Toelichting behorende bij de Subsidieregeling gebiedsimpuls grenscorridor Noord-Brabant.
Algemeen
In het gebied van de Grenscorridor N69 speelt vanwege de toename van het verkeer al
decennia lang de leefbaarheid- en bereikbaarheidsproblematiek. Provinciale Staten
hebben besloten deze problematiek op te lossen door naast het ontwikkelen van een
nieuwe wegverbinding de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te versterken. De Subsidieregeling
gebiedsimpuls grenscorridor N69 Noord-Brabant is gericht op het versterken van de
ruimtelijke kwaliteit.
Het versterken van de ruimtelijke kwaliteit is gericht op de thema’s landschap, landbouw,
natuur, water en recreatie. Hiervoor zijn door de samenwerkende partijen in het gebied
gebiedsimpulsmaatregelen benoemd die onderdeel zijn van het Integraal Gebiedsplan
Grenscorridor N69. De samenwerkende partijen in dit gebied zijn de gemeenten Bergeijk,
Eersel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre en verder Waterschap de Dommel, Natuurmonumenten,
Staatsbosbeheer, ZLTO, BMF en de RECRON. De samenwerkende partijen hebben afgesproken
deze maatregelen verder uit te werken en uit te voeren. De Subsidieregeling gebiedsimpuls
grenscorridor Noord-Brabant is er op gericht om maatregelen op de thema’s landschap,
landbouw, natuur, water en recreatie en daarmee de gebiedsimpulsmaatregelen mogelijk
te maken.
Juridisch kader
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening
Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van
subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat
onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor
Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de
meldingsplicht.
Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk.
Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing
zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Subsidies en Europese staatssteunregels
Bij de opzet van de subsidieregeling is in geval van subsidieverlening op grond van
de paragrafen 1 en 2 sprake van staatssteun bij subsidieverlening aan privaatrechtelijke
rechtspersonen. Staatssteun is in beginsel verboden, maar uitzonderingen zijn mogelijk.
Een aparte categorie steunmaatregelen betreft diensten van algemeen economisch belang
(DAEB). DAEB onderscheiden zich van gewone diensten door de aanwezigheid van publieke
belangen met betrekking tot kwaliteit en toegankelijkheid. Indien de overheid van
mening is dat bepaalde economische diensten in het algemeen belang zijn en het marktmechanisme
niet in voldoende mate in deze diensten voorziet, kan zij besluiten om de DAEB te
gaan ondersteunen.
De compensatie voor het verrichten van DAEB dient aan een aantal strikte voorwaarden
te voldoen:
- 1.
De begunstigde onderneming moet daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van openbare
dienst verplichtingen en die verplichtingen moeten duidelijk omschreven zijn.
- 2.
De parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend, moeten vooraf op objectieve
en doorzichtige wijze worden vastgesteld
- 3.
De compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van
de openbare dienst verplichting, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een
redelijke winst uit de uitvoering van die verplichtingen, geheel of gedeeltelijk te
dekken.
- 4.
Er dient verwezen te worden naar het DAEB-Vrijstellingsbesluit van de Europese Commissie.
Dit vrijstellingsbesluit stelt als voorwaarde dat iedere twee jaar gerapporteerd wordt
over het gebruik van de vrijstellingsbeschikking.
Voor paragraaf 3 is ervoor gekozen om de Landbouwvrijstellingsverordening van toepassing
te verklaren en de verordening de-minimissteun voor de landbouwsector, omdat de subsidie
ten goede komt aan de landbouwsector.
De Landbouwvrijstellingsverordening is van toepassing op projecten gericht op de verbetering
van de algehele prestatie en duurzaamheid van het landbouwbedrijf of projecten gericht
op de aanleg en verbetering van infrastructuur in verband met de ontwikkeling, aanpassing
en modernisering van de landbouw (artikel 3.6, derde lid). De voorwaarden en vereisten
uit de Landbouwvrijstellingsverordening zijn verwerkt in paragraaf 3 van deze subsidieregeling.
De verordening de-minimissteun voor de landbouwsector is van toepassing op projecten
gericht op erfbeplanting. Dit betekent dat er alleen subsidie voor dit soort projecten
kan worden verleend indien een onderneming in de primaire productie van de landbouw
niet meer dan € 15.000 aan de-minimissteun van bestuursorganen heeft ontvangen over
drie belastingjaren.
Artikelsgewijs
Artikelen 1.6, 2.6 en 3.6 Subsidievereisten
Onder c Advies van de Stuurgroep Grenscorridor N69
Het advies dient een deugdelijke onderbouwing te bevatten waarom een project wel of
niet past in de Grenscorridor N69. De Stuurgroep dient daarbij de betreffende integrale
visie in samenhang met de vereisten van de betreffende paragraaf te betrekken.
Artikel 2.6 Subsidievereisten
Derde lid, onder b CROW-richtlijnen
CROW is een non-profit kennispartner voor overheden, aannemers en adviesbureaus op
het gebied van infrastructuur, openbare ruimte, verkeer en vervoer, werk en veiligheid,
aanbesteden en contracteren. CROW werkt met externe professionals in werkgroepen uit
verschillende vakgebieden die samen aanbevelingen en richtlijnen opstellen over bijvoorbeeld
vormgeving en maatvoering van verkeersinfrastructuur. In de CROW-richtlijnen staan
bijvoorbeeld de vereisten beschreven waaraan een utilitair fietspad moet voldoen.
Artikel 1.7 Subsidiabele kosten
Onder a, 2.7, onder a, en 3.7, tweede lid, onder a
Kosten voor niet-economische activiteiten zijn subsidiabel vanaf 1 juli 2014. Kosten
voor economische activiteiten zijn subsidiabel vanaf de datum van aanwijzing van de
DAEB.
Artikel 1.8 en 2.8 Niet subsidiabele kosten
Onder b Personeelskosten
Niet subsidiabel zijn de eigen interne kosten van de subsidieaanvrager en de kosten
voor inhuur van extra personele capaciteit door de subsidieaanvrager. Het gaat hierbij
om inhuur ter aanvulling van het ambtelijk apparaat. Wel subsidiabel zijn kosten voor
het vragen van advies aan externe bureaus of externe deskundigen voor bijvoorbeeld
het maken van een ontwerp voor een fietspad.
Artikel 1.11, 2.11 en 3.11 Subsidiehoogte
Conform de Awb is bij het bepalen van de hoogte van de subsidie de subsidieaanvraag
altijd leidend. Er kan dus nooit meer verleend worden dan het aangevraagde subsidiebedrag.
Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten
Onder g Erfbeplanting ten behoeve van landbouwbedrijven
Voor projecten gericht op erfbeplanting ten behoeve van andere dan landbouwbedrijven
kan subsidie worden aangevraagd op grond van paragraaf 1 van deze subsidieregeling.
Voor projecten gericht op erfbeplanting ten behoeve van landbouwbedrijven kan op grond
van deze paragraaf subsidie worden aangevraagd. Dit is gesplitst, omdat voor subsidie
aan landbouwbedrijven een ander staatssteunregime geldt. Voor projecten gericht op
erfbeplanting ten behoeve van landbouwbedrijven zijn de voorwaarden van de verordening
de-minimissteun voor de landbouwsector van toepassing.
Artikel 3.7 Subsidiabele kosten
Onder c Algemene kosten
Het gaat hier om kosten voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs
en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies.
Haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten
daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder a en b worden gemaakt.
Onder f Irrigatie
Zowel investeringen die betrekking hebben op grond- of oppervlaktewaterlichamen waarvan
de toestand, om redenen in verband met de waterhoeveelheid, in het betrokken stroomgebiedbeheerplan
is aangemerkt als minder dan goed, als investeringen die leiden tot een netto-uitbreiding
van het geïrrigeerde areaal met gevolgen voor een bepaald grond- of oppervlaktewaterlichaam,
komen echter niet in aanmerking voor steun op grond van dit artikel.
De in onder f, onderdelen 1° en 2° vermelde voorwaarden zijn niet van toepassing op
een investering in een bestaande installatie die enkel gevolgen heeft voor de energie-efficiëntie,
op een investering voor het aanleggen van een reservoir of op een investering in het
gebruik van gerecycleerd water die geen gevolgen heeft voor een bepaald grond- of
oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 3.11 Subsidiehoogte
Vierde en vijfde lid Erfbeplanting en de-minimissteun
Voor erfbeplanting ten behoeve van landbouwbedrijven geldt dat, om te voldoen aan
de staatssteunregels, de voorwaarden van de verordening de-minimissteun voor de landbouwsector
van toepassing zijn. Dit betekent onder meer dat een landbouwer niet meer dan € 15.000
over drie belastingjaren aan de-minimissteun mag ontvangen. Om die reden is de te
verlenen subsidie voor erfbeplanting op een maximum gesteld van € 15.000. Omdat het
gaat om een maximum bedrag van € 15,000 aan de-minimissteun dat een landbouwer in
totaal van alle bestuursorganen over drie belastingjaren mag ontvangen is het vijfde
lid toegevoegd. Wanneer een landbouwer derhalve al voor een andere activiteit in de
afgelopen drie belastingjaren de-minimissteun heeft ontvangen betekent dit dat hij
niet meer het maximumbedrag van € 15.000 kan ontvangen.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter, de secretaris,
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger