloten landschapselement met een
opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken.
- •
Een bosje is minimaal 200 m2 en maximaal 5.000 m2 groot.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg bossingel
- •
Op locatie van aanplant is de afgelopen 5 jaar geen bos of struweel aanwezig geweest.
- •
Aanplant met 2- en/of 3-jarig inheems bosplantsoen.
- •
Plantverband van minimaal 1,25 m x 1,25 meter of 1,50 m x 1,00 meter en maximaal 2,00
m x 2,00 meter.
- •
Raster minimaal op 1 meter uit de voet van de buitenste rij indien perceel beweid
wordt.
Beheervoorschriften
- •
Overhangende takken kunnen gedurende het gehele jaar worden teruggesnoeid.
- •
Het element wordt voor maximaal 80% beheerd als bos met opgaande bomen.
- •
Randen van het element worden als hakhout beheerd (minimaal 20% hakhout).
- •
Ongewenste houtsoorten, zoals Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, robinia en ratelpopulier
mogen mechanisch (uitgraven, afzagen, uitfrezen) worden bestreden.
- •
Grondbewerking van aanliggende landbouwgrond mag niet leiden tot schade aan het element.
- •
Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid.
- •
Het element mag niet worden beschadigd door vee. Een raster ter bescherming mag niet
aan het element bevestigd worden.
- •
Niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Specifieke beheervoorschriften
Aan te vragen pakketten
L4: Hakhoutbosje
Afbakening
- •
Een hakhoutbos(je) is een vrij liggend vlakvormig landschapselement, met inheemse
bomen en/of struiken dat als hakhout wordt beheerd door periodiek afzetten van het
element (cyclisch beheer).
- •
Een hakhoutbosje is minimaal 100 m2 en maximaal 5.000 m2 groot. De minimale lengte
is 25 meter en maximale breedte 50 meter.
- •
Met langzaamgroeiende soorten wordt bedoeld dat de zomereik dominant is.
- •
Doel van het beheer van het element is het behoud van de traditionele hakhoutcultuur
en ecologische waarde wordt een hakhoutbosje bij overwegend langzaam groeiende soorten
wordt dit gedaan door om de 15 tot 25 jaar het element af te zetten (cyclisch beheer).
- •
Met snelgroeiende soorten wordt bedoeld dat zwarte els en/of gewone es dominant zijn.
- •
Doel van het beheer van het element is het behoud van de traditionele hakhoutcultuur
en ecologische waarde wordt een hakhoutbosje bij overwegend snelgroeiend soorten wordt
dit gedaan door om de 10 tot 20 jaar het element af te zetten (cyclisch beheer).
- •
Kleine vrij liggende bosjes zonder hakhoutbeheer of met een zeer beperkte vorm van
hakhoutbeheer behoren tot het beheertype Bossingel en bosje.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Op locatie van aanplant is de afgelopen 5 jaar geen bos of struweel aanwezig geweest.
- •
Aanplant met 2- en/of 3-jarig inheems bosplantsoen.
- •
Plantverband van minimaal 1,25 m x 1,25 meter of 1,50 m x 1,00 meter en maximaal 2,00
m x 2,00 meter.
- •
Raster minimaal op 1 meter uit de voet van de buitenste rij indien perceel beweid
wordt.
Beheervoorschriften
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van Japanse duizendknoop.
- •
Ongewenste houtsoorten, zoals Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Japanse duizendknoop,
robinia en ratelpopulier mogen mechanisch (uitgraven, afzagen, uitfrezen) worden bestreden.
- •
Grondbewerking van aanliggende landbouwgrond mag niet leiden tot schade aan het element.
- •
Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid.
- •
Het element mag niet worden beschadigd door vee. Een raster ter bescherming mag niet
aan het element bevestigd worden.
- •
Niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Specifieke beheervoorschriften
Aan te vragen pakketten
L5: Griendje
Afbakening
- •
Een griendje is een vrij liggend vlakvormig landschapselement met inheemse wilgensoorten.
- •
Het doel van het beheer van het element is het behoud en de instandhouding van de
karakteristieke uitstraling en de ecologische waarde. Dit wordt gereikt door het element
periodiek af te zetten. De cyclus varieert tussen de 3 en 5 jaar.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Op locatie van aanplant is de afgelopen 5 jaar geen bos of struweel aanwezig geweest.
- •
Aanplant met 2- 3 jarige onbewortelde wilgenstek.
- •
Plantverband van minimaal 1,15 m x 1,25 meter of 1,50 m x 1,00 en maximaal 2,00 m
x 2,00 meter.
- •
Raster minimaal op 1 meter uit de voet van de buitenste rij indien perceel beweid
wordt.
Beheervoorschriften
- •
Het element bestaat uit inheemse wilgensoorten en wordt geheel als hakhout beheerd
en afgezet in een cyclus van tenminste éénmaal per 5 jaar en maximaal éénmaal per
3 jaar.
- •
Snoeiwerkzaamheden worden uitgevoerd in de periode tussen 1 november en 15 maart;
takken die over aangrenzende percelen hangen mogen het hele jaar worden teruggesnoeid.
- •
Ongewenste houtsoorten, zoals Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, robinia en ratelpopulier
mogen mechanisch (uitgraven, afzagen, uitfrezen) worden bestreden.
- •
Grondbewerking van aanliggende landbouwgrond mag niet leiden tot schade aan het element.
- •
Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid.
- •
Het element mag niet worden beschadigd door vee. Een raster ter bescherming mag niet
aan het element bevestigd worden.
- •
Niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Aan te vragen pakketten
L6: Struweelhaag
Afbakening
- •
Een struweelhaag is een vrij liggend lijnvormig landschapselement van ca. 3 meter
breed met een aaneengesloten opgaande begroeiing van inheemse, overwegend doornachtige,
struiken.
- •
Een struweelhaag is minimaal 25 meter lang.
- •
Bij de ontsluiting van een perceel kunnen twee beheereenheden, met een afstand van
minder dan 5 meter, als één beheereenheid worden aangevraagd.
