Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat de vereniging Zuidelijke Land en Tuinbouw Organisatie en de provincie
Noord-Brabant gezamenlijk door middel van innovatie een duurzame en in de maatschappij
verankerde landbouw willen bevorderen;
Overwegende dat zij dit willen bereiken door investeringen in landbouwbedrijven, ontwikkeling
van kwaliteitslandbouwproducten en technische ondersteuning in de landbouwsector te
stimuleren;
Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1857/2006 van 15 december 2006 van de Commissie
betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun
voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 hiervoor in de artikelen 4, 14 en 15 een
vrijstellingsmogelijkheid biedt;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe op 19 februari 2008 de Beleidsregels inzake
de subsidieverlening in het kader van het convenant Stuurgroep Landbouw Innovatie
Noord-Brabant hebben vastgesteld, laatstelijk gewijzigd op 31 mei 2011, waarbij de
regeling de citeertitel Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant heeft gekregen;
Overwegende dat Provinciale Staten op 12 oktober 2012 de Algemene subsidieverordening
Noord-Brabant hebben vastgesteld, waarin de uitgangspunten van het Kader financieel
beheer rijkssubsidies zijn geïmplementeerd, alsmede een algehele actualisatie is doorgevoerd;
Overwegende dat aanpassing van de Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant
aan de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant leidt tot een aantal noodzakelijke
wijzigingen en Gedeputeerde Staten het derhalve wenselijk achten een geheel nieuwe
regeling vast te stellen;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Algemeen
De ZLTO en de provincie Noord-Brabant hebben de intentie uitgesproken om gezamenlijk
innovaties te bevorderen die de ontwikkeling van een duurzame en in de maatschappij
verankerde land- en tuinbouw bevorderen. Deze intentie is vastgelegd in het convenant
Stuurgroep Landbouw Innovatie Noord-Brabant (LIB) 2012 - 2015. Onderdeel van dit convenant
is de subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant. Aan deze subsidieregeling
dragen zowel de provincie als de ZLTO financieel bij.
Juridisch kader
Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant
In titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het wettelijke kader van subsidies
vastgelegd. In artikel 4:23 van de Awb wordt bepaald dat een bestuursorgaan slechts
subsidie verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten
subsidie kan worden verstrekt. In de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv)
is voor de provincie Noord-Brabant nader uitgewerkt voor welke activiteiten subsidie
kan worden verstrekt. Gedeputeerde Staten kunnen op grond van artikel 2 en artikel
4 van de Asv krachtens delegatie van verordenende bevoegdheid of bij beleidsregels,
regels vaststellen met betrekking tot de wijze van indiening en afhandeling van aanvragen,
aan de subsidiebeschikking te verbinden voorwaarden en verplichtingen en de maximaal
te verlenen subsidie. Om een volledig beeld te krijgen van het gehele juridische subsidiekader
is het dus niet voldoende om alleen deze subsidieregeling te lezen. De Awb, Asv en
de subsidieregeling vormen samen de basis voor subsidieverstrekking.
Verordening (EG) Nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 Steun voor investeringen
in binnen de Europese Unie gelegen landbouwbedrijven, die actief zijn in de primaire
productie van landbouwproducten, is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting bij
de Europese Commissie. Hierbij moet worden voldaan aan de in artikel 4 genoemde eisen.
Hetzelfde geldt voor activiteiten, gericht op de bevordering van de productie van
kwaliteitslandbouwproducten, indien wordt voldaan aan de in artikel 14 van de Verordening
genoemde eisen. Eveneens geldt voor activiteiten gericht op de technische ondersteuning
in de landbouwsector een vrijstelling van de aanmeldingsverplichting, indien wordt
voldaan aan de eisen van artikel 15 van de Verordening.
De eisen van de artikelen 4, 14 en 15 zijn zoveel mogelijk en in dezelfde bewoording
in deze regeling overgenomen om op voorhand voor de aanvrager duidelijk te maken wat
subsidiabel is en wat niet. De Verordening zelf is niettemin onvoorwaardelijk van
toepassing. Daarom worden de aanvragen nog altