Inhoud regeling

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verstrekken van subsidie ter stimulering van projecten voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving (Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant)

Geldend van 31-01-2018 t/m 25-04-2018

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verstrekken van subsidie ter stimulering van projecten voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving (Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Provinciale Staten op 18 december 2015 het Provinciaal Milieu- en Waterplan Noord-Brabant 2016-2021 ‘sámen naar een duurzaam gezonde en veilige leefomgeving in Brabant’ hebben vastgesteld;

Overwegende dat Provinciale Staten in dat plan de doelen hebben opgenomen voor een gezonde en veilige leefomgeving,

Overwegende dat Gedeputeerde Staten streven naar verbetering van de economie en vitaliteit op de Brabantse zandgronden wat betreft het leef- en vestigingsklimaat, door zorg te dragen voor een robuuste en klimaatbestendige zoetwatervoorziening voor met name landbouw en natuur;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de maatregelen die nodig zijn om de instandhoudingsdoelen voor Natura2000 te realiseren;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Robuuste en toekomstbestendige watersystemen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

  • b.

    Asv; Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    beheergebied DHZ: beheergebied van het Deltaplan Hoge Zandgronden als opgenomen op de kaart in bijlage 1;

  • e.

    Deltaplan Hoge Zandgronden: regionale uitwerking van het Deltaprogramma Zoetwater;

  • f.

    ecologische verbindingszone: verbindingszone als bedoeld in artikel 1, onder 1.58, van de Verordening ruimte 2014;

  • g.

    GGOR: gewenst en gewogen grond- en oppervlaktewaterregime;

  • h.

    Groen ontwikkelfonds Brabant BV: fonds dat samen met andere organisaties werkt aan het vergroten, verbinden en verbeteren van de Brabantse natuurnetwerken;

  • i.

    Handboek Projectmonitoring verdrogingsbestrijding Provincie Noord-Brabant: door provincie, waterschappen en terreinbeheerders gezamenlijk in juni 2002 opgesteld handboek, inzake richtlijnen voor ontwerp, inrichting en evaluatie van een meetnet;

  • j.

    Handreiking vispassages in Noord-Brabant: door de Brabantse waterschappen in januari 2013 vastgestelde handreiking inzake de keuze voor en het ontwerp en de aanleg van vispassages in Noord-Brabant;

  • k.

    HOW: Handreiking Ontwikkeling Waterlopen;

  • l.

    HOW-systematiek: systematiek die ondersteuning en richtlijnen biedt aan projectleiders, adviseurs en planvormers bij de uitvoering van beek- en kreekherstelprojecten;

  • m.

    Kaders voor het GGOR: door Provinciale Staten op 30 september 2005 vastgestelde nota inzake het optimale grond- en oppervlaktewaterregime van gebruiksfuncties in de provincie Noord-Brabant;

  • n.

    KRW: Kaderrichtlijn Water;

  • o.

    KRW oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de KRW;

  • p.

    Leefgebiedsplan Beekdalen Noord-Brabant: door Gedeputeerde Staten op 22 oktober 2013 vastgesteld gebiedsplan voor de Brabantse beekdalen;

  • q.

    natte natuurparel: waardevol waterafhankelijk natuurgebied in Noord-Brabant met bijzondere ecologische waarden, waarvan sommige delen verdroogd zijn zoals opgenomen op plankaart I van het Provinciaal Milieu- en Waterplan;

  • r.

    Natura 2000: Natura 2000 als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

  • s.

    Natura 2000-beheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming;

  • t.

    Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

  • u.

    Natura 2000- doelstelling; instandhoudingsdoelstelling, als beschreven in het Natura 2000-beheerplan;

  • v.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.59, van de Verordening ruimte 2014, met uitzondering van ecologische verbindingszones;

  • w.

    OGOR: optimaal grond- en oppervlaktewaterregime;

  • x.

    PAS: Programmatische Aanpak Stikstof;

  • y.

    Programmatische Aanpak Stikstof: landelijke beleidsregel Programmatische Aanpak Stikstof, als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming;

  • z.

    Provinciaal Milieu- en Waterplan: door Provinciale Staten op 18 december 2015 vastgesteld Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021;

  • aa.

    rapport “Overstroming en Natuur: een natuurlijk samengaan?”: rapport van de Werkgroep Waterberging en Natuur Noord-Brabant, opgesteld in januari 2007 door Kiwa Water Research, inzake de combinatie van waterberging en natuur en het minimaliseren van risico’s;

  • bb.

    sociale innovatie: verzamelnaam voor hedendaagse initiatieven van mensen en organisaties gericht op innovatieve oplossingen voor lokale of regionale maatschappelijke vraagstukken, die kunnen uitgroeien tot een breed initiatief van diverse partijen en personen;

  • cc.

    vismigratiefunctie: geschiktheid van een waterloop voor het migreren van aquatische en semi-aquatische organismen;

  • dd.

    vispassage: constructie in een waterloop ter behoud, herstel en ontwikkeling van migratie van aquatische en semi-aquatische organismen.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door waterschappen.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    verdrogingsbestrijding;

  • b.

    beek- en kreekherstel;

  • c.

    het opheffen van een vismigratieknelpunt;

  • d.

    waterberging in het landelijk gebied;

  • e.

    klimaatrobuuste watersystemen in het beheergebied DHZ in de vorm van:

    • 1º.

      fysieke maatregelen;

    • 2º.

      sociale innovaties.

Artikel 1.5 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1º.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2º.

        een sluitende begroting;

    • b.

      het project voorziet in communicatie over het project, blijkend uit een beschrijving van de communicatieaanpak.

  • 2. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a, b, c of d, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      de activiteiten vinden niet plaats in Natura 2000-gebieden of PAS- gebieden of ten behoeve van de Natura 2000-doelstellingen of PAS doelstellingen, maar zijn wel daarop afgestemd.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteiten zijn gericht op het afstemmen van de waterhuishouding op de ecologische doelstellingen van het gebied, overeenkomstig de doelstellingen opgenomen in de ambitiekaart;

    • b.

      het project is gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de Kaders voor het GGOR worden gevolgd;

    • c.

      de activiteiten worden uitgevoerd ten behoeve van een natte natuurparel.

  • 4. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van beken en kreken die in het Provinciaal Milieu- en Waterplan:

      • 1º.

        de functie waternatuur of de functie verweven hebben; of

      • 2º.

        zijn aangemerkt als KRW-oppervlaktewaterlichaam;

    • b.

      beek- en kreekherstel vinden plaats conform de HOW-systematiek, waarbij rekening wordt gehouden met het halen van de parameters voor de na te streven waterkwaliteit en de ecologische potenties van het watersysteem behorende bij de functie of het oppervlaktewaterlichaam zoals omschreven in het Provinciaal Milieu- en Waterplan;

    • c.

      het maaibeheer en het peilbeheer worden waar mogelijk aangepast aan de ecologische potenties van het watersysteem;

    • d.

      het project is gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de Kaders voor het GGOR worden gevolgd.

  • 5. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in beken en kreken die in het Provinciaal Milieu- en Waterplan:

      • 1º.

        de functie waternatuur of de functie verweven hebben ; of

      • 2º.

        zijn aangemerkt als KRW-oppervlaktewaterlichaam;

    • b.

      het project is gericht op het realiseren van de vismigratiefunctie, waarbij er daarnaast een optimale landschappelijke en ecologische inpassing nagestreefd wordt;

    • c.

      uitvoering vindt plaats conform de Handreiking Vispassages in Noord-Brabant.

  • 6. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder d, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in landelijk gebied;

    • b.

      het project is gericht op het realiseren van de normen voor wateroverlast uit:

      • 1º.

        de Verordening water Noord-Brabant;

      • 2º.

        de Waterverordening waterschap Rivierenland;

    • c.

      indien het project wordt uitgevoerd binnen het Natuur Netwerk Brabant, draagt het bij aan de van toepassing zijnde doelstellingen, genoemd in:

      • 1º.

        het Leefgebiedplan Beekdalen Noord-Brabant;

      • 2º.

        de Natura 2000-beheerplannen;

      • 3º.

        de ambitiekaart;

      • 4º.

        de richtlijnen in het rapport “Overstroming en Natuur: een natuurlijk samengaan?”;

    • d.

      Indien het project wordt uitgevoerd buiten het Natuur Netwerk Brabant, wordt gestreefd naar een landschappelijk passende inrichting.

  • 7. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder e, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op maatregelen, die zijn gericht op het verbeteren van de klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening door ten minste een van de volgende maatregeltypen:

      • 1º.

        vermindering van de watervraag;

      • 2º.

        voorkomen of beperken van extra watervraag door een veranderend klimaat;

      • 3º.

        waterconservering door verbetering van de sponswerking van het systeem;

      • 4º.

        optimaliseren van de wateraanvoer;

      • 5º.

        adapteren aan de effecten van droogte;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd in het beheergebied DHZ;

    • c.

      het project betreft maatregelen die verder gaan dan de maatregelen die de subsidieaanvrager reeds op basis van wettelijke taken of afspraken in het kader van de KRW, het Natuur Netwerk Brabant, Natura 2000 of de PAS verplicht is uit te voeren;

  • 8. Onverminderd het eerste en zevende lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel e, onder 1, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project betreft een klimaatrobuuste uitvoering van fysieke maatregelen in watersystemen;

    • b.

      de uitvoering, bedoeld onder a, heeft betrekking op een of meerdere van de volgende fysieke maatregelen:

      • 1º.

        waterbesparing door hergebruik of zuiniger toepassen van water;

      • 2º.

        waterconservering door vergroting van grondwatervoeding of optimalisatie peilbeheer of verbeteren bodemstructuur in landbouwgebied;

      • 3º.

        het robuust inrichten van beekdalen;

      • 4º.

        het vasthouden van water in natuurgebieden;

      • 5º.

        waterconservering in stedelijk gebied, waarbij hemelwater wordt benut voor de watervraag van andere functies.

  • 9. Onverminderd het eerste en zevende lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel e, onder 2, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het vergroten van betrokkenheid bij een klimaatbestendige zoetwatervoorziening;

    • b.

      het project is gericht op het bieden van handelingsperspectief van andere partijen dan waterschappen voor een klimaatbestendige zoetwatervoorziening.

Artikel 1.6 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      onderzoek, voorbereiding en planvorming en uitvoering;

    • b.

      kosten voor communicatie ter vergroting van het draagvlak voor het project en ter verbreding van de resultaten van het project;

    • c.

      kosten ten behoeve van de verwerving van grond buiten het Natuur Netwerk Brabant voor zover:

      • 1º.

        grondverwerving noodzakelijk blijkt voor het uitvoeren van maatregelen;

      • 2º.

        de grond tegen een marktconforme prijs wordt verworven;

    • d.

      d. kosten ter compensatie van afwaardering van de grond buiten het Natuur Netwerk Brabant voor zover de gronden noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het project;

    • e.

      kosten voor maatregelen ter voorkoming van schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • f.

      kosten voor nadeelcompensatie aan derden, betaald door het waterschap, in verband met:

      • 1º.

        landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • 2º.

        schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • g.

      kosten voor aanleg en inrichting van monitoring;

    • h.

      kosten voor het opstellen van een accountantsverklaring.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, komen de volgende kosten voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a, in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie:

    • a.

      kosten ter verhoging van de grond- en oppervlaktewaterstand of ter versterking van de kwel;

    • b.

      kosten ter stremming van de afvoer, met als doel het vasthouden van water en de bevordering van infiltratie;

    • c.

      kosten ter verhoging van de drainagebasis;

    • d.

      kosten ten behoeve van de externe aanvoer voor suppletie en infiltratie van water;

    • e.

      kosten ten behoeve van het hydrologisch isoleren van watergangen of gebieden;

    • f.

      kosten ter vermindering van grondwateronttrekkingen;

    • g.

      kosten voor ondersteunende maatregelen binnen het Natuur Netwerk Brabant ten behoeve van hydro-ecologisch herstel;

    • h.

      kosten voor ontwerp, aanleg en inrichting van monitoring conform het Handboek Projectmonitoring verdrogingsbestrijding Provincie Noord-Brabant;

  • 3. Onverminderd het eerste lid, komen de volgende kosten voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder b, in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie:

    • a.

      kosten voor maatregelen ter behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologie;

    • b.

      kosten voor maatregelen ten behoud, herstel en ontwikkeling van de morfologie

  • 4. Onverminderd het eerste lid, komen alle kosten van uitvoering met betrekking tot het opheffen van het vismigratie knelpunt voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder c, in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie.

  • 5. Onverminderd het eerste lid, komen alle kosten van uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot waterberging voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder d, in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, met inbegrip van de kosten voor nadeelcompensatie aan derden, betaald door het waterschap, ook in verband met waardedaling.

  • 6. Onverminderd het eerste lid, komen alle kosten van uitvoering met betrekking tot klimaatrobuuste watersystemen in het beheergebied van DHZ voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder e, in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie.

Artikel 1.7 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.6 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor grondverwerving, met uitzondering van kosten voor grondverwerving gemaakt voor 14 september 2014 binnen het Natuur Netwerk Brabant;

  • b.

    kosten, niet zijnde kosten voor grondverwerving, gemaakt voor 1 januari 2015 voor:

    • 1º.

      voorbereiding;

    • 2º.

      uitvoering;

  • c.

    kosten voor het opstellen van een milieueffectrapport voor plannen die kunnen leiden tot concrete projecten of activiteiten met mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu;

  • d.

    kosten van regulier beheer en onderhoud;

  • e.

    kosten om te voldoen aan gangbare minimumkwaliteitseisen of wettelijke verplichtingen;

  • f.

    kosten die subsidiabel zijn op grond van:

    • 1º.

      een andere provinciale regeling;

    • 2º.

      het Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV 2017;

  • g.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, verzekeringspremies, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

  • h.

    interne personeels- of bedrijfskosten van de subsidieaanvrager;

  • i.

    kosten voor inhuur van externe, tijdelijke capaciteit ten behoeve van het begeleiden van de uitvoering van projecten.

Artikel 1.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2021.

Artikel 1.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de periode, genoemd in artikel 1.8, vast op:

  • a.

    a. € 6.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder a, b, c en d;

  • b.

    € 2.280.000 voor projecten als bedoeld in artikel1.4, onder e.

Artikel 1.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 8.280.000.

Artikel 1.11 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    het project is uiterlijk 31 december 2021 afgerond;

  • b.

    voor subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • c.

    voor subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • d.

    de bevindingen, resultaten en leereffecten van het project worden toegankelijk gemaakt voor derden.

Artikel 1.13 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 3. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv;

    • e.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Asv.

Artikel 1.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Voor subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid van de Asv.

  • 3. Voor subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 4. Gedeputeerde Staten verstrekken het voorschot, bedoeld in het derde lid, in vier gelijke delen verdeeld over vier perioden gedurende de looptijd van het project.

Artikel 1.15 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 2 Klimaatrobuuste zoetwatervoorziening Deltaplan Hoge Zandgronden overige doelgroepen

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    arm’s length beginsel: beginsel dat partijen in een transactie handelen alsof zij onafhankelijk zijn van elkaar en het daaruit voortvloeiende contract wordt gesloten conform de gebruikelijke conventies in de markt;

  • b.

    ASV: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    beheergebied DHZ: beheergebied van het Deltaplan Hoge Zandgronden als opgenomen op de kaart in bijlage 1;

  • e.

    BrUG: door Provinciale Staten op 21 september 2012 vastgestelde integrale natuur en landschapsvisie “Brabant: uitnodigend groen”;

  • f.

    Deltaplan Hoge Zandgronden: regionale uitwerking van het Deltaprogramma Zoetwater;

  • g.

    kennisinstelling: verzamelnaam voor alle universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstellingen en academische ziekenhuizen;

  • h.

    kosten derden: kosten als bedoeld in artikel 3 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant;

  • i.

    KRW: Kaderrichtlijn Water;

  • j.

    MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 28, van Verordening 1303/2013 en bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);

  • k.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.59, van de Verordening ruimte 2014, met uitzondering van ecologische verbindingszones;

  • l.

    Natuurorganisatie: non-profitorganisatie met een statutair doel gericht op natuur- of milieu;

  • m.

    PAS: Programmatische Aanpak Stikstof;

  • n.

    Programmatische Aanpak Stikstof: landelijke beleidsregel Programmatische Aanpak Stikstof, als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming

  • o.

    Projectgroep DHZ: projectgroep Deltaplan Hoge Zandgronden, bestaande uit de ambtelijke vertegenwoordigers van bij het Deltaplan Hoge Zandgronden betrokken partijen;

  • p.

    Verordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014 (algemene groepsvrijstellingsverordening).  

Artikel 2.2 Doelgroep

  • 1 Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen, met uitzondering van waterschappen;

    • b.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 2 Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid, en;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het verbeteren van de klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening in de vorm van:

  • a.

    uitvoeringsprojecten;

  • b.

    onderzoek- en ontwikkelingsprojecten

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager voor het project reeds provinciale subsidie heeft ontvangen;

  • b.

    het project reeds is gestart voor aanvraag van de subsidie;

  • c.

    ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, uitstaat;

  • d.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in het beheergebied DHZ, opgenomen in bijlage 1;

  • b.

    het project is gericht op het verbeteren van de klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening, door ten minste een van de volgende maatregeltypen:

    • 1°.

      vermindering van de watervraag;

    • 2°.

      voorkomen of beperken van extra watervraag door een veranderend klimaat;

    • 3°.

      waterconservering door verbetering van de sponswerking van het watersysteem;

    • 4°.

      optimaliseren van wateraanvoer;

    • 5°.

      adapteren aan de effecten van droogte;

  • c.

    het project betreft maatregelen, die verder gaan dan de maatregelen die de subsidieaanvrager reeds op basis van wettelijke taken of afspraken in het kader van de KRW, het Natuurnetwerk Brabant of de PAS verplicht is uit te voeren;

  • d.

    het project draagt bij aan een of meer van de volgende andere beleidsdoelen:

    • 1°.

      het streven naar een vitale bodem, door de bodemvruchtbaarheid, de biodiversiteit en het herstelvermogen van de bodem te verbeteren;

    • 2°.

      het verbeteren van de waterkwaliteit als bedoeld in de KRW;

    • 3°.

      het realiseren van de natuuropgaven als bedoeld in het BrUG;

    • 4°.

      het terugbrengen van wateroverlast;

    • 5°.

      klimaatadaptatie in stedelijk gebied;

    • 6°.

      het verduurzamen van de voedselketen en een economisch rendabele landbouw in het kader van agrofood;

    • 7°.

      het sluiten van grondstofkringlopen of waterkringlopen in het kader van de circulaire economie;

  • e.

    voor het project bestaat een aantoonbaar draagvlak bij belanghebbenden, blijkend uit een stakeholderanalyse, waaruit in ieder geval blijkt:

    • 1°.

      wie de belanghebbenden zijn;

    • 2°.

      of deze belanghebbenden voor of tegen het project zijn;

    • 3°.

      hoe eventuele weerstand wordt weggenomen;

  • f.

    het project is gericht op actieve kennisverspreiding en heeft een aantoonbaar leer- of uitstralingseffect;

  • g.

    het project is duurzaam;

  • h.

    het project is kosteneffectief;

  • i.

    het project omvat een zo groot mogelijk effect in termen van:

    • 1°.

      de omvang van het project in hectares;

    • 2°.

      het aantal m3 waterbesparing;

    • 3°.

      het aantal m3 waterconservering, of;

    • 4°.

      het aantal projectdeelnemers;

  • j.

    het project is aantoonbaar innovatief of is aantoonbaar gericht op het opschalen van een innovatie naar standaardpraktijk;

  • k.

    de projectgroep DHZ heeft over het project een advies uitgebracht;

  • l.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder a, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      alle investeringskosten die rechtstreeks verband houden met het verbeteren van de klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening;

    • b.

      investeringskosten als bedoeld onder a, in de vorm van personeelskosten voor coördinerende taken van de aanvrager en alle deelnemers van het samenwerkingsverband, met uitzondering van publiekrechtelijke rechtspersonen niet zijnde kennisinstellingen;

    • c.

      investeringskosten als bedoeld onder a, in de vorm van kosten derden, voor consultancy en gelijkwaardige diensten, die uitsluitend voor het project worden gebruikt, tot een maximum van € 150 per uur;

    • d.

      investeringskosten als bedoeld onder a, in de vorm van kosten voor de inzet van vrijwilligers tot een maximum van € 4,50 per uur;

    • e.

      investeringskosten als bedoeld onder a, in de vorm van communicatiekosten.

  • 2 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder b, komen kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor subsidie in aanmerking in de vorm van:

    • a.

      personeelskosten voor coördinerende taken van de aanvrager en alle deelnemers van het samenwerkingsverband, met uitzondering van publiekrechtelijke rechtspersonen, niet zijnde kennisinstellingen.

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting, voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project en overeenstemmend met de looptijd van het project;

    • c.

      afschrijvingskosten van gebouwen voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project en overeenstemmend met de looptijd van het project;

    • d.

      de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten voor gronden;

    • e.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen;

    • f.

      kosten derden, voor consultancy en gelijkwaardige diensten, die uitsluitend voor het project worden gebruikt, tot een maximum van € 150 per uur;

    • g.

      bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor communicatie, materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien;

    • h.

      bijkomende algemene kosten in de vorm van kosten voor de inzet van vrijwilligers tot een maximum van € 4,50 per uur;

  • 3 Voor de berekening van interne uurtarieven als bedoeld in het eerste lid, onder b, en het tweede lid, onder a, past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017, toe en hanteert daarbij het in artikel 5, eerste lid, van die regeling genoemde tarief van € 50.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    personeelskosten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • b.

    personeelskosten, met uitzondering van coördinatiekosten als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder b, en tweede lid, onder a;

  • c.

    kosten in verband met het opstellen van een milieueffectrapportage;

  • d.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, verzekeringspremies, gerechtelijke procedures, boetes en sancties;

  • e.

    kosten van regulier beheer en onderhoud;

  • f.

    kosten om te voldoen aan gangbare minimumkwaliteitseisen of wettelijke verplichtingen.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 18 oktober 2017 tot en met 31 januari 2018.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.9, vast op € 3.000.000.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, bedraagt 40 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 500.000.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, 50 procent van de subsidiabele kosten, indien de subsidieaanvrager een MKB-onderneming is.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, 50 procent van de subsidiabele kosten, indien de subsidieaanvrager een publiekrechtelijke rechtspersoon, een natuurorganisatie of een kennisinstelling is en er geen sprake is van economische activiteiten.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1 Indien de binnen de tenderperioden ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin het project bijdraagt aan een of meer van de andere beleidsdoelen, bedoeld in artikel 2.6, onder d, te waarderen met maximaal vijf punten;

    • b.

      de kwaliteit van de stakeholderanalyse, bedoeld in artikel 2.6, onder e, te waarderen met maximaal vijf punten;

    • c.

      de mate waarin het project is gericht op actieve kennisverspreiding en een aantoonbaar leer- of uitstralingseffect heeft, te waarderen met maximaal vijf punten;

    • d.

      de mate waarin het project duurzaam is, te waarderen met maximaal vijf punten;

    • e.

      de mate waarin het project kosteneffectief is, te waarderen met maximaal vijf punten;

    • f.

      de mate waarin het project effect heeft in termen van de omvang van het project in hectares, het aantal m3 waterbesparing, het aantal m3 waterconservering of het aantal projectdeelnemers, te waarderen met maximaal vijf punten;

    • g.

      de mate waarin het project aantoonbaar innovatief is, of een innovatie aantoonbaar opschaalt naar standaardpraktijk, te waarderen met maximaal vijf punten.

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door de hoogste score op het criterium, genoemd in het eerste lid, onder f.

  • 3 Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    voor subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

    In afwijking van artikel 21, vijfde lid, onder a, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, houdt de subsidieontvanger voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • c.

    voor subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • d.

    De subsidieaanvrager werkt mee aan actieve kennisverspreiding over het project;

  • e.

    het project is gereed voor 31 december 2021.

     

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

  • 1 Voor subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag, waarin ten minste is opgenomen:

    • a.

      een korte beschrijving van de uitgevoerde maatregelen;

    • b.

      het resultaat;

    • c.

      kengetallen met betrekking tot het effect;

    • d.

      de kennisdeling en het leereffect.

  • 2 Voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        een korte beschrijving van de uitgevoerde maatregelen;

      • 2°.

        het resultaat;

      • 3°.

        kengetallen met betrekking tot het effect;

      • 4°.

        de kennisdeling en het leereffect.

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

  • 3 Onverminderd het tweede lid, overlegt de subsidieontvanger voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zesde lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring.

  • 4 Voor subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        een korte beschrijving van de uitgevoerde maatregelen;

      • 2°.

        het resultaat;

      • 3°.

        kengetallen met betrekking tot het effect;

      • 4°.

        de kennisdeling en het leereffect.

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv;

    • d.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Asv.

Artikel 2.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Voor subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Voor subsidies vanaf € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer.

  • 4 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het tweede lid, in vier gelijke delen, verdeeld over vier perioden.

Artikel 2.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 3 Hydrologisch herstel natura 2000 gebieden

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

  • b.

    Asv; Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    GGOR: gewenst en gewogen grond- en oppervlaktewaterregime;

  • e.

    Kaders voor het GGOR: door Provinciale Staten op 30 september 2005 vastgestelde nota inzake het optimale grond- en oppervlaktewaterregime van gebruiksfuncties in de provincie Noord-Brabant;

  • f.

    Natura 2000-beheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming;

  • g.

    Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

  • h.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.59, van de Verordening ruimte 2014, met uitzondering van ecologische verbindingszones;

  • i.

    Provinciaal Milieu- en Waterplan: door Provinciale Staten op 18 december 2015 vastgestelde Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021;

  • j.

    OGOR: optimaal grond- en oppervlaktewaterregime;

  • k.

    vispassage: constructie in een waterloop ter behoud, herstel en ontwikkeling van migratie van aquatische en semi-aquatische organismen.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door waterschappen.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

     verdrogingsbestrijding;

  • b.

     beek- en kreekherstel;

  • c.

     de aanleg van een vispassage.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor een van de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 3.4, reeds subsidie is verstrekt op grond van een andere provinciale regeling.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       het project is gericht op het realiseren van de ecologische doelstellingen die opgenomen zijn in:

      • 1°.

         een aanwijzingsbesluit Natura2000-gebied, vastgesteld door de minister van Economische Zaken;

      • 2°.

         een ontwerp beheerplan Natura2000-gebied;

      • 3°.

         een beheerplan Natura2000-gebied, of;

      • 4°.

         de PAS;

    • c.

       het project dient opgenomen te zijn in de lijst met afrondingsprojecten Tweede Bestuursovereenkomst, opgenomen in bijlage 2.

    • d.

       aan het project ligt ten grondslag een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        de prestaties per project;

      • 2°.

        een omschrijving van de maatregelen;

      • 3°.

        de subsidiabele kosten;

      • 4°.

        het gevraagde subsidiebedrag per prestatie.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, is het project, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder a, in aanmerking te komen, gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de ondergrens gevormd wordt door de provinciale beleidsuitgangspunten uit de Kaders voor het GGOR.

  • 3  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van beken en kreken;

    • b.

       het project is gericht op beken en kreken waaraan de functie waternatuur of de functie verweven is toegekend in het Milieu- en Waterplan;

    • c.

       het project voldoet aan de parameters voor de na te streven waterkwaliteit en de ecologische potenties van het watersysteem behorende bij de functie zoals omschreven in het Milieu- en Waterplan;

    • d.

       het maai- en peilbeheer wordt aangepast aan de ecologische potenties van het watersysteem;

    • e.

       het project is gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de ondergrens gevormd wordt door de provinciale beleidsuitgangspunten uit de Kaders voor het GGOR.

  • 4  Onverminderd het eerste lid, wordt het project, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder c, in aanmerking te komen, uitgevoerd in beken en kreken waaraan de functie waternatuur of de functie verweven is toegekend in het Milieu- en Waterplan.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

       kosten voor onderzoek en voorbereiding, inclusief planvorming en bestek gereed maken tot maximaal een jaar voor aanvraag van de subsidie;

    • b.

       kosten voor communicatie ter vergroting van het draagvlak voor het project en ter verbreding van de resultaten van het project;

    • c.

       kosten van grondverwerving van de grond buiten het natuurnetwerk Brabant voor zover:

      • 1°.

         grondverwerving van de grond noodzakelijk blijkt voor het uitvoeren van het project;

      • 2°.

         de grond tegen een marktconforme prijs wordt verworven.

    • d.

       kosten ter compensatie van afwaardering van de grond buiten het natuurnetwerk Brabant voor zover de gronden noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het project.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder a, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

       kosten ter verhoging van de grond- en oppervlaktewaterstand of ter versterking van de kwel;

    • b.

       kosten ter stremming van de afvoer, met als doel het vasthouden van water en de bevordering van infiltratie;

    • c.

       kosten ter verhoging van de drainagebasis;

    • d.

       kosten ten behoeve van de externe aanvoer voor suppletie en infiltratie van water;

    • e.

       kosten ten behoeve van het hydrologisch isoleren van watergangen of gebieden;

    • f.

       kosten ter vermindering van grondwateronttrekkingen;

    • g.

       kosten voor ondersteunende maatregelen binnen het natuurnetwerk Brabant ten behoeve van hydro-ecologisch herstel;

    • h.

       kosten voor aanleg en inrichting van monitoring conform het Handboek Projectmonitoring verdrogingsbestrijding Provincie Noord-Brabant;

    • i.

       kosten ter voorkoming van schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • j.

       kosten voor nadeelcompensatie door het waterschap in verband met:

      • 1°.

         landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • . schade, bedoeld onder i;

  • 3  Onverminderd het eerste lid, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder b, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

       kosten voor maatregelen ter behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologie zoals verhang, stroomsnelheid, voeding, watervoerendheid, overstromingsfrequentie, peilfluctuatie en insnijding;

    • b.

       kosten voor maatregelen ten behoud, herstel en ontwikkeling van de morfologie zoals profielvorm, tracévorm, substraat, sedimentatie en erosie, transporterend vermogen en karakteristieke beplanting;

    • c.

       kosten voor aanleg en inrichting van monitoring;

    • d.

       kosten voor maatregelen ter voorkoming van schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • e.

       kosten voor nadeelcompensatie door het waterschap in verband met:

      • 1°.

         landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • 2°.

         schade, bedoeld onder d;

  • 4  Onverminderd het eerste lid, komen voor subsidie in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder c, kosten van uitvoering voor de aanleg van een vispassage.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten voor het opstellen van een milieueffectrapport voor plannen die kunnen leiden tot concrete projecten of activiteiten met mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu;

  • b.

     grondverwerving binnen het natuurnetwerk Brabant;

  • c.

     kosten van beheer en onderhoud;

  • d.

     wettelijke taken en reguliere werkzaamheden van de subsidieaanvrager.

Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 9 november 2016 tot en met 18 november 2016.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode, genoemd in artikel 3.9, vast op €7.607.663.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder dan €125.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     het project is uiterlijk 31 december 2021 afgerond;

  • b.

     de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • c.

     de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag, gespecificeerd in relatie tot de gerealiseerde doelen;

  • b.

    een communicatieverslag;

  • c.

    indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

  • d.

    indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

  • e.

    een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv;

  • f.

    een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Asv.

Artikel 3.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Gedeputeerde Staten verstrekken het voorschot in vier gelijke delen, verdeeld over vier perioden.

Artikel 3.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

 § 4 Afronding projecten Tweede Bestuursovereenkomst Water

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

  • b.

    Asv; Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    ecologische verbindingszone: verbindingszone als bedoeld in artikel 1, onder 1.58, van de Verordening ruimte 2014;

  • e.

    EVZ: ecologische verbindingszone;

  • f.

    GGOR: gewenst en gewogen grond- en oppervlaktewaterregime;

  • g.

    Kaders voor het GGOR: door Provinciale Staten op 30 september 2005 vastgestelde nota inzake het optimale grond- en oppervlaktewaterregime van gebruiksfuncties in de provincie Noord-Brabant;

  • h.

    Leefgebiedsplan Beekdalen Noord-Brabant: door Gedeputeerde Staten op 22 oktober 2013 vastgesteld gebiedsplan voor de Brabantse beekdalen;

  • i.

    Natura 2000-beheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming;

  • j.

    Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

  • k.

    natte natuurparels: waardevol waterafhankelijk natuurgebied in Noord-Brabant met bijzondere ecologische waarden, waarvan sommige delen verdroogd zijn zoals opgenomen op plankaart I van het Provinciaal Milieu- en Waterplan;

  • l.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.59, van de Verordening ruimte 2014, met uitzondering van ecologische verbindingszones;

  • m.

    Provinciaal Milieu- en Waterplan: door Provinciale Staten op 18 december 2015 vastgestelde Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021;

  • n.

    OGOR: optimaal grond- en oppervlaktewaterregime;

  • o.

    vispassage: constructie in een waterloop ter behoud, herstel en ontwikkeling van migratie van aquatische en semi-aquatische organismen.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door waterschappen.

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    verdrogingsbestrijding;

  • b.

    beek- en kreekherstel;

  • c.

    het opheffen van een vismigratieknelpunt;

  • d.

    waterberging in het landelijk gebied;

  • e.

    de inrichting van EVZ’s van 10 meter;

  • f.

    de inrichting van EVZ’s van 25 meter.

Artikel 4.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project maakt onderdeel uit van de lijst van af te ronden projecten van de Tweede bestuursovereenkomst Water, zoals opgenomen in Bijlage 2;

    • c.

      de activiteiten zijn afgestemd op de prioriteiten en doelstellingen voor Natura 2000;

    • d.

      aan het project ligt ten grondslag een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        de prestaties per project;

      • 2°.

        de subsidiabele kosten;

      • 3°.

        het gevraagde subsidiebedrag per prestatie.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteiten zijn gericht op het afstemmen van de waterhuishouding op de ecologische doelstellingen van het gebied, overeenkomstig de doelstellingen opgenomen in de ambitiekaart;

    • b.

      het project is gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de ondergrens gevormd wordt door de provinciale beleidsuitgangspunten uit de Kaders voor het GGOR;

    • c.

      de activiteiten worden uitgevoerd ten behoeve van een natte natuurparel.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van beken en kreken waaraan de functie waternatuur of de functie verweven is toegekend in het Provinciaal Milieu- en Waterplan;

    • b.

      het project voldoet aan de parameters voor de na te streven waterkwaliteit en de ecologische potenties van het watersysteem behorende bij de functie zoals omschreven in het Provinciaal Milieu- en Waterplan;

    • c.

      het maai- en peilbeheer wordt aangepast aan de ecologische potenties van het watersysteem;

    • d.

      het project is gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de ondergrens gevormd wordt door de provinciale beleidsuitgangspunten uit de Kaders voor het GGOR.

  • 4 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in beken en kreken waaraan de functie waternatuur of de functie verweven is toegekend in het Provinciaal Milieu- en Waterplan;

    • b.

      het project is gericht op het realiseren van de vismigratiefunctie waarbij er daarnaast een optimale landschappelijke en ecologische inpassing nagestreefd wordt;

  • 5 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder d, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project geeft invulling aan de werknormen voor wateroverlast;

    • b.

      projecten binnen het natuurnetwerk Brabant worden zodanig uitgevoerd dat ze bijdragen aan de doelstellingen, zoals genoemd in het Leefgebiedplan Beekdalen Noord-Brabant, de beheerplannen en de ambitiekaart;

    • c.

      voor projecten buiten het Natuurnetwerk Brabant wordt gestreefd naar een landschappelijk passende inrichting.

  • 6 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder e, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project heeft betrekking op een EVZ;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd buiten het natuurnetwerk Brabant;

    • c.

      er is sprake van een ecologische visie die voldoet aan de handreiking ecologische visie zoals opgenomen in bijlage 3;

    • d.

      de gemiddelde breedte van de EVZ is niet meer dan 10 meter.

  • 7 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder f, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project heeft betrekking op een EVZ;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd buiten het natuurnetwerk Brabant;

    • c.

      er is sprake van een ecologische visie die voldoet aan de handreiking ecologische visie zoals opgenomen in bijlage 3;

    • d.

      de gemiddelde breedte van de EVZ is niet meer dan 25 meter.

Artikel 4.6 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten gemaakt na1 januari 2007 voor:

      • 1°.

        onderzoek;

      • 2°.

        voorbereiding;

      • 3°.

        uitvoering;

    • b.

      kosten voor communicatie ter vergroting van het draagvlak voor het project en ter verbreding van de resultaten van het project;

    • c.

      kosten ten behoeve van de verwerving van grond voor zover:

      • 1°.

        grondverwerving van de grond noodzakelijk blijkt voor het uitvoeren van het project;

      • 2°.

        de grond tegen een marktconforme prijs wordt verworven.

    • d.

      kosten ter compensatie van afwaardering van de grond buiten het natuurnetwerk Brabant voor zover de gronden noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het project;

    • e.

      kosten voor inhuur van externe, tijdelijke, capaciteit ten behoeve van het begeleiden van de uitvoering van projecten in het kader van de afronding van het tweede bestuursakkoord die vallen onder de speciale bestuurlijke afspraken tussen provincie en waterschappen.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder a, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten ter verhoging van de grond- en oppervlaktewaterstand of ter versterking van de kwel;

    • b.

      kosten ter stremming van de afvoer, met als doel het vasthouden van water en de bevordering van infiltratie;

    • c.

      kosten ter verhoging van de drainagebasis;

    • d.

      kosten ten behoeve van de externe aanvoer voor suppletie en infiltratie van water;

    • e.

      kosten ten behoeve van het hydrologisch isoleren van watergangen of gebieden;

    • f.

      kosten ter vermindering van grondwateronttrekkingen;

    • g.

      kosten voor ondersteunende maatregelen binnen het natuurnetwerk Brabant ten behoeve van hydro-ecologisch herstel;

    • h.

      kosten voor ontwerp, aanleg en inrichting van monitoring conform het Handboek Projectmonitoring verdrogingsbestrijding Provincie Noord-Brabant;

    • i.

      kosten ter voorkoming van schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • j.

      kosten voor nadeelcompensatie door het waterschap in verband met:

      • 1°.

        landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • 2°.

        schade, bedoeld onder i;

  • 3 Onverminderd het eerste lid, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder b, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten voor maatregelen ter behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologie zoals verhang, stroomsnelheid, voeding, watervoerendheid, overstromingsfrequentie, peilfluctuatie en insnijding;

    • b.

      kosten voor maatregelen ten behoud, herstel en ontwikkeling van de morfologie zoals profielvorm, tracévorm, substraat, sedimentatie en erosie, transporterend vermogen en karakteristieke beplanting;

    • c.

      kosten voor het opheffen van vismigratieknelpunten, voorzover het een integraal onderdeel uitmaakt van beek- en kreekherstel;

    • d.

      kosten voor aanleg en inrichting van monitoring;

    • e.

      kosten voor maatregelen ter voorkoming van schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • f.

      kosten voor nadeelcompensatie door het waterschap in verband met:

      • 1°.

        landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • 2°.

        schade, bedoeld onder d;

  • 4 Onverminderd het eerste lid, komen voor subsidie in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder c, kosten van uitvoering voor het opheffen van het vismigratie knelpunt, zoals de aanleg van een vispassage.

  • 5 Onverminderd het eerste lid, komen voor subsidie in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder d, kosten van uitvoeringsmaatregelen ter invulling van de werknormen voor wateroverlast in het landelijk gebied.

  • 6 Onverminderd het eerste lid, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder e en f, voor subsidie in aanmerking, de volgende kosten:

    • a.

      kosten voor pachtvrij maken van landbouwgrond;

    • b.

      kosten van uitvoering voor de aanleg van een EVZ.

Artikel 4.7 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 4.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor het opstellen van een milieueffectrapport voor plannen die kunnen leiden tot concrete projecten of activiteiten met mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu;

  • b.

    kosten gemaakt na 14 september 2014 ten behoeve van grondverwerving binnen het Natuurnetwerk Brabant;

  • c.

    kosten van beheer en onderhoud;

  • d.

    wettelijke taken en reguliere werkzaamheden van de subsidieaanvrager;

  • e.

    kosten reeds gesubsidieerd op grond van een andere provinciale regeling;

  • f.

    kosten voor inhuur van externe, tijdelijke, capaciteit ten behoeve van het begeleiden van de uitvoering van projecten in het kader van de afronding van het tweede bestuursakkoord die niet vallen onder de speciale bestuurlijke afspraken tussen provincie en waterschappen.

Artikel 4.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 9 november 2016 tot en met 18 november 2016.

Artikel 4.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4, voor de periode, genoemd in artikel 4.9, vast op €23.296.037.

Artikel 4.10 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4,

    • a.

      onder a, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      onder b, bedraagt

      • 1°.

        75% van de subsidiabele kosten gemaakt ten behoeve van natte natuurparels;

      • 2°.

        50% van de overige subsidiabele kosten;

    • c.

      onder c en d, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten;

    • d.

      onder e, bedraagt

      • 1°.

        50% van de subsidiabele kosten, voor een EVZ van 10 meter breed;

      • 2°.

        75% van de subsidiabele kosten voor een EVZ van 25 meter breed.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie voor kosten van de inhuur ten behoeve van het begeleiden van de uitvoering van projecten 50%.

  • 3 Indien toepassing van het eerste en tweede lid ertoe leidt dat de subsidie minder dan €125.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 4.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    het project is uiterlijk 31 december 2018 afgerond;

  • b.

    de subsidieontvanger overlegt 1 juni 2017 een tussentijds voortgangsverslag over de voortgang van het project;

  • c.

    de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

Artikel 4.14 Prestatieverantwoording

Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    een communicatieverslag;

  • c.

    indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

  • d.

    indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

  • e.

    een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv;

  • f.

    een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Asv.

Artikel 4.15 Bevoorschotting en betaling

Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag in een keer.

Artikel 4.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Intrekking

De Subsidieregeling water Noord-Brabant 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 2 februari 2016 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger

Bijlage 1: Beheergebied Deltaplan hoge zandgronden Noord-Brabant

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Lijst met afrondingsprojecten Tweede Bestuursovereenkomst

project

Beekherstel Tovensche Beek

Dynamisch Beekdal kasteel Heeswijk, Middelrode en Seldensate (fase 2, 3 en 4)

Beekherstel/EVZ Peelse Loop

Totaalaanpak EVZ’s en beekherstel Helmond

Vlijmens ven/Moerputten

Keenehaven

Project Turfvaart - Bijloop zuid

EVZ Dorpswaterloop Alphen

EVZ Kraggeloop

EVZ Kibbelvaart Halderberge

Bovenmark Ulvenhout-Galder-Breda

EVZ Reijnierpolder

Waterberging Valkenswaard Zuid

Een traject van de Essche Stroom (Kom Esch-Ruiting)

Ruiting Landgoed Vught

EVZ Schone Leij Tilburg

Vispassages Opwettensche Watermolen

Vispassage Boven-Dommelgebied

Kleine Beerze Vessem

Herinrichting Buulder Aa

Andels Broek

Afwateringskanaal Noord/EVZ Kornsche Boezem-Pompveld

Herstel Biesbosch kreken (verdrogingsbestrijding/beekherstel), fase B

Vierbanse Gantel, Herstel Biesbosch kreken vispassages/EVZ, fase B

Natte Natuurparel Landschotse Heide

Natte Natuurparel De Brand

Waterberging Kleine Dommel icm beekherstel en herstel natte natuurparel

Strijper Aa

Kampina fase 2

Bijlage 3 Handreiking ecologische visie

Bij subsidieaanvragen voor ecologische verbindingszones is het van belang om hieraan een goede ecologische onderbouwing ten grondslag te leggen. Het uitgangspunt hierbij is dat in een goede visie de volgende vragen worden beantwoord:

 

1. Welke natuurgebieden worden door de ecologische verbindingszone verbonden?

Het kan daarbij gaan om natuurgebieden van de ecologische hoofdstructuur, maar ook om andere voor specifieke soorten relevante leefgebieden, zoals dassenleefgebied of struweelvogelgebied. In sommige gevallen kan ook het gebied van de verbindingszone zelf bijzondere natuurwaarden hebben. In de visie worden de betreffende natuurgebieden genoemd en wordt een korte karakterisering van de natuurwaarden in deze gebieden gegeven (inclusief bronvermelding).

 

2. Voor welke (doel)soorten in de te verbinden natuurgebieden is de ecologische verbindingszone van belang? Is er een goede analyse gemaakt ten aanzien van de keuze van deze doelsoorten?

Uit de visie moet duidelijk worden welke soorten er in de te verbinden natuurgebieden voorkomen (inclusief bronvermelding), en voor welke van die soorten de ecologische verbindingszone van belang kan zijn. Het kan daarbij gaan om soorten die al in (één van de) betreffende gebieden voorkomen, maar ook om soorten waarvoor de te verbinden gebieden in potentie geschikt zijn.

 

In de visie wordt tevens een nadere onderbouwing gegeven bij de selectie van de doelsoorten. Daaruit moet blijken dat verwacht mag worden dat de soorten waarvoor de verbindingszone wordt ingericht, ook daadwerkelijk van de verbindingszone gebruik zullen gaan maken. Het heeft daarbij de voorkeur om te kiezen voor een beperkt aantal doelsoorten, en niet een opsomming te geven van alle mogelijke doelsoorten.

 

Dit is een essentieel onderdeel van de visie. Het gaat hier in feite om de vraag welke functie de ecologische verbindingszone binnen het robuuste natuurnetwerk kan vervullen. Een veelgemaakte denkfout is dat er hier vanuit de verbindingszone zelf geredeneerd wordt in plaats vanuit deze verbindende functie van de verbindingszone. Dus niet: ‘het is een natte EVZ; als doelsoort wordt daarom gekozen voor soorten van natte biotopen’, maar wel ‘de EVZ verbindt twee populaties van soort X; de EVZ wordt daarom ingericht zodat in ieder geval soort X van deze zone gebruik kan maken.’

 

3. Past het gekozen ambitieniveau (doelsoorten) bij de feitelijke mogelijkheden voor de verbindingszone?

Het ambitieniveau voor de ecologische verbindingszone moet overeenstemmen met de mogelijkheden die er voor inrichting zijn. Als een ecologische verbindingszone door stedelijk gebied loopt, dan heeft het mogelijk weinig zin om voor een doelsoort te kiezen die stedelijk gebied mijdt, ook al zou de verbindingszone in potentie veel meerwaarde voor die soort kunnen hebben. Het is dan waarschijnlijk beter om het ambitieniveau te richten op een soort die wel van de verbindingszone gebruik kan maken. Een ander voorbeeld is wanneer een bepaalde doelsoort dusdanig hoge eisen aan zijn leefgebied stelt (qua milieu of qua oppervlakte), en verwacht wordt dat binnen de voor een verbindingszone beschikbare ruimte niet aan deze eisen voldaan kan worden. Indien er geen mogelijkheden zijn om alsnog aan deze eisen te voldoen, dan is het waarschijnlijk beter om het ambitieniveau aan te passen.

 

Overigens is het van belang om niet alleen een onderbouwing te geven bij de keuze voor de doelsoorten waarvoor wel gekozen is, maar deze onderbouwing ook te geven voor de doelsoorten waarvoor niet gekozen is. Alleen wanneer deze informatie is toegevoegd, kan een goed oordeel over een ecologische visie worden gegeven.

 

4. Is de inrichting en het beheer van de verbindingszone afgestemd op de gekozen doelsoorten?

In de visie is aangegeven welke eisen de gekozen doelsoorten aan hun leef- of verspreidingsgebied stellen, en dat dit zijn doorvertaling heeft gekregen in het inrichtingsplan. Belangrijk is ook dat uitgewerkt wordt welk ecologisch beheer er nodig is om ook op de langere termijn de verbindingszone voor deze soort geschikt te houden.

 

5. Hoe wordt het ecologische functioneren en recreatief medegebruik op elkaar afgestemd?

In de visie is aangegeven waar – en met welke frequentie – er binnen de verbindingszone sprake is van recreatief medegebruik, en door middel van welke maatregelen voorkomen wordt dat er verstoring van de verbindingszone plaatsvindt.

 

Over het algemeen is een ecologische verbindingszone goed te combineren met (extensief) recreatief medegebruik, mits er hiermee bij de inrichting rekening wordt gehouden. De mogelijkheden van recreatief medegebruik wordt vanzelfsprekend mede bepaald door de voor de verbindingszone beschikbare ruimte: in een EVZ met een gemiddelde breedte van 25 meter is meer mogelijk dan in een EVZ met de minimale breedte van 10 meter.

