Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant in de hoedanigheid van
managementautoriteit voor het Operationeel Programma EFRO Zuid-Nederland
2014-2020;
Gelet op artikel 1.8 van de Regeling Europese EZ-subsidies;
Overwegende dat de Managementautoriteit aan afdeling 4.2.5 en 4.2.6 van de
Algemene wet bestuursrecht de bevoegdheid ontleent subsidies te wijzigen of
lager vast te stellen bij niet-naleving van subsidievoorschriften;
Overwegende dat artikel 143 van de Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het
Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013, houdende
gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale
ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees
Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor
maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds
voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en
het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van
Verordening (EG) Nr. 1083/2006, Pb L 347/320 van 20 december 2013, bepaalt
dat een managementautoriteit zelf verantwoordelijk is voor het onderzoeken
van onregelmatigheden, het toepassen van financiële correcties en het doen
van terugvordering bij het verstrekken van subsidies op grond van de
Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020;
Overwegende dat omwille van de landelijke uniformiteit landelijk een zelfde
tabel wordt gehanteerd voor de registratie van bevindingen en toepassen van
correcties in geval van tekortkomingen, die invulling geeft aan de door de
Europese Commissie gebruikte tabel voor het toepassen van correcties bij
onregelmatigheden en dat deze tabel als beleidsregel dient te worden
vastgesteld;
Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregels:
Toelichting behorende bij de Beleidsregels categoriseringstabel en
financiële correcties OP-Zuid 2014-2020.
Algemeen Deze beleidsregels bepalen wanneer de Managementautoriteit
besluit tot verlaging van de subsidie die is verstrekt in het kader van de
Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 (hierna:
Subsidieregeling OPZuid). Het constateren van een tekortkoming is onderdeel van
een algehele registratie van bevindingen bij de controle van de
betalingsaanvragen om voorschotten of betalingsaanvragen om subsidievaststelling
in het kader van de Subsidieregeling OPZuid. Deze bevindingen kunnen ook leiden
tot diverse verschuivingen binnen de subsidiabele kosten. Alleen die bevindingen
die duiden op een tekortkoming en aanleiding vormen voor een verlaging, behoeven
regulering omdat alleen in die gevallen nadrukkelijk gebruik wordt gemaakt van
een bevoegdheid uit de Algemene wet bestuursrecht om de subsidieverlening of
subsidievaststelling te verlagen.
De Subsidieregeling OP Zuid is opgesteld ter uitvoering van het Operationeel
Programma voor Zuid-Nederland- Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
2014-2020. De Subsidieregeling geeft aan voor welke activiteiten en onder welke
voorwaarden subsidiegelden afkomstig uit het Europees Fonds voor Regionale
Ontwikkeling (EFRO) worden verstrekt.
De Managementautoriteit legt op grond van Verordening 1303/2013 verantwoording
af aan de Europese Commissie over het verstrekken van deze subsidies. Indien de
Managementautoriteit bij het doen van uitgaven verplichtingen niet nakomt,
worden vanuit Europa financiële correcties opgelegd. Feitelijk worden deze
uitgaven door de subsidieontvangers gedaan en moet de Managementautoriteit
controleren of de subsidieontvangers de uitgaven op juiste wijzen doen. Deze
verplichtingen zijn doorgelegd aan de subsidieontvangers. Dit is gebeurd in de
Subsidieregeling OPZuid zelf, in de Regeling Europese EZ-Subsidies (hierna:
REES) en door rechtstreekse werking van de Verordening 1303/2013.
De beleidsregels vullen aldus de controlevereisten in die voortvloeien uit
Verordening 1303/2013 en zorgen ervoor dat doeltreffend wordt nagegaan of
subsidieontvangers de uitgaven, subsidiabele kosten, doen volgens de
verplichtingen gesteld in de Verordening 1303/2013, de REES en de
Subsidieregeling OPZuid.
Wettelijk kader De bevoegdheid tot het stellen van beleidsregels is binnen het
Nederlands wettelijk kader neergelegd in artikel 4:81 van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) en voor het EFRO-programma in artikel 1.8 van de Regeling
Europese EZ-Subsidies (REES). De bevoegdheid om een subsidie te wijzigen of
lager vast te stellen bij niet naleving van de verplichtingen is ontleend aan de
artikelen 4:46, 4:48, 4:49 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht. Wellicht
ten overvloede wordt gewezen op artikel 4:84 van de Awb waarin de bevoegdheid
wordt gegeven aan de Managementautoriteit om af te wijken van de beleidsregels
indien wegens bijzondere omstandigheden de gevolgen van het toepassen van de
beleidsregels onevenredig is in verhouding tot de doelen die worden gediend met
de beleidsregels. Behalve een bevoegdheid om af te wijken, zijn de beleidsregels
niet uitputtend. Ondanks dat getracht is zo volledig mogelijk te zijn, is het
mogelijk dat er tekortkomingen worden geconstateerd die niet expliciet zijn
opgenomen in deze beleidsregels die evenwel op grond van de Europese of
nationale regelgeving gecontroleerd en hersteld, opgevolgd dan wel gehandhaafd
dienen te worden. In die gevallen kan de Managementautoriteit gemotiveerd
opvolging aan deze gebreken geven door het opleggen van een sanctie die niet in
de tabel van bijlage 1 is opgenomen.
Proces De verlaging van subsidie wordt toegepast in de fase van bevoorschotting
naar aanleiding van een tussentijdse door de begunstigde ingediende
betalingsaanvraag en bij de vaststelling van de subsidie. Op grond van artikel
1.7 van de Subsidieregeling OPZuid kan een subsidieontvanger met een
betalingsaanvraag verzoeken om een voorschot op de subsidie. Een voorschot op
een subsidie wordt gezien artikel 4:95 van de Awb, toegekend bij beschikking. In
de fase van betalingsaanvraag controleert de Managementautoriteit reeds of de
uitgaven waarvoor een betalingsaanvraag is gedaan, zijn gedaan conform de
verplichtingen opgenomen in de eerder genoemde wet- en regelgeving. Bij een
volgende betalingsaanvraag of de aanvraag tot subsidievaststelling kan de
eventuele tekortkoming worden hersteld. Dan leidt deze tekortkoming niet tot een
verlaging van de uiteindelijk vast te stellen subsidie. Indien de tekortkoming
niet is hersteld, of bij de aanvraag tot vaststelling wordt een nieuwe
tekortkoming geconstateerd, leidt een tekortkoming tot verlaging van de vast te
stellen subsidie.
Met deze werkwijze wordt de Europese werkwijze gevolgd die wordt toegepast door
de Managementautoriteit.
Landelijke uniformiteit De tabel is landelijk tot stand gekomen met de
managementautoriteiten, de Certificeringsautoriteit als onderdeel van het
Ministerie van Economische Zaken, het Coördinatiepunt structuurfondsen als
onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en de Audit Dienst Rijk als
onderdeel van het Ministerie van Financiën. Het registreren van bevindingen is
onderdeel van een digitaal beheer- en controlesysteem. Uniforme registratie en
codering van bevindingen is hiertoe noodzakelijk
Artikelsgewijs
Artikel 1 Begripsbepalingen Voor begrippen die in de Subsidieregeling
OPZuid zijn gebruikt, is aangesloten bij de aldaar gebruikte schrijfwijze of
afkorting. In bijlage 1 zijn diverse Europese richtlijnen aangehaald die niet
als zodanig zijn gedefinieerd in de begripsbepalingen. Richtlijnen hebben geen
rechtstreekse werking en dienen geïmplementeerd te zijn in de Nederlandse wet-
en regelgeving. Bij de toelichting op de bijlage, is ingegaan op de wet- en
regelgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd.
Onder a. Managementautoriteit Het college van gedeputeerde staten van
Noord-Brabant is bij besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van
11 december 2014 aangewezen als managementautoriteit voor het Operationeel
Programma EFRO Zuid-Nederland 2014-2020.
