Inhoud regeling

Regeling vervallen per 19-01-2023

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent inrichting NNB (Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant)

Geldend van 11-12-2020 t/m 29-12-2020

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent inrichting NNB (Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Provinciale Staten op 21 september 2012 de nota “Brabant uitnodigend groen” hebben vastgesteld, waarin de doelstellingen van het beleid voor natuur en landschap zijn opgenomen;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de daarin opgenomen doelstelling, om in 2027 het totale Natuurnetwerk Brabant gerealiseerd te hebben, wensen te stimuleren;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Verwerving, functiewijziging en inrichting NNB, niet zijnde EVZ

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant: adviescommissie als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet;

ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Basisregistratie Gewaspercelen: Basisregistratie Gewaspercelen opgenomen in de Basisregistratie Percelen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

bestaande natuur: bestaande natuur als aangeduid in het Natuurbeheerplan;

complex PAS-gebied: specifiek PAS-gebied, zijnde de gebieden Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux, Groote Peel, Langstraat, Kempenland-West en Deurnsche Peel & Mariapeel;

DAEB vrijstellingsbesluit: Besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (2012/21/EU) (PbEU 2012, L 7/3);

DAEB Kaderregeling: EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2011) (2012/C 8/03) (PbEU 2012, C 8);

EVZ: ecologische verbindingszone, zijnde een langgerekt gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

enclave bestaande natuur: bestaande natuur als opgenomen en begrensd in het Natuurbeheerplan;

groenblauwe landschapselementen: elementen in het landschap die zorgen voor verfraaiing van het landschap, met meer ecologie, meer behoud van cultuurhistorie en meer belevingswaarden van het agrarische en natuurlijke buitengebied als beschreven in de Index Natuur en Landschap;

grote onderneming: onderneming die niet aan de criteria, bedoeld in bijlage I van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening voldoet;

hoogwaardig natuurbeheertype: natuurbeheertype als aangeduid in bijlage 3 bij deze regeling;

Index Natuur en Landschap: index die inzicht biedt in de ontwikkeling van de natuur- en landschapskwaliteit, te raadplegen via de website; https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/;

inrichting: eenmalige investering in een natuurterrein die door middel van eenmalige inrichtingsmaatregelen rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigt;

Kaderrichtlijn Water: Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEU 2000, L 327);

landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2.4, onder 8, van de Landbouwrichtsnoeren;

landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent;

landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de internet markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld in artikel 2.4, onder 50 van de Landbouwrichtsnoeren, niet zijnde gronden als bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

Landbouwrichtsnoeren: Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014, C 204/1);

landschapsbeheertype: soort landschapselement als beschreven in de Index Natuur en Landschap;

leefgebiedenbenadering: integrale aanpak van het herstel en de ontwikkeling van de bedreigde biodiversiteit van soorten opgenomen op de Rode lijst, gebaseerd op landschapsherstel, systeemherstel en ecotoopherstel binnen de zes onderscheiden leefgebieden van Noord-Brabant, te raadplegen via de website https://www.brabant.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/natuur/biodiversiteit/biodiversiteit-en-leefgebieden;

motorrijtuigen: motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994;

natte natuurparel: hydrologisch gevoelig gebied, dat vanwege specifieke omstandigheden van bodem en water hoge natuurwaarden vertegenwoordigt als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

Natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

natuurbeheertype: soort natuur als beschreven in de Index Natuur en Landschap, te raadplegen via de website https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/;

NNB: Natuur Netwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

NNB, niet zijnde EVZ: NNB met uitzondering van de EVZ’s;

NNB, nieuwe natuur: opgave nieuwe natuur als aangeduid in het Natuurbeheerplan als onderdeel van het NNB;

NNB provinciaal deel: NNB provinciaal deel als aangeduid in het Natuurbeheerplan;

NNB rijksdeel: NNB rijksdeel als aangeduid in het Natuurbeheerplan;

NURG-gebied: gebied dat is opgenomen in het programma Nadere Uitwerking Rivierengebied van het Ministerie van Economische Zaken, dat tot doel heeft natuurontwikkeling in het rivierengebied te realiseren als begrensd in het Natuurbeheerplan;

ONNB: Ondernemend Natuur Netwerk Brabant, zijnde grond waarvan de functie wordt gecombineerd met natuurwaarden;

PAS: Programma Aanpak Stikstof als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit natuurbescherming;

risicogebied natuurbranden: gebied waarin een risico bestaat op onbeheersbare natuurbranden;

Rode lijst: door het Rijk vastgestelde lijst met wettelijk beschermde soorten;

verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of recht van erfpacht;

voor PAS benodigd perceel: perceel dat nodig is om de PAS-natuurherstelmaatregelen te kunnen uitvoeren als aangeduid op de kaart in bijlage 1 bij deze regeling;

wegen: wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

wijst: geohydrologisch verschijnsel, voortvloeiend uit de aardkundige omstandigheden langs de Peelrandbreuk, met bijzondere waterhuishoudkundige omstandigheden en chemische samenstelling van het grondwater en oppervlaktewater tot gevolg als aangeduid op de kaart in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    natuurlijke personen;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    Staatsbosbeheer;

  • d.

    overige publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de rijksoverheid.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het realiseren van het NNB, niet zijnde EVZ, door:

  • a.

    verwerving, functiewijziging of inrichting van grond aangeduid als NNB, nieuwe natuur, met uitzondering van:

    • 1°.

      een voor PAS benodigd perceel;

    • 2°.

      een natte natuurparel, gelegen in het NNB provinciaal deel, niet zijnde EVZ; of

    • 3°.

      een wijstgebied;

  • b.

    verwerving of functiewijziging van een voor PAS benodigd perceel;

  • c.

    verwerving, functiewijziging of inrichting van een natte natuurparel, gelegen in het NNB provinciaal deel, niet zijnde EVZ;

  • d.

    verwerving, functiewijziging of inrichting van een wijstgebied;

  • e.

    verwerving, functiewijziging of inrichting van een enclave bestaande natuur; of

  • f.

    verwerving, functiewijziging of inrichting van grond, gelegen buiten het NNB, maar wel daaraan grenzend.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het project betrekking heeft op gronden die zijn gelegen in een NURG-gebied;

  • b.

    voor hetzelfde project reeds een financiële bijdrage door Groen Ontwikkelfonds Brabant B.V., een provinciale subsidie of een rijkssubsidie is verstrekt;

  • c.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • d.

    het project gericht is of mede gericht is op verwerving van gronden als bedoeld in artikel 1.4, in eigendom van de provincie Noord-Brabant en deze gronden door de provincie Noord-Brabant niet verkocht zullen worden aan de subsidieaanvrager;

  • e.

    het project gericht is op verwerving als bedoeld in artikel 1.4 en de gronden gelegen zijn in een complex PAS-gebied;

  • f.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert als bedoeld in artikel 2.4, onder 15, van de Landbouwrichtsnoeren dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • g.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 2.2, onder 27, van de Landbouwrichtsnoeren dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving.

Artikel 1.6 Subsidievereisten algemeen

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      verwerving, functiewijziging of inrichting van grond aangeduid als NNB, nieuwe natuur, met uitzondering van een voor PAS benodigd perceel, een natte natuurparel, gelegen in het NNB provinciaal deel, niet zijnde EVZ, of een wijstgebied;

    • 2°.

      verwerving of functiewijziging van een voor PAS benodigd perceel;

    • 3°.

      verwerving, functiewijziging of inrichting van een natte natuurparel, gelegen in het NNB provinciaal deel, niet zijnde EVZ;

    • 4°.

      verwerving, functiewijziging of inrichting van een wijstgebied;

    • 5°.

      verwerving, functiewijziging of inrichting van een enclave bestaande natuur; of

    • 6°.

      verwerving, functiewijziging of inrichting van grond, gelegen buiten het NNB, maar wel daaraan grenzend;

  • c.

    de grond, bedoeld in onderdeel b, onder 6°, heeft:

    • 1°.

      een oppervlakte van maximaal 25 hectare, indien het wordt aangesloten aan het NNB provinciaal deel, niet zijnde EVZ;

    • 2°.

      een oppervlakte van maximaal 5 hectare, indien het wordt aangesloten aan het NNB rijksdeel, niet zijnde EVZ, en het project gericht is op de realisering van hoogwaardige natuurbeheertypen;

  • d.

    indien het project gericht is op verwerving of functiewijziging en de subsidieaanvrager een landbouwer is, zijn de gronden ten minste 5 jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag aantoonbaar landbouwkundig in gebruik, blijkend uit:

    • 1°.

      de Basisregistratie Gewaspercelen; of

    • 2°.

      andere door de subsidieaanvrager te overleggen bewijsmiddelen;

  • e.

    indien de subsidieaanvrager geen landbouwer is, is de grond aantoonbaar nog niet duurzaam als natuur geborgd;

  • f.

    de subsidieaanvrager overlegt een kadastrale omschrijving van het perceel en een kaart met topografische ondergrond, met een schaal van ten hoogste 1:10.000, met daarop de ligging van het perceel;

  • g.

    het project kan binnen drie jaar na verlening van de subsidie worden gerealiseerd, blijkend uit een realistische tijdsplanning;

  • h.

    het project is erop gericht dat op het perceel duurzaam natuur- en landschapsbeheer zal worden verricht;

  • i.

    de subsidieaanvrager beschrijft de risico’s en de te nemen beheersmaatregelen;

  • j.

    de subsidieaanvrager overlegt een verklaring van het waterschap dat de onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot hydrologie is afgestemd met het waterschap;

  • k.

    de subsidieaanvrager beschrijft de wijze waarop over het project wordt gecommuniceerd;

  • l.

    indien het project gericht is op verwerving of functiewijzing van een perceel dat in eigendom is van een gemeente, overlegt de subsidieaanvrager een verklaring van de desbetreffende gemeente dat deze;

    • 1°.

      de inkomsten uit de verkochte grond of functiewijzing voor 50% investeert in groene doelen; of

    • 2°.

      de vergoeding voor onderbedeling bij kavelruil voor 50% investeert in groene doelen;

  • m.

    indien het project gericht is op functiewijziging overlegt de subsidieaanvrager indien op de grond een recht van hypotheek is gevestigd, een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt;

  • n.

    de subsidieaanvrager overlegt:

    • 1°.

      een inrichtingsplan, indien het project gericht is op verwerving in combinatie met inrichting, functiewijziging in combinatie met inrichting of enkel inrichting;

    • 2°.

      een inrichtingsplan, indien het project gericht is op enkel verwerving of enkel functiewijziging op percelen buiten het NNB;

    • 3°.

      een inrichtingsplan of een verklaring dat het perceel binnen 3 jaar na subsidieverlening zal worden ingericht, indien het project gericht is op enkel verwerving of enkel functiewijziging binnen het NNB;

  • o.

    het inrichtingsplan, bedoeld onder n, bevat ten minste:

    • 1°.

      een beschrijving van de uitgangssituatie;

    • 2°.

      een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

    • 3°.

      een onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot hydrologie;

    • 4°.

      een onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot het voorkomen van onbeheersbare natuurbranden indien de aanvraag om subsidie betrekking heeft op een aaneengesloten gebied van meer dan 2 hectare en het gebied is aangemerkt als risicogebied natuurbranden als aangeduid op de kaart in bijlage 4 bij deze regeling;

    • 5°.

      de oppervlakte waarop de inrichtingsmaatregelen zullen worden uitgevoerd;

    • 6°.

      een beschrijving en kaart van de beoogde eindsituatie van het perceel waarbij minimaal het beoogde natuurbeheertype en de oppervlakte wordt aangegeven;

    • 7°.

      een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen of te verwijderen wegen en paden;

    • 8°.

      een beschrijving en kaart met de in stand te houden, te verbeteren en aan te leggen landschapselementen, indien het project gericht is op realisering van kruidenrijk en faunarijk grasland;

  • p.

    het project is gericht op het realiseren van het natuurbeheertype aangegeven op de ambitiekaart, met uitzondering van projecten waarbij:

    • 1°.

      het perceel is gelegen buiten het NNB;

    • 2°.

      het perceel is gelegen in een wijstgebied buiten het NNB;

    • 3°.

      de subsidieaanvrager gebruik maakt van de systematiek van het ONNB;

  • q.

    indien het project gericht is op het realiseren van het natuurbeheertype kruidenrijk en faunarijk grasland, wordt 5% van de oppervlakte ingericht met een passend landschapselement;

  • r.

    indien de subsidieaanvrager een grote onderneming is, verstrekt de subsidieaanvrager gegevens en bescheiden bij de aanvraag die het stimulerend effect van de subsidie aantonen;

  • s.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 1.7 Aanvullende subsidievereisten zoekgebied 1 tot en met 9

Onverminderd artikel 1.6 gelden, indien het perceel is gelegen in zoekgebied 1 tot en met 9, aangeduid op de ambitiekaart, aanvullend de volgende vereisten:

  • a.

    het natuurbeheertype wordt gerealiseerd op de locatie, waar dat op grond van het hydrologische beeld het best passend is, blijkend uit een advies van het waterschap;

  • b.

    het natuurbeheertype is passend voor het desbetreffende perceel, blijkend uit een ecologische onderbouwing en een landschaps-ecologische onderbouwing;

  • c.

    de subsidieontvanger overlegt een bodem-chemische beschrijving of een bodem-chemisch onderzoek, indien in het zoekgebied de kans voor schrale natuurbeheertypen op de ambitiekaart is aangegeven;

  • d.

    de subsidieaanvrager geeft invulling aan potenties voor zeldzame natuurbeheertypen, zoals deze naar voren komen uit de bodem-chemische beschrijving of het bodem-chemisch onderzoek;

  • e.

    indien het perceel is gelegen in een natte natuurparel, een gebied met beekherstel en kreekherstel of een Natura 2000- gebied, zijn de hydrologische eisen voor het natuurbeheertype van vochtig hooiland van toepassing als beschreven in de Index Natuur en Landschap.

Artikel 1.8 Aanvullende subsidievereisten zoekgebied 10

Onverminderd artikel 1.6 gelden, indien het perceel is gelegen in zoekgebied 10, aangeduid op de ambitiekaart, de volgende aanvullende vereisten:

  • a.

    het natuurbeheertype is landschappelijk inpasbaar;

  • b.

    het natuurbeheertype is in overeenstemming met of sluit aan bij de cultuurhistorische waarden;

  • c.

    het natuurbeheertype past in de leefgebiedenbenadering.

Artikel 1.9 Aanvullende subsidievereisten buiten het NNB

Onverminderd artikel 1.6, gelden indien het perceel is gelegen buiten het NNB de volgende aanvullende vereisten:

  • a.

    het natuurbeheertype sluit aan op het ambitietype als aangegeven op de ambitiekaart, dat van toepassing is op de naastliggende, binnen het NNB, gelegen percelen;

  • b.

    het natuurbeheertype is landschappelijk inpasbaar;

  • c.

    het natuurbeheertype is in overeenstemming met of sluit aan op de cultuurhistorische waarden;

  • d.

    het natuurbeheertype past in de leefgebiedenbenadering.

