Inhoud regeling

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie ter stimulering van hedendaagse cultuur (Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant)

Geldend van 30-05-2019 t/m 29-11-2019

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie ter stimulering van hedendaagse cultuur (Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Provinciale Staten op 21 juni 2013 de cultuuragenda van Brabant voor 2020 hebben vastgesteld;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 april 2016 het uitvoeringsprogramma ‘Cultuur in Uitvoering’ hebben vastgesteld;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het voor een aantrekkelijk woon-, werk- en vestigingsklimaat in de provincie Noord-Brabant belangrijk achten dat voldoende artistieke, aansprekende culturele activiteiten aangeboden worden;

Overwegende dat deze subsidieregeling is opgesteld als aanbouwregeling voor nader door Gedeputeerde Staten te bepalen paragrafen ter invulling van het uitvoeringsprogramma ‘Cultuur in Uitvoering’;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten organisaties die zich inzetten om een basisinfrastructuur voor culturele activiteiten waarin in het uitvoeringsprogramma op wordt gedoeld, op te zetten, wensen te ondersteunen, zodat deze organisaties in staat worden gesteld op een meer structurele basis culturele activiteiten te ontwikkelen, produceren en presenteren, waarbij zij zich verbinden aan de Brabantse samenleving en de maatschappelijke opgaven die hierin actueel zijn;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het cultuursysteem van Noord-Brabant met nationale en internationale uitstraling wensen te versterken ten behoeve van een hoogwaardig leef-, vestigings- en verblijfsklimaat;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de subsidie die zij voor cultuurproducties van nationaal of internationaal belang wensen in te zetten een revolverend karakter willen geven en derhalve in paragraaf 11 kiezen voor subsidie in de vorm van een geldlening of een combinatie van geldlening en geldbedrag;   

Overwegende dat Gedeputeerde Staten ter rechtvaardiging van eventuele staatssteun gebruik wil maken van hoofdstuk 1 en artikel 53 inzake steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187);

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Nationale Brabantse basisinfrastructuur

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     Adviescommissie professionele kunsten: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

     Algemene Groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014;

  • c.

     concours; competitie, gericht op kunstenaars waarbij het wedstrijdelement de verbinding tussen de activiteiten vormt;

  • d.

     editie: volledig ontwikkeld, geproduceerd en gepresenteerd festival of concours;

  • e.

     festival: reeks van onderling samenhangende activiteiten, die gedurende een in de tijd beperkte periode onder een gemeenschappelijke noemer worden georganiseerd.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidie.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op het versterken van de culturele basisinfrastructuur middels de ontwikkeling, productie en presentatie van:

  • a.

     professionele podiumkusten of visuele kunsten in de vorm van festivals of concoursen;

  • b.

     overige professionele podiumkunsten of visuele kunsten;

  • c.

     professionele podiumkunsten of visuele kunsten in de vorm van festivals of concoursen, waarvoor subsidie is aangevraagd op grond van de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020;

  • d.

     overige professionele podiumkunsten of visuele kunsten, waarvoor subsidie is aangevraagd op grond van de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     voor de activiteiten reeds subsidie is aangevraagd op grond van paragraaf twee van deze provinciale subsidieregeling;

  • b.

     de aanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder nummer 18 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

     de aanvrager een onderneming is ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de hoofdactiviteiten van de aanvrager worden uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       de subsidieaanvrager en diens activiteiten dragen bij aan de Brabantse culturele infrastructuur;

    • c.

       de subsidieaanvrager heeft een meerjarige subsidie aanvraag ingediend bij;

      • 1°.

         een Rijksfonds;

      • 2°.

         de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020;

    • d.

       de subsidieaanvraag betreft een periode die tenminste deels de periode 2017-2020 omvat;

    • e.

       aan de activiteiten ligt een werkplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

         op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een bewijs dat de subsidie, bedoeld onder c, is aangevraagd in de vorm van een kopie van de subsidieaanvraag;

      • 3°.

         een marketingstrategie;

      • 4°.

         een communicatiestrategie;

      • 5°.

         een sluitende begroting.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a of b, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, is ingediend op grond van een van de volgende regelingen:

    • 1°.

       de Regeling meerjarige productiesubsidie 2017-2020 van het Fonds Podiumkunsten;

    • 2°.

       de Regeling meerjarige festivalsubsidie 2017-2020 van het Fonds Podiumkunsten;

    • 3°.

       de Deelregeling Bijdragen Meerjarenprogramma’s Presentatie van het Mondriaanfonds;

    • 4°.

       de Regeling meerjarige subsidies Nederlands Letterenfonds 2017-2020 van het Letterenfonds;

    • 5°.

       de Deelregeling twee- en vierjarige Activiteitenprogramma’s Creatieve Industrie van het Stimuleringsfonds voor creatieve industrie.

  • 3  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder c en d, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 2°, is ingediend op grond van de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten met betrekking tot de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager voor subsidie in aanmerking.

  • 2  Voor de berekening van interne uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder c, en artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen kosten voor externe subsidieadviseurs in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidie als bedoeld in:

  • a.

     artikel 1.4, onder a en b, worden ingediend van 1 juni 2016 tot en met 25 augustus 2016.

  • b.

     artikel 1.4, onder c en d, worden ingediend van 1 juni 2016 tot en met 22 september 2016.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 1.9, vast op €14.470.000.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder a en c, bedraagt 25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van:

    • a.

       €250.000 per editie voor aanvragers met een begroting van meer dan €1.000.000 per editie, tot een maximum van €1.000.000, indien de subsidieaanvraag een periode van vier kalenderjaren betreft;

    • b.

       €250.000 per editie, voor aanvragers met een begroting van meer dan €1.000.000 per editie, tot een maximum van €500.000, indien de subsidieaanvraag een periode van twee kalenderjaren betreft;

    • c.

       €150.000 per editie, voor aanvragers met een begroting van minder dan €1.000.000 per editie, tot een maximum van €600.000, indien de subsidieaanvraag een periode van vier kalenderjaren betreft;

    • d.

       €150.000 per editie voor aanvragers met een begroting van minder dan €1.000.000 per editie, tot een maximum van € 300.000, indien de subsidieaanvraag een periode van twee kalenderjaren betreft.

  • 2  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder b en d, bedraagt:

    • a.

       25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €350.000 per kalenderjaar, voor aanvragers met een begroting groter dan €1.000.000 per jaar, tot een maximum van €1.400.000, indien de subsidieaanvraag een periode van vier kalenderjaren betreft;

    • b.

       25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €350.000 per kalenderjaar, voor aanvragers met een begroting groter dan €1.000.000 per jaar, tot een maximum van €700.000, indien de subsidieaanvraag een periode van twee kalenderjaren betreft;

    • c.

       30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €200.000 per kalenderjaar, voor aanvragers met een begroting kleiner dan €1.000.000 per jaar, tot een maximum van €800.000, indien de subsidieaanvraag een periode van vier kalenderjaren betreft;

    • d.

       30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €200.000 per kalenderjaar, voor aanvragers met een begroting kleiner dan €1.000.000 per jaar, tot een maximum van €400.000, indien de subsidieaanvraag een periode van twee kalenderjaren betreft.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1  Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 1.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

       de beoordeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel c, onder 1° of onder 2°, te waarderen met:

      • 1°.

         75 punten, indien de aanvraag positief is beoordeeld en dit leidt tot het ontvangen van subsidie;

      • 2°.

         25 punten, indien de aanvraag positief is beoordeeld, maar dit niet leidt tot het ontvangen van subsidie;

      • 3°.

         nul punten, indien de aanvraag negatief is beoordeeld en dit leidt tot het niet ontvangen van subsidie;

      • 4°.

         75 punten, indien de aanvraag is ingediend op grond van de deelregeling Bijdragen Meerjarenprogramma’s Presentatie.