Artikel 2 Verlagen subsidie Eerste lid De bevoegdheid om
een subsidie te wijzigen of lager vast te stellen bij niet naleving van de
verplichtingen is ontleend aan de artikelen 4:46, 4:48, 4:49 en 4:50 van de
Algemene wet bestuursrecht. Tweede lid De verlaging van subsidie
wordt toegepast in de fase van bevoorschotting en bij de vaststelling van de
subsidie. Voor de uitleg hiervan wordt verwezen naar de algemene toelichting
onder proces.Derde lid De beleidsregels zijn niet uitputtend. Ondanks
dat getracht is zo volledig mogelijk te zijn, is het mogelijk dat er
tekortkomingen worden geconstateerd die niet expliciet zijn opgenomen in deze
beleidsregels die evenwel op grond van de Europese of nationale regelgeving
gecontroleerd en hersteld, opgevolgd dan wel gehandhaafd dienen te worden. De
Managementautoriteit kan dan gemotiveerd opvolging aan deze gebreken geven door
het opleggen van een sanctie die niet in de tabel van bijlage 1 is opgenomen.
Wellicht ten overvloede wordt gewezen op artikel 4:84 van de Awb waarin de
bevoegdheid wordt gegeven aan de Managementautoriteit om af te wijken van de
beleidsregels indien wegens bijzondere omstandigheden de gevolgen van het
toepassen van de beleidsregels onevenredig is in verhouding tot de doelen die
worden gediend met de beleidsregels.
Artikel 3 Toepassen verlaging Eerste lid Het registeren van
tekortkomingen en toepassen van verlagingen is onderdeel van de algehele
controle en bevindingen bij een aanvraag om een voorschot of een aanvraag tot
subsidievaststelling. Iedere uitgave wordt gecontroleerd. Indien een uitgave
niet voldoet aan de hiertoe opgelegde verplichtingen, wordt voor die uitgave
onderzocht of sprake is van een tekortkoming die leidt tot een verlaging. De
verlaging wordt vervolgens alleen op die uitgave toegepast. Tweede
lid Indien een tekortkoming wordt geconstateerd bij een aanvraag om
een tussentijdse betaling (voorschot) wordt deze bevinding opnieuw gecontroleerd
bij een nieuw aanvraag om een tussentijdse betaling (voorschot) of een aanvraag
om subsidievaststelling. Indien de tekortkoming niet is opgeheven, blijft de
eerder toegepaste verlaging van kracht. De verlaging wordt niet nogmaals
toegepast.
Bijlage 1 bij de Beleidsregels categoriseringstabel financiële correcties
OP-Zuid 2014-2020 De tabel is mede tot stand gekomen op basis van de richtsnoer
van de Europese Commissie inzake correcties bij aanbestedingen (C(2013) 9527 van
19 december 2013). Waar nodig is deze aangepast en aangevuld op basis van
nationale standpunten en inzichten uit jurisprudentie. De coderingen in de
eerste kolom worden gebruikt bij de digitale verwerking en registratie van
bevindingen.
De in de derde kolom aangehaalde Europese Richtlijnen zijn geïmplementeerd in
Nederlandse wetgeving. Het gaat onder andere om:
- -
85/377/EEC: Beschikking van de Commissie van 7 juni 1985 houdende
invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven (PbEG
L 220);
- -
79/409/EEC: Richtlijn van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud
van de vogelstand (pbEG L 103);
- -
1999/31/EC: Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999
betreffende het storten van afvalstoffen (PbEG L 182);
- -
2000/60/EC: Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire
maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327);
- -
2000/76/EC: Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval (PbEG L
332);
- -
2006/2/EC: richtlijn nr. 2006/2/EG van de Commissie van 6 januari 2006
(PbEU L 5) tot wijziging van bijlage II bij Richtlijn 96/73/EG van het
Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde methoden voor de
kwantitatieve analyse van binaire mengsels van textielvezels, met het
oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang.
- -
Richtlijn 2004/17: Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en
de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor
het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening,
vervoer en postdiensten (PbEU L134).
Deze richtlijnen zijn in diverse wetten en regels geïmplementeerd waaronder in
de Wet Milieubeheer.