Artikel 1.10 Aanvullende subsidievereisten wijstgebied

Onverminderd artikel 1.6, gelden indien het perceel is gelegen in een wijstgebied, de volgende aanvullende vereisten:

  • a.

    het project richt zich op behoud of herstel van de specifiek bij wijst horende aardkundige, ecologische, landschappelijke of cultuurhistorische waarden;

  • b.

    het project is gericht op een integrale aanpak van behoud of herstel van het natuurlijke watersysteem en bevat ten minste een van de volgende maatregelen:

    • 1°.

      het nemen van waterkwaliteitsmaatregelen in het intrekgebied;

    • 2°.

      het voorkomen van vervlakking van de karakteristieke terreintrede, herstel van de oorspronkelijke terreintrede of het ongedaan maken van ophogingen;

    • 3°.

      maatregelen gericht op het behoud of herstel van de landschappelijke elementen die een relatie hebben met wijstgronden;

Artikel 1.11 Aanvullende subsidievereisten ONNB

Indien de subsidieaanvrager gebruik maakt van de systematiek van het ONNB gelden onverminderd artikel 1.6, de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op de verbetering van de bodem door in ieder geval geen gebruik te maken van kunstmest of drijfmest, chemische bestrijdingsmiddelen en kerende grondbewerking;

  • b.

    het gebruik en de inrichting is passend bij de hydrologische doelen van het gebied;

  • c.

    het project draagt ten opzichte van het bestaand gebruik substantieel en aanwijsbaar bij aan het verbeteren van de ecologische situatie ter plekke;

  • d.

    de benutting van de ecologische potentie van de gronden wordt onderbouwd op de volgende aspecten:

    • 1°.

      de mate waarin het natuurlijk systeem wordt hersteld op het gebied van water, natuur en landschap;

    • 2°.

      de wijze waarop de bodemecologie wordt gestimuleerd;

    • 3°.

      de wijze waarop het leefgebied van aanwezige, of potentieel aanwezige, plant- en diersoorten wordt gerealiseerd en verbeterd, waarbij specifiek aandacht is voor soorten opgenomen op de Rode lijst;

    • 4°.

      de landschappelijke diversiteit en robuuste groenblauwe landschapselementen;

  • e.

    het ONNB kan aantoonbaar financieel duurzaam in stand worden gehouden;

Artikel 1.12 Subsidievereisten afwijken ambitiekaart

De subsidieaanvrager kan bij de inrichting afwijken van het op de ambitiekaart aangegeven natuurbeheertype, bedoeld in artikel 1.6, onder p, indien wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • 1°.

    het project draagt aantoonbaar bij aan de natuurambities van het gebied, blijkend uit een ecologische onderbouwing en een landschaps-ecologische onderbouwing;

  • 2°.

    de subsidieontvanger overlegt een bodem-chemische beschrijving of een bodem-chemisch onderzoek, indien het perceel wordt ingericht als een schraal natuurbeheertype;

  • 3°.

    de gemiddelde natuurkwaliteit van het gebied wordt geborgd, uitgaande van de vigerende ambitiekaart;

  • 4°.

    de subsidieaanvrager geeft invulling aan potenties voor zeldzame natuurbeheertypen, zoals deze naar voren komen uit de bodem-chemische beschrijving of het bodem-chemisch onderzoek;

  • 5°.

    de gronden zijn niet gelegen in een Natura 2000-gebied;

  • 6°.

    de oppervlakte waarbij wordt afgeweken van de ambitiekaart betreft maximaal 5 hectare, indien het een natte natuurparel of het NNB rijksdeel, niet zijnde EVZ, betreft.

Artikel 1.13 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen bij aanvragen om subsidie die betrekking hebben op verwerving als bedoeld in artikel 1.4, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      de kosten van verwerving, gebaseerd op de in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs uitgevoerde taxatie van de marktwaarde van het perceel, tot een maximum van 150% van de regioprijs per hectare, opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling;

    • b.

      5% bijkomende kosten van verwerving;

    • c.

      de kosten, bedoeld onder a en b, zijn samen subsidiabel tot maximaal 50%;

    • d.

      overige schadeloosstellingscomponenten deel uitmakende van de getaxeerde volledige schadeloosstelling, indien het een voor PAS benodigd perceel betreft;

    • e.

      het maximum van 150% van de regioprijs, bedoeld onder a, geldt niet indien het een voor PAS benodigd perceel betreft.

  • 2. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen bij aanvragen om subsidie die betrekking hebben op functiewijziging als bedoeld in artikel 1.4, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      de waardevermindering, gebaseerd op de in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs uitgevoerde taxatie van de marktwaarde van het perceel, tot een maximum van 150% van de regioprijs per hectare, opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling, tot een maximum van 50%;

    • b.

      5% bijkomende kosten van verwerving, indien de grond uiterlijk drie jaar voor indiening van de subsidieaanvraag is verworven;

    • c.

      de kosten, bedoeld onder a en b, zijn samen subsidiabel tot maximaal 50%;

    • d.

      de gemaakte deskundigenkosten overeenkomstig de lumpsumbedragen en lumpsumpercentages, opgenomen in bijlage 6 bij deze regeling, indien sprake is van een voor PAS benodigd perceel;

    • e.

      het maximum van 150% van de regioprijs, bedoeld onder a, geldt niet indien het een voor PAS benodigd perceel betreft.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, onder c, en het tweede lid, onder c, is het maximum 85%, indien het betreft:

    • a.

      het NNB rijksdeel, niet zijnde EVZ;

    • b.

      een voor PAS benodigd perceel;

    • c.

      wijstgebied;

    • d.

      gronden gelegen binnen het compensatiegebied N69 als weergegeven op de kaart in bijlage 7 bij deze regeling;

    • e.

      natte natuurparels in het NNB provinciaal deel, niet zijnde EVZ.

  • 4. In afwijking van het derde lid, is het maximum 50% van de subsidiabele kosten indien het betreft het ONNB.

  • 5. Indien de aanvraag om subsidie betrekking heeft op inrichting, komen voor subsidie in aanmerking de lumpsumbedragen, genoemd in bijlage 3 bij deze regeling.

Artikel 1.14 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.13 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor uitvoering van wettelijke taken, regelingen, convenanten of afspraken;

  • b.

    kosten die betrekking hebben op voor motorrijtuigen opengestelde wegen, bestaande uit baksteen, tegels, beton of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste of gesloten materialen;

  • c.

    kosten die betrekking hebben op gronden die bestemd zijn als:

    • 1°.

      tuin of erf bij burgerwoningen;

    • 2°.

      agrarisch bouwblok;

    • 3°.

      bebouwingsvlak ten behoeve van een niet-agrarische functie.

Artikel 1.15 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021.

Artikel 1.16 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 1.15, vast op:

  • a.

    € 22.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder a, b en f;

  • b.

    € 10.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder c;

  • c.

    € 3.500.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder d;

  • d.

    € 3.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder e.

Artikel 1.17 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt:

  • a.

    100% van de subsidiabele kosten, indien het betreft verwerving of functiewijziging;

  • b.

    de desbetreffende lumpsumbedragen opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling, indien het betreft inrichting;

  • c.

    in totaal maximaal € 5.000.000 per aanvraag.

Artikel 1.18 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 1.19 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 voor advies over de artikelen 1.6 tot en met 1.11 voor aan de Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Artikel 1.20 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie, bedoeld in artikel 1.4, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de provincie Noord-Brabant en de subsidieontvanger of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

    • a.

      de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond;

    • b.

      op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van het in het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 1.6, onder o, opgenomen natuurbeheertype gedoogt;

    • c.

      datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype, bedoeld onder b, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

    • d.

      effecten op zijn terrein duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de subsidie, indien de subsidieaanvrager gebruik maakt van de systematiek van het ONNB, verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

    • a.

      op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van het, in het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 1.6, onder n, opgenomen natuurbeheertype gedoogt;

    • b.

      datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype, bedoeld onder a, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

    • c.

      effecten op zijn terrein duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst.

  • 3. De kwalitatieve verplichting, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt bij notariële akte opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

  • 4. Indien de subsidieontvanger gebruik maakt van de verklaring, bedoeld in artikel 1.6, onderdeel n, onder 3°, wordt de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de subsidieontvanger binnen twee jaar na subsidieverlening een inrichtingsplan overlegt, dat voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 1.6, onder o.

Artikel 1.21 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger verricht op het perceel duurzaam natuur- en landschapsbeheer;

    • b.

      de subsidieontvanger gebruikt geen kunstmest of drijfmest;

    • c.

      de subsidieontvanger gebruikt geen chemische bestrijdingsmiddelen;

    • d.

      de kwalitatieve verplichting, bedoeld in artikel 1.20, wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie gevestigd, met een verlengingsmogelijkheid van tweemaal maximaal drie jaar;

    • e.

      de notariële akte van levering wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie gepasseerd, met een verlengingsmogelijkheid van tweemaal maximaal drie jaar, indien het verwerving als bedoeld in artikel 1.4 betreft;

    • f.

      de grond waar het project betrekking op heeft, wordt ingericht conform het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 1.6 onder o, indien het verwerving en inrichting, functiewijziging en inrichting of enkel inrichting als bedoeld in artikel 1.4 betreft;

    • g.

      de inrichting, bedoeld onder f, wordt uitgevoerd binnen drie jaar na verlening van de subsidie, met een verlengingsmogelijkheid van tweemaal maximaal drie jaar,

    • h.

      met de inrichting, bedoeld, onder f, wordt geen aanvang gemaakt voordat in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs een taxatie van de marktwaarde van de grond is uitgevoerd, indien het functiewijziging als bedoeld in artikel 1.4 betreft;

    • i.

      de subsidieontvanger voert het project uit conform de voorschriften voor verwerving, opgenomen in bijlage 8 bij deze regeling, indien het de verwerving van een voor PAS benodigd perceel, bedoeld in artikel 1.4, onder b, betreft;

    • j.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

    • k.

      de subsidieontvanger, bedoeld in artikel 1.2, onder b, c en d, treft in zijn administratie maatregelen om te voorkomen dat de subsidie naar economische activiteiten vloeit, indien de aanvraag betrekking heeft op wijstgebied als bedoeld in artikel 1.4, onder d;

    • l.

      de subsidieontvanger zorgt voor communicatie over de realisering van het project.

  • 2. Indien het betreft verwerving van grond aangeduid als NNB, niet zijnde ONNB, heeft de subsidieontvanger de volgende aanvullende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger overlegt en werkt samen met de beheerders van de omliggende natuurterreinen om tot een samenhangend beheer te komen;

    • b.

      de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat het verworven terrein ten minste 358 dagen per jaar kosteloos wordt opengesteld en toegankelijk blijft, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing is verleend op grond van zwaarwegende natuurwetenschappelijke belangen, bescherming van de persoonlijke levenssfeer of de aard van het terrein;

    • c.

      de subsidieontvanger besteedt eventuele opbrengsten van het verworven terrein uitsluitend ten behoeve van duurzaam natuurbeheer en landschapsbeheer.

  • 3. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder d, e en g, kan door de subsidieontvanger schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de termijn.

  • 4. In afwijking van het eerste lid, onder d, e en g:

    • a.

      worden de kwalitatieve verplichting en de notariële akte van levering gevestigd voor 1 januari 2021, indien het een voor PAS benodigd perceel, als bedoeld in artikel 1.4, onder b, betreft;

    • b.

      worden de kwalitatieve verplichting en de notariële akte van levering gevestigd en de inrichting uitgevoerd voor 22 december 2021, indien het een wijstgebied als bedoeld in artikel 1.4, onder d, betreft;

  • 5. De termijnen, bedoeld in het vierde lid, worden niet verlengd.

Artikel 1.22 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken, bedoeld in artikel 2.8 van de DAEB Kaderregeling, artikel 3.5, onder 85, van de Landbouwrichtsnoeren en artikel 5 van het DAEB vrijstellingsbesluit, waaruit de reële kosten blijken:

    • a.

      de notariële akte van levering, indien het verwerving betreft;

    • b.

      een bewijs van vestiging van de kwalitatieve verplichting, indien het functiewijziging betreft;

    • c.

      een activiteitenverslag als het inrichting betreft;

    • d.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project als het inrichting betreft;

    • e.

      de in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs uitgevoerde taxatie van de marktwaarde, indien het functiewijziging betreft.

  • 2. Conform artikel 22, elfde lid, van de Asv, toont de subsidieontvanger bij subsidies van € 125.000 en hoger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de bewijsstukken, genoemd in het eerste lid.

Artikel 1.23 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag, indien het inrichting betreft.

  • 3. Het voorschot, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt in een keer betaald op het moment van vestiging van de kwalitatieve verplichting.

Artikel 1.24 Subsidievaststelling

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000 stellen Gedeputeerde Staten de subsidie vast op basis van reële kosten:

    • a.

      ingevolge artikel 3.5, onder 85, van de Landbouwrichtsnoeren, indien het subsidie voor functiewijziging of inrichting als bedoeld in artikel 1.4 betreft;

    • b.

      ingevolge artikel 2.8 van de DAEB Kaderregeling, indien het subsidie voor verwerving als bedoeld in artikel 1.4 betreft;

    • c.

      ingevolge artikel 5 van het DAEB vrijstellingsbesluit, indien het subsidie voor voor PAS benodigde percelen als bedoeld in artikel 1.4, onder b, of subsidie waarbij sprake is van toepassing van de systematiek van het ONNB, betreft.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, overeenkomstig artikel 22, elfde lid, van de Asv, vast op grond van het eerste lid.

  • 3. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats conform artikel 21, eerste tot en met vierde en achtste lid, van de Asv.

§ 2 Verwerving, functiewijziging en inrichting EVZ`s en stapstenen

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant: adviescommissie als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

droge EVZ: EVZ, die veelal niet gelegen is langs een waterloop;

EVZ: ecologische verbindingszone, zijnde een langgerekt gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

inrichting: eenmalige investering in een natuurterrein, die door middel van eenmalige inrichtingsmaatregelen rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigt;

Kaderrichtlijn Water: Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEU 2000, L 327);

natte EVZ: EVZ, die gelegen is langs een waterloop;

Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

Natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

NURG-gebied: gebied opgenomen in het programma Nadere Uitwerking Rivierengebied van het Ministerie van Economische Zaken, dat tot doel heeft natuurontwikkeling in het rivierengebied te realiseren als begrensd in het Natuurbeheerplan;

prioritaire soort: soort waarvoor het voor het voortbestaan nodig is extra maatregelen te treffen om de migratie van deze soort te versterken;

stapsteen: aan te leggen natuurgebied, geschikt voor de migratie van soorten;

verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of recht van erfpacht;

wijst: geohydrologisch verschijnsel, voortvloeiend uit de aardkundige omstandigheden langs de Peelrandbreuk, met bijzondere waterhuishoudkundige omstandigheden en chemische samenstelling van het grondwater en oppervlaktewater tot gevolg als aangeduid op de kaart in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    natuurlijke personen;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    Staatsbosbeheer;

  • d.

    overige publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de rijksoverheid.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op verwerving, functiewijziging of inrichting van gronden voor het realiseren van:

  • a.

    droge EVZ’s;

  • b.

    natte EVZ’s;

  • c.

    stapstenen; of

  • d.

    een combinatie van meerdere EVZ’s of stapstenen als bedoeld onder a tot en met c, met een omvang van ten minste 25 hectare.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het project betrekking heeft op gronden die zijn gelegen in een NURG-gebied;

  • b.

    voor het hetzelfde project reeds een financiële bijdrage door Groen Ontwikkelfonds Brabant B.V., een provinciale subsidie of een rijkssubsidie is verstrekt;

  • c.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder a tot en met c, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project is gericht op verwerving, functiewijziging of inrichting van gronden voor het realiseren van:

      • 1°.

        droge EVZ’s;

      • 2°.

        natte EVZ’s; of

      • 3°.

        stapstenen;

    • c.

      de EVZ’s, bedoeld in onderdeel b, onder 1° en 2°, zijn aangeduid op de kaart, opgenomen in bijlage 9 bij deze regeling;

    • d.

      de stapsteen, bedoeld in onderdeel b, onder 3°:

      • 1°.

        is gelegen aansluitend aan een EVZ die op de kaart, opgenomen in bijlage 10 bij deze regeling, is aangewezen voor prioritaire soorten;

      • 2°.

        heeft een oppervlakte van minimaal een hectare;

      • 3.°

        heeft een oppervlakte van maximaal zes hectare;

    • e.

      de subsidieaanvrager overlegt een ecologische visie met betrekking tot de migratie van de desbetreffende soorten;

    • f.

      de subsidieaanvrager overlegt bij de ecologische visie, bedoeld onder e, een onderbouwing dat de gekozen inrichting geschikt is als habitat voor de aangewezen prioritaire soort, indien het betreft:

      • 1°.

        een EVZ die op de kaart, opgenomen in bijlage 10 bij deze regeling, is aangewezen voor prioritaire soorten;

      • 2

        een stapsteen;

    • g.

      de subsidieaanvrager overlegt een kadastrale omschrijving van het perceel en een kaart met topografische ondergrond, met een schaal van ten hoogste 1:10.000, met daarop de ligging van het perceel;

    • h.

      het project kan binnen drie jaar na verlening van de subsidie worden gerealiseerd, blijkend uit een realistische tijdsplanning;

    • i.

      het project is erop gericht dat op het perceel duurzaam natuur- en landschapsbeheer zal worden verricht;

    • j.

      de subsidieaanvrager beschrijft de risico’s en de te nemen beheersmaatregelen;

    • k.

      de subsidieaanvrager overlegt een verklaring van het waterschap dat de onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot hydrologie is afgestemd met het waterschap;

    • l.

      de subsidieaanvrager beschrijft de wijze waarop over het project wordt gecommuniceerd;

    • m.

      indien het project gericht is op functiewijziging en op de grond een recht van hypotheek is gevestigd, overlegt de subsidieaanvrager een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt;

    • n.

      de subsidieaanvrager overlegt een inrichtingsplan dat ten minste bevat:

      • 1°.

        een beschrijving van de uitgangssituatie;

      • 2°.

        een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

      • 3°.

        een onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot hydrologie;

      • 4°.

        de oppervlakte waarop de inrichtingsmaatregelen zullen worden uitgevoerd;

      • 5°.

        een beschrijving en kaart van de beoogde eindsituatie van het perceel;

    • o.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 2. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder d, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project is gericht op verwerving, functiewijziging of inrichting van gronden voor het realiseren van een combinatie van meerdere EVZ’s of stapstenen als bedoeld in artikel 2.4, onder a tot en met c;

    • c.

      het project heeft een omvang van ten minste 25 hectare;

    • d.

      de subsidieaanvrager overlegt een kaart met topografische ondergrond, met een schaal van ten hoogste 1:10.000, met daarop de ligging van het plangebied;

    • e.

      de subsidieaanvrager benoemt het totaal aantal te realiseren hectares EVZ of stapstenen;

    • f.

      de subsidieaanvrager overlegt een ecologische visie op hoofdlijnen met betrekking tot de migratie van soorten;

    • g.

      de subsidieaanvrager beschrijft de risico`s en de te nemen beheersmaatregelen;

    • h.

      het project kan binnen vijf jaar na verlening van de subsidie worden gerealiseerd, blijkend uit een realistische tijdsplanning;

    • i.

      de subsidieaanvrager overlegt een realisatiestrategie met betrekking tot de realisatie van de EVZ’s en stapstenen;

    • j.

      de subsidieaanvrager overlegt een voorstel voor tussentijdse monitoring en afstemming over de voortgang;

    • k.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in het tweede lid;

      • 2°.

        een sluitende begroting.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten van verwerving of waardevermindering door functiewijziging tot een maximum van de regioprijs per hectare, opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling;

  • b.

    de bijkomende kosten van verwerving tot een maximum van 10% van de regioprijs, bedoeld onder a;

  • c.

    kosten van inrichting van een EVZ of stapsteen, tot een maximum van € 50.000 per hectare, met betrekking tot:

    • 1.

      inrichtingsmaatregelen;

    • 2°.

      archeologisch onderzoek;

    • 3°.

      bodemonderzoek;

    • 4°.

      munitiedetectie;

    • 5°.

      onderzoek naar ligging van kabels en leidingen;

    • 6°.

      quick scan flora- en faunaonderzoek;

    • 7°.

      hydrologisch onderzoek;

    • 8°.

      fosfaatonderzoek;

    • 9°.

      leges;

    • 10°.

      planvorming tot een maximum van 10% van de kosten, bedoeld onder 1°.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor uitvoering van wettelijke taken, regelingen, convenanten of afspraken;

  • b.

    kosten gemaakt voorafgaand aan de indiening van de subsidieaanvraag, met uitzondering van de kosten genoemd in artikel 2.7, onderdeel c, onder 2° tot en met 10°.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2026.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 2.9, vast op:

    • a.

      € 18.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder a en b;

    • b.

      € 2.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder c.

  • 2. Indien het een combinatie van meerdere EVZ’s of stapstenen betreft, als bedoeld in artikel 2.4, onder d, gelden de desbetreffende plafonds, bedoeld in het eerste lid, onder a en b.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, bedraagt:

    • a.

      75% van de subsidiabele kosten, indien het betreft de realisering van een droge EVZ als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

    • b.

      50% van vier tiende deel en 75% van zes tiende deel van de subsidiabele kosten, indien het betreft de realisering van een natte EVZ als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

    • c.

      85% van de subsidiabele kosten indien het betreft de verwerving of functiewijziging van een stapsteen als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

    • d.

      50% indien het betreft de inrichting van een stapsteen als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

    • e.

      de percentages, genoemd onder a tot en met d, indien het een combinatie van meerdere EVZ’s of stapstenen betreft.

  • 2. De hoogte van de subsidie bedraagt in totaal maximaal € 5.000.000 per aanvraag.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 2.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 voor advies over artikel 2.6 voor aan de Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Artikel 2.14 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder a tot en met c, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

    • a.

      de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond;

    • b.

      op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van de in het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onder n, opgenomen inrichtingsmaatregelen gedoogt;

    • c.

      datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld onder b, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

    • d.

      effecten op zijn terrein duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst.

  • 2. De subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder d, wordt verleend onder de ontbindende voorwaarden dat voor de start van de uitvoering van het desbetreffende deelproject:

    • a.

      tussen subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

      • 1°.

        de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond;

      • 2°.

        op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van de in het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onder n, opgenomen inrichtingsmaatregelen gedoogt;

      • 3°.

        datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld onder 2°, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

      • 4°.

        effecten op zijn terrein duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst.

    • b.

      de subsidieontvanger een inrichtingsplan overlegt, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de subsidievereisten, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid.

  • 3. De kwalitatieve verplichting, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt bij notariële akte opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 2.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de kwalitatieve verplichting, bedoeld in artikel 2.14, wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie gevestigd, met een verlengingsmogelijkheid van tweemaal maximaal drie jaar;

    • b.

      de notariële akte van levering wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie gepasseerd, met een verlengingsmogelijkheid van tweemaal maximaal drie jaar, indien het verwerving als bedoeld in artikel 2.4 betreft;

    • c.

      de grond waar het project betrekking op heeft, wordt ingericht conform het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onder n, indien het verwerving en inrichting, functiewijziging en inrichting of enkel inrichting als bedoeld in artikel 2.4 betreft;

    • d.

      de inrichting, bedoeld onder c, wordt uitgevoerd binnen drie jaar na verlening van de subsidie, met een verlengingsmogelijkheid van tweemaal maximaal drie jaar;

    • e.

      met de inrichting, bedoeld onder c, mag geen aanvang worden gemaakt, voordat in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs een taxatie van de marktwaarde van de grond is uitgevoerd, indien het functiewijziging als bedoeld in artikel 2.4 betreft;

    • f.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger:

      • 1°.

        houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

      • 2°.

        overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien het een project als bedoeld in artikel 2.4, onder d, betreft;

    • g.

      de subsidieontvanger, bedoeld in artikel 2.2, onder b, c en d, treft in zijn administratie maatregelen om te voorkomen dat de subsidie naar economische activiteiten vloeit;

    • h.

      de subsidieontvanger zorgt voor communicatie over de realisering van het project.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, bedraagt de termijn, bedoeld in het eerste lid, onder a, b en d, vijf jaar, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal vier jaar, indien het betreft een project als bedoeld in artikel 2.4, onder d.

  • 3. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder a, b en d, en het tweede lid, wordt door de subsidieontvanger schriftelijk en gemotiveerd ingediend bij Gedeputeerde Staten, uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de termijn.

Artikel 2.16 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      de notariële akte van levering indien het verwerving betreft;

    • b.

      een bewijs van vestiging van de kwalitatieve verplichting indien het functiewijziging betreft;

    • c.

      een activiteitenverslag indien het inrichting betreft;

    • d.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project indien het inrichting betreft.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      de notariële akte van levering indien het verwerving betreft;

    • b.

      een bewijs van vestiging van de kwalitatieve verplichting indien het functiewijziging betreft;

    • c.

      een activiteitenverslag indien het inrichting betreft;

    • d.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project indien het inrichting betreft;

    • e.

      overeenkomstig artikel 21, zevende lid, van de Asv, een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zesde lid, van de Asv, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring, waarbij:

      • 1°.

        indien het betreft verwerving, de werkelijke kosten worden aangetoond door overlegging van de notariële akte, bedoeld onder a,

      • 2°.

        indien het betreft functiewijziging, de werkelijke kosten worden aangetoond door overlegging van de in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs uitgevoerde taxatie van de marktwaarde.

  • 3. Conform artikel 22, elfde lid, van de Asv toont de subsidieontvanger bij subsidies van € 125.000 en hoger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de bewijsstukken, genoemd in het tweede lid.

Artikel 2.17 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv, op het moment van vestiging van de kwalitatieve verplichting.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van:

    • a.

      100 % van het verleende subsidiebedrag, indien sprake is van subsidie voor verwerving of functiewijziging als bedoeld in artikel 2.4;

    • b.

      80% van het verleende subsidiebedrag, indien sprake is van subsidie voor inrichting als bedoeld in artikel 2.4.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het derde lid, wordt:

    • a.

      indien het betreft een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2.4, onder a, b of c, in een keer betaald op het moment van vestiging van de kwalitatieve verplichting;

    • b.

      indien het betreft een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2.4, onder d, in een keer betaald op het moment van vestiging van de kwalitatieve verplichting voor het desbetreffende deelproject, waarbij het percentage wordt gebaseerd op het aantal hectares dat in die kwalitatieve verplichting is vastgelegd.

Artikel 2.18 Subsidievaststelling

Bij subsidies van € 125.000 en hoger stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, conform artikel 22, elfde lid, van de Asv vast op grond van artikel 21 van de Asv.

§ 3 Kavelruil

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant: adviescommissie als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    complex PAS-gebied: specifiek PAS-gebied, zijnde de gebieden Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux, Groote Peel, Langstraat, Kempenland-West en Deurnsche Peel & Mariapeel;

  • d.

    kavelruil: ruilverkaveling bij overeenkomst als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied;

  • e.

    NNB: Natuur Netwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • f.

    NURG-gebied: gebied opgenomen in het programma Nadere Uitwerking Rivierengebied van het Ministerie van Economische Zaken, dat tot doel heeft natuurontwikkeling in het rivierengebied te realiseren als begrensd in het Natuurbeheerplan.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    natuurlijke personen;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    Staatsbosbeheer;

  • d.

    overige publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzonderling van de rijksoverheid.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op kavelruil.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het project betrekking heeft op gronden die zijn gelegen in een NURG-gebied;

  • b.

    voor hetzelfde project reeds een financiële bijdrage door Groen Ontwikkelfonds Brabant B.V., een provinciale subsidie of een rijkssubsidie is verstrekt;

  • c.

    het project gericht is op gronden gelegen in een complex PAS-gebied, aangeduid op de kaart in bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op kavelruil;

  • c.

    het project is gericht op het toevoegen van minimaal 25% van de uitgeruilde grond aan het Natuur Netwerk Brabant;

  • d.

    het project heeft betrekking op kavelruil van minimaal 5 hectare grond;

  • e.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      voorbereidingskosten;

    • b.

      uitvoeringskosten.

  • 2. Voor de berekening van uurtarieven van interne loonkosten van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017 toe en hanteert daarbij ingevolge artikel 5, tweede en vierde lid, van die regeling, de volgende uurtarieven voor personeelsuren en arbeidsuren:

    • a.

      € 50 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 80 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • c.

      € 100 voor werkzaamheden op WO-niveau.

Artikel 3.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2026.

Artikel 3.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode, genoemd in artikel 3.9, vast op € 500.000.

Artikel 3.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 66,7% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 800 per beoogde te ruilen hectare als vermeld in het projectplan.

Artikel 3.11 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 3.12 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 voor advies over artikel 3.6 voor aan de Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie afgerond, met op verzoek een verlengingsmogelijkheid van tweemaal maximaal drie jaar

    • b.

      bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk 2 maanden voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van overlegging van een notariële akte.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van overlegging van een notariële akte.

  • 3. Conform artikel 22, elfde lid, van de Asv toont de subsidieontvanger bij subsidies van € 125.000 en hoger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de bewijsstukken, genoemd in het tweede lid.

Artikel 3.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het derde lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 3.16 Subsidievaststelling

Bij subsidies van € 125.000 en hoger stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, overeenkomstig artikel 22, elfde lid, van de Asv vast op grond van artikel 21 van de Asv.

§ 4 Europese subsidieaanvraag

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Brabant: adviescommissie als bedoeld in artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    EVZ: ecologische verbindingszone, zijnde een langgerekt gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

  • e.

    NNB: Natuur Netwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • f.

    NNB, nieuwe natuur: opgave nieuwe natuur als aangeduid in het Natuurbeheerplan als onderdeel van het NNB.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    natuurlijke personen;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    Staatsbosbeheer;

  • d.

    overige publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de rijksoverheid.

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het voorbereiden, opstellen en indienen van een projectvoorstel ten behoeve van de aanvraag van subsidie van de Europese Unie op grond van een van de volgende Europese subsidieprogramma’s:

  • a.

    Europese Territoriale Samenwerking A, ook wel Interreg A genoemd;

  • b.

    Europese Territoriale Samenwerking North West Europe, ook wel Interreg NWE genoemd;

  • c.

    Europese Territoriale Samenwerking North Sea Region, ook wel Interreg NSR genoemd;

  • d.

    Europese Territoriale Samenwerking Europe, ook wel Interreg Europe genoemd;

  • e.

    de Financial Instrument for the Environment and Climate Action, ook wel LIFE-verordening 2014-2020 genoemd;

  • f.

    het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020.

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het Europese projectvoorstel voor de Europese subsidieprogramma’s, genoemd in artikel 4.4, onder a tot en met f, waar het project betrekking op heeft, reeds is ingediend;

  • b.

    voor hetzelfde project reeds een financiële bijdrage door Groen Ontwikkelfonds Brabant B.V. of een subsidie is verstrekt;

Artikel 4.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op het voorbereiden, opstellen of indienen van een projectvoorstel bij een van de volgende Europese subsidieprogramma’s:

    • 1°.

      Europese Territoriale Samenwerking A, ook wel Interreg A genoemd;

    • 2°.

      Europese Territoriale Samenwerking North West Europe, ook wel Interreg NWE genoemd;

    • 3°.

      Europese Territoriale Samenwerking North Sea Region, ook wel Interreg NSR genoemd;

    • 4°.

      Europese Territoriale Samenwerking Europe, ook wel Interreg Europe genoemd;

    • 5°.

      de Financial Instrument for the Environment and Climate Action, ook wel LIFE-veordening 2014-2020 genoemd;

    • 6°.

      het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020;

  • b.

    aan het project ligt een beschrijving ten grondslag van het Europese projectvoorstel;

  • c.

    het Europese projectvoorstel ziet toe op een project dat uitgevoerd wordt in de provincie Noord-Brabant;

  • d.

    het Europese projectvoorstel, draagt bij aan:

    • 1°.

      de realisatie van NNB, nieuwe natuur in de provincie Noord-Brabant; of

    • 2°.

      waterdoelen binnen het NNB die zijn opgenomen in het Provinciaal Milieu- en Waterplan Noord-Brabant 2016-2021;

  • e.

    de subsidieaanvrager kan volgens de voorwaarden van het Europese subsidieprogramma waar het Europese projectvoorstel wordt ingediend, aangemerkt worden als aanvrager of als projectpartner van de Europese subsidieaanvraag;

  • f.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 4.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    loonkosten van de aanvrager of een van de partners in het project;

  • b.

    kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd.

Artikel 4.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2026.

Artikel 4.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4. 4, voor de periode, genoemd in artikel 4.9, vast op € 200.000.

Artikel 4.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder a tot en met d, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder e, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999;

  • 3. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder f, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.000;

Artikel 4.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 4.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 voor advies over artikel 4.6 voor aan de Adviescommissie realisering Natuurnetwerk Brabant.

Artikel 4.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen een jaar na verlening van de subsidie afgerond, met op verzoek eenmaal een verlengingsmogelijkheid van maximaal drie jaar;

    • b.

      de ontvangstbevestiging van de indiening van het Europese projectvoorstel bij een van de Europese programma’s, genoemd in artikel 4.4, wordt gestuurd naar Gedeputeerde Staten;

    • c.

      het subsidiebesluit naar aanleiding van de indiening van het Europese projectvoorstel bij een van de Europese programma’s, genoemd in artikel 4.4, wordt gestuurd naar Gedeputeerde Staten.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten, uiterlijk twee maanden voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 4.15 Prestatieverantwoording

Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

Artikel 4.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv.

§ 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsbepaling besluiten Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV

  • 1. De volgende op grond van het Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV genomen besluiten worden beschouwd als door Gedeputeerde Staten genomen besluiten op grond van deze regeling:

    • a.

      besluiten tot subsidieverlening, indien nog geen besluit tot subsidievaststelling is genomen;

    • b.

      besluiten die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Eerste wijzigingsregeling Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant nog niet onherroepelijk zijn.

  • 2. Voor zover toepassing van het eerste lid leidt tot een nadeliger positie van de subsidieaanvrager of subsidieontvanger ten opzichte van diens positie op grond van het Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV, wordt aan die toepassing geen gevolg gegeven.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 10 december 2019

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 1 behorende bij artikel 1.5, onder e, artikel 1.6, onderdeel b, onder 2°, en artikel 3.5, onder c, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Complexe PAS-gebieden en voor PAS benodigde percelen

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 behorende bij artikel 1.6, onderdeel b, onder 4 °, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 behorende bij artikel 1.6, onderdeel c, onder 2°, artikel 1.13, vijfde lid, en artikel 1.17, onder b, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Inrichtingskosten inclusief BTW, per ha, per natuurbeheertype en ONNB en aanduiding hoogwaardige natuurbeheertypen

Natuurbeheertype

Hoogwaardig

Inrichtingskosten per ha

Lumpsumbedragen per ha (50%)

Beek en bron

x

€ 38.268

€ 19.134

Kranswierwater

x

€ 35.848

€ 17.924

Zoete plas

x

€ 35.848

€ 17.924

Moeras

x

€ 33.212

€ 16.606

Gemaaid rietland

x

€ 33.212

€ 16.606

Veenmosrietland en moerasheide

x

€ 15.592

€ 7.796

Hoogveen

x

€ 26.310

€ 13.155

Vochtige heide

x

€ 26.206

€ 13.103

Zwakgebufferd ven

x

€ 35.658

€ 17.829

Zuur ven of hoogveenven

x

€ 35.658

€ 17.829

Droge heide

x

€ 26.224

€ 13.112

Nat schraalland

x

€ 30.992

€ 15.497

Vochtig hooiland

x

€ 30.994

€ 15.497

Droog schraalgrasland

x

€ 22.638

€ 11.319

Bloemdijk

x

€ 9.764

€ 4.882

Kruiden- en faunarijk grasland

€ 5.582

€ 2.791

Glanshaverhooiland

x

€ 13.362

€ 6.681

Zilt- en overstromingsgrasland

x

€ 13.648

€ 6.824

Kruiden- en faunarijke akker

€ 7.086

€ 3.543

Ruigteveld

€ 4.366

€ 2.183

Vochtig weidevogelgrasland

x

€ 4.232

€ 2.116

Rivier- en beekbegeleidend bos

x

€ 7.772

€ 3.886

Hoog- en laagveenbos

x

€ 17.306

€ 8.653

Haagbeuken- en essenbos

x

€ 16.926

€ 8.463

Dennen- eiken en beukenbos

x

€ 16.926

€ 8.463

Droog bos met productie

€ 16.926

€ 8.463

Vochtig bos met productie

€ 16.604

€ 8.302

Aanvullende hydrologische inrichting tbv wijst

€ 5.000

€ 2.500

ONNB

Bij inrichting voor ONNB wordt aangesloten bij het meest gelijkende natuurbeheertype

Bijlage 4 behorende bij artikel 1.6, onderdeel o, onder 4°, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Risicogebied natuurbranden

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 5 behorende bij artikel 1.13, eerste lid, onder a, en tweede lid, onder a, en artikel 2.7, onder a, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Regioprijs

afbeelding binnen de regeling

De regioprijs is gebaseerd op door het Kadaster berekende kengetallen betreffende de agrarische grondmarkt in Noord-Brabant.

De methode om te komen tot de zogenaamde regioprijs bestaat uit drie stappen, te weten:

  • 1.

    De provincie Noord-Brabant wordt ingedeeld volgens de 10 CBS66 landbouwgebieden Noord-Brabant. Deze geografische indeling van het Centraal Bureau Statistieken is algemeen erkend in Nederland en wordt door het Kadaster gebruikt (zie kaartje hieronder).

  • 2.

    Per landbouwgebied zijn door het Kadaster de bruikbare agrarische transacties uit de 2 voorafgaande gehele kalenderjaren gegroepeerd De berekende kengetallen beslaan de periode 01-10-2016 t/m 30-09-2018. Verder is door het Kadaster per landbouwgebied voor deze agrarische transacties een statistische spreiding uitgevoerd voor de grondprijs op basis van het totaal verhandelde oppervlak.

  • 3.

    Op basis van de gegevens van het Kadaster wordt geadviseerd om de waarde aan te houden welke gelijk staat aan 75% grens van deze statistische spreiding per landbouwgebied.

Voor de berekening van de grondprijscijfers worden de volgende selecties uitgevoerd:

  • koper exploiteert een landbouwbedrijf;

  • grasland (incl snijmais), bouwland;

  • zakelijk recht is volle eigendom;

  • geen opstallen;

  • geen reguliere pachtovereenkomst of erfpacht;

  • geen familierelatie;

  • oppervlak perceel groter dan 0,25 ha;

  • de koopsom is groter dan 1 euro

Na toepassing van deze selecties, worden de verhandelde percelen met extreem hoge en lage prijzen volgens een statistische methodiek uitgesloten.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 6 behorende bij artikel 1.13, tweede lid, onder d, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Deskundigenkosten

De deskundigenkosten kunnen betrekking hebben op:

  • -

    Kosten inschakelen deskundige bijstand in verband met advies bij omschakeling van landbouw naar natuur.

  • -

    Kosten voor het inschakelen van deskundige bijstand bij maatwerkomstandigheden bijv. het omschakelen naar een geheel extensief/biologisch bedrijf.

De vergoeding voor deskundige bijstand bedraagt (exclusief BTW) :

Marktwaarde perceel

Hoogte vergoeding

tot € 60.000

2% met een minimum van € 1.000

van € 60.000 tot € 125.000

1,85% met een minimum van € 1.200

van € 125.000 tot € 450.000

€ 2.313 + 1,65% over het meerdere boven € 125.000

van € 450.000 en hoger

€ 7.676

Bijlage 7 behorende bij artikel 1.13, derde lid, onder d, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Compensatiegebied N69

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 8 behorende bij artikel 1.21, eerste lid, onder i, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Voorschriften voor verwerving

  • 1.

    Subsidieontvanger biedt bij het eerste gesprek aan rechthebbende een door de provincie Noord-Brabant opgestelde informatiebrief aan. (Hierin is o.a. opgenomen dat het betreffende perceel nodig is voor de uitvoering van PAS herstelmaatregelen waarvoor het voornemen bestaat dit perceel, mocht minnelijke verwerving niet slagen, te onteigenen.)

  • 2.

    Subsidieontvanger brengt in zijn mondelinge en schriftelijke uitingen richting de rechthebbende tot uitdrukking, dat hij mede namens de provincie Noord-Brabant optreedt.

  • 3.