    • b.

       de mate waarin de subsidieaanvrager en diens activiteiten bijdragen aan de Brabantse culturele infrastructuur te waarderen met maximaal 20 punten;

    • c.

       de mate waarin de artistieke-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • d.

       de mate waarin de zakelijke professionaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • e.

       de mate waarin een samenhangende marketingstrategie en communicatiestrategie bijdragen aan een optimaal publieksbereik, te waarderen met 10 punten;

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 1.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, voor advies over artikel 1.6 en artikel 1.12 voor aan de Adviescommissie professionele kunsten.

Artikel 1.14 Subsidieverlening

Subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 1.6, tweede lid, onder 3º, worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat de subsidie wordt verleend.

Artikel 1.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     het verlenen van medewerking aan een jaarlijkse visitatie van de adviescommissie;

  • b.

     de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag;

  • c.

     de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • d.

     de subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve in de zin van artikel 4:72 van de Awb;

  • e.

     bij subsidies van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger de verplichting een administratie aan waarin vermogens van provinciale en andere herkomst afzonderlijk verantwoord worden, indien hij tevens economische activiteiten verricht die niet met provinciale middelen worden gefinancierd;

  • f.

     bij subsidies tot €250.000 bedraagt de egalisatiereserve, bedoeld onder d, ten hoogste €25.000 van de verleende subsidie voor het desbetreffende boekjaar. Met een maximum van 10% van de totaal verleende subsidie bedrag bij vaststelling van de subsidie;

  • g.

     bij subsidies van €250.000 en hoger bedraagt de egalisatiereserve, bedoeld onder b, maximaal 10% van de verleende subsidie voor het desbetreffende boekjaar. Met een maximum van 10% van de totaal verleende subsidie bedrag bij vaststelling van de subsidie.

Artikel 1.16 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de, aan de subsidie verbonden, verplichtingen is voldaan.

 

Artikel 1.17 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in halfjaarlijkse termijnen betaald.

  • 3  Gedeputeerde Staten bepalen in de beschikking tot subsidieverlening de tijdstippen waarop de termijnen, bedoeld in het tweede lid, worden betaald.

§ 2 Brabantse basisinfrastructuur

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     Adviescommissie professionele kunsten: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

     Algemene Groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014;

  • c.

     concours: een competitie gericht op kunstenaars waarbij het wedstrijdelement de verbinding tussen de activiteiten vormt;

  • d.

     editie: volledig ontwikkeld, geproduceerd en gepresenteerd festival of concours;

  • e.

     festival: reeks van onderling samenhangende activiteiten die gedurende een in de tijd beperkte periode onder een gemeenschappelijke noemer worden georganiseerd.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidie.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Een exploitatiesubsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op het versterken van de culturele basisinfrastructuur middels:

  • a.

     de ontwikkeling, productie en presentatie van professionele podiumkunsten of visuele kunsten;

  • b.

     de ontwikkeling van de dansinfrastructuur in Brabant.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

      voor de activiteiten reeds subsidie is aangevraagd op grond van paragraaf een van deze provinciale subsidieregeling;

  • b.

     de aanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder nummer 18 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

     de aanvrager een onderneming is ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

     de activiteiten van de aanvrager worden in belangrijke mate uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

     de subsidieaanvrager heeft een bovenlokale functie;

  • c.

     de activiteiten zijn niet uitsluitend gericht op de functie educatie en talentontwikkeling;

  • d.

     de activiteiten omvatten een begroting van minimaal €150.000 per jaar;

  • e.

     aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

       een werkplan voor de gehele periode 2017-2020, dat samenhang en ontwikkeling vertoond en waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

       een sluitende begroting.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager voor subsidie in aanmerking.

  • 2  Voor de berekening van interne uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder c, en artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen kosten voor externe subsidieadviseurs in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 juni 2016 tot en met 27 juli 2016.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.9, vast op €4.640.000.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder a, bedraagt 25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van:

    • a.

       €80.000 per editie, voor aanvragers met een begroting van minder dan €450.000 per editie, tot een maximum van €320.000 per vier kalenderjaren;

    • b.

       €150.000 per editie, voor aanvragers met een begroting van meer dan €450.000 per editie, tot een maximum van €600.000 per vier kalenderjaren;

    • c.

       €80.000 per jaar, voor aanvragers met een begroting van minder dan €450.000 per jaar, tot een maximum van €320.000 per vier kalenderjaren;

    • d.

       €150.000 per jaar, voor aanvragers met een begroting van meer dan €450.000 per jaar, tot een maximum van €600.000 per vier kalenderjaren.

  • 2  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder b, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €350.000 per jaar, tot een maximum van €1.400.000 per vier kalenderjaren.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1  Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

       de mate waarin de subsidieaanvrager en diens activiteiten bijdragen aan de Brabantse culturele infrastructuur te waarderen met maximaal 20 punten;

    • b.

       de mate waarin de artistieke-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • c.

       de mate waarin de zakelijke professionaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • d.

       de mate waarin een samenhangende marketingstrategie en communicatiestrategie bijdraagt aan een optimaal publieksbereik, te waarderen met 10 punten.

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 2.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 voor advies over artikel 2.6 en artikel 2.12 voor aan de Adviescommissie professionele kunsten.

Artikel 2.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     het verlenen van medewerking aan een jaarlijkse visitatie van de adviescommissie;

  • b.

     de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag;

  • c.

     de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • d.

     de subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve in de zin van artikel 4:72 van de Awb;

  • e.

     bij subsidies van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger de verplichting een administratie aan waarin vermogens van provinciale en andere herkomst afzonderlijk verantwoord worden, indien hij tevens economische activiteiten verricht die niet met provinciale middelen worden gefinancierd;

  • f.

     bij subsidies tot € 250.000 bedraagt de egalisatiereserve, bedoeld onder d, ten hoogste € 25.000 van de verleende subsidie voor het desbetreffende boekjaar. Met een maximum van 10% van de totaal verleende subsidie bedrag bij vaststelling van de subsidie;

  • h.

     bij subsidies van € 250.000 en hoger bedraagt de egalisatiereserve, bedoeld onder b, maximaal 10% van de verleende subsidie voor het desbetreffende boekjaar. Met een maximum van 10% van de totaal verleende subsidie bedrag bij vaststelling van de subsidie.

Artikel 2.15 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 2.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in halfjaarlijkse termijnen betaald.

  • 3  Gedeputeerde Staten bepalen in de beschikking tot subsidieverlening de hoogte van en de tijdstippen waarop de termijnen, bedoeld in het tweede lid, worden betaald.

§ 3 Brabants toekomstperspectief voor de infrastructuur

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie professionele kunsten: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr.651/2014 van de Commissie cab 17 juni 2014;

  • c.

    concours; competitie, gericht op kunstenaars waarbij het wedstrijdelement de verbinding tussen de activiteiten vormt;

  • d.

    festival: reeks van onderling samenhangende activiteiten, die gedurende een in de tijd beperkte periode onder een gemeenschappelijke noemer worden georganiseerd.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidie.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op ontwikkeling, productie en presentatie van professionele kunsten.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor de activiteiten reeds subsidie is verstrekt op grond van paragraaf een of twee van deze provinciale subsidieregeling;

  • b.

    de activiteiten uitsluitend gericht zijn op de functie educatie en talentontwikkeling;

  • c.

    de activiteiten uitsluitend gericht zijn op presentatie activiteiten door een museum of podium;

  • d.

    de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen op grond van paragraaf 1 van deze regeling, de Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant 2013-2016 of de Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant;

  • e.

    de aanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder nummer 18 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • f.

    de aanvrager een onderneming is ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de hoofdactiviteiten van de aanvrager worden uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2019-2020;

  • c.

    de subsidieaanvrager houdt zich primair bezig met:

    • 1°.

      de organisatie van festivals of concoursen;

    • 2°.

      de ontwikkeling, productie en presentatie van professionele kunsten.

  • d.

    de activiteiten omvatten een begroting van minimaal €50.000 per jaar;

  • e.

    de subsidieaanvrager heeft een bovenlokale functie;

  • f.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een werkplan voor de periode 2019-2020, dat samenhang en ontwikkeling vertoont en waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een publieksstrategie;

    • 3°.

      een strategie voor fondsenwerving en sponsoring;

    • 4°.

      een visie op de marktontwikkeling;

    • 5°.

      een sluitende begroting;

  • g.

    de subsidieaanvrager is na 1 januari 2008 actief geworden op het gebied van de subsidiabele activiteiten en toont dit aan door middel van:

    • 1°.

      een inschrijving in het handelsregister van de kamer van koophandel; of

    • 2°.

      een statutenwijziging.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager voor subsidie in aanmerking.

  • 2 Voor de berekening van uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c en artikel 5, eerste lid van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017 toe en hanteert daarbij het in artikel 5, eerste lid van die regeling genoemde uurtarief van € 50.

  • 3 Onverminderd het eerste lid komen de kosten voor externe subsidieadviseurs voor subsidie in aanmerking tot een maximum van € 1.500.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

[vervallen]

Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 3 mei 2018 tot en met 20 juni 2018.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 3.9, vast op €839.285.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 35% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €50.000 per kalenderjaar.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1 Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 3.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de subsidieaanvrager en diens activiteiten bijdragen aan de Brabantse culturele infrastructuur, te waarderen met maximaal 15 punten;

    • b.

      de mate waarin de artistieke-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 15 punten;

    • c.

      de mate waarin de zakelijke professionaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • d.

      de mate waarin de publieksstrategie bijdraagt aan een optimaal publiekbereik, te waarderen met 10 punten;

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 3.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 voor advies over artikel 3.6 en artikel 3.12 voor aan de Adviescommissie professionele kunsten.

Artikel 3.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    medewerking verlenen aan een jaarlijkse visitatie van de adviescommissie;

  • b.

    de subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve in de zin van artikel 4:72 van de Awb;

  • c.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijdsvoortgangsverslag.

Artikel 3.15 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 3.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in twee gelijke delen in jaarlijkse termijnen betaald.

  • 3 Gedeputeerde Staten bepalen in de beschikking tot subsidieverlening de tijdstippen waarop de termijnen, bedoeld in het tweede lid, worden betaald.  

Paragraaf 4 Amateurkunst

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie amateurkunst: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    amateurkunst: kunstbeoefening in de vrije tijd, buiten school en werk;

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op:

  • a.

    het verbeteren van de artistieke en organisatorische kwaliteit van de amateurkunst;

  • b.

    het vergroten van de amateurkunstparticipatie.

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor de activiteiten reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling.

Artikel 4.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteiten worden voor ten minste 50% uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een activiteitenoverzicht;

    • b.

      de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2017-2021;

    • c.

      de activiteiten hebben een regionale of provinciale reikwijdte;

    • d.

      de activiteiten richten zich, blijkend uit de statuten, op:

      • 1°.

        het verbeteren van de kwaliteit van de amateurkunst;

      • 2°.

        het vergroten van de participatiegraad binnen de amateurkunst;

    • e.

      de subsidieaanvrager kan reflecteren op het eigen functioneren, blijkend uit een visie over de periode 2013-2016;

    • f.

      de subsidieaanvrager heeft een organisatiestructuur bestaande uit een bestuur en artistieke leiding;

    • g.

      de activiteiten van de subsidieaanvrager sluiten aan bij de behoeften van de achterban, blijkend uit een korte beschouwing waarin wordt ingegaan op hoe de activiteiten van de subsidie daarin voorzien;

    • h.

      de subsidieaanvrager promoot haar activiteiten op bovenlokaal niveau;

    • i.

      aan de activiteiten ligt een activiteitenplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        een beleidsplan voor de periode 2017-2021 bestaande uit de doelstellingen van de organisatie;

      • 2°.

        een omschrijving van de visie op talentontwikkeling of het vergroten van de amateurkunst;

      • 3°.

        de statuten;

      • 4°.

        een communicatieplan;

      • 5°.

        het curriculum vitae van de artistieke leiding;

      • 6°.

        een omschrijving van de visie op samenwerking met andere partijen en continuïteit over eigen functioneren;

      • 7°.

        een sluitende begroting over de kalenderjaren 2017-2020.

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten met betrekking tot de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de berekening van interne uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder c, en artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 4.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 16 januari 2017 tot en met 16 februari 2017.

Artikel 4.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 4.8, vast op € 2.435.000.

Artikel 4.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 160.000 voor een periode van vier kalenderjaren.

Artikel 4.11 Verdeelcriteria

  • 1. Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 4.9, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de subsidieaanvrager en diens activiteiten bijdragen aan het Brabantse cultuursysteem, te waarderen met maximaal 20 punten;

    • b.

      de mate waarin wordt samengewerkt met andere amateurkunstorganisaties, te waarderen met maximaal 15 punten;

    • c.

      de mate waarin de subsidieaanvrager kan reflecteren op de eigen ontwikkeling, te waarderen met maximaal 15 punten;

    • d.

      de mate waarin de artistieke-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 15 punten;

    • e.

      de mate waarin de zakelijke professionaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • f.

      de mate waarin een samenhangende marketingstrategie en communicatiestrategie bijdraagt aan een optimaal deelnemers en publieksbereik, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • g.

      de mate van bestuurskracht, te waarderen met maximaal 15 punten.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 4.12 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 voor advies over artikel 4.6 en artikel 4.11 voor aan de Adviescommissie amateurkunst.

Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de verplichting jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag te overleggen.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger bij subsidies vanaf € 125.000 de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve in de zin van artikel 4:72 van de Awb, met een maximum van 10% van het totaal verleende subsidiebedrag bij vaststelling van de subsidie;

    • b.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 4.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidie tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      activiteitenverslag;

    • b.

      een overzicht van de communicatieactiviteiten die m.b.t. de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. Bij subsidie vanaf € 25.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      activiteitenverslag;

    • b.

      een overzicht van de communicatieactiviteiten met betrekking tot de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 4.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000:

    • a.

      verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv;

    • b.

      betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2. Bij subsidies vanaf € 25.000:

    • a.

      verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 90% van het verleende subsidiebedrag;

    • b.

      betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in vier jaarlijkse termijnen.

§ 5 Jeugdcultuurfonds Brabant

[vervallen]

§ 6 Impulsgelden

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 (PBEU 2014 L187/1);

  • c.

    Brabants cultuursysteem: gehele infrastructuur van betrokken partijen die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • d.

    culturele instelling: organisatie die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • e.

    maker: individuele kunstenaar die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.

Artikel 6.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      makers;

    • b.

      culturele instellingen;

    • c.

      publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • e.

      samenwerkingsverbanden van een of meer van de onder a tot en met d genoemde doelgroepen.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband door middel van het vaststellen van een samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 6.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten die een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem.

Artikel 6.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • b.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat in de zin van artikel 1, vierde lid, onder a van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

    reeds met de uitvoering van het project is gestart voor indiening van de aanvraag;

  • d.

    wordt gestart met de uitvoering van het project binnen 13 weken na indiening van de aanvraag;

  • e.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze regeling of op grond van paragraaf 1 van de Subsidieregeling buurtfonds Noord-Brabant;

  • f.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van het Financieringsreglement Stichting Brabant C Fonds 2018.

Artikel 6.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op het geven van een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem;

  • b.

    de artistieke kwaliteit van het project is geborgd door:

    • 1°.

      de positie van de aanvrager in het culturele veld, of;

    • 2°.

      het betrekken van erkende partijen uit het culturele veld;

  • c.

    het project draagt in voldoende mate bij aan de ontwikkeling die de aanvrager beoogt, vanuit de context van het reguliere werk van de aanvrager en is daarmee van betekenis voor het Brabantse cultuursysteem;

  • d.

    het project is in voldoende mate toekomstbestendig op bedrijfseconomisch dan wel maatschappelijk vlak en daarmee gericht op het realiseren van een blijvend effect;

  • e.

    het project is in voldoende mate consistent in doel, opzet en uitvoering;

  • f.

    bij aanvragen tot €50.000 liggen aan de aanvraag ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan van maximaal vier A4, waarin de beoogde impuls wordt beschreven en is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en solide projectbegroting, voorzien van een specificatie en een toelichting, en waar indien aan de orde een passend honorarium voor de betrokken makers in is opgenomen;

  • g.

    bij aanvragen vanaf €50.000 liggen aan de aanvraag ten grondslag:

    • 1°.

      een ondernemingsplan toegespitst op het project van maximaal tien A4, waarin onder andere de beoogde impuls wordt beschreven en is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en solide projectbegroting van ten minste drie jaar, voorzien van een specificatie en een toelichting, en waar indien aan de orde een passend honorarium voor de betrokken makers in is opgenomen;

    • 3°.

      de laatste jaarrekening, indien aanwezig.

Artikel 6.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten in het eerste en tweede jaar van het project voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de berekening van uurtarieven van interne loonkosten van de subsidieaanvrager en leden van het samenwerkingsverband past de subsidieaanvrager een van de berekeningssystematieken, genoemd in de artikelen 3, 4 en 5 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017 toe.

Artikel 6.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 6.7 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    14 januari 2019 tot en met 20 januari 2019;

  • b.

    29 april 2019 tot en met 5 mei 2019;

  • c.

    23 september tot en met 29 september 2019.

Artikel 6.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 6.4, voor de periode genoemd in artikel 6.9, vast op € 1.924.017.

Artikel 6.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.4, bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 124.999.

Artikel 6.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6. Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 6.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 voor advies over artikel 6.6 voor aan de adviescommissie Impulsgelden.

Artikel 6.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie afgerond, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal zes maanden;

    • b.

      de subsidieaanvrager maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid, overlegt de subsidieontvanger bij subsidies van €25.000 tot €125.000 jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

Artikel 6.15 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten legen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan, waaronder in elk geval door middel van een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv.

Artikel 6.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot €25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid van de Asv.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger bepalen Gedeputeerde Staten de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger hetgeen wordt vastgelegd in de subsidiebeschikking.

  • 4. Bij subsidies van € 25.000 en hoger betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de termijnen in de subsidiebeschikking worden bepaald.

§ 7 Kennisvouchers impulsgelden

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 (PBEU 2014 L187/1);

  • c.

    culturele instelling: organisatie die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • d.

    [vervallen]

  • e.

    maker: individuele kunstenaar die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.

Artikel 7.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      makers;

    • b.

      culturele instellingen;

    • c.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      samenwerkingsverbanden tussen de onder a tot en met c genoemde doelgroepen.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband door middel van het vaststellen van een samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 7.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Projectsubsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten die een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem door het opdoen van kennis op het gebied van cultureel ondernemerschap.

Artikel 7.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, Verordening (EU) 651/2014 dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • b.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat;

  • c.

    de subsidieaanvrager voor de derde keer binnen twee jaar een subsidieaanvraag voor projecten als bedoeld in artikel 7.4 indient;

  • d.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling, met uitzondering van paragraaf 11 en 12 van deze subsidieregeling.

Artikel 7.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project draagt bij aan het Brabantse cultuursysteem;

  • b.

    het project is gericht op het geven van een impuls aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem door het opdoen van kennis op het gebied van cultureel ondernemerschap.

  • c.

    aan het project ligt een duidelijke leervraag van de aanvrager ten grondslag, die voortkomt uit aantoonbare belemmeringen in de groei van het cultureel ondernemerschap;

  • d.

    het project draagt bij aan de structurele versterking van het cultureel ondernemerschap van de subsidieaanvrager door de inbedding van de uitkomsten van de kennisvoucher in de reguliere bedrijfsvoering;

  • e.

    het project is consistent in doel, opzet en uitvoering;

  • f.

    aan de aanvraag ligt ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan van maximaal vier A4, waarin de beoogde ontwikkeling wordt beschreven en is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting, voorzien van een specificatie en een toelichting;

    • 3°.

      een offerte van een expert of coach die over specifieke deskundigheid beschikt op het te versterken onderdeel van cultureel ondernemerschap en die op maat ingaat op de oplossingsrichting voor de beschreven leervraag.

Artikel 7.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de kosten voor de inhuur van een expert of coach voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 7.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten waarvoor reeds subsidie is ontvangen;

  • b.

    kosten voor een incidentele cursus of workshop.

Artikel 7.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 7 januari 2019 tot en met 31 december 2019.

Artikel 7.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 7.4, voor de periode genoemd in artikel 7.9, vast op €100.000.

Artikel 7.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.4, bedraagt 80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 8.000.

Artikel 7.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6. Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 7.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4 voor advies over artikel 7.6 voor aan de Adviescommissie impulsgelden.

Artikel 7.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

    de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • a.

    het project wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie afgerond, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal zes maanden.

  • 2. een verzoek tot verlenging als bedoeld in het tweede lid, onder c, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 7.15 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan, waaronder in elk geval door middel van een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv.

Artikel 7.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

§ 8 Crowdfunding

Artikel 8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    crowdfunding: financiering door particulieren of bedrijven, verkregen via een transparant platform; c. culturele instelling: organisatie die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • d.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PBEU 2013 L352/1);

  • e.

    maker: individuele kunstenaar die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.

Artikel 8.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    makers;

  • b.

    culturele instellingen;

  • c.

    privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 8.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Projectsubsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 8.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten die een impuls geven aan de ontwikkeling van de Brabantse cultuursector door middel van crowdfunding.

Artikel 8.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, Verordening (EU) 651/2014 dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • b.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat;

  • c.

    de startdatum ligt binnen drie weken na indiening van de subsidieaanvraag;

  • d.

    [vervallen]

Artikel 8.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op het geven van een impuls aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem door middel van crowdfunding.

  • b.

    het project is consistent in doel, opzet en uitvoering;

  • c.

    de artistieke kwaliteit van het project is geborgd;

  • d.

    het project is gericht op crowdfunding gedurende een vastgestelde periode;

  • e.

    de aanvrager verkrijgt 70 % van het bedrag waarvoor crowdfunding wordt gezocht, via een transparant platform;

  • f.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen de start- en einddatum van de crowdfunding, de wervende tekst, tegenprestaties en een publiciteits- en wervingsplan;

    • 2°.

      een sluitende begroting voorzien van een specificatie en een toelichting en vermelding van het doelbedrag van de crowdfunding.

Artikel 8.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de berekening van uurtarieven van interne loonkosten van de subsidieaanvrager / past de subsidieaanvrager een van de berekeningssystematieken, genoemd in de artikelen 3, 4 en 5 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017 toe.

Artikel 8.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 8.7 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 8.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 7 januari 2019 tot en met 31 december 2019.

Artikel 8.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, voor de periode genoemd in artikel 8.9, vast op 100.000

Artikel 8.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, bedraagt 30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 20.000.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt indien aan de subsidieaanvrager reeds subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor ondernemingen niet wordt overschreden.

Artikel 8.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6. Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 8.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 voor advies over artikel 8.6 voor aan de Adviescommissie impulsgelden.

Artikel 8.14 Subsidieverlening

Subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat wordt voldaan aan het vereiste, bedoeld in artikel 8.6, onder f.

Artikel 8.15 Prestatieverantwoording

Bij subsidies tot €25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 8.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

§ 9 Talenthub Brabant

Artikel 9.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van betrokken partijen bij kunst- en cultuurproductie, kunstbeoefening en kunstbeleving, in hun onderlinge samenhang;

  • d.

    talent: persoon die gescout is om aan een talentontwikkelprogramma deel te nemen;

  • e.

    Talenthub Brabant: Brabants programma voor talentontwikkeling in de professionele kunsten als genoemd in het door Gedeputeerde Staten op 19 april 2016 vastgestelde uitvoeringsprogramma Cultuur 2016-2020 “Werk in Uitvoering”;

  • f.

    talentontwikkelprogramma: programma gericht op het selecteren en verder ontwikkelen van talentvolle makers binnen een netwerk van voor die discipline relevante producerende, presenterende en ondersteunende partijen.

Artikel 9.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door een samenwerkingsverband van:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 9.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 9.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van talenten in de professionele kunsten op het gebied van:

  • a.

    beeldende kunst, design of architectuur;

  • b.

    muziek;

  • c.

    audiovisuele kunst en film;

  • d.

    theater, dans, circus, of;

  • e.

    letteren.

Artikel 9.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het project reeds subsidie is ontvangen op basis van een andere provinciale subsidieregeling;

  • b.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 80.000.

Artikel 9.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 9.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project draagt bij aan het Brabantse cultuursysteem;

  • b.

    het project is gericht op de ontwikkeling van talenten;

  • c.

    het project is gericht op het opstellen en uitvoeren van een talentontwikkelprogramma;

  • d.

    het talentontwikkelprogramma, bedoeld onder c, heeft een looptijd van maximaal twee jaar;

  • e.

    het project is gericht op het doorontwikkelen van het talentontwikkelprogramma;

  • f.

    de subsidieaanvrager en de deelnemers van het samenwerkingsverband zijn gedurende de projectperiode bereid deel te nemen aan door de provincie georganiseerde activiteiten in het kader van Talenthub Brabant;

  • g.

    het project is gericht op het delen van kennis met andere subsidieontvangers binnen Talenthub Brabant;

  • h.

    het project is gericht op een van de volgende disciplines:

    • 1°.

      beeldende kunst, design of architectuur;

    • 2°.

      muziek;

    • 3°.

      audiovisuele kunst en film;

    • 4°.

      theater, dans, circus, of;

    • 5°.

      Letteren;

  • i.

    het project is gericht op de ontwikkeling van de competenties van talenten op het gebied van:

    • 1°.

      artistieke kwaliteiten;

    • 2°.

      ondernemerschap, en;

    • 3°.

      werkhouding;

  • j.

    het project omvat tevens een aanpak voor het uitvoeren van een nul-meting, waarmee het niveau van de artistieke kwaliteit, ondernemerschap en werkhouding van een talent bepaald wordt;

  • k.

    het project omvat tevens een aanpak gericht op het opstellen en uitvoeren van een individueel ontwikkelplan per talent, op basis van de uitgevoerde nul-meting, bedoeld onder i;

  • l.

    het samenwerkingsverband bestaat uit ten minste drie rechtspersonen;

  • m.

    de deelnemers aan het samenwerkingsverband dragen bij aan het project door het inzetten van hun:

    • 1°.

      kennis;

    • 2°.

      netwerk;

    • 3°.

      faciliteiten.

  • n.

    het project voorziet in het aanstellen van een coördinator die in voldoende mate zelfstandig kan opereren en uitvoering geeft aan het talentontwikkelprogramma;

  • o.

    het project is gericht op een door het samenwerkingsverband gezamenlijk gedragen selectie van talenten;

  • p.

    het project is gericht op de zichtbaarheid van het talent en het talentontwikkelprogramma;

  • q.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde begrotingsformat.

Artikel 9.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking:

  • 2. Voor de berekening van uurtarieven van interne loonkosten van de subsidieaanvrager of de leden van het samenwerkingsverband past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord Brabant 2017 toe en hanteert daarbij het daarin genoemde uurtarief van €50.

Artikel 9.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 9.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    reguliere bedrijfskosten van de subsidieaanvrager of de leden van het samenwerkingsverband, met uitzondering van de interne loonkosten, bedoeld in artikel 9.7, tweede lid, die specifiek voor het project worden gemaakt;

  • b.

    kosten van inhuur van externe deskundigen boven een bedrag van €100 per uur;

  • c.

    kosten waarvoor reeds subsidie is aangevraagd of verstrekt op grond van een andere regeling.

Artikel 9.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 15 januari 2018 tot en met 1 oktober 2019.

Artikel 9.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 9.9, vast op:

  • a.

    € 800.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, onder a;

  • b.

    € 800.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, onder b;

  • c.

    € 490.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, onder c;

  • d.

    € 690.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, onder d;

  • e.

    € 185.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, onder e.

Artikel 9.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 9.4, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van:

    • a.

      €200.000, voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, onder a;

    • b.

      €520.000, voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, onder b;

    • c.

      €160.000, voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4 onder c;

    • d.

      €370.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, onder d;

    • e.

      €120.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, onder e.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan €25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 9.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

Artikel 9.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen twee jaar na verlening van de subsidie afgerond met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal 6 maanden;

    • b.

      het project maakt een nulmeting van elk talent;

    • c.

      het project stelt voor elk talent een individueel ontwikkelplan op op basis van de nulmeting, bedoeld onder b;

    • d.

      de subsidieaanvrager en de deelnemers van het samenwerkingsverband nemen gedurende de projectperiode deel aan door de provincie georganiseerde activiteiten in het kader van Talenthub;

    • e.

      de subsidieaanvrager draagt zorg dat het talent gedurende de projectperiode deelneemt aan door de provincie georganiseerde activiteiten in het kader van Talenthub Brabant;

    • f.

      de subsidieaanvrager draagt bij aan de doorontwikkeling, kennisdeling en zichtbaarheid van Talenthub Brabant;

    • g.

      de subsidieaanvrager maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger bij subsidies van€ 25.000 tot €125.000 de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      de subsidieontvanger houdt overeenkomstig artikel 21, zevende lid, van de Asv, een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • 3. Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger bij subsidies van €125.000 en hoger de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 9.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000, toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken: 

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, overlegt de subsidieontvanger voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zesde lid, van de Asv, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring.

  • 3. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv;

    • e.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Asv.

Artikel 9.15 Bevoorschotting en betaling 

  • 1. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in twee gelijke delen, gedurende de looptijd van het project.

§ 10 Makersregeling

Artikel 10.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    maker: een natuurlijke persoon die zich beroepsmatig bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.

Artikel 10.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door gemeenten.

Artikel 10.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 10.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van makers.

Artikel 10.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien aan de subsidieaanvrager reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf in het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 10.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    de aanvrager heeft een subsidieregeling vastgesteld;

    • 1°.

      ter stimulering van de professionele ontwikkeling van makers;

    • gericht op financiering van projecten van makers;

  • c.

    de aanvrager vraagt toestemming voor openbaarmaking van gegevens uit de afgegeven subsidiebeschikking;

  • d.

    aan het project ligt ten grondslag:

    • 1°.

      een kopie van de vastgestelde subsidieregeling, als bedoeld onder b;

    • indien van toepassing een openstellingsbesluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld van de subsidieregeling, als bedoeld onder b.

Artikel 10.7 Subsidiabele kosten

Voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4 komt in aanmerking het bedrag dat voor subsidie ter beschikking wordt gesteld, weergegeven in het subsidieplafond:

  • a.

    opgenomen in de subsidieregeling, genoemd in artikel 10.6, onder b; of

  • b.

    opgenomen in het besluit, genoemd in artikel 10.6, onderdeel d, onder 2º.

Artikel 10.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2019.

Artikel 10.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 10.4, voor de periode, genoemd in artikel 10.8, vast op € 472.000.

Artikel 10.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 10.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000.

Artikel 10.11 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt verdeling van het nog beschikbare bedrag plaats over de op die dag binnengekomen subsidieaanvragen naar rato van het aangevraagde subsidiebedrag.

Artikel 10.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieontvanger maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden;

  • b.

    de subsidieontvanger zorgt voor communicatie aan makers over het bestaan en het gebruik van de subsidieregeling, genoemd in artikel 10.6, onder b.

  • c.

    de subsidieontvanger maakt in de afgegeven subsidiebeschikking melding van het feit dat de verstrekte subsidie aan de maker mede gefinancierd is door een bijdrage van de provincie Noord-Brabant.

