-
1. Een Statenlid kan een verzoek tot het houden van een interpellatiedebat tot uiterlijk
woensdag 8.00 uur voorafgaande aan de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten
schriftelijk door tussenkomst van de griffier bij de voorzitter indienen.
-
2. Indien de vergadering van Provinciale Staten niet op een vrijdag wordt gehouden,
eindigt de termijn twee dagen voor de dag dat die vergadering wordt gehouden om 8.00
uur.
-
3. Een verzoek tot een interpellatiedebat bevat een korte en duidelijke omschrijving
van het onderwerp en de te stellen vragen.
-
4. Provinciale Staten nemen op advies van de agendavergadering een besluit over een
verzoek tot het houden van een interpellatiedebat bij vaststelling van de agenda van
de vergadering van Provinciale Staten.
-
5. De agendavergadering kan een oordeel over het verzoek tot het houden van een interpellatiedebat
overlaten aan Provinciale Staten.
-
6. In geval de agendavergadering niet in de gelegenheid is aan Provinciale Staten een
advies uit te brengen over het verzoek tot het houden van een interpellatiedebat,
kunnen Provinciale Staten hierover een besluit nemen zonder advies van de agendavergadering.
-
7. Indien Provinciale Staten hebben besloten tot het houden van het interpellatiedebat,
vindt het debat plaats voordat de andere op de agenda voorkomende voorstellen worden
besproken.
-
8. Het Statenlid dat een verzoek tot een interpellatiedebat heeft ingediend, wordt als
eerste voor ten hoogste vijf minuten in de gelegenheid gesteld vragen te stellen,
waarna de Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten in maximaal vijf minuten
antwoorden.
-
9. Het Statenlid dat het verzoek tot interpellatie heeft ingediend, krijgt opnieuw voor
ten hoogste drie minuten het woord om vervolgvragen te stellen, waarna de Commissaris
van de Koning of Gedeputeerde Staten in maximaal drie minuten antwoord geven.
-
10. Indien meerdere Statenleden gezamenlijk het verzoek tot interpellatie hebben ingediend,
wordt uitsluitend het lid dat als eerste indiener wordt beschouwd, de gelegenheid
gegeven als eerste vragen te stellen. De verzoekers geven aan de voorzitter aan wie
als eerste indiener moet worden beschouwd.
-
11. Na beantwoording van de vragen, bedoeld in het negende lid, kunnen de overige Statenleden
in twee termijnen in maximaal twee minuten per fractie per termijn aan de beraadslagingen
deelnemen in een door de voorzitter te bepalen volgorde.
-
12. De Commissaris van de Koning of Gedeputeerde Staten antwoorden op eventuele vragen
in maximaal twee minuten per termijn, of zo veel langer als de voorzitter, op basis
van overleg met de agendavergadering, noodzakelijk acht.
-
13. Interrupties zijn toegestaan voor zover de tijd dit naar het oordeel van de voorzitter
toelaat.