Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten het beleidskader 2016 -2020, De (verbeeldings)kracht
van Erfgoed, hebben vastgesteld op 13 november 2015;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten hebben besloten tot het beschikbaar stellen van
€3.121.854 voor een sobere en doelmatige restauratie van Rijksmonumenten, welke in
de vorm van subsidie wordt verstrekt;
Overwegende dat het behoud van eco-archeologische waarden en het behoud van informatie
van en uit eco-archeologische waarden die zich buiten het archeologische bodemarchief
bevinden in de provincie Noord-Brabant een bijdrage leveren aan de kennis over het
klimaat, de flora en fauna en het menselijk handelen in het verleden in Noordwest
Europa in het algemeen en in Brabant in het bijzonder;
Overwegende dat deze bron van kennis en daarmee deze kennis zonder financiële bijdrage
ongezien vernietigd zou worden door ruimtelijke ontwikkelingen;
Overwegende dat de instandhouding van monumentale molens in Noord-Brabant bijdraagt
aan een hoogwaardige leefomgeving waar het aantrekkelijk wonen is en bedrijven zich
graag willen vestigen;
Overwegende dat in het kader van deregulering de Subsidieregeling cultureel erfgoed
Noord-Brabant vervangen dient te worden;
Overwegende dat daar waar sprake is van staatssteun, in het kader van rechtvaardiging
van deze staatssteun, de volgende vrijstellingsverordening wordt toegepast: Verordening
(EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun
op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar
worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016.
Algemeen
Erfgoed staat niet op zichzelf, maar is een waardevol onderdeel van onze leefomgeving.
Monumenten, cultuurlandschappen en archeologisch erfgoed vertellen het verhaal van
de Brabanders van toen, hoe ze ploeterden om hun brood te verdienen, hoe ze rouwden
om hun doden, hoe ze streden voor hun vrijheid. De tastbare herinneringen aan deze
verhalen maken dat de Brabanders van nu en de Brabanders van straks zich aan Brabant
kunnen hechten. Zij vormen een wezenlijk onderdeel van de Brabantse identiteit.
Erfgoed biedt kansen voor het verbeteren van de leefbaarheid van stad en platteland,
voor de vestiging van nieuwe bedrijven en voor het trekken van toeristen. Het is aan
de Brabanders om deze kansen te grijpen. Waar burgers en bedrijven het initiatief
nemen om erfgoed te behouden en beleefbaar te maken, wil het provinciaal bestuur hen
daarbij helpen. Onze hulp bestaat uit het bij elkaar brengen van partijen, uit het
bieden van kennis, uit deelname in investeringen, uit borgstellingen voor investeringen
en uit cofinanciering. Slechts deze laatste lijn wordt door middel van dit juridisch
instrument geoperationaliseerd.
Met het beleidskader 2016 -2020, De (verbeeldings)kracht van Erfgoed, geeft het provinciaal
bestuur van Brabant verder richting en vorm aan de koers die zij heeft uitgezet in
de Agenda van Brabant, de Kaderstellende notitie Monumenten 2011 en De transitie van
stad en platteland. Het doel van dit algehele proces is dat erfgoed toegankelijker
wordt voor Brabanders en bezoekers aan Brabant, dat erfgoed behouden blijft, dat erfgoed
nieuwe economische functies krijgt en dat kennis over erfgoed wordt opgebouwd. Onze
inspanningen hebben als oogmerk dat meer Brabanders actief zijn met erfgoed in hun
omgeving, er meer participatie, betrokkenheid en financiële inzet van burgers en ondernemers
is, er meer zorg komt voor erfgoed vanuit samenwerkingsverbanden uit de hele maatschappij
en vanuit overheden en er een (re)vitalisering van erfgoed plaatsvindt.
Noord-Brabant zet in op een integrale aanpak – met name bij vraagstukken rond gebiedsontwikkeling
– waarbij erfgoed wordt verbonden met leefbaarheid, vestigingsklimaat, ruimtelijke
kwaliteit, ecologie, toerisme en economie. Hier is nog pionierswerk te doen waardoor
de uitkomsten nog niet altijd concreet te maken zijn.