  • d.

    de subsidieontvanger zorgt voor een juiste naleving van de staatssteunregels.

Artikel 10.13 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een overzicht van de afgegeven subsidiebeschikkingen met daarin weergegeven de subsidieontvanger en de verstrekte subsidie.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een overzicht van de afgegeven subsidiebeschikkingen met daarin weergegeven de subsidieontvanger en de verstrekte subsidie.

Artikel 10.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid van de Asv.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het derde lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 10.15 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 11 Cultuurprojecten van ten minste nationaal belang

Artikel 11.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie Brabant C: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187);

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    Brabants cultuursysteem: gehele infrastructuur van betrokken partijen die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • f.

    Brabantse topsectoren: door de provincie Noord-Brabant tot speerpunt van beleid benoemde sectoren innovatie en duurzaamheid;

  • g.

    cultureel ondernemerschap: vermogen om door de combinatie van competenties, instrumenten en samenwerkende partijen optimaal kunstzinnig, cultureel, zakelijk en maatschappelijk rendement te halen uit culturele activiteiten;

  • h.

    nationaal belang: meerwaarde hebbend in Nederland;

  • i.

    toptalent: jongeren en volwassenen tot 35 jaar die beschikken over het potentieel om hun artistieke en creatieve talent naar een hoog niveau te ontwikkelen en uit te oefenen en daar professioneel mee bezig te zijn.

Artikel 11.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 11.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidie.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een:

    • a.

      een lening;

    • b.

      een combinatie van een lening en geldbedrag, of;

    • c.

      een garantstelling.

  • 3. De looptijd van de lening of het leningdeel, bedoeld in het tweede lid, onder a en b, eindigt maximaal 10 jaar na subsidieverlening.

  • 4. De looptijd van de garantstelling, bedoeld in het tweede lid, onder c, eindigt uiterlijk vier jaar na de subsidieverlening.

  • 5. In afwijking van het tweede lid, onder c, worden subsidies in de vorm van een garantstelling naar rato omgezet naar subsidie, indien de subsidieontvanger de investeringskosten niet of niet geheel kan terugverdienen en daardoor de van derden ontvangen geldlening niet kan aflossen, doordat zich gedurende de looptijd van de garantstelling, bedoeld in het vierde lid, een van de volgende omstandigheden voordoet:

    • a.

      lagere opbrengsten die de aanvrager, aantoonbaar middels een verslag van geleverde inspanningen, niet aangerekend kunnen worden;

    • b.

      faillissement of surséance van betaling van de aanvrager.

Artikel 11.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang.

Artikel 11.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    het project zal starten binnen 16 weken na indiening van de volledige subsidieaanvraag;

  • c.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt of is aangevraagd op grond van een andere paragraaf uit deze subsidieregeling, met uitzondering van paragraaf 7 en 8;

  • d.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 65.000;

  • e.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • f.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, juncto b, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 11.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 11.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op duurzame versterking van het Brabantse cultuursysteem, in ieder geval blijkend uit:

    • 1°.

      de creatie van nieuw, kwalitatief hoogstaand cultureel aanbod met een blijvend karakter; en

    • 2°.

      de betekenis voor de ontwikkeling van toptalent in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang;

  • c.

    het project is van hoge culturele kwaliteit, tot uitdrukking komend in:

    • 1°.

      oorspronkelijkheid;

    • 2°.

      zeggingskracht; en

    • 3°.

      vakmanschap;

  • d.

    het project getuigt van goed cultureel ondernemerschap;

  • e.

    het project heeft draagvlak in de Brabantse samenleving;

  • f.

    het project sluit aan bij de ambitie van de provincie Noord-Brabant om tot de top van de industriële kennis- en innovatieregio’s te komen, waaraan in ieder geval wordt voldaan indien het project een aantoonbare verbinding met de Brabantse topsectoren heeft;

  • g.

    de subsidieaanvrager is bereid zijn aanvraag mondeling toe te lichten voor de adviescommissie;

  • h.

    de uitvoering van het project zal starten ten minste 16 weken na indiening van de volledige subsidieaanvraag;

  • i.

    de aanvraag om subsidie in de vorm van een lening of een leningdeel als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder a en b, bedraagt ten minste 25% van de aangevraagde subsidie;

  • j.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting.

Artikel 11.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de aanschaf van duurzame materiële goederen die ten behoeve van het project zijn aangeschaft, komen alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 20% per projectjaar voor subsidie in aanmerking.

  • 3. Voor de aanschaf van software die ten behoeve van het project is aangeschaft, komen alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 33,33% per projectjaar voor subsidie in aanmerking.

  • 4. Voor de berekening van uurtarieven van interne loonkosten van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager een van de berekeningssystematieken, genoemd in de artikelen 3, 4 en 5 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017 toe.

Artikel 11.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 11.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager, met uitzondering van de loonkosten, bedoeld in artikel 11.7, tweede lid, die rechtstreeks betrekking hebben op het project;

  • b.

    structurele exploitatiekosten;

  • c.

    kosten ten behoeve van onroerende zaken;

  • d.

    kosten waarvoor de subsidieaanvrager reeds subsidie heeft ontvangen.

Artikel 11.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 juni 2019 tot en met 31 december 2019.

Artikel 11.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 11.4, voor de periode, genoemd in artikel 11.9, onder a, vast op:

€ 2.525.000.

Artikel 11.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 11.4, bedraagt:

    • a.

      30% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.500.000, indien het een subsidie betreft in de vorm van een lening of lening en subsidie als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder a of b;

    • b.

      80% van een door derden verstrekte geldlening tot een maximum van 30% van de subsidiabele kosten en tot een maximum van € 1.500.000, indien het een subsidie betreft in de vorm van een garantstelling als bedoeld in artikel 11.3, onder c.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 65.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 11.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 11.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 11.4 voor advies over artikel 11.6 voor aan de Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C.

Artikel 11.14 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie, bedoeld in artikel 11.4, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat de subsidieaanvrager binnen 26 weken na verlening een businessplan overlegt, dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het businessplan beschrijft de inhoud van de plannen, de ambitie en de omgeving;

    • b.

      het businessplan geeft inzicht in wie de actoren zijn bij de plannen, de organisatie, het team en de juridische structuur;

    • c.

      het businessplan bevat de aanpak, de tussentijdse mijlpalen en de planning;

    • d.

      het businessplan bevat een commerciële paragraaf, waarin de doelgroep, de propositie, de stakeholdersanalyse en het marketingplan zijn uitgewerkt;

    • e.

      het businessplan bevat een voldoende financiële onderbouwing gedurende de looptijd van het project, een financiële doorkijk na de projectperiode, een projectbegroting, een exploitatiebegroting en een liquiditeitsbegroting, een recente jaarrekening, een toelichting op de financiële paragraaf en een risicoanalyse.

    • f.

      het business plan vormt voldoende onderbouwing voor de haalbaarheid van de plannen voor wat betreft de exploitatie, de benodigde subsidie en de ontwikkeling van de terugbetaalcapaciteit;

    • g.

      de financiële haalbaarheid van het business plan is aannemelijk;

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt de subsidie, bedoeld in artikel 11.4, verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een leningsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Awb, tot stand komt.

  • 3. In de leningsovereenkomst, bedoeld in het tweede lid, en in de beschikking tot subsidieverlening wordt een regime voor betaling van rente en aflossing van de lening dan wel afspraken met betrekking tot de garantstelling opgenomen.

Artikel 11.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger verleent minimaal eenmaal per jaar medewerking aan uitwisseling van kennis en praktijkervaring met betrekking tot deze regeling;

    • b.

      het project wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie afgerond met, op verzoek, een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal twee jaar;

    • c.

      de subsidieontvanger maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden, in de vorm van een reflectieverslag;

    • d.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger bij subsidies van € 125.000 en hoger de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 3. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk twee maanden voor de datum van het verstrijken van de termijn.

  • 4. De subsidieontvanger van subsidie in de vorm van een lening of leningsdeel, als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder a en b, is verplicht de subsidie binnen tien jaar na verlening van de subsidie terug te betalen overeenkomstig het terugbetalingsregime opgenomen in de leningsovereenkomst, bedoeld in artikel 11.14, tweede lid.

Artikel 11.16 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies van € 65.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      het reflectieverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van het project.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      het reflectieverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van het project;

    • c.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv;

    • d.

      een controleverklaring inclusief een oordeel over de rechtmatigheid, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Asv.

Artikel 11.17 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van de verleende subsidie, indien deze is verstrekt in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder a en b.

  • 2. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 95% van de verleende subsidie, indien deze is verstrekt in de vorm van een geldbedrag als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder b.

  • 3. Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot op de verleende subsidie, indien het een subsidie in de vorm van een garantstelling betreft als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder c.

  • 4. Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot op het verleende subsidiebedrag, indien er sprake is van een gehele of gedeeltelijke omzetting naar een subsidie als bedoeld in artikel 11.3, vijfde lid.

  • 5. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

  • 6. Het voorschot, bedoeld in het tweede lid, wordt betaald in jaarlijkse termijnen, gedurende de looptijd van het project, afhankelijk van de liquiditeitsbehoefte.

Artikel 11.18  Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na vier jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 12 Ontwikkeling en innovatie van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang

Artikel 12.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie Brabant C: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187);

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van betrokken partijen die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • f.

    nationaal belang: meerwaarde hebbend in Nederland.

Artikel 12.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 12.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidie.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 12.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    de ontwikkeling van een nieuw cultuurproject;

  • b.

    de innovatie van een bestaand cultuurproject;

  • c.

    validatie van nieuwe culturele activiteiten of producten.

Artikel 12.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    het project zal starten binnen 16 weken na indiening van de volledige subsidieaanvraag;

  • c.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt of is aangevraagd op grond van een andere paragraaf uit deze subsidieregeling, met uitzondering van paragraaf 7 en 8;

  • d.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000.

  • e.

    de aangevraagde subsidie meer bedraagt dan € 64.999;

  • f.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • g.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, juncto b, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

Artikel 12.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 12.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      de ontwikkeling van een nieuw cultuurproject;

    • 2°.

      de innovatie van een bestaand cultuurproject;

    • 3°.

      validatie van nieuwe culturele activiteiten of producten;

  • b.

    het project is gericht op het duurzaam versterken van het Brabantse cultuursysteem door:

    • 1°.

      activiteiten van hoge culturele kwaliteit te ondersteunen;

    • 2°.

      een divers samengesteld netwerk uit overheden, onderwijs, ondernemers, maatschappelijke organisaties en burgers sterker bij het cultuursysteem te betrekken; en,

    • 3°.

      innovatieve bedrijvigheid en duurzame verbreding van financieel draagvlak in de cultuursector te bevorderen;

  • c.

    het project heeft het potentieel te gaan voldoen aan de volgende vereisten van een project, zoals bedoeld in paragraaf 11 van deze subsidieregeling:

    • 1°.

      het project is gericht op duurzame versterking van het Brabantse cultuursysteem, in ieder geval blijkend uit de creatie van nieuw, kwalitatief hoogstaand cultureel aanbod met een blijvend karakter; en blijkend uit de betekenis voor de ontwikkeling van toptalent in de provincie Noord-Brabant;

    • 2°.

      het project is gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang;

    • 3°.

      het project is van hoge culturele kwaliteit, tot uitdrukking komend in oorspronkelijkheid, zeggingskracht en vakmanschap;

    • 4°.

      het project getuigt van goed cultureel ondernemerschap;

    • 5°.

      het project heeft draagvlak in de Brabantse samenleving;

  • c.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting;

Artikel 12.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de aanschaf van duurzame materiële goederen die ten behoeve van het project zijn aangeschaft, komen alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 20% per projectjaar voor subsidie in aanmerking.

  • 3. Voor de aanschaf van software die ten behoeve van het project is aangeschaft, komen alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 33,33% per projectjaar voor subsidie in aanmerking.

  • 4. Voor de berekening van uurtarieven van interne loonkosten van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager een van de berekeningssystematieken, genoemd in de artikelen 3, 4 en 5 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017 toe.

Artikel 12.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 12.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager, met uitzondering van de loonkosten, bedoeld in artikel 12.7, tweede lid, die rechtstreeks betrekking hebben op het project;

  • b.

    structurele exploitatiekosten;

  • c.

    kosten van onroerende zaken;

  • d.

    kosten waarvoor de subsidieaanvrager reeds subsidie heeft ontvangen.

Artikel 12.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 juni 2019 tot en met 31 december 2019.

Artikel 12.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 12.4, voor de periode, genoemd in artikel 12.9, onder a, vast op € 585.000.

Artikel 12.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 12.4, bedraagt 30% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 64.999.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 12.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 12.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 12.4 voor advies over artikel 12.6 voor aan de Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C.

Artikel 12.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger verleent minimaal eenmaal per jaar medewerking aan uitwisseling van kennis en praktijkervaring met betrekking tot deze regeling;

    • b.

      de subsidieontvanger maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden, in de vorm van een reflectieverslag;

    • c.

      het project wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie afgerond met, op verzoek, een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal twee jaar;

    • d.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

  • 2. De subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk twee maanden voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 12.15 Prestatieverantwoording

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    het reflectieverslag;

  • b.

    foto- of videomateriaal van het project.

Artikel 12.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 90% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerst lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 12.17 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na vier jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 13 Slotbepalingen

Artikel 13.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

Artikel 13.2 Intrekking

De Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 13.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 31 mei 2016
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
 
 

Wetstechnische informatie

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie ter stimulering van hedendaagse cultuur (Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant)

Geldend van 30-05-2019 t/m 29-11-2019

Algemeen

Overheidsorganisatie Noord-Brabant
Organisatietype Provincie
Officiële naam regeling Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie ter stimulering van hedendaagse cultuur (Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant)
Citeertitel Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant
Vastgesteld door gedeputeerde staten
Onderwerp financiën en economie
Eigen onderwerp cultuur, subsidies, financieel kader
Indeling regeling Overig
Regeling onder de Omgevingswet Nee
Externe bijlagen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Noord-Brabant/CVDR275924/CVDR275924_3.html

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De aanhef van deze regeling is gewijzigd.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Dit overzicht bevat alleen gepubliceerde versies.

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-04-2024 paragraaf 4, artikel 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, bijlage 3

02-04-2024

prb-2024-4832

C2333226/5889347
15-02-2024 10-04-2024 artikel 1.16, 11.9, 11.10, 11.11, 11.14, 13.9, 13.10

06-02-2024

prb-2024-1779

C2325973/5852952
13-12-2023 15-02-2024 paragraaf 1, artikel 1.1, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.15, bijlage 1, 2

05-12-2023

prb-2023-14634

C2325114/5370865
11-10-2023 13-12-2023 artikel 6.10, 7.10, 8.10, 10.9

03-10-2023

prb-2023-11822

C2322117/5332003
22-12-2022 11-10-2023 artikel 11.7, 11.9, 11.10, 12.9, 12.10, 12.14, 13.1, 13.2, 13.3, 13.6, 13.9, 13.11

13-12-2022

prb-2022-15027

C2307481/5177029
02-12-2022 22-12-2022 artikel 6.9, 6.10, 7.1, 7.5, 7.6, 7.9, 7.10, 7.11, 7.14, 7.15, 7.17, 8.6, 8.9, 8.10, 10.8, 10.9

29-11-2022

prb-2022-14270

C2306131/5173561
12-10-2022 02-12-2022 artikel 9.1, 9.2, 9.4, 9.6, 9.9, 9.10, 9.11, 9.13

04-10-2022

prb-2022-11893

C23037681/5135800
17-05-2022 12-10-2022 artikel 6.10, 10.9

19-04-2022

prb-2022-5696

C2295336/5064920
29-04-2022 01-03-2020 17-05-2022 artikel 9.13

19-04-2022

prb-2022-4939

C2295336/5064920
01-02-2022 29-04-2022 paragraaf 13, 14, artikel 13.1, 13.2, 13.3, 13.4, 13.5, 13.6, 13.7, 13.8, 13.9, 13.10, 13.11, 13.12, 13.13, 13.14, 13.15, 13.16, 13.17, 13.18, 13.19, 14.1, 14.2, 14.3, 14.4

25-01-2022

prb-2022-1132

C2291877/5011889
22-12-2021 01-02-2022 artikel 11.8, 11.9, 11.10, 12.4, 12.5, 12.6, 12.8, 12.9, 12.10, 12.11

14-12-2021

prb-2021-12626

C2289756/4995748
21-10-2021 22-12-2021 artikel 6.9, 6.10, 7.9, 7.10, 8.5, 8.9, 8.10, 8.11, 10.8, 10.9

12-10-2021

prb-2021-9712

C2283773/4920488
05-03-2021 21-10-2021 artikel 1.13

23-02-2021

prb-2021-1668

C2275930/4840941
27-01-2021 05-03-2021 paragraaf 2, artikel 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15, 2.16

18-01-2021

prb-2021-576

C2274893/4819375
30-12-2020 27-01-2021 artikel 1.7, 1.15, 1.17, 4.7, 4.14, 6.7, 6.17, 7.17, 8.7, 9.7, 9.13, 9.14, 11.7, 11.16, 12.7

08-12-2020

prb-2020-10035

C2272948/4800073
17-12-2020 30-12-2020 artikel 6.1, 6.5, 6.6, 6.9, 6.10, 6.11, 7.1, 7.5, 7.9, 7.10, 7.11, 8.1, 8.4, 8.5, 8.6, 8.9, 8.10, 8.11, 8.14, 11.1, 11.8, 11.9, 11.10, 12.6, 12.9, 12.10

08-12-2020

prb-2020-9494

C2270763/4797639/
22-07-2020 17-12-2020 artikel 6.10, 11.7, 11.10, 11.15, 12.4, 12.5, 12.6, 12.11, 12.14

07-06-2020

prb-2020-4769

C2266150/4720875
21-05-2020 22-07-2020 artikel 10.9

12-05-2020

prb-2020-3074

C2263166/4692016
16-04-2020 21-05-2020 artikel 4.8

07-04-2020

prb-2020-2166

C2261835/4676836
26-03-2020 16-04-2020 artikel 1.1, 1.6, 1.7, 1.14, 4.1, 4.2, 4.4, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, 4.15

17-03-2020

prb-2020-1723

C2259818/4662631
18-12-2019 26-03-2020 artikel 1.11, 6.1, 6.5, 6.6, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 6.17, 7.1, 7.5, 7.6, 7.9, 7.10, 7.12, 7.14, 7.15, 7.16, 7.17, 8.1, 8.4, 8.5, 8.6, 8.7, 8.9, 8.10, 8.11, 8.12, 8.15, 8.16, 9.1, 9.2, 9.4, 9.6, 9.7, 9.8, 9.9, 9.10, 9.11, 9.12, 9.13, 9.14, 9.15, 10.1, 10.6, 10.8, 10.9, 10.12, 10.14, 11.1, 11.3, 11.5, 11.6, 11.8, 11.9, 11.10, 11.11, 11.14, 11.15, 11.16, 11.17a, 12.1, 12.5, 12.6, 12.8, 12.9, 12.10, 12.14, 12.15, 12.16, 12.16a

11-12-2019

prb-2019-8194

C2254004/4614606
30-11-2019 18-12-2019 paragraaf 1, 2, 3, artikel 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.15, 1.16, 1.17, 1.18, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15, 2.16, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.10, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15, 3.16

19-11-2019

prb-2019-7797

C2253672/4599217
30-05-2019 30-11-2019 aanhef, paragraaf 5, 11, 12, 13, artikel 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11, 5.12, 7.5, 11.1, 11.2, 11.3, 11.4, 11.5, 11.6, 11.7, 11.8, 11.9, 11.10, 11.11, 11.12, 11.13, 11.14, 11.15, 11.16, 11.17, 11.18, 12.1, 12.2, 12.3, 12.4, 12.5, 12.6, 12.7, 12.8, 12.9, 12.10, 12.11, 12.12, 12.13, 12.14, 12.15, 12.16, 12.17

21-05-2019

prb-2019-4015

C224489/ 4517224
20-03-2019 30-05-2019 artikel 9.11

12-03-2019

prb-2019-2009

C2240972/4487831
19-12-2018 20-03-2019 artikel 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7, 6.8, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 7.1, 7.3, 7.5, 7.6, 7.9, 7.10, 7.11, 7.12, 7.13, 7.14, 7.15, 7.16, 8.1, 8.3, 8.5, 8.6, 8.7, 8.9, 8.10, 8.11, 8.12, 8.13, 8.14, 8.15, 8.16, 9.10, 10.8, 10.9

11-12-2018

prb-2018-9387

C2235837/4448402
01-11-2018 19-12-2018 artikel 6.10, 7.10, 8.10

23-10-2018

prb-2018-8008

C2232040/4422862
18-10-2018 03-05-2018 01-11-2018 artikel 3.10

09-10-2018

prb-2018-7572

c2225160/4346910/C2225298
04-05-2018 18-10-2018 artikel 1.1, 1.13, 2.1, 2.13, 3.1, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9, 3.12, 3.13, 6.5

24-04-2018

prb-2018-3241

c2225160/4346910
13-04-2018 04-05-2018 paragraaf 10, 11, artikel 10.1, 10.2, 10.3, 10.4, 10.5, 10.6, 10.7, 10.8, 10.9, 10.10, 10.11, 10.12, 10.13, 10.14, 10.15, 11.1, 11.2, 11.3, 11.4

27-03-2018

prb-2018-2652

C2223938/4333147
10-02-2018 13-04-2018 artikel 6.5, 6.6, 6.7, 6.9, 6.10, 6.14, 6.17, 7.1, 7.5, 7.6, 7.8, 7.10, 8.5, 8.7

30-01-2018

prb-2018-1150

C2220626/4309020
03-01-2018 10-02-2018 paragraaf 9, 10, artikel 9.1, 9.2, 9.3, 9.4, 9.5, 9.6, 9.7, 9.8, 9.9, 9.10, 9.11, 9.12, 9.13, 9.14, 9.15, 10.1, 10.2, 10.3

19-12-2017

prb-2018-33

C2218487-4291138
24-05-2017 01-06-2016 03-01-2018 artikel 1.10

16-05-2017

prb-2017-2264

C2208343/4185665
25-02-2017 24-05-2017 artikel 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7, 6.8, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 6.17, 6.18, 6.19, 6.20, 7.1, 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.6, 7.7, 7.8, 7.9, 7.10, 7.11, 7.12, 7.13, 7.14, 7.15, 7.16, 8.1, 8.2, 8.3, 8.4, 8.5, 8.6, 8.7, 8.8, 8.9, 8.10, 8.11, 8.12, 8.13, 8.14, 8.15, 8.16, 9.1, 9.2, 9.3, paragraaf 6, 7, 8, 9

07-02-2017

prb-2017-809

4143962
31-12-2016 25-02-2017 artikel 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, 4.15, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11, 5.12, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4

20-12-2016

prb-2016-7059

4124599
30-11-2016 01-06-2016 31-12-2016 artikel 1.10, 2.10

28-11-2016

Provinciaal blad 2016, 184

4109546
21-10-2016 30-11-2016 paragraaf 3, artikel 1.10, 2.10, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9, 3.10, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15, 3.16

18-10-2016

Provinciaal blad 2016, 156

4095039
01-06-2016 21-10-2016 nieuwe regeling

31-05-2016

Provinciaal blad 2016, 82

3999291