- •
Hagen die minimaal eenmaal per 3 jaar worden gesnoeid horen tot het beheertype Knip-
of scheerheg.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Aanplant met 2- en/of 3 jarig bosplantsoen, waarvan 50% bestaat uit doorndragende
struiken, uitgezonderd.
- •
Het betreft een één- of tweerijig element.
- •
Plantafstand in de rij bij 1 rij minimaal 0,25 meter en maximaal 0,40 meter en bij
twee rijen plantafstand in de rij minimaal 0,50 m en maximaal 1,00 meter en afstand
tussen rijen minimaal 0,50 m en maximaal 1,00 meter.
- •
Raster minimaal op 1 meter uit de voet van de buitenste rij indien perceel beweid
wordt.
- •
In het gebied van de ‘Maasheggen’ dient minimaal 70% te bestaan uit meidoorn (één-
en tweestijlige) eventueel aangevuld met andere gebiedseigen soorten.
Beheervoorschriften
- •
Het gebruik van een klepelmaaier is niet toegestaan, uitgezonderd het snoeiwerk van
zijkanten langs wegen.
- •
Het snoeien kan gecombineerd worden met het vlechten van de haag.
- •
Het snoeihout moet afgevoerd worden. Als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers
niet verwerkt worden in het element.
- •
Ongewenste houtsoorten, zoals Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, robinia en ratelpopulier
mogen mechanisch (uitgraven, afzagen, uitfrezen) worden bestreden
- •
Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid.
- •
Het element mag niet worden beschadigd door vee. Een raster ter bescherming mag niet
aan het element bevestigd worden.
- •
Niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Specifieke beheervoorschriften
- •
L6b, L6c: Haag wordt ten minste een keer terug gezet gedurende de contractperiode.
- •
L6b, L6c: Struweelhagen langer dan 100 meter worden in minimaal twee fasen beheerd.
Ca. 50% van het element wordt het ene jaar beheerd en ca. 50% wordt minimaal 2 jaar
later beheerd.
Aan te vragen pakketten
L7: Knip- of scheerheg
Afbakening
- •
Een knip- of scheerheg is een vrij liggend lijnvormig landschapselement, met een aaneengesloten
begroeiing van inheemse bomen en/of struiken, dat wordt geknipt of geschoren.
- •
Een knip- of scheerheg is minimaal 25 meter lang , 1,5 meter breed en maximaal 3 meter
hoog.
- •
Bij de ontsluiting van een perceel kunnen twee beheereenheden, met een afstand van
minder dan 5 meter, als één beheereenheid worden aangevraagd.
- •
Windsingels om boomgaarden en kwekerijen horen niet tot dit beheertype.
Element past binnen landschapstype(n):
- •
Oeverwal
- •
Uiterwaarden
- •
Oude zandontginning
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Aanplant 2-en/of 3 jarig inheems bosplantsoen
- •
Het betreft een éénrijig element.
- •
Plantafstand : 4 stuks per meter
Beheervoorschriften
- •
Knip- en/of scheerwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 15 juli
en 15 maart.
- •
De beheereenheid wordt in een cyclus van minimaal eenmaal per 3 jaar en maximaal eenmaal
per jaar gesnoeid (geknipt/geschoren) Na het knippen of scheren heeft de heg een minimale
hoogte van 0,8 meter.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van Japanse duizendknoop.
- •
Grondbewerking van aanliggende landbouwgrond mag niet leiden tot schade aan het element.
- •
Het element mag niet worden beschadigd door vee.
- •
Niet branden in of in de directe omgeving van het element. Aan te vragen pakketten
L8: Bomenrij en solitaire boom
Afbakening
- •
Een bomenrij/solitaire boom is een vrij liggend landschapselement van inheemse loofbomen
dat niet kan worden gerangschikt onder andere beheertypes van deze subsidieregeling.
- •
Bedoeld worden solitaire bomen of bomen in een groep of rij staande op of langs landbouwgrond.
Lanen behoren ook tot dit beheertype.
- •
Bomen die een onderdeel vormen van een ander beheertype van deze subsidieregeling
of deel uitmaken van een bomenrij als bedoeld in dit beheertype kunnen niet als solitaire
boom of verzameling van solitaire bomen aangevraagd worden.
- •
De bomenrij is minimaal 50 meter lang en 3 meter breed en bestaat uit minimaal 8 bomen
per 100 meter
- •
Vlakvormige boomweides, knotbomen en windsingels om boomgaarden en kwekerijen horen
niet tot dit beheertype.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Er is geen spraken van herplantverplichting
- •
Aanplant van inheemse laanbomen, mimimaal maat 10-12.
- •
Plantafstand in de rij minimaal 8 meter en maximaal 12,5 meter.
Beheervoorschriften
- •
Gedurende de contractperiode worden de bomen minimaal éénmaal gesnoeid. Na het snoeien
beslaat de kroon minimaal 50% van de lengte van de boom.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van akkerdistel, brandnetel, ridderzuring,
jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop.
- •
Grondbewerking van aanliggende landbouwgrond mag niet leiden tot schade aan het element.
- •
Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid.
- •
Het element mag niet worden beschadigd door vee. Een raster ter bescherming mag niet
aan het element bevestigd worden.
- •
Niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Aan te vragen pakketten
- •
L8a: Cyclisch beheer diameter < 20 cm; snoeien in contractperiode
- •
L8b: Cyclisch beheer diameter 20-60 cm; snoeien in contractperiode
- •
L8c: Cyclisch beheer diameter > 60 cm; snoeien in contractperiode
L9: Knotboom
Afbakening
- •
Een knotboom is een inheemse loofboom, waarvan de stam periodiek op een hoogte van
minimaal 1,5 meter boven maaiveld wordt afgezet (geknot).
- •
Het doel van het beheer van het element is het behoud van de karakteristieke eigenschap
van het element. Ten behoeve daarvan worden de knotboom cyclisch geknot.
- •
De knotcyclus varieert tussen de 3 en 5 jaar voor wilg en populier en 7-15 jaar voor
eik, es, els, haagbeuk, veldesdoorn en berk.
- •
Knotbomen worden aangetroffen als solitaire boom, in rijen of in kleine groepen. Een
kleine groep bestaat uit maximaal 20 bomen.
- •
Vlakvormige elementen met knotbomen, behoudens kleine groepen, horen niet tot dit
beheertype maar kunnen mogelijk gerangschikt worden onder het beheertype Hakhoutbosje
of Griendje mits voldaan wordt aan de eisen van deze beheertypen.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Er is geen spraken van herplantverplichting
- •
Aanplant inheemse soorten die als knotboom beheerd kunnen worden (schietwilg, gewone
es, zwarte els, populier, haagbeuk, veldesdoorn, inlandse eik en berk).
- •
Plantafstand in de rij minimaal 5 en maximaal 10 meter.
- •
Voor wilg kan een 3 jarige onbewortelde stek met een lengte van ca. 2,5 meter gebruikt
worden.
- •
Andere soorten worden geplant als laanbomen met maat 10-12 of dikker.
Beheervoorschriften
- •
Knotwerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 1 november en 15 maart; veldesdoorn
en berk alleen tussen 1 november en 1 december.
- •
De stam van een knotboom wordt minimaal op een hoogte van 1,5 meter boven maaiveld
afgezet (geknot).
- •
Gedurende de contractperiode wordt de knotboom minimaal éénmaal geknot .
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van akkerdistel, brandnetel, ridderzuring,
jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop.
- •
Grondbewerking van aanliggende landbouwgrond mag niet leiden tot schade aan het element.
- •
Het element mag niet worden beschadigd door vee. Een raster ter bescherming mag niet
aan het element bevestigd worden.
- •
Niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Specifieke beheervoorschriften
Aan te vragen pakketten
- •
L9a: Cyclisch beheer diameter < 20 cm; knotten in contractperiode
- •
L9b: Cyclisch beheer diameter 20-60 cm; knotten in contractperiode
- •
L9c: Cyclisch beheer diameter > 60 cm; knotten in contractperiode
L10: Hoogstamboomgaard
Afbakening
- •
Een hoogstamboomgaard is een verzameling van fruitbomen, met een stam van minimaal
1,5 meter hoog en waarvan de onderbegroeiing bestaat uit een grazige vegetatie (geen
gazon).
- •
Een hoogstamboomgaard bestaat uit minimaal 10 fruitbomen met een diameter > 10 cm
op 130 cm boven maaiveld en heeft een dichtheid van minimaal 50 en maximaal 150 bomen
per hectare.
- •
De hoogstamboomgaard heeft een oppervlakte van maximaal 0,5 hectare.
- •
Maximaal 10% van de bomen bestaat uit walnoten.
Element past binnen landschapstype(n):
- •
Oude zandontginning
- •
Oeverwal
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Er is geen spraken van herplantverplichting
- •
Aanplant inheemse fruitbomen met minimale maat 8-10.
- •
Plantafstand minimaal 10 x 10 meter en maximaal 15 x 15 meter.
- •
Rond jonge bomen boomkorf aanbrengen indien perceel wordt beweid.
- •
Minimale afstand tussen boomgaarden van aanvrager bedraagt 100 meter.
Beheervoorschriften
- •
Indien het appel of peer betreft wordt de boom tenminste eenmaal in de contractperiode
gesnoeid in de periode 1 juli tot 15 maart. Voor andere soorten is enkel vorm- of
onderhoudsnoei nodig.
- •
De stam van de hoogstamfruitboom mag niet beschadigd worden door vee. Het raster mag
niet aan de boom bevestigd worden. Jonge bomen in een weiland met vee zijn voorzien
van een boomkorf.
- •
De onderbegroeiing wordt jaarlijks beweid, of de boomgaard wordt jaarlijks gemaaid
waarbij het maaisel wordt afgevoerd.
- •
Bemesting met ruige mest van rundvee en bekalking is toegestaan.
- •
Bij bemesten van de boomgaard, grondbewerking en maaiwerkzaamheden worden de fruitbomen
en wortels niet beschadigd
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van akkerdistel, brandnetel, ridderzuring,
jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop.
- •
Niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Aan te vragen pakketten
L11: Struweelrand
Afbakening
- •
Een struweelrand is een aaneengesloten rand met een mozaïek van struweel (bramen en/of
andere inheemse bomen of struiken) en een kruidachtige begroeiing van inheemse grassen
en kruiden die zich spontaan kan ontwikkelen.
- •
Het doel van het beheer van het element is het behoud van de karakteristieke uitstraling
en ecologische waarde. Dit wordt bereikt door onderhoud te plegen zoals het maaien,
snoeien, uitdunnen en kappen van bomen.
- •
Maximaal 50% van de oppervlakte van de rand wordt ingenomen door inheemse bomen en/of
struiken.
- •
De struweelrand kan langs een bosrand of een landschapselement liggen maar ook vrij
in het veld, bijvoorbeeld langs een perceelsrand.
- •
De rand is minimaal 25 meter lang en maximaal 12 meter breed.
- •
Bij de ontsluiting van een perceel kunnen twee beheereenheden, met een afstand van
minder dan 5 meter, als één beheereenheid worden aangevraagd.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
Beheervoorschriften
- •
Periodiek wordt de begroeiing gemaaid en/of afgezet.
- •
50% van de oppervlakte van de rand bestaande uit een kruidachtige begroeiing van inheemse
grassen en kruiden mag periodiek gemaaid worden met een cyclus van maximaal éénmaal
per 5 jaar. Het maaisel wordt afgevoerd.
- •
Snoeihout mag op stapels of rillen in het element verwerkt worden voor zover het de
ondergroei en/of de stoven niet schaadt en als snoeihout versnipperd wordt mogen de
snippers niet verwerkt worden in het element.
- •
Maaiwerkzaamheden worden uitgevoerd tussen 15 juli en 15 maart en het afzetten van
struweel wordt alleen verricht in de periode tussen 1 november en 15 maart.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van akkerdistel, brandnetel, ridderzuring,
jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop.
- •
Slootmaaisel of bagger mag niet verwerkt worden in het element.
- •
Het element mag niet betreden en/of beschadigd worden door vee.
- •
Niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Aan te vragen pakketten
L12: Poel en klein historisch water
Afbakening
- •
Zowel een poel als een klein historisch water is doorgaans een geïsoleerd stilstaand
water dat gevoed wordt door grond- en/of regenwater.
- •
Alleen een poel groter dan 200 m2 mag in verbinding staan met sloten of greppels wanneer
sprake is van een natuurlijke eenheid die vrij afwatert en ‘geen afwatering’ een risico
voor omgeving kan veroorzaken. Veenputten mogen in verbinding staan met het slotenstelsel
in het gebied.
- •
Het element heeft een oppervlakte van minimaal 100 en maximaal 5000 m2.
- •
Vijvers die een onderdeel zijn van een park- of tuinaanleg en sloten vallen niet onder
dit beheertype.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Oppervlakte van een nieuwe poel gemeten vanaf insteek talud met maaiveld is maximaal
500 m2. Oppervlakte inclusief landbiotoop is maximaal 700 m2. Diepte poel maximaal
1,70 meter.
- •
Taluds minimaal 1:3.
- •
De laagste grondwaterstand van de locatie waar de poel wordt aangelegd is niet dieper
dan 1,30 cm onder het maaiveld.
- •
Landbiotoop rond poel en droog gedeelte van de oevers mag ingezaaid worden met mengsel
met inheemse kruiden of voorzien van kruidenrijk hooi/maaisel.
- •
Voor poelen (‘basisbiotoop’) die aangelegd worden t.b.v. de boomkikker geldt maximaal
2000 m², een diepte van maximaal 1,5 meter en taludverhoudingen van 1:8 tot 1: 10.
Beheervoorschriften
- •
Voor behoud van voldoende open water wordt het element periodiek opgeschoond/gebaggerd.
- •
Maximaal 20% van de oppervlakte van de oevers bestaat uit opslag van bomen of struiken.
Het teveel aan opslag wordt verwijderd.
- •
Vertrapping van de oevers bij het gebruik van het element als veedrinkpoel wordt voorkomen.
Bij het gebruik als veedrinkpoel is minimaal de helft van de oeverlengte uitgerasterd.
- •
Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen in het element gebruikt worden.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan
- •
Er mogen geen vissen worden uitgezet of gekweekt.
- •
Er mogen geen gedomesticeerde watervogels in de poel worden gehouden.
- •
Er mogen geen uitheemse waterplanten in de poel worden aangeplant.
- •
De poel wordt niet gebruikt voor hemelwateropvang van daken en erven.
- •
Maaisel of bagger mag niet verwerkt worden in het element.
- •
Er vindt geen wateronttrekking plaats, behalve ten behoeve van het drenken van vee
op aangrenzende percelen.
- •
Niet branden in of in de directe omgeving van het element.
Aan te vragen pakketten
- •
L12a: Jaarlijks beheer poel < 175 m2; jaarlijks oever maaien
- •
L12b: Cyclisch beheer poel< 175 m2; opschonen /baggeren in contractperiode
- •
L12c: Jaarlijks beheer poel > 175 m2; jaarlijks oever maaien
- •
L12d: Cyclisch beheer poel > 175 m2; opschonen/baggeren in contractperiode
L13: Natuurvriendelijke oever
Afbakening
- •
Een natuurvriendelijke oever is een aaneengesloten oever langs een bestaande waterloop,
in de vorm van een drasberm, plasberm of flauw talud (minimaal 1:3) met een begroeiing
van inheemse kruidachtige planten. De oeverbegroeiing kan overwegend uit riet bestaan
(rietoever) of uit diverse grassen en kruiden (graskruidenoever).
- •
De oever heeft een minimale lengte van 25 meter en een breedte van tenminste 3 meter
en maximaal 10 meter
- •
Bij de ontsluiting van een perceel kunnen twee beheereenheden, met een afstand van
minder dan 5 meter, als één beheereenheid worden aangevraagd.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Een natuurvriendelijke oever wordt aangelegd in de vorm van een drasberm, plasberm
of een flauw talud
- •
Bij peilgestuurde gebieden:
- o
wordt de plasberm uitgegraven tot 50 cm onder tot 10 boven het zomerpeil.
- o
wordt drasberm uitgegraven tot 10 cm onder tot 10 boven het zomerpeil.
- o
is een flauw talud minimaal 1:3 of flauwer. Het talud wordt uitgegraven vanaf de slootbodem
tot het maaiveld
- •
Bij vrij afwaterende gebieden:
Beheervoorschriften
- •
De beheereenheid wordt in een cyclus van minimaal éénmaal per 2 jaar en maximaal éénmaal
per jaar gemaaid. Maaiwerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 1 oktober
en 1 maart.
- •
Maximaal 20% van de oppervlakte van het element bestaat uit struweel. Teveel aan struweel
wordt verwijderd.
- •
Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan.
- •
Er mogen geen wijzigingen aangebracht worden in het profiel van de natuurvriendelijke
oever
Aan te vragen pakketten
L14: Infiltratiegreppel
Afbakening
- •
Een infiltratiegreppel is een greppel die niet in directe verbinding staat met het
oppervlaktewatersysteem.
- •
De greppel ligt evenwijdig aan een A-waterloop en begint op minimaal 2 en maximaal
10 meter afstand vanaf de insteek van de waterloop.
- •
De greppel heeft een bovenbreedte van minimaal 1,30 meter en lengte van minimaal 25
meter.
- •
Bij de ontsluiting van een perceel kunnen twee beheereenheden, met een afstand van
minder dan 5 meter, als één beheereenheid worden aangevraagd.
- •
De greppel kan niet liggen in een zone/strook die gereserveerd is voor onderhoud van
de A-waterloop.
