Toelichting bij de Verordening Rioolheffing Havenschap Moerdijk
2015
Algemeen
Met ingang van 1 januari 2005 wordt door Havenschap Moerdijk een rioolheffing
geheven, die een grondslag heeft in de Verordening op de heffing en de
invordering rioolheffing. De invoering van deze rioolheffing is ingegeven door
het gegeven voor Havenschap Moerdijk een bekostigingsgrondslag te creëren voor
het onderhoud en de vervanging van het rioolstelsel dat op het terrein van
Havenschap Moerdijk is gelegen. De rioolheffing wordt gebaseerd op het aantal
kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom direct of indirect wordt
afgevoerd op het rioolstelsel van het Havenschap Moerdijk.
Artikelsgewijs
Daar waar sprake is van een verschil ten opzichte van de Verordening Rioolrecht
2014 wordt dit per artikellid aangegeven.
Artikel 1 Met het opnemen van begripsomschrijvingen wordt beoogd de
eenvoud en de leesbaarheid van de verordening te bevorderen.
In het eerste onderdeel is aangegeven dat onder de riolering van het
Havenschap Moerdijk mede het voor de openbare dienst bestemde water wordt
begrepen. Van ‘voor de openbare dienst bestemd' is sprake indien de bezittingen,
werken of inrichtingen van het Havenschap Moerdijk strekken ten algemenen nutte.
Zowel van de rioolbuizen als van het oppervlaktewater kan dat worden gezegd. Het
oppervlaktewater zal veelal tevens een andere bestemming hebben, zoals die van
openbare waterweg, vaarweg of afwateringskanaal. Ook in die gevallen is het
gebruik van het openbare water voor rioleringsdoeleinden een gebruik
overeenkomstig de bestemming.
In het tweede onderdeel is aangegeven wat voor de toepassing van de verordening
wordt verstaan onder afvalwater. Het begrip afvalwater is zo ruim dat
alle stoffen die via de riolering worden afgevoerd daarmee onder de heffing
gebracht kunnen worden.
In het derde onderdeel is aangegeven dat onder eigendom wordt
verstaan een roerende of een onroerende zaak. In de fiscale wetgeving wordt met
het begrip eigendom nogal eens onroerende zaak bedoeld. De verordening beoogt
echter ook roerende eigendommen die op de riolering van Havenschap Moerdijk zijn
aangesloten in de heffing te betrekken. Bij roerende eigendommen die op de
riolering van Havenschap Moerdijk zijn aangesloten kan bijvoorbeeld worden
gedacht aan caravans, woonboten.
In het vierde onderdeel is aangegeven wat onder ‘verbruiksperiode’
moet worden verstaan. De uit de afrekening blijkende hoeveelheid van het
waterleidingbedrijf afgenomen en het opgepompte water is van belang voor de
vaststelling van de afgevoerde hoeveelheid afvalwater, waarvoor in artikel 4,
tweede lid, regels zijn gegeven.
In het vijfde onderdeel is aangegeven wat onder beheersgebied moet
worden verstaan. Dit betreft het beheersgebied van het Havenschap. Hier wordt
dan ook verwezen naar de tekening die is gevoegd bij de laatste wijziging van de
Gemeenschappelijke Regeling Havenschap Moerdijk op 20 september 2013 bij besluit
van Provinciale Staten van Noord-Brabant met nummer 160/13.
Artikel 2 In dit onderdeel gaat het om de heffing die wordt geheven
ter zake van het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare
dienst bestemde bezittingen van of werken of inrichtingen die bij het Havenschap
Moerdijk in gebruik zijn. De heffing wordt geheven van de gebruiker van een
eigendom van waaruit direct of indirect op de riolering van het Havenschap
Moerdijk wordt geloosd. De heffing heeft een juridische basis in artikel 10
(zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Raad van Bestuur van 8 juli
2004) van de gemeenschappelijke regeling Havenschap Moerdijk en artikel 223 van
de Provinciewet.
Eerste lid Van de gebruiker van het eigendom wordt een heffing geheven wegens
het afvoeren van afvalwater vanuit het eigendom op de riolering van Havenschap
Moerdijk. De woorden 'direct of indirect' zijn om redenen van duidelijkheid
opgenomen. Het direct of indirect afvoeren van afvalwater hangt samen met het
direct of indirect aangesloten zijn van het eigendom op de riolering van
Havenschap Moerdijk.
Tweede lid In het tweede lid is geregeld wie als genothebbende krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht moet worden aangemerkt indien het eigendom een
onroerende zaak is.
Artikel 3 In dit artikel is bepaald dat, indien gedeelten van een
eigendom zelfstandig kunnen worden gebruikt, de rechten ter zake van ieder
afzonderlijk gedeelte worden geheven. Bedoeld worden dan gedeelten die ieder als
zelfstandige en onafhankelijke eenheid kunnen worden gebruikt. Wanneer
dergelijke gedeelten, die naar indeling zijn bestemd om ieder als afzonderlijk
geheel te worden gebruikt toch gezamenlijk als één geheel worden gebruikt, dan
wordt de heffing ter zake van de gezamenlijke gedeelten geheven, waarbij die
gezamenlijke gedeelten dan als één eigendom worden aangemerkt.
Artikel 4 Eerste lid Deze afgevoerde hoeveelheid afvalwater wordt
gesteld op de hoeveelheid water die in een bepaalde periode naar het eigendom is
toegevoerd of is opgepompt. De hoeveelheid water wordt uitgedrukt in kubieke
meters. Het begrip 'toevoeren' dient ruim te worden opgevat. Ook hemelwater valt
onder dit begrip.
Tweede lid Behalve door toevoer van water kan het eigendom ook van water worden
voorzien door het oppompen van water. De hoeveelheid opgepompt water kan worden
berekend aan de hand van de gegevens van de pompinstallatie, waarover in het
derde lid nog een bepaling is opgenomen. Als periode waarover de hoeveelheid
toegevoerd of opgepompt water bepalend is voor de afgevoerde hoeveelheid
afvalwater geldt de periode voorafgaande aan het belastingjaar.
Tevens is in dit artikellid een herleidingmogelijkheid opgenomen. Deze
herleiding dient er toe om vast te kunnen stellen hoeveel water naar een
eigendom is toegevoerd of is opgepompt in een periode van twaalf maanden indien
de verbruiksperiode niet gelijk is aan twaalf maanden. Bij die herleiding wordt
een gedeelte van een maand voor een volle maand gerekend.
Derde lid Op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de
Grondwaterwet (Stb. 1981, 392), is degene die grondwater onttrekt verplicht de
hoeveelheid onttrokken grondwater te meten en daarvan aantekening te houden.
Daarmee is een deel van de hoeveelheid opgepompt water bekend en kunnen deze
gegevens mede worden gebruikt voor de berekening van de hoeveelheid afgevoerd
water. Tevens kan water worden opgepompt waarop of wel het bepaalde in artikel
11 van de Grondwaterwet niet van toepassing is (bijvoorbeeld bij het oppompen
van oppervlaktewater), of wel de in dat artikel verplicht gestelde meting niet
wordt uitgevoerd.
Voor die gevallen is artikel 4, derde lid van de verordening geschreven. In een
dergelijke situatie kan de hoeveelheid opgepompt water worden berekend aan de
hand van een watermeter of een bedrijfsurenteller.
Vierde lid Indien de belastingplichtige niet al het toegevoerde of opgepompte
water als afvalwater afvoert op de riolering van Havenschap Moerdijk, dient de
op andere wijze afgevoerde hoeveelheid in mindering gebracht te worden op de in
het derde lid berekende hoeveelheid. Het gaat in dit artikellid om berekenbare
hoeveelheden die op andere wijze worden afgevoerd. Hierbij kan het met name gaan
om waterverwerkende industrieën (bierbrouwerij, limonadefabriek) of afvoer van
water op niet openbaar water. Tevens kan zich de situatie voordoen dat water
wordt geïnfiltreerd. In dat geval geldt ook de verplichting dat deze hoeveelheid
dient te worden gemeten en dat daarvan aantekening wordt gehouden (artikel 11,
tweede lid, van de Grondwaterwet).
Artikel 5 Het belastingjaar loopt gelijk met het kalenderjaar.
Hiervoor is met name gekozen omdat het heffen van de heffing dat van de eigenaar
of (andere) gebruiker wordt geheven gekoppeld is aan de rechtstoestand aan het
begin van het belastingjaar. Indien belastingjaar en kalenderjaar samenvallen,
is de toestand op 1 januari van belang.
Artikel 6 De wijze van heffing van de rioolheffing is in deze
verordening bepaald op heffing bij wege van aanslag.
Artikel 7 Eerste lid In het eerste lid is de heffing verschuldigd bij
het begin van het belastingjaar of het begin van de belastingplicht.
Tweede en derde lid In de leden twee en drie zijn regels gegeven indien de
belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt of eindigt. Er dient
een tijdsevenredige herleiding plaats te vinden, waarbij gedeelten van een maand
niet worden meegerekend. Op deze wijze wordt bereikt dat iedere gebruiker voor
de door hem afgevoerde hoeveelheid afvalwater in de heffing wordt
betrokken.
Artikel 7 lid 3 in Verordening 2014
|
Artikel 7 lid 3 in Verordening 2015
|
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom
voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het
belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor
zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar
verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van
de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven,
tenzij het bedrag van de ontheffing minder
bedraagt dan € 10,00.
|
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom
voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het
belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor
zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar
verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van
de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
|
Vierde lid In dit lid wordt aangegeven dat een belastingaanslag lager dan € 10,00
niet zal worden geheven. Ingeval van verenigde aanslagen op één
aanslagbiljet (de aanslagen worden gecombineerd) en zal de ondergrens van € 10,00
daarop ook van toepassing zijn.
Artikel 8 In deze verordening is geopteerd voor betaaltermijnen die
aansluiten bij de door de Belastingsamenwerking West-Brabant gehanteerde
betaaltermijnen voor de aanslagen gemeentelijke- en waterschapsbelastingen.
Artikel 8 lid 1 in Verordening 2014
|
Artikel 8 lid 1 in Verordening 2015
|
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de
Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in
twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de
laatste dag van de maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede
twee maanden na de eerste vervaldatum.
|
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de
Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in
twee gelijke termijnbedragen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de
maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld
en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.
|
Artikel 8 lid 2 in Verordening 2014
|
Artikel 8 lid 2 in Verordening 2015
|
Het bedrag inzake een bestuurlijke boete is invorderbaar in
twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de
laatste dag van de maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede
twee maanden na de eerste vervaldatum.
|
Indien een bestuurlijke boete is opgelegd, dan is
deze invorderbaar in twee gelijke
termijnbedragen waarvan de eerste
vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand
die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de
tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.
|
Artikel 9 In dit artikel is de mogelijkheid gegeven voor het
Dagelijks Bestuur – indien daar noodzaak voor is - om nadere regels te geven met
betrekking tot de heffing en invordering van rioolheffing.
Artikel 10 Van de kwijtscheldingsbevoegdheid voor de rioolheffing
wordt geen gebruik gemaakt.
Artikel 11 Dit artikel regelt de verhouding tussen de bovenstaande
verordening en overige provinciale en gemeentelijke verordeningen die hetzelfde
onderwerp regelen.
Artikel 12 Dit artikel regelt de toewijzing van bevoegdheden en de
verplichtingen van de in artikel 227a, lid 2 Provinciewet vermelde
functionarissen, voor de daarachter genoemde colleges of functionarissen.
Artikel 13 Eerste, tweede en derde lid Bekendmaking van deze verordening
geschiedt door middel van publicatie. De dag na die van de bekendmaking treedt
de verordening in werking. .
Daarnaast worden in deze Verordening 2015 de Verordening Rioolrecht 2014 en de
Verordening Rioolheffing 2013 ingetrokken met dien verstande dat zij van
toepassing blijven op belastbare feiten die zich voor respectievelijk 1 januari
2015 en 1 januari 2014 hebben voorgedaan.
Artikel 13 in Verordening 2014
|
Artikel 13 in Verordening 2015
|
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de
eerste dag na die van de bekendmaking.
2. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2014.
3.Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening
rioolrecht Havenschap Moerdijk 2014".
|
1. De 'Verordening rioolrecht Havenschap Moerdijk 2014,
vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2013 wordt
ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde
datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij
van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor 1
januari 2015 hebben voorgedaan.
2. De 'Verordening rioolheffing Havenschap Moerdijk 2013,
vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2012 wordt
ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde
datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij
van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor 1
januari 2014 hebben voorgedaan.
3. Deze verordening treedt in werking met ingang van de
eerste dag na die van de bekendmaking.
4. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2015.
|
Tarieventabel De tarieven worden met 1,25% verhoogd. Schematisch ziet
deze verhoging er als volgt uit:
Tarieven 2014
1
|
De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt
voor een eigendom dat wordt gebruikt, per eigendom, per
belastingjaar:
|
€ 390,00
|
1.1.
|
voor de hoeveelheid afgevoerd afvalwater tot en met 500
m3
|
€ 780,00
|
1.2
|
voor de hoeveelheid afgevoerd afvalwater van
501m3 tot en met 1000 m3 het onder 1.1
vermelde bedrag verhoogd met
|
€ 780,00
|
1.3
|
voor de afgevoerde hoeveelheid afvalwater vanaf 1.001
m3 de som van de onder 1.1 en 1.2 vermelde
bedragen verhoogd met een bedrag per m3 boven de
1.000 m3.
|
€ 0,83
|
Tarieven 2015
1
|
De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt
voor een eigendom dat wordt gebruikt, per eigendom, per
belastingjaar:
|
€ 395,00
|
1.1.
|
voor de hoeveelheid afgevoerd afvalwater tot en met 500
m3
|
€ 790,00
|
1.2
|
voor de hoeveelheid afgevoerd afvalwater van
501m3 tot en met 1000 m3 het onder 1.1
vermelde bedrag verhoogd met
|
€ 790,00
|
De Raad van Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Havenschap Moerdijk
,
de secretaris
|
de voorzitter
|
F.J. van den Oever
|
Y.C.M.G. de Boer
|