 

6. Past de inrichting bij de landschapsecohydrologische structuur van het gebied, en is rekening gehouden met archeologische, aardkundige en cultuurhistorische aspecten?

Indien er opvallende zaken bij deze aspecten van toepassing zijn, worden zij meegenomen in de beoordeling. Onder ‘opvallende zaken’ kan worden verstaan:

  • -

    een voorstel tot bosaanleg in een gebied met een typisch open landschappelijk karakter;

  • -

    het voorstel tot hermeandering van een gegraven waterloop (graaf, leij, turfvaart);

  • -

    het voorstel tot een inrichtingsprofiel van een laaglandbeek in de bovenloop van een waterloop of omgekeerd;

  • -

    het voorstel om een natte EVZ aan te leggen over of door een dekzandrug;

  • -

    het voorstel om een gebied in te richten volgens het natuurdoeltype ‘nat schraalland’ op een locatie waar geen kwel verwacht wordt.

Het heeft daarom meerwaarde wanneer in een visie wordt aangegeven of bovengenoemde aspecten relevant zijn voor het gebied waarin de betreffende verbindingszone is gelegen en hoe dit heeft doorgewerkt in de inrichting.

 

7. Heeft er over de plannen voor de EVZ afstemming plaatsgevonden met relevante betrokken partijen, in ieder geval waterschap en gemeente?

De eerste verantwoordelijkheid voor het aanleggen van ecologische verbindingszones ligt bij waterschappen (‘natte’ EVZ’s ) en bij gemeenten (‘droge’ EVZ’s). Deze overheden hebben in veel gevallen al plannen opgesteld en voorbereidingen getroffen voor de realisatie van EVZ’s. Bovendien heeft de provincie in ieder geval met de waterschappen al afspraken gemaakt over de uitvoering. We willen niet dat deze voorbereidingen, plannen en afspraken niet doorkruist worden, of dat er slechts ‘snippers’ EVZ aangelegd worden, die geïsoleerd blijven liggen. Daarom moet aangegeven worden hoe er afgestemd is met het betreffende waterschap en/of gemeente waar de EVZ in gelegen is en dat het waterschap en/of de gemeente geen bezwaar heeft tegen de plannen.  

 

Wetstechnische informatie

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verstrekken van subsidie ter stimulering van projecten voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving (Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant)

Geldend van 31-01-2018 t/m 25-04-2018

Algemeen

Overheidsorganisatie Noord-Brabant
Organisatietype Provincie
Officiële naam regeling Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verstrekken van subsidie ter stimulering van projecten voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving (Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant)
Citeertitel Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant
Vastgesteld door gedeputeerde staten
Onderwerp financiën en economie
Eigen onderwerp milieubeheer, natuur en landschap, subsidies, water, financieel kader
Indeling regeling Overig
Regeling onder de Omgevingswet Nee
Externe bijlagen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

art. 2 Algemene subsidieverordening Noord-Brabant

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Dit overzicht bevat alleen gepubliceerde versies.

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-12-2022 artikel 1.12, 2.13

05-12-2022

prb-2022-14740

C2307076/ 5174869
07-04-2022 01-07-2017 14-12-2022 artikel 1.12, 2.13

22-03-2022

prb-2022-3931

C2294750/5039012
09-12-2021 07-04-2022 artikel 1.12, 10.13

30-11-2021

prb-2021-11973

C2289679/4983332
22-10-2021 09-12-2021 artikel 5.9

12-10-2021

prb-2021-9788

C2286474
30-12-2020 22-10-2021 artikel 1.13, 2.1, 2.7, 2.14, 2.15a, 3.14, 4.14, 5.1, 5.7, 6.1, 7.1, 7.7, 8.7, 10.1, 10.14

08-12-2020

prb-2020-10036

C2272948/4800073
17-07-2020 01-05-2018 30-12-2020 artikel 1.9, 1.12, 2.13, 2.14, 2.15a, 7.13

07-07-2020

prb-2020-4631

C2265495/4724065
20-05-2020 01-05-2018 17-07-2020 artikel 7.13

12-05-2020

prb-2020-2959

C2263049/4692333
19-12-2019 20-05-2020 artikel 2.1, 2.2, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15a, 5.1, 5.5, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.12, 5.13, 5.15

10-12-2019

prb-2019-8203

C2255419/4617114
07-11-2019 19-12-2019 artikel 7.1, 7.7, 7.9, 7.10, 7.11, 7.12, 7.14, 7.15, bijlage 6

29-10-2019

prb-2019-7239

C2252459/4595171
29-05-2019 07-11-2019 paragraaf 8, artikel 8.1, 8.2, 8.3, 8.4, 8.5, 8.6, 8.7, 8.8, 8.9, 8.10, 8.11, 8.12, 8.13, 8.14, 8.15, 8.16

23-04-2019

prb-2019-3172

C2242336/4499485
04-04-2019 29-05-2019 aanhef, artikel 1.9, 5.5, 5.7, 5.8, 5.9, 5.11,

26-03-2019

prb-2019-2471

C2241726/4494373
31-01-2019 04-04-2019 paragraaf 10, 11, artikel 6.1, 7.1, 8.1, 8.2, 8.3, 10.1, 10.2, 10.3, 10.4, 10.5, 10.6, 10.7, 10.8, 10.9, 10.10, 10.11, 10.12, 10.13, 10.14, 10.15, 10.16

15-01-2019

prb-2019-638

C2237692/4459453
23-10-2018 31-01-2019 artikel 6.9, 7.9

09-10-2018

prb-2018-7716

C2231515/4420765
26-04-2018 23-10-2018 paragraaf 5, 6, 7, 8 artikel 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11, 5.12, 5.13, 5.14, 5.15, 5.16, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7, 6.8, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 7.1, 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.6, 7.7, 7.8, 7.9, 7.10, 7.11, 7.12, 7.13, 7.14, 7.15, 7.16, bijlage 4, 5, 6

17-04-2018

prb-2018-3055

C2224605/4341228
31-01-2018 26-04-2018 artikel 2.9

23-01-2018

prb-2018-745

C2219858/ 4299208
21-10-2017 31-01-2018 artikel 2.1, 2.6, 2.7, 2.9, 2.10, 2.11

10-10-2017

prb-2017-4713

C2215006/4257134
11-07-2017 21-10-2017 paragraaf 1, artikel 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.15, 2.1, 2.7, 2.14, 2.16, 3.1, 3.14, 3.16, 4.1, 4.13, 4.14, 4.16, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4

27-06-2017

prb-2017-3005

4202384
11-11-2016 11-07-2017 paragraaf 4, 5, artikel 3.6, 3.9, 3.10, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.12, 4.13, 4.14, 4.15, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, bijlage 2, 3

08-11-2016

Provinciaal Blad 2016, 166

4069417
14-10-2016 11-11-2016 paragraaf 2, artikel 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15, bijlage 1

11-10-2016

Provinciaal Blad 2016, 150

4067921
08-07-2016 14-10-2016 artikel 2.9, 2.10, 2.12

04-07-2016

Provinciaal Blad 2016, 100

S0313965
04-02-2016 08-07-2016 nieuwe regeling

02-02-2016

Provinciaal Blad, 2016, 15

S0308144