Juridisch kader
De subsidieregeling in relatie tot andere wet- en regelgeving
Het subsidierecht kent een gelaagde normstelling. Dat betekent dat een logische hiërarchie
van begrippen wordt opgebouwd in lagen van verschillend abstractieniveau. Eerst worden
de algemene normen beschreven, dan de meer bijzondere. Normen die op een hoger regelgevingsniveau
al zijn geformuleerd worden daarom op een lager niveau niet meer herhaald. Dit betekent
dat:
- a.
de subsidietitel in de Awb steeds in samenhang met de rest van de Awb moet worden
gelezen;
- b.
in de Algemene subsidieverordening (Asv) geen normen worden herhaald die rechtstreeks
op grond van de Awb gelden;
- c.
de Asv altijd in samenhang met de Awb moet worden gelezen;
- d.
in een subsidieregeling op basis van de Asv geen normen worden herhaald die rechtstreeks
op grond van de Asv of Awb gelden;
- e.
een subsidieregeling altijd in samenhang met de Asv en de Awb moet worden gelezen.
Ook in de verhouding tussen Europees recht en nationaal recht geldt een gelaagde normstelling.
Normen die rechtstreeks gelden op basis van het Europees recht moeten op nationaal
en provinciaal niveau in acht worden genomen en worden niet meer herhaald in deze
Asv of de betreffende subsidieregeling. Voor Europese subsidies, dit zijn subsidies
die geheel of gedeeltelijk ten laste van de EU-begroting worden verstrekt, gelden
specifieke Europese regels. Dit zijn meestal Europese verordeningen of besluiten,
maar soms ook Europese documenten met een zachtere juridische status (soft law). Vaak
spelen nationale bestuursorganen, zoals de provincie, een rol bij de verstrekking
van Europese subsidies. Naast de op de betreffende Europese subsidie(programma’s)
van toepassing zijnde Europese uitvoeringsregels moet dan ook gebruik gemaakt worden
van het nationale recht. In die gevallen kunnen dus zowel de Europese subsidieregels,
soft law, de subsidietitel van de Awb, de subsidiekaderwetten van de verschillende
ministeries en de specifieke provinciale subsidieregelingen van toepassing zijn.
Concreet betekent dit dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet
in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer
waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde
Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.
Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk.
Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing
zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Artikelsgewijs
Paragraaf 2 Eco-archeologisch onderzoek
Recente archeologische ontdekkingen hebben duidelijk gemaakt hoe rijk en gedifferentieerd
het archeologisch bodemarchief is in de Brabantse beekdalen. In veel gevallen blijkt
de conservering van het bodemarchief zeer goed te zijn, vanwege de ligging van dit
archief beneden het grondwater. De beekdalen hebben echter ook een groot maatschappelijk
belang vanwege de actualiteit van het water- en natuurbeheer. De sterke wijzigingen
in het mondiale klimaat alsook de verscherpte doelstellingen in het Europese milieubeleid
dwingen met name waterschappen tot tal van nieuwe initiatieven op het gebied van het
kwalitatieve en kwantitatieve waterbeheer. Dit heeft tot gevolg dat grootschalige
ingrepen in de regionale beeksystemen onvermijdelijk zijn. Deze ingrepen zullen gelet
op het Verdrag van Malta gepaard gaan met archeologische onderzoeken. Te voorzien
is echter dat belangrijke eco-archeologische waarden onderzocht dienen te worden,
omdat zij niet ter plekke behouden kunnen worden. Bij deze archeologische onderzoeken
in met name natte contexten, zoals beekdalen, worden veelal zeer vergankelijk erfgoed
aangetroffen, waarvan het onderzoek zeer kostenintensief is. Deze paragraaf is bedoeld
voor de hulp voor het behoud van deze eco-archeologische waarden en het behoud van
informatie van deze eco-archeologische waarden, indien en voor zover de initiatiefnemer
van het ruimtelijk project de (mate van) aanwezigheid van deze waarden redelijkerwijze
niet had kunnen voorzien. Het behoud van dit erfgoed levert een belangrijke bijdrage
aan de kennis over het klimaat, de flora en fauna en het menselijk handelen in het
verleden in de provincie Noord-Brabant.
Paragraaf 3 Instandhouding molens
Deze paragraaf wordt uitgevoerd door de Monumentwacht Noord-Brabant en biedt een mogelijkheid
tot financiële ondersteuning van de instandhouding van monumentale molens en molenrompen
in de provincie Noord-Brabant met als oogmerk dat het erfgoed behouden blijft voor
Brabanders en bezoekers aan Brabant. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat de eigenaar
en/of beheerder een instandhoudingsplan opstelt en uitvoert. Per molen kan één keer
per zes jaar subsidie worden verleend.
Artikel 1.1
Onderdeel
b
Een parochie wordt beschouwd als eigenaar.