    Subsidieontvanger houdt, overeenkomstig het format dat door GOB BV bij subsidieverlening wordt verstrekt, per rechthebbende, een logboek bij van alle activiteiten die verricht zijn in het kader van de verwerving van het daarbij kadastraal aangeduide perceel c.q. percelen .

  • 4.

    In het logboek wordt opgenomen:

    • a.

      dat de informatiebrief, bedoeld onder 1, aan rechthebbende is aangeboden, is besproken en is achtergelaten;

    • b.

      in chronologische volgorde alle contactmomenten, waaronder ook is begrepen mail en telefoon, waarbij relevante inhoud wordt beschreven;

    • c.

      alle besprekingen, met een samenvatting van het besprokene;

    • d.

      dat de eigenaar een beroep heeft gedaan op zelfrealisatie indien daarvan sprake is;

    • e.

      feiten die aan het bereiken van overeenstemming in de weg staan;

    • f.

      met betrekking tot zakelijk gerechtigden, de stand van zaken van het gevoerde overleg, alsmede opgave of het object/betreffende recht wel of niet door de onteigening wordt geraakt;

    • g.

      de aanbiedingsbrieven.

  • 5.

    Subsidieontvanger overlegt het logboek om de drie maanden aan GOB BV.

  • 6.

    Indien door de rechthebbende een beroep op zelfrealisatie wordt gedaan treedt subsidieontvanger in contact met GOB BV, ter beoordeling of het verzoek op zelfrealisatie voldoende is onderbouwd.

  • 7.

    Indien de rechthebbende subsidieontvanger verzoekt om compensatie in de vorm van vervangende grond dan bespreekt subsidieontvanger dit met GOB BV. GOB BV onderzoekt de haalbaarheid van dit verzoek en legt de uitkomst terug bij subsidieontvanger. Het overleg over compensatie in een andere vorm dan in geld ontslaat subsidieontvanger niet van de plicht om rechthebbende een concreet schriftelijk aanbod in geld te doen voor hetgeen voor het te verwerven perceel c.q. percelen. Dit voor het geval men er minnelijk alsnog niet uitkomt.

  • 8.

    Subsidieontvanger voert in beginsel gesprekken met de eigenaar van het te verwerven perceel/percelen. Het belang van een derde gerechtigde op het te verwerven perceel kan met zich meebrengen dat het in de rede ligt ook met deze derde in onderhandeling te treden. Daartoe is aanleiding indien subsidieontvanger met de eigenaar van de onroerende zaak geen afspraak heeft kunnen maken over het vrij van huur en gebruik opleveren van de onroerende zaak. In dat geval moet subsidieontvanger ook de huurder een schriftelijk aanbod doen. Alleen in die gevallen waarin met de eigenaar van de onroerende zaak wordt afgesproken dat deze het eigendom vrij van huur aan subsidieontvanger zal overdragen en waarbij de eigenaar dan dus zelf de beëindiging van het gebruik met deze huurder regelt, hoeft subsidieontvanger de huurder geen aanbod te doen. Het bovenstaande geldt in gelijke mate voor pachters en overige (zakelijk)gerechtigden.

  • 9.

    Indien subsidieontvanger aan rechthebbende een voortgezet gebruik aanbiedt, is de einddatum van dit voortgezet gebruik niet later dan 31 december 2020.

  • 10.

    De door subsidieontvanger aan rechthebbende aangeboden schadeloosstelling bedraagt maximaal 105% van de getaxeerde volledige schadeloosstelling.

  • 11.

    De door subsidieontvanger uitgebrachte eerste (formele) bieding geschiedt schriftelijk, of wordt schriftelijk bevestigd waarbij in ieder geval wordt vermeld:

    • a.

      de kadastrale aanduiding van het te verwerven perceel c.q. de percelen ;

    • b.

      de oppervlakte van het betreffende perceel c.q. de percelen;

    • c.

      dat de bieding betrekking heeft op grond, die noodzakelijk is voor het uitvoeren van PAS herstelmaatregelen;

    • d.

      dat de bieding wordt gedaan onder voorbehoud van instemming van de provincie Noord-Brabant.

  • 12.

    Indien subsidieontvanger niet tijdig, derhalve voor 31 december 2020, in minnelijke verwerving slaagt draagt hij het logboek en alle correspondentie met de rechthebbende over aan GOB BV.

Bijlage 9 behorende bij artikel 2.6, eerste lid, onder c, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 10 behorende bij artikel 2.6, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

Ecologische verbindingszones aangewezen voor prioritaire

soorten

afbeelding binnen de regeling

EVZ

Prioritaire soort

1

zeggekorfslak

2

hermelijn

3

hermelijn, waterspitsmuis

4

roodrandzandbij

5

hermelijn, roodrandzandbij

6

gladde slang

7

bruine eikenpage, gladde slang

8

boomkikker

9

kamsalamander

10

boomkikker, kamsalamander

11

bruine eikenpage, kamsalamander

12

bruine eikenpage

13

boomkikker, kamsalamander, kleine ijsvogelvlinder

14

hermelijn, kamsalamander

15

boomkikker, kleine ijsvogelvlinder

16

hermelijn, kamsalamander, kleine ijsvogelvlinder

17

kamsalamander, waterspitsmuis

18

waterspitsmuis

19

kamsalamander, knoflookpad

20

kleine ijsvogelvlinder

21

gentiaanblauwtje

22

gentiaanblauwtje, ingekorven vleermuis

23

sleedoornpage

24

kamsalamander, sleedoornpage

25

kleine ijsvogelvlinder, grootoorvleermuis

26

spiegeldikkopje

27

zompsprinkhaan

28

zompsprinkhaan, spiegeldikkopje, gladde slang

Wetstechnische informatie

Regeling vervallen per 19-01-2023

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent inrichting NNB (Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant)

Geldend van 11-12-2020 t/m 29-12-2020

Algemeen

Overheidsorganisatie Noord-Brabant
Organisatietype Provincie
Officiële naam regeling Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent inrichting NNB (Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant)
Citeertitel Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant
Vastgesteld door gedeputeerde staten
Onderwerp milieu
Eigen onderwerp financieel kader
Indeling regeling Overig
Regeling onder de Omgevingswet Nee
Externe bijlagen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Noord-Brabant/CVDR275924/CVDR275924_3.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Dit overzicht bevat alleen gepubliceerde versies.

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-01-2023 19-01-2023 bijlage 3

05-01-2023

prb-2023-565

C2306947/5174941
14-12-2022 19-01-2023 pargraaf 5, artikel 1.1, 1.4, 1.6, 1.9, 1.12, 1.13, 1.15, 1.16, 1.20, 1.21, 1.22, 1.23, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11, 5.12, 5.13, 5.14, 5.15, 5.16, 5.17, 5.18, 5.19, 5.20, 5.21, bijlage 4a, 5, 7c, 11, 12

05-12-2022

prb-2022-14708

C2306947/5174941
02-05-2022 24-12-2021 artikel 3.9

30-11-2021

prb-2021-12469

C2287452/4980913
01-05-2022 01-05-2022 artikel 1.13

14-12-2021

prb-2021-12947

C2290277/4995246
24-12-2021 01-05-2022 artikel 1.6, 1.9, 1.15, 1.16, 1.21, 2.7, 2.8, 3.16, 4.4, 4.6, 4.10, 5.2, 5.3, bijlage 3

14-12-2021

prb-2021-12641

C2290277/4995246
11-03-2021 02-05-2022 artikel 1.1, 1.4, 1.5, 1.6, 1.11, 1.13, 1.16, 1.20, 1.21, 1.23, 2.6, 2.7, 2.11, 2.15, 3.9, 3.13, 3.14, bijlage 1, 2, 3, 4, 5, 7a, 7b, 7c, 8, 9, 10

02-03-2021

prb-2021-1797

C2276099/4835897
30-12-2020 11-03-2021 artikel 1.22, 2.18, 3.14, 3.16, 1.24, 2.16, 3.7

08-12-2020

prb-2020-10037

C2272948/4800073
11-12-2020 30-12-2020 artikel 5.1

01-12-2020

prb-2020-9223

C2272193/4790310
01-01-2020 11-12-2020 nieuwe regeling

10-12-2019

prb-2019-8234

C2253622