- •
De greppel mag niet worden aangelegd in beschermde grondwaterwingebieden.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Infiltratiegreppel/-zone wordt aangelegd in de vorm van (brede) sloot met een bovenbreedte
van minimaal 1,30 en een gemiddelde diepte van 0,40-0,50 meter.
Beheervoorschriften
- •
De infiltratiegreppel wordt minimaal eenmaal per 2 jaar uitgemaaid zodat de greppel
een bovenbreedte van minimaal 1,30 meter en een diepte van 50 cm behoud.
- •
Het maaisel mag niet verwerkt worden in het element.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van akkerdistel, brandnetel, ridderzuring,
jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop.
- •
Grondbewerking van aanliggende landbouwgrond mag niet leiden tot schade aan het element.
- •
Het element mag niet worden beschadigd door vee. Een raster ter bescherming mag niet
aan het element bevestigd worden.
- •
Er mogen geen wijzigingen aangebracht worden in het profiel van de greppel.
Aan te vragen pakketten
L15: Waterbergingsvoorziening
Afbakening
- •
Een waterbergingsvoorziening is een laagte met een kruidachtige begroeiing of broekbos
of een ondiepe plas die tijde van hoge waterstanden extra water kan bergen.
- •
Een waterbergingsvoorziening heeft een oppervlakte van maximaal 5000 m2.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
Beheervoorschriften
- •
De beheereenheid wordt niet beweid.
- •
Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan.
- •
Lozen van “niet organische stoffen” en ander ‘afval’ is ook niet toegestaan.
- •
Toepassen van meststoffen is niet toegestaan.
- •
Infiltratie van water via pijpleiding(en) naar grondwater is niet toegestaan.
- •
De beheereenheid wordt niet beschadigd door werkzaamheden op aangrenzende gronden.
- •
Zwerfvuil wordt ten minste één keer per jaar verwijdert.
Specifieke beheervoorschriften
- •
L15a: De beheereenheid wordt éénmaal per jaar gemaaid. Maaiwerkzaamheden worden verricht
in de periode tussen 1 oktober en 1 maart. Het maaisel wordt afgevoerd.
- •
L15b: Minimaal de helft van het natte oppervlakte van de plas bestaat in de periode
15 maart tot 15 juni uit open water. Een incidentele droogval is toegestaan in de
periode 15 juni tot 15 november. Maximaal 20% van de oppervlakte van de oevers bestaat
uit opslag van bomen of struiken. Oevers worden jaarlijks gemaaid.
- •
L15c: Minimaal 80% van het broekbos wordt als hakhout beheerd en periodiek afgezet
in de periode tussen 1 november en 15 maart. De gemiddelde diameter van het hakhout,
behoudens de eventuele overstaanders, is maximaal 15 cm op 1 m boven de hakhoutstoof
(beheereenheden met grotere dikte dienen afgezet te worden). Snoeihout moet afgevoerd
worden uit de beheereenheid. Element wordt in contractperiode afgezet.
Aan te vragen pakketten
G1: Botanische weiderand
Afbakening
- •
De rand ligt op grasland langs een landschapselement (L-type) of langs een waterloop
met een KRW-doelstelling.
- •
Een botanische weiderand is een rand op grasland die beweid wordt en niet wordt bemest
(behoudens mest van het weidende vee) en waar minimaal 4 indicatorsoorten in voorkomen
in het groeiseizoen..
- •
Een botanische weiderand heeft een minimale lengte van 25 meter en een breedte van
minimaal 3 en maximaal 6 meter
- •
Bij de ontsluiting van een perceel kunnen twee beheereenheden, met een afstand van
minder dan 5 meter, als één beheereenheid worden aangevraagd.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Indien er geen 4 indicatorsoorten in de rand voorkomen wordt de rand eenmalig ingezaaid
met een zaadmengsel waarin minimaal de volgende indicatorsoorten in opgenomen zijn:
duizendblad, knoopkruid, gewone margriet, gewone rolklaver, witte klaver.
Beheervoorschriften
- •
De rand wordt niet bemest (behoudens mest van weidend vee).
- •
De rand mag niet worden gescheurd, gefreesd of heringezaaid. Doorzaai is, na overleg
en advies van de veldcoördinator, toegestaan om de kruidenrijkdom te vergroten.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van akkerdistel, brandnetel, ridderzuring,
jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop.
- •
Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid.
Aan te vragen pakketten
G2: Botanische hooilandrand
Afbakening
- •
Een botanische hooilandrand is een rand op grasland die gehooid wordt, niet wordt
bemest en waar minimaal 4 indicatorsoorten in voorkomen in het groeiseizoen.
- •
Een botanische hooilandrand heeft een minimale lengte van 25 meter en een breedte
van minimaal 3 en maximaal 6 meter m.u.v. randen op dijken en in natuurelementen langs
ecologische verbindingszones. Deze randen mogen een breedte hebben tot maximaal 25
meter.
- •
Bij de ontsluiting van een perceel kunnen twee beheereenheden, met een afstand van
minder dan 5 meter, als één beheereenheid worden aangevraagd.
- •
Een permanente botanische hooilandrand is een rand waarvoor een vergoeding voor grondwaardedaling
voor het uit productie nemen van landbouwgrond is ontvangen.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Indien er geen 4 indicatorsoorten in de rand voorkomen wordt de rand eenmalig ingezaaid
met een zaadmengsel waarin minimaal de volgende indicatorsoorten in opgenomen zijn:
duizendblad, knoopkruid, gewone margriet, gewone rolklaver, witte klaver
Beheervoorschriften
- •
De rand wordt gemaaid na 1 juli en het maaisel wordt binnen 14 dagen afgevoerd.
- •
De rand wordt niet beweid.
- •
De rand wordt niet bemest.
- •
De rand mag niet worden gescheurd, gefreesd of heringezaaid. Doorzaaien is, na overleg
en advies van de veldcoördinator, toegestaan om de kruidenrijkdom te vergroten.
- •
Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van akkerdistel, brandnetel, ridderzuring,
jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop.
- •
De rand wordt niet gebruikt als pad, behoudens voor het schonen van aanliggende sloot.
Specifieke beheervoorschriften
- •
G2a onder voorwaarde dat perceel 5 jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag
aantoonbaar landbouwkundig in gebruik waren (blijkend uit de Basisregistratie Gewaspercelen)
dan wel aansluit op eerdere beheerperiode voor groenblauwe diensten.
- •
G2a onder voorwaarde dat er op de grond geen kwalitatieve verplichting rust voor de
instandhouding van het element
- •
G2a het pakket kan niet wordt aangevraagd in combinatie met en aanvraag voor functiewijziging
voor betreffend grond.
Aan te vragen pakketten
G3: Wilde bijenrand op grasland
Afbakening
- •
Een wilde bijenrand is een rand op grasland die niet beweid en bemest wordt, gefaseerd
wordt beheerd en waar minimaal 4 indicatorsoorten in voorkomen.
- •
Een wilde bijenrand heeft een minimale lengte van 25 meter en een breedte van minimaal
6 en maximaal 12 meter m.u.v. randen op dijken en in natuurelementen langs ecologische
verbindingszones . Deze randen mogen een breedte hebben tot maximaal 25 meter.
- •
Bij de ontsluiting van een perceel kunnen twee beheereenheden, met een afstand van
minder dan 5 meter, als één beheereenheid worden aangevraagd.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Indien in de rand al 4 indicatorsoorten aanwezig zijn kan vanuit deze uitgangssituatie
het beheer gestart worden.
- •
Indien er geen 4 indicatorsoorten in de rand voorkomen wordt de rand eenmalig ingezaaid
met een zaadmengsel waarin minimaal de volgende indicatorsoorten in opgenomen zijn:
duizendblad, knoopkruid, gewone margriet, gewone rolklaver, witte klaver.
- •
De rand is zongericht en zon beschenen en wordt overdag minimaal 50% van het dagdeel
niet beschaduwd.
- •
In geval van een bijdrage voor grondwaardedaling kan de rand worden geplagd. Na plaggen
kan kruidenrijk maaisel worden opgebracht of worden ingezaaid met een zaadmengsel.
Beheervoorschriften
- •
Het gewas wordt jaarlijks 1 keer gemaaid en het maaisel wordt binnen 14 dagen afgevoerd.
- •
De eerste maaibeurt is tussen 1 juli en 1 augustus en bij deze maaibeurt wordt 50%
van de beheereenheid niet gemaaid en blijft overstaan.
- •
De tweede maaibeurt is tussen 15 september en 15 november en dan wordt het deel dat
nog niet gemaaid is gemaaid. Het overige deel blijft staan.
- •
Het grasland mag niet worden gescheurd, gefreesd of heringezaaid. Doorzaai/herinzaai
is, na overleg en advies van de veldcoördinator, toegestaan om de kruidenrijkdom te
vergroten.
- •
De rand wordt niet bemest.
- •
De rand wordt niet beweid.
- •
Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van akkerdistel, brandnetel, ridderzuring,
jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop.
- •
De rand wordt niet gebruikt als pad, behoudens voor het schonen van aanliggende sloot.
Specifieke beheervoorschriften
- •
G3a onder voorwaarde dat perceel 5 jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag
aantoonbaar landbouwkundig in gebruik waren (blijkend uit de Basisregistratie Gewaspercelen)
dan wel aansluit op eerdere beheerperiode voor groenblauwe diensten.
- •
G3a onder voorwaarde dat er op de grond geen kwalitatieve verplichting rust voor de
instandhouding van het element
- •
G3a het pakket kan niet wordt aangevraagd in combinatie met en aanvraag voor functiewijziging
voor betreffend grond.
Aan te vragen pakketten
B1: Wintervoedselrand op bouwland
Afbakening
- •
Een wintervoedselrand ligt langs bouwland en wordt jaarlijks ingezaaid met een wintervoedselmengsel
dat voor 90% uit granen bestaat.
- •
De rand blijft in de winter overstaan.
- •
De rand heeft een minimale lengte van 25 meter en een breedte van minimaal 6 en maximaal
12 meter.
- •
Bij de ontsluiting van een perceel kunnen twee beheereenheden, met een afstand van
minder dan 5 meter, als één beheereenheid worden aangevraagd.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
De rand wordt jaarlijks ingezaaid met een in de subsidieregeling voorgeschreven zaadmengsel
en zaaidichtheid.
- •
De rand is zongericht en zon beschenen en wordt overdag minimaal 50% van het dagdeel
niet beschaduwd.
Beheervoorschriften
- •
Er wordt een rustperiode in acht genomen van 15 mei tot 1 maart van het daaropvolgende
jaar. In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van akkerdistel, brandnetel, ridderzuring,
jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop.
- •
Er wordt geen bagger of slootmaaisel op de beheereenheid opgebracht.
- •
De rand wordt niet gebruikt als pad.
- •
De beheereenheid mag om de 2 jaar bemest worden met vaste/ruige rundermest.
Specifieke voorwaarde
- •
B1a betreft aanvragen in de volgende landschapstypen: Zeekleigebied, Komgebied, Oeverwal
en Uiterwaarden.
- •
B1b betreft aanvragen in de volgende landschapstypen: Oude zandontginning, Jonge zand-
en/of veenontginning en Langstraatontginning.
Aan te vragen pakketten
B2: Wilde bijenrand op bouwland
Afbakening
- •
Een wilde bijenrand ligt langs bouwland en bestaat voor 100% uit een meerjarig kruidenmengsel.
- •
De rand wordt gefaseerd beheerd.
- •
De rand heeft een minimale lengte van 25 meter en een breedte van minimaal 6 en maximaal
12 meter.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
De rand wordt eenmalig ingezaaid met een in de subsidieregeling voorgeschreven zaadmengsel
en zaaidichtheid.
- •
De rand is zongericht en zon beschenen en wordt overdag minimaal 50% van het dagdeel
niet beschaduwd.
Beheervoorschriften
- •
De eerste maaibeurt is tussen 1 juli en 1 augustus en bij deze maaibeurt wordt 50%
van de beheereenheid niet gemaaid en blijft overstaan.
- •
De tweede maaibeurt is tussen 15 september en 15 november en dan wordt het deel dat
nog niet gemaaid is gemaaid. Het overige deel blijft staan.
- •
De rand wordt niet bemest.
- •
De rand wordt niet beweid.
- •
De rand wordt niet gebruikt als pad, behoudens voor het schonen van aanliggende sloot.
- •
Er wordt geen bagger of slootmaaisel op de beheereenheid opgebracht.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van akkerdistel, brandnetel, ridderzuring,
jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop.
Specifieke voorwaarde
- •
B2a betreft aanvragen in de volgende landschapstypen; Zeekleigebied, Komgebied, Oeverwal
en Uiterwaarden.
- •
B2b betreft aanvragen in de volgende landschapstypen: Oude zandontginning, Jonge zand-
en/of veenontginning en Langstraatontginning.
Aan te vragen pakketten
B3: Patrijzenrand op bouwland
Afbakening
- •
Een patrijzenrand ligt op bouwland en bestaat voor 50% uit een meerjarig laagblijvend
graskruidenmengsel en 50% van de rand wordt jaarlijks ingezaaid met een wintervoedselmengsel.
- •
De rand heeft een minimale lengte van 25 meter en een breedte van 12 meter.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Graskruidenstrook eenmalig inzaaien met een in de subsidieregeling voorgeschreven
zaadmengsel en zaaidichtheid.
- •
Wintervoedselstrook jaarlijks inzaaien met een in de subsidieregeling voorgeschreven
zaadmengsel en zaaidichtheid.
- •
De rand is zongericht en zon beschenen en wordt overdag minimaal 50% van het dagdeel
niet beschaduwd.
Beheervoorschriften
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van akkerdistel, brandnetel, ridderzuring,
jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop.
Specifieke voorwaarde
- •
B3a betreft aanvragen in de volgende landschapstypen; Zeekleigebied, Komgebied, Oeverwalen
en Uiterwaarden.
- •
B3b betreft aanvragen in de volgende landschapstypen: Oude zandontginning, Jonge zand-
en/of veenontginning en Langstraatontginning.
Aan te vragen pakketten
B4: Bloemenblok voor akkervogels op bouwland
Afbakening
- •
Een bloemenblok ligt op bouwland en 50% van de oppervlakte wordt jaarlijks geploegd
en opnieuw ingezaaid.
- •
De beheereenheid grenst niet aan bos en doorgaande wegen.
- •
Eenbloemenblok heeft een minimale lengte van 25 meter en is maximaal 0,5 hectare groot
en minimaal 18 meter breed.
Element past binnen landschapstype(n):
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
Beheervoorschriften
- •
In april van het eerste jaar wordt de beheereenheid volledig ingezaaid met in de subsidieregeling
voorgeschreven zaadmengsel en zaaidichtheid.
- •
In de volgende 5 jaar wordt in april beurtelings de helft van de beheereenheid ondergewerkt
en opnieuw ingezaaid met een in de subsidieregeling voorgeschreven zaadmengsel met
zaaidichtheid
- •
De beheereenheid wordt niet gemaaid of beweid.
- •
De beheereenheid mag gedeeltelijk 1 keer per jaar worden bemest, en wel het gedeelte
dat wordt
- •
Geploegd/geklepeld en opnieuw wordt ingezaaid. Indien er bemest wordt is alleen rundermest
toegestaan. Andere vormen van dierlijke mest en kunstmest zijn niet toegestaan;
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van akkerdistel, brandnetel, ridderzuring,
jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop.
Specifieke voorwaarde
- •
B4a betreft aanvragen in de volgende landschapstypen: Zeekleigebied, Komgebied, Oeverwal
en Uiterwaarden.
- •
B4b betreft aanvragen op landschapstypen: Oude zandontginning, Jonge zand- en/of veenontginning
en Langstraatontginning
Aan te vragen pakketten
W1: Wandelpad over boerenland
Afbakening
- •
Een wandelpad over boerenland is een toegankelijk pad voor wandelaars dat over landbouwgrond
loopt.
- •
Het wandelpad heeft een breedte van minimaal 1 en maximaal 3 meter.
- •
Het wandelpad vormt een onderdeel van een doorgaande wandelstructuur.
Element past binnen landschapstype(n):
- •
Zeekleigebied
- •
Dijken in zeekleigebied
- •
Oeverwal
- •
Komgebied
- •
Uiterwaarden
- •
Langstraatontginning
Inrichtingseisen bij aanleg nieuw element
- •
Het wandelpad sluit aan op bestaande routestructuren.
- •
Het wandelpad wordt aangeduid met bewegwijzering.
- •
Het wandelpad wordt ingezaaid met een laagblijvend grasmengsel als het pad wordt aangelegd
op bouwland.
Beheervoorschriften
- •
Het wandelpad moet 364 dagen per jaar opengesteld zijn van zonsopgang tot zonsondergang.
- •
Het wandelpad bestaat uit gras en wordt zodanig beheerd dat een goede begaanbaarheid
gewaarborgd is.
- •
De begroeiing is maximaal 20 cm hoog.
- •
Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze (max. 10% van
de oppervlakte) en driftvrije bestrijding van akkerdistel, brandnetel, ridderzuring,
jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop.
Aan te vragen pakketten
Lijst inheemse soorten, indicator soorten en zaadmengsels
Inheemse soorten
Bosplantsoen bomen en struiken:: Een van de volgende soorten: Wilde appel(Malus sylvestris); Ruwe berk (Betula pendula);
Zachte berk (Betula pubescens); Aalbes (Ribes rubrum); Zwarte bes (Ribes nigrum);
Beuk (Fagus Sylvatica); Bosroos (Rosa arvensis); Eglantier(Rosa rubiginosa); Zomereik
(Quercus robur); Wintereik (Quercus petrea); Zwarte els (Alnus glutinosa); Gewone
es (Fraxinus excelsior); Gagel (Miryca gale); Gelderse roos (Viburnum opulus); Haagbeuk
(Carpinus betulus); Hazelaar (Corylus avellana); Heggeroos (Rosa corymbifera); Hondsroos
(Rosa canina); Hulst (Ilex aquifolium); Steelk iep (Ulmus laevis); Kardinaalsmuts
(Euonymus europaeus); Tamme kastanje (Castanea sativa); Zoete kers (Prunus avium);
Rode kornoelje (Cornus sanguinea); Gele kornoelje (Cornus mas); Kraagroos (Rosa agrestis);
Krenteboompje (Amelanchier lamarckii);Wilde liguster (Ligustrum vulgare); Kleinbladige
linde (Tilia cordata); Hollandse Linde (Tilia vulgaris);Lijsterbes (Sorbus aucuparia);
Eenstijlige Meidoorn (Crataegus monogyna);Tweestijlige Meidoorn (Crataegus laevigata);Mispel
(Mespilus germanica);;Wilde Peer (Pyrus pyraster);Sleedoorn (Prunus spinosa);Veldesdoorn
(Acer campestre);Gewone Vlier (Sambucus nigra);Bergvlier (Sambucus racemosa);Inheemse
Vogelkers (Prunus padus);Vuilboom (Rhamnus frangula);Wegedoorn (Rhamnus catharticus);
Amandel Wilg (Salix triandra);Bittere wilg (Salix purpurea);Boswilg (Salix caprea);
Grauwe wilg (Salix cinerea);Katwilg (Salix viminalis); Geoorde wilg (Salix aurita);Kraakwilg
(Salix fragilis); Kruipwilg (Salix repens); Laurierwilg (Salix pentandra); Schietwilg
(Salix alba)
Laanbomen: Een van de volgende bomen: Grauwe abeel (Populus canescens*); Ruwe berk (Betula pendula); Beuk (Fagus sylvatica); Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus*);; Haagbeuk (Carpinus betulus); Iep, diverse klonen (Ulmus*); Tamme Kastanje (Castanea sativa); Zoete Kers (Prunus avium); Kleinbladige Linde (Tilia cordata*); Grootbladige Linde (Tilia platyphyllos); Hollandse Linde (Tilia vulgaris); Noot (Juglans regia); Zwarte Populier (Populus nigra*) ; Populier‘Canadapopulier’ (Populus x canadensis*); Schietwilg (Salix alba); Inheemse Hoogstamfruitbomen
*Bij deze soorten worden de volgende cultivars als inheems aangemerkt: Populus canescens
‘De Moffart en Witte van Haamstede’; Acer pseudeplatanus ‘ Negenia en Rotterdam’Ulmus
‘Dodoens Clusius en Lobel’; Tilia cordata ‘ Erecta en Roelvo’; Tilia vulgaris ‘Pallida’;
Populus x canadensis ‘div. cultivars’; Populus nigra ‘div. cultivars m.u.v. Italica’;
Salix alba ‘ Liempde, Belders’.
Hoogstamfruitbomen: Diverse soorten appels, peren, pruimen en kersen
Indicatorsoorten voor de beheerpakketten botanische weiderand, botanische hooilandrand
en wilde bijenrand op grasland
Duizendblad; Madeliefje; Pinksterbloem; Knoopkruid; Hoornbloemsoorten (o.a. gewone
hoornbloem); Cichorei; Kale jonker;
Streepzaadsoorten; Wilde peen; Walstrosoorten; Ooievaarsbeksoorten; Hertshooisoorten;
Gewoon biggenkruid;
Leeuwentandsoorten (o.a. herfstleeuwetand); Gewone margriet; Rolklaversoorten (o.a.
gewone rolklaver en
moerasrolklaver); Echte koekoeksbloem; Wederiksoorten; Smalle weegbree; Potentilla
soorten; Brunel; Boterbloemsoorten
(m.u.v. blaartrekkende boterbloem); Zuringsoorten (m.u.v. Ridderzuring); Grasmuur;
Boerenwormkruid; Paardenbloem;
Klaversoorten (o.a. witte en rode klaver); Ereprijssoorten; Wikkesoorten (m.u.v voederwikke)
Zaadmengsels
Botanische weiderand: Duizendblad, Knoopkruid, Gewone margriet, Gewone rolklaver, Witte klaver.
Botanische hooilandrand: Duizendblad, Knoopkruid, Gewone margriet, Gewone rolklaver, Rode klaver.
Wintervoedselrand op bouwland: 90% bestaat uit de volgende samenstelling: Zomertarwe (korte soort) (Triticum)
50%; Zomergerst (korte soort) (Hordeum distochon)25%; Triticale (Triticale x triticale)
10%; Boekweit (Fagopyrum esculentum)10%.
Patrijzenrand op bouwland:
onderdeel Bloemen: Gewone rolklaver 30%; Witte klaver 5% en Rood zwenkgras en/of veldbeemdgras 65%
onderdeel Wintervoedselstrook: Bestaat voor 90% uit: Zomertarwe (korte soort) (Triticum) 50%; Zomergerst (korte soort)
(Hordeum distochon)25%; Triticale (Triticale x triticale) 10%; Boekweit (Fagopyrum
esculentum)10%.
Bloemenblok voor akkervogels op bouwland:
Boekweit (Fagopyrum esculentum) 20%; Vlas (Linum usitatissimum) 19%; Zonnebloem (Helianthus
annuus)8%; Haver (Avena sativa)8%; Bladramanas (Raphanus sativus) 8%; Oude rogge (Secale
multicaule) 8%; Bladkool (Brassica oleracea) 7%; Venkel (Foeniculum vulgare) 6%; Grote
kaardebol (Dipsacus fullonum) 6%; Chicorei(Cichorium intybus) 5%; Honingklaver (Melilotus
officinalis)3%; Luzerne Medicago sativa 2%