Artikel 1.5 weigeringsgronden
De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit
artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Asv.
Artikel 1.5, onder f
De monumenten die in ieder geval hieronder vallen, zijn:
- -
Bergosscomplex in Oss
- -
CHV in Veghel
- -
Dongecentrale Geertruidenberg
- -
Klooster Mariënberg in ‘s- Hertogenbosch
- -
Klooster Sint-Catharinadal in Oosterhout
- -
Leerfabriek Koninklijke Verenigde Leder in Oisterwijk
- -
Klooster Mariadal in Roosendaal
- -
MOB-complex in Wanroij
- -
Moederhuis Franciscanessen in Dongen
- -
Weverij De Ploeg in Bergeijk
Artikel 1.6 Subsidievereisten
Onderdeel b
De Rijks subsidieregeling instandhouding monumenten is alleen van toepassing op eigenaren
van de in aanmerking komende monumenten. Het vereiste in onderdeel a is hiermee in
overeenstemming.
Onderdeel f
Het monument dient in gebruik te zijn voor een langere periode en niet leeg te staan.
Onderdeel h, onder 5º
De bedoeling van het communicatieplan is het geven van een omschrijving over hoe en
wat gecommuniceerd wordt over de restauratie, met de omvang van maximaal een A4.
Artikel 1.8 Subsidiabele kosten
In de Rijks subsidieregeling instandhouding monumenten is bepaald dat alleen de extra
kosten voor instandhouding en herstel van het monument voor vergoeding in aanmerking
komen. Het gaat om de kosten die uit technisch oogpunt noodzakelijk zijn voor de instandhouding
van het monument. Kosten in verband met verbetering van het comfort of voor uitbreiding
van de gebouwen zijn niet subsidiabel.
Door aan te sluiten bij de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013, wordt
voldaan aan de eisen uit de rijkssubsidieregeling instandhouding monumenten. In de
Leidraad zijn de kosten voor comfort of uitbreiding reeds uitgesloten.
Artikel 1.12 Verdeelcriteria
Onderdeel a
Bij de mate waarin een financiële bijdrage door derden geleverd wordt aan het project,
wordt gekeken naar de hoogte van het totaal aan financiële middelen bij elkaar gebracht
door derden.
Onderdeel b
Hoe meer maatregelen worden getroffen des te hoger dit gewaardeerd wordt, daarnaast
wordt de te treffen maatregel hoger gewaardeerd naarmate in de brochure de maatregel
hoger wordt gewaardeerd middels het aantal toegekende groene symbolen. De brochure
is te vinden op:
http://www.stichtingerm.nl/doc/WAAIER%20DUURZAAMHEID%20def.pdf
De mate waarin maatregelen leiden tot energiebesparing wordt hoog gewaardeerd omdat
het reduceren van energiekosten bij een monumentaal gebouw substantieel bijdraagt
aan een sluitende exploitatiebegroting voor de herbestemming van het pand.
Onderdeel c Hoe toegankelijker en vaker opengesteld voor publiek hoe meer punten. Publieke toegankelijkheid
kan op verschillende manieren worden gerealiseerd. Het monument is opengesteld voor
publiek maar ook andere wijze van het tonen van het monument kan, zoals 3d rondleidingen
en websites.Onderdeel d
Bij dit criterium wordt er gekeken welke functie of functies het monument heeft. Een
monument dat meerdere functies heeft, wordt hierbij hoger gewaardeerd. Het duurzame
aspect wordt bepaald door de mate waarin gegarandeerd kan worden dat een monument
een functie voor een langere tijd behoudt en de gebruiker het monument kan onderhouden,
onderbouwd middels bijvoorbeeld een huurcontract.
Onderdeel f tot en met l
Energiebesparende maatregelen bij een monument vraagt om zorgvuldigheid, niet alle
maatregelen zijn geschikt of moeten op een bepaalde manier toegepast worden. Belangrijk
is dat de energiebesparende maatregelen passend zijn bij de monumentale waarden van
het monument en deze respecteert en niet aantast. Dit vraagt maatwerk. Bij de beoordeling
worden deze aspecten meegenomen.
Artikel 1.15
Onderdeel c
Monumentenwacht inspecteert het monument tijdens de werkzaamheden en nadat de werkzaamheden
zijn afgerond. Zij brengen naar aanleiding van hun inspectie advies uit aan Gedeputeerde
Staten over de werkzaamheden.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter de secretaris
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger