Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
Gelet op artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Overwegende dat sinds de inwerkingtreding van de nazorgbepalingen voor stortplaatsen in paragraaf 8.2 van de Wet milieubeheer door het Interprovinciaal Overleg (IPO) een kader is ontwikkeld dat door de provincies wordt gebruikt bij de beoordeling van nazorgplannen voor deze stortplaatsen;
Overwegende dat met dit kader mede beoogd wordt de werkzaamheden van de colleges van Gedeputeerde Staten ten aanzien van de beoordeling van nazorgplannen op grond van de Wet milieubeheer te ondersteunen, af te stemmen en te harmoniseren, waardoor de volledigheid en gelijke behandeling van exploitanten van stortplaatsen met betrekking tot de nazorgplannen wordt gewaarborgd;
Overwegende dat in interprovinciaal verband een actualisatie heeft plaatsgevonden van dit kader;
Overwegende dat bij de ontwikkeling en actualisatie van dit kader naast een ambtelijke vertegenwoordiging van provincies ook een vertegenwoordiging van exploitanten van stortplaatsen betrokken is geweest;
Overwegende dat het gezien de aard en omvang van de wijzigingen van deze beleidsregels de voorkeur heeft de bestaande beleidsregels in te trekken en te vervangen door nieuwe beleidsregels;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling: