Inhoud regeling

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent de transitie van veehouderijen (Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant)

Geldend van 02-11-2018 t/m 15-12-2018

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent de transitie van veehouderijen (Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 10 oktober 2017 het Uitvoeringsprogramma ondersteunende maatregelen transitie Veehouderij hebben vastgesteld; dat dit programma is gericht op een verdere ontwikkeling van de veehouderij naar een duurzame en rendabele sector;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten bij de uitvoering van dit programma streven naar een financieel gezonde en vitale sector die op rechtmatige wijze het hoofd weet te bieden aan de uitdagingen die er liggen op het terrein van milieu, volksgezondheid en dierenwelzijn;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe een nieuwe aanbouwregeling veehouderijen wensen vast te stellen, waarin diverse paragrafen met stimuleringsmogelijkheden zullen worden opgenomen om bovenstaand doel te bereiken;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten met de paragraaf Validatiemeting innovatieve stalsystemen willen bereiken dat stalsystemen die op integrale wijze en via aanpak bij de bron bijdragen aan de doelstellingen van de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant, op versnelde wijze in gebruik kunnen worden genomen;

Overwegende dat de kosten van validatiemetingen van stalsystemen een zeer hoge investering vergen en Gedeputeerde Staten zich derhalve willen richten op het gedeeltelijk vergoeden van die kosten;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op deze paragraaf, hoofdstuk 1 en artikel 49 van Verordening 651/2014 van de Europese Commissie (PBEU 2014 L187/1) van toepassing willen verklaren.

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Validatiemeting innovatieve stalsystemen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    aanpak aan de bron: techniek waarbij emissiereductie aan de bron wordt gerealiseerd en voorkomen wordt dat emissies in de stallucht terecht komen;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 (PBEU 2014 L187/1)

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    innovatieve stalsystemen: stalsystemen die emissie van ammoniak, en afhankelijk van de diercategorie tevens die van geur, en fijnstof integraal en aan de bron reduceren en daarmee voldoen aan de normen in de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant;

  • f.

    kleine en middelgrote ondernemingen: ondernemingen die aan de criteria voldoen van de Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro ondernemingen (PB EU 2003 L124);

  • g.

    meetprotocol: protocol voor meting van ammoniakemissies uit huisvestingssystemen in de veehouderij 2013a;

  • h.

    RVO: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

  • i.

    toegelaten emissiefactor: emissie die voor een bepaald stalsysteem van overheidswege is vastgesteld en die is neergelegd in de Regeling ammoniak en veehouderij, de Emissiefactoren fijnstof voor veehouderij en de Regeling geurhinder en veehouderij;

  • j.

    validatiemeting: emissiemeting benodigd om een emissiefactor te verkrijgen als bedoeld in de Regeling ammoniak en veehouderij, de Fijnstofregeling innovatieve stal of techniek en de Regeling geurhinder en veehouderij;

  • k.

    veraprotocol: test protocol for livestock housing and management systems.

Artikel 1.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      natuurlijke personen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van:

      • 1°.

        rechtspersonen;

      • 2°.

        natuurlijke personen;

      • 3°.

        rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt verstrekt voor het uitvoeren van validatiemetingen ten behoeve van het verkrijgen van definitieve emissiefactoren voor innovatieve stalsystemen voor de volgende diercategorieën:

  • a.

    melkrundvee;

  • b.

    vleesrunderen;

  • c.

    varkens;

  • d.

    geiten;

  • e.

    pluimvee.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project, waardoor het stimulerend effect als bedoeld in artikel 6, tweede lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening ontbreekt;

    • b.

      de totale projectkosten minder bedragen dan € 5.000;

    • c.

      voor hetzelfde project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling;

    • d.

      ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, uitstaat;

    • e.

      de aanvrager een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, is;

  • 2. Subsidie kan worden geweigerd indien de aanvrager in de afgelopen vijf jaar strafrechtelijk is veroordeeld, een strafbeschikking heeft gekregen, met het Openbaar Ministerie een schikking is aangegaan, strafrechtelijk, bestuurlijk of fiscaalrechtelijk is beboet, dan wel in het kader van een bestuursrechtelijk handhavingstraject een last onder dwangsom of bestuursdwang opgelegd heeft gekregen, wegens het overtreden van bij of krachtens natuur- en milieuregelgeving vastgestelde voorschriften, waaronder die op grond van de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming en de Wet natuurbescherming, indien aard, ernst of duur van de overtreding en het tijdsverloop sinds die overtreding daartoe aanleiding geven.

  • 3. Onder aanvrager wordt in dit artikel mede verstaan: een deelnemer aan het samenwerkingsverband dat de subsidie aanvraagt.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de validatiemetingen worden uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project heeft betrekking op een of meer van de volgende diercategorieën:

    • 1°.

      melkrundvee;

    • 2°.

      vleesrunderen;

    • 3°.

      varkens;

    • 4°.

      geiten; of

    • 5°.

      pluimvee;

  • c.

    het project heeft betrekking op een stalsysteem:

    • 1°.

      waaraan een voorlopige emissiefactor of bijzondere emissiefactor is toegekend; of

    • 2°.

      waaraan een definitieve emissiefactor voor ammoniak is toegekend;

  • d.

    het project omvat de volgende metingen:

    • 1°.

      voor projecten als bedoeld in onderdeel c, onder 1°: validatiemetingen van fijnstof, geur en ammoniak die resulteren in een meetrapport dat geschikt is om een aanvraag voor een definitieve emissiefactor mee in te dienen, waarbij in de diercategorie melkrundvee volstaan kan worden met metingen van ammoniak;

    • 2°.

      voor projecten als bedoeld in onderdeel c, onder 2°: validatiemetingen van fijnstof en geur;

  • e.

    de voorlopige of bijzondere emissiefactor voldoet de maximale emissiefactoren uit bijlage 2 bij de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant;

  • f.

    de beoogde emissiereductie wordt naar verwachting voor minimaal 75 % gerealiseerd aan de bron;

  • g.

    het innovatieve stalsysteem brengt ten opzichte van de huidige stalsystemen een kwaliteitsverbetering met zich mee op minimaal twee van de volgende aspecten:

    • 1°.

      in geval van projecten waar zowel metingen van ammoniak als metingen van geur en fijnstof zullen plaatsvinden: gezondheid mens en dier, dierenwelzijn, geluid, emissies methaan en endotoxines, energieverbruik, anticipatie op mestbewerking, hergebruik materialen, efficiënte bedrijfsvoering;

    • 2°.

      in geval van projecten waar uitsluitend ammoniakmetingen zullen plaatsvinden: naast de aspecten genoemd onder 1°, de emissie van geur en fijnstof;

  • h.

    het project wordt uitgevoerd conform het meetprotocol of een gelijkwaardige meetmethode die voldoet aan het vera-protocol;

  • i.

    het meetplan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan RVO voordat de metingen starten;

  • j.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      meetgegevens of andere onderzoeksgegevens op basis waarvan de verwachting gerechtvaardigd is dat aan de vereisten onder f en g zal worden voldaan;

    • 3°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen uitsluitend kosten derden voor het uitvoeren van en rapporteren over validatiemetingen, voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor het indienen van de aanvraag;

  • b.

    kosten voor projectleiding van de subsidieaanvrager;

  • c.

    legeskosten.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 april 2018 tot en met 31 januari 2019.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode genoemd in artikel 1.9, voor subsidies als bedoeld in:

  • a.

    artikel 1.4, onder a, vast op € 150.000;

  • b.

    artikel 1.4, onder b, vast op € 150.000;

  • c.

    artikel 1.4, onder c, vast op € 150.000;

  • d.

    artikel 1.4, onder d, vast op € 150.000;

  • e.

    artikel 1.4, onder e, vast op € 150.000.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt:

  • a.

    maximaal 50% van de subsidiabele kosten, voor grote ondernemingen tot en met een maximum van €124.999;

  • b.

    maximaal 60% van de subsidiabele kosten, voor middelgrote ondernemingen tot en met een maximum van €124.999;

  • c.

    maximaal 70% van de subsidiabele kosten, voor kleine ondernemingen tot en met een maximum van €124.999.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. In geval loting plaatsvindt, wordt de beschikbare subsidie verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6. Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project start binnen 6 maanden na verlening van de subsidie;

    • b.

      het project wordt binnen twee jaar na verlening van de subsidie afgerond door middel van de oplevering van een meetrapport, met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal zes maanden;

    • c.

      de subsidieontvanger verstrekt binnen drie maanden na afronding van het project een digitale versie van het meetrapport aan Gedeputeerde Staten, die dit kunnen publiceren op hun website;

    • d.

      de subsidieontvanger maakt de bevindingen en resultaten van het project binnen zes maanden na afronding van het project toegankelijk voor derden;

    • e.

      de veehouderijlocaties waar de metingen verricht zullen worden, beschikken bij aanvang van de werkzaamheden over de uit hoofde van de Meststoffenwet benodigde dierrechten en fosfaatrechten en de benodigde omgevings- en natuurbeschermingsvergunningen en zijn conform deze rechten en vergunningen in bedrijf;

    • f.

      de subsidieontvanger zal zich, teneinde open innovatie mogelijk te maken, niet beroepen op intellectuele eigendomsrechten die rusten op het innovatieve stalsysteem dan wel zal tegen redelijke condities aan derden licenties ter beschikking stellen.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 1.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Overeenkomstig artikel 21, zevende lid, van de Asv, overlegt de subsidieontvanger een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zesde lid, van de Asv, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring.

  • 2. De subsidieontvanger toont aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv.

Artikel 1.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Algemene subsidieverordening.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80 % van het verleende subsidiebedrag.

  • 3. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in de voorgaande leden, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde en vierde lid van de Algemene subsidieverordening.

Artikel 1.18 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

§ 2 Stalsystemen first movers en jonge veehouders

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    aanpak aan de bron: techniek waarbij voorkomen wordt dat emissies ontstaan dan wel in de stallucht terecht komen;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    daadwerkelijke en voortdurende zeggenschap: blokkerende zeggenschap voor ondernemersbeslissingen met een financieel belang van meer dan € 25.000, blijkend uit de statuten of een schriftelijke overeenkomst;

  • e.

    emissiereductie: vermindering van uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof, berekend ten opzichte van de uitstoot bij de traditionele huisvesting;

  • f.

    jonge veehouder: veehouder waarvan het bedrijfshoofd op de datum van indiening van de aanvraag niet ouder is dan 40 jaar, beschikt over adequate vakbekwaamheid en deskundigheid, blijkend uit een landbouwkundige of gelijkwaardige opleiding dan wel uit drie jaar werkervaring op een veehouderij en daadwerkelijke en voortdurende zeggenschap heeft ten aanzien van beheer, winst en financiële risico’s;

  • g.

    landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (PBEU 2014 L193/1);

  • h.

    MKB-bedrijf: kleine, middelgrote of micro-onderneming zoals bedoeld in bijlage I bij de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • i.

    toekomstbestendig stalsysteem: stalsysteem dat de emissie van ammoniak, geur en fijnstof integraal en aan de bron reduceert en voldoet aan de normen van de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant;

  • j.

    veehouder: agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van landbouwhuisdieren.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    een veehouder;

  • b.

    een jonge veehouder.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor investeringen in een toekomstbestendig stalsysteem, voor de volgende diercategorieën:

  • a.

    varkens;

  • b.

    melkrundvee inclusief jongvee;

  • c.

    pluimvee;

  • d.

    vleesrunderen, geiten en overige diercategorieën, uitgezonderd pelsdieren.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

  • 1.

    Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      de totale projectkosten minder bedragen dan € 5.000;

    • b.

      reeds eerder een provinciale subsidie is verleend voor hetzelfde stalsysteem;

    • c.

      aanvrager geen MKB-bedrijf is;

    • d.

      reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

    • e.

      ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

    • f.

      aanvrager een onderneming in moeilijkheden is, als bedoeld in artikel 2, onder 14, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie, aangevraagd door veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder a, geweigerd indien:

    • a.

      het project betrekking heeft op een stalsysteem waarvoor op grond van deze paragraaf voor dezelfde diercategorie reeds vijf subsidieverleningen hebben plaatsgevonden;

    • b.

      het project betrekking heeft op een stalsysteem waarvoor reeds vijf omgevingsvergunningen zijn verstrekt.

  • 3.

    Subsidie kan worden geweigerd indien de aanvrager in de afgelopen vijf jaar strafrechtelijk is veroordeeld, een strafbeschikking heeft gekregen, met het Openbaar Ministerie een schikking is aangegaan, strafrechtelijk, bestuurlijk of fiscaalrechtelijk is beboet, dan wel in het kader van een bestuursrechtelijk handhavingstraject een last onder dwangsom of bestuursdwang opgelegd heeft gekregen, wegens het overtreden van bij of krachtens natuur- en milieuregelgeving vastgestelde voorschriften, waaronder die op grond van de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming en de Wet natuurbescherming, indien aard, ernst of duur van de overtreding en het tijdsverloop sinds die overtreding daartoe aanleiding geven.

  • 4.

    Onder aanvrager wordt in dit artikel mede verstaan: een deelnemer aan het samenwerkingsverband dat de subsidie aanvraagt.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project heeft betrekking op een van de volgende diercategorieën:

      • 1°.

        varkens;

      • 2°.

        melkrundvee, inclusief jongvee;

      • 3°.

        pluimvee;

      • 4°.

        vleesrunderen, geiten en overige diercategorieën, uitgezonderd pelsdieren;

    • c.

      het project heeft betrekking op een stalsysteem waaraan een voorlopige of definitieve emissiefactor is toegekend, blijkend uit bijlage 1 bij de Regeling Ammoniak veehouderij;

    • d.

      de voorlopige of definitieve emissiefactor voldoet aan de maximale emissiefactoren uit bijlage 2, bij de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant;

    • e.

      het stalsysteem zorgt voor een emissiereductie,

      • 1°.

        voor de diercategorie melkrundvee: in elk geval voor ammoniak en

      • 2°.

        voor de overige diercategorieën: voor zowel ammoniak, fijnstof als geur;

    • f.

      de emissiereductie als bedoeld onder e, wordt voor minimaal 75 % gerealiseerd aan de bron;

    • g.

      het stalsysteem brengt ten opzichte van de huidige stalsystemen een kwaliteitsverbetering met zich mee op minimaal twee van de volgende aspecten: gezondheid mens en dier, dierenwelzijn, geluid, emissies methaan en endotoxines, energieverbruik, anticipatie op mestbewerking, hergebruik materialen, efficiënte bedrijfsvoering;

    • h.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt aangenomen dat stalsystemen die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling, voldoen aan de subsidievereisten als bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met g.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten derden;

  • b.

    materiaalkosten voor aanleg van het stalsysteem;

  • c.

    materiaalkosten voor aanpassing van het stalsysteem;

  • d.

    materiaalkosten voor aanpassing van stallen voor zover noodzakelijk om het stalsysteem te laten functioneren.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor het indienen van de aanvraag;

  • b.

    legeskosten;

  • c.

    kosten voor afschrijving en onderhoud van stallen en stalsystemen;

  • d.

    vervangingsinvesteringen;

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 augustus 2018 tot en met 31 januari 2019.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode genoemd in artikel 2.9, voor veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder a, vast op:

    • a.

      € 500.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

    • b.

      € 350.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

    • c.

      € 200.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

    • d.

      € 200.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder d;

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode genoemd in artikel 2.9, voor jonge veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder b, vast op:

    • a.

      € 300.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

    • b.

      € 210.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

    • c.

      € 120.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

    • d.

      € 120.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder d;

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, bedraagt:

    • a.

      voor veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder a: 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 25.000.

    • b.

      voor jonge veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder b: 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 30.000.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat de in de landbouwgroepsvrijstelling toegestane maximale steunintenstiteit niet wordt overschreden.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking als bedoeld in het eerste lid, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6.

    Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen twee jaar na verlening van de subsidie afgerond door middel van de oplevering van het project met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal zes maanden;

    • b.

      de subsidieontvanger beschikt bij aanvang van de werkzaamheden over de op grond van de Meststoffenwet benodigde dierrechten en fosfaatrechten en over de benodigde omgevings- en natuurbeschermingsvergunningen en is conform deze rechten en vergunningen in bedrijf;

    • c.

      onverminderd artikel 16, onder a, Asv houdt subsidieontvanger het innovatieve stalsysteem gedurende vijf jaar na realisering in werking conform de subsidieaanvraag, tenzij hij gebruik maakt van een ander stalsysteem dat een grotere emissiereductie teweeg brengt.

  • 2.

    Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv.

Artikel 2.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede en vierde lid van de Asv.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het voorgaande lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde en vierde lid van de Asv.

Artikel 2.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

§ 3 Omschakeling naar natuurinclusieve landbouw

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    businessplan: plan dat voldoet aan de eisen van bijlage 3;

  • c.

    de-minimis landbouwsteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PBEU 2013 L352/9);

  • d.

    functionele agrobiodiversiteit: benutting van de natuurlijke soortenrijkdom voor de onderdrukking van ziekten en plagen;

  • e.

    natuurinclusieve landbouw: economisch rendabel en grondgebonden landbouwsysteem dat voedsel en gewassen produceert, in balans is met de natuurlijke omgeving, natuurlijke hulpbronnen integreert in de bedrijfsvoering en zorg draagt voor de biodiversiteit op en rond het bedrijf;

  • f.

    Natuurnetwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1 van de Verordening ruimte Noord-Brabant;

  • g.

    veehouder: agrarisch bedrijf hoofdzakelijk gericht op het fokken, mesten en houden van landbouwhuisdieren.

Artikel 3.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      een veehouder; of

    • b.

      een samenwerkingsverband van agrarische bedrijven waarvan minimaal één veehouder is.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, onder b geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

  • 3. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, onder b, geen rechtspersoonlijkheid bezit en uitsluitend bestaat uit natuurlijke personen:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor het opstellen van een businessplan met betrekking tot omschakeling naar natuurinclusieve landbouw, dat voldoet aan de vereisten van bijlage 3.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      reeds eerder subsidie is verleend op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling voor dezelfde activiteit;

    • b.

      reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

    • c.

      reeds omgeschakeld is naar natuurinclusieve landbouw;

    • d.

      het bedrijf van de veehouder of de bedrijven van het samenwerkings-verband voor meer dan 50% van het grondoppervlak gelegen is of zijn binnen het Natuurnetwerk Brabant;

  • 2. Subsidie kan worden geweigerd indien de aanvrager in de afgelopen vijf jaar strafrechtelijk is veroordeeld, een strafbeschikking heeft gekregen, met het Openbaar Ministerie een schikking is aangegaan, strafrechtelijk, bestuurlijk of fiscaalrechtelijk is beboet, dan wel in het kader van een bestuursrechtelijk handhavingstraject een last onder dwangsom of bestuursdwang opgelegd heeft gekregen, wegens het overtreden van bij of krachtens natuur- en milieuregelgeving vastgestelde voorschriften, waaronder die op grond van de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming en de Wet natuurbescherming, indien aard, ernst of duur van de overtreding en het tijdsverloop sinds die overtreding daartoe aanleiding geven.

  • 3. Onder aanvrager wordt in dit artikel mede verstaan: een deelnemer aan het samenwerkingsverband dat de subsidie aanvraagt.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    bij de uitvoering wordt gebruik gemaakt van professionele bedrijfsadviseurs die ervaring hebben met het opstellen van businessplannen binnen de agrarische sector;

  • c.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      een omschakelplan dat voldoet aan de vereisten uit bijlage 2;

    • 2°.

      een sluitende en realistische projectbegroting voor het maken van een businessplan.

Artikel 3.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 15 november 2018 tot en met 31 oktober 2020.

Artikel 3.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode genoemd in artikel 3.7 vast op € 500.000.

Artikel 3.9 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt € 10.000.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimis landbouwsteun niet wordt overschreden.

Artikel 3.10 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking als bedoeld in het eerste lid, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

Artikel 3.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    het project wordt binnen 8 maanden na verlening van de subsidie afgerond;

  • b.

    de subsidieontvanger zendt na afronding van het project een exemplaar van het businessplan dat voldoet aan de vereisten van bijlage 3, ter informatie aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 3.12 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

Artikel 3.13 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het voorgaande lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid van de Asv.

Artikel 3.14 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 20 maart 2018

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter de

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 1, behorende bij artikel 2.6, derde lid, van de Subsidieregeling transitie veehouderij

Rav-code 

Huisvestingsysteem 

Emissie

Diercategorie 

Voldoet  t/m 

A1.21

ligboxenstal met vlakke vloerplaten met tegelprofiel, hellende sleuven en regelmatige mestafstorten voorzien van afdichtflappen of -kleppen en mestschuif

7 kg

melkvee 

31-12-23* 

 

A1.23

ligboxenstal met geprofileerde vloerplaten met sterk hellende langssleuven

met urineafvoergat en hellende

dwarsgroeven, aaneengesloten gelegd of gescheiden door mestafstorten voorzien van emissiereductiekleppen, met mestschuif

6 kg

melkvee 

31-12-27* 

31-12-23**

D 1.2.20

Mestpan met mestkanaal met koelsysteem en waterkanaal onder het kraamhok

1.3 kg

varkens

Tot na

31-12-28

* Beweiden

** Permanent opstallen in open stal

Bijlage 2 bij Subsidieregeling transitie veehouderij

Inhoudelijke vereisten Omschakelplan

Het omschakelplan moet in ieder geval aandacht besteden aan: de ondernemer, de biodiversiteit, de bodem, het landschap en de bedrijfseconomische betekenis van de omschakeling naar natuurinclusieve landbouw. Onderstaande eisen zijn indicatief en te beschouwen als aandachtspunten. Voor het businessplan (zie bijlage 3) is het verplicht aandacht te besteden aan alle genoemde vereisten..

De ‘natuurlijke’ ondernemer(s)

Het omschakelplan geeft een eerste beeld van de kennis en ervaring van de betrokken ondernemer(s) of de wijze waarop die kennis en ervaring zal worden verkregen op het gebied van enerzijds biodiversiteit, vitale bodem, landschap en kwalitatief en kwantitatief waterbeheer en anderzijds het ondernemerschap. De volgende onderdelen kunnen deel uitmaken van het omschakelplan:

  • De motivatie voor het indienen van het plan (wat is in het kort het idee, de bedoeling/ambitie?) en een kort CV (persoonlijke gegevens, opleiding, werkervaring).

  • De mate van kennis van, ervaring met en visie op ondernemerschap en natuurontwikkeling (opleiding / ervaring et cetera).

  • De wijze waarop die kennis/ervaring wordt vergroot bijv. via aansluiting bij een lerend netwerk en samenwerking met andere partijen op het gebied van natuurinclusief ondernemen.

  • De mate van natuurinclusiviteit van de huidige bedrijfsvoering (zie hierna onder ‘natuurlijke waarden’).

  • De verwachte belemmeringen en behoefte aan ondersteuning, zoals de beschikbaarheid van aanvullend areaal aan landbouwgrond.

 

Natuurlijke waarden: biodiversiteit, bodem en landschap

Het omschakelplan geeft een eerste beeld van de manier waarop de biodiversiteit en de kwaliteit van bodem, water en landschap een impuls krijgen en worden geïntegreerd in de bedrijfsvoering. De volgende onderdelen kunnen deel uitmaken van het omschakelplan:

  • De manier waarop de bodem en het bodemleven worden verzorgd in het bedrijfssysteem.

  • De maatregelen om kringlopen van nutriënten te sluiten en de invloed van het bedrijf op de omgeving via de lucht en het water (grond-/oppervlaktewater) te beperken.

  • De maatregelen voor biodiversiteit en hoe deze aansluiten bij de omgeving (aanwezige biodiversiteit en leefgebieden).

  • De manier waarop het bedrijf zal bijdragen aan de gebiedseigen landschappelijke kwaliteit.

  • De manier waarop de natuurlijke soortenrijkdom voor de onderdrukking van ziekten en plagen op het bedrijf (‘functionele agrobiodiversiteit’) wordt benut.

  • De manier waarop bovenliggende punten in het huidige bedrijf vormgegeven zijn en welke stappen nodig zijn voor de omschakeling.

  • De verwachte belemmeringen en behoefte aan ondersteuning.

 

Tabel met voorbeelden van te treffen natuurinclusieve maatregelen

Het omschakelplan moet aangeven welke maatregelen de aanvrager beoogd te nemen voor de thema’s biodiversiteit, landschap en bodem&water.

Voor elk van deze thema’s worden ten minste twee maatregelen getroffen die verder worden uitgewerkt in het businessplan. Het is mogelijk dat maatregelen voor biodiversiteit ook bijdragen aan landschap. In dat geval kan worden volstaan met minimaal twee maatregelen voor deze beide thema’s.

Landgebruik

Maatregel

Doel/functie

Grasland en bouwland

Mestkwaliteit en -diversiteit aanpassen (ruige mest, beperken kunstmest, mestkwaliteit)

Organische stofopbouw, beperken emissies, stimuleren bodemleven, voedsel en nestgelegenheid voor specifieke soorten

Bouwland

Niet-kerende grondbewerking

Gewasresten in bovengrond houden, minder organische stof afbraak en meer voedsel en minder verstoring bodemleven

 

Bouwplan verruimen akkers

Organische stofopbouw, verbetering bodemstructuur en verhoging ziekteweerbaarheid

 

Groenbemesters, vanggewassen, akkers jaarrond groen

Nutriënten vastleggen, stimuleren bodemleven, verbeteren bodemstructuur en organische stof productie

 

Reductie gewas-beschermingsmiddelen

Minder verstoring voedselweb voor specifieke soorten; productkwaliteit

 

Bloeiende akkerranden

Bufferfuncties, gewasbescherming, gewasbestuiving, natuurbescherming (inclusief specifieke soorten als akkervogels) en landschapsbeleving

Grasland

Kruidenrijk grasland

Grasland positief voor bodemkwaliteit (organische stof en bodemleven), emissies, en gewasbeschermings-middelen naar oppervlakte water en bovengrondse biodiversiteit

 

Weidegang

Dierenwelzijn en - gezondheid, sluiten kringlopen, beperken ammoniak

 

Aanleg plas-drassystemen

Stimulering weidevogels

 

Volledig grasgevoerd bedrijf

Grasland positief voor bodemkwaliteit (organische stof en bodemleven), emissies nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater en bovengrondse biodiversiteit.

 

Natte landbouw en andere runderrassen in vernatte veenweidegebieden

Beperken CO2 emissies veenweide, schoner water, waterberging, biodiversiteit, vogels, landschap.

Landschaps-elementen

Aanleg/beheer grazige, droge elementen of opgaande begroeiing

Voedselweb functionele biodiversiteit, natuurwaarde (soorten) en landschap

bron: Maatregelen Natuurinclusieve landbouw, Louis Bolk instituut/WUR 2017

Bedrijfseconomische kwaliteit

Het omschakelplan moet op hoofdlijnen duidelijk maken hoe het plan bedrijfseconomisch in elkaar zit. Daarbij komen onder andere de volgende onderdelen aan bod:

  • De aard en omvang van het huidige bedrijf inclusief SWOT-analyse

  • De beoogde vermarkting van de meerwaarde van de natuurinclusieve landbouw (producten / diensten, markten, doelgroepen, promotie, ketenpartners, verdienmodel).

  • Een eerste begroting van de kosten voor de omschakeling.

  • Juridische haalbaarheid van het initiatief (o.a. bestemmingsplan).

  • De verwachte kansen en belemmeringen en behoefte aan ondersteuning.

 

Maatschappelijke meerwaarde

Aanvullend is er aandacht voor de maatschappelijke meerwaarde van de betreffende onderneming, bijvoorbeeld op het gebied van zorg, educatie et cetera. Dit is geen primair doel van natuurinclusieve landbouw, maar wordt wel als een ‘plus’ beschouwd bij een eventuele latere beoordeling van businessplannen.

Het omschakelplan bestaat uit maximaal 5 pagina’s (A4, tekst/afbeeldingen exclusief inhoudsopgave en voor- en achterblad). Het omschakelplan bevat maximaal 5 pagina’s bijlagen (A4). Het aantal woorden per pagina is 500.

Bijlage 3, behorende bij artikel 3.11, onder b, van de Subsidieregeling transitie veehouderij

Vereisten businessplan

Het businessplan ligt inhoudelijk in het verlengde van het omschakelplan. In het businessplan worden de onderdelen uit het omschakelplan concreet uitgewerkt en wordt in het bijzonder een zo gedetailleerd mogelijke financiële onderbouwing opgenomen.

Concreet betekent dat het volgende:

  • In het businessplan worden álle aspecten genoemd in bijlage 2 uitgewerkt.

  • In het businessplan wordt aangegeven welke maatregelen voor de thema’s natuur, landschap en bodem&water door het bedrijf worden getroffen. Per thema worden ten minste twee maatregelen uitgevoerd. In geval een maatregel positief uitpakt voor zowel natuur als voor landschap, dan mag deze voor beide thema’s worden opgevoerd.

  • In het businessplan moeten álle maatregelen worden vertaald in een reële en zo mogelijk sluitende begroting voor de exploitatie, investeringen, financiering en liquiditeit.

Wetstechnische informatie

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent de transitie van veehouderijen (Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant)

Geldend van 02-11-2018 t/m 15-12-2018

Algemeen

Overheidsorganisatie Noord-Brabant
Organisatietype Provincie
Officiële naam regeling Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent de transitie van veehouderijen (Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant)
Citeertitel Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant
Vastgesteld door gedeputeerde staten
Onderwerp financiën en economie, milieu
Eigen onderwerp financieel kader
Indeling regeling Overig
Regeling onder de Omgevingswet Nee
Externe bijlagen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Noord-Brabant/CVDR275924/CVDR275924_3.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Dit overzicht bevat alleen gepubliceerde versies.

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-01-2024 artikel 3.7, 3.8, 4.8, 4.9, 5.1, 5.4, 5.5, 5.6, 5.9, 5.10, 5.11, 5.13, 7.14, bijlage 7

09-01-2024

prb-2024-727

C2325497/5370747
18-02-2023 18-01-2024 artikel 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.11, 3.12, 5.1, 5.2, 5.4, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11 5.12, 5.13, 5.14, 5.15, 5.16, bijlage 7

07-02-2023

prb-2023-1822

C2310291/5213641
14-12-2022 18-02-2023 artikel 4.8

05-12-2022

prb-2022-14692

C2306782/5168709
05-05-2022 14-12-2022 paragraaf 4, artikel 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, 4.15, 4.16, 5.10, 5.11, 7.1, 7.6, 7.7, 8.2, bijlage 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12

19-04-2022

prb-2022-5221

Onbekend.
24-02-2022 05-05-2022 artikel 5.1, 5.5, 5.6, 5.9, 5.10, 5.11, 5.12, 5.13, bijlage 8

25-01-2022

prb-2022-2152

C2292145/5017074
03-01-2022 24-02-2022 paragraaf 7, bijlage 10 en 11

30-11-2021

prb-2021-12339

C2287452/4980913
14-12-2021 03-01-2021 artikel 2.9, 2.10, 2.14, bijlage 1

30-11-2021

prb-2021-12164

C2287452/4980913
22-11-2021 14-12-2021 artikel 6.1, 6.2, 6.5, 6.6, 6.9, 6.10, 6.13, bijlage 9

19-10-2021

prb-2021-10035

2287056/4960143
11-08-2021 22-11-2021 artikel 5.10, 5.11

03-08-2021

prb-2021-6895

C2284152/4932120
15-07-2021 11-08-2021 artikel 1.1, 1.6, 2.1, 2.6, 3.1, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 4.5, 5.1, 5.6, 5.12, bijlage 2, 3, 4, 5, 8, 10

05-07-2021

prb-2021-5667

C2282876/4910750
19-04-2021 15-07-2021 paragraaf 6, artikel 5.6, 5.10, 5.11, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7, 6.8, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 6.17, bijlage 2, 9

23-03-2021

prb-2021-2286

C2277509/4850725
01-03-2021 19-04-2021 paragraaf 5, 6, artikel 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11, 5.12, 5.13, 5.14, 5.15, 5.16, 5.17, 6.1, 6.2, bijlage 6, 7, 8

26-01-2021

prb-2021-851

C2274969/4824420
30-12-2020 01-03-2021 artikel 1.14, 2.13, 2.14

08-12-2020

prb-2020-10042

C2272948/4800073
06-11-2020 30-12-2020 artikel 3.7, 3.8, 3.11

27-10-2020

prb-2020-8146

C2269280/4761315
24-02-2020 06-11-2020 artikel 4.9

28-01-2020

prb-2020-655

C2258060/4642576
18-12-2019 24-02-2020 artikel 4.9

10-12-2019

prb-2019-8174

C2255234/4614977
01-02-2019 18-12-2019 paragraaf 4, artikel 1.9, 2.9, bijlage 1, 5

15-01-2019

prb-2019-630

C 2237140/4454110
16-12-2018 01-02-2019 artikel 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, 4.15, 4.16, 5.1, 5.2, paragraaf 4, 5, bijlage 4, 5

20-11-2018

prb-2018-8960

C2235053/4439325
02-11-2018 16-12-2018 paragraaf 3, 4, artikel 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9, 3.10, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 4.1, 4.1, bijlage 2, 3

23-10-2018

prb-2018-8035

C2233365/4420602
03-07-2018 02-11-2018 paragraaf 2, artikel 1.5, 1.6, 1.9, 1.13, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15, 2.16, bijlage 1

25-06-2018

prb-2018-4788

C2226186/4373886
29-03-2018 03-07-2018 nieuwe regeling

20-03-2018

prb-2018-2288

C2222716/ 4322778