Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat op 24 februari 2015 de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland
2014-2020 is vastgesteld om uitvoering te geven aan het Operationeel Programma EFRO
Zuid-Nederland 2014-2020;
Overwegende dat provinciale cofinanciering op de Subsidieregeling Operationeel Programma
Zuid-Nederland 2014-2020 het Noord-Brabantse deel van de door de Europese Commissie
gevraagde nationale cofinanciering valideert;
Overwegende dat Provinciale Staten op 11 mei 2012 het Economisch Programma Brabant
2020 hebben vastgesteld en daarin hebben onderkend dat de provincie maximaal gebruik
wil maken van de nieuwe Europese fondsen om zodoende ambities uit het Economisch Programma
Brabant 2020 te realiseren;
Overwegende dat de regeling is opgebouwd als aanbouwregeling waar op een later moment
nieuwe paragrafen aan kunnen worden toegevoegd, onder andere ter zake cofinanciering
op andere thema’s uit de Regionale Innovatie Strategie voor Smart Specialisation (RIS3)
en het aansluiten op de landelijke en regionale MKB-innovatiestimulering Topsectoren
(MIT);
Overwegende dat de subsidiabele activiteiten van paragraaf 1 breed ingevuld kunnen
worden en deze ruime invulling ten behoeve van een optimaal bereik van de doelstellingen
wordt beoogd, achten Gedeputeerde Staten daar waar sprake is van staatssteun, in het
kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing:
a. Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde
categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne
markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;
b. Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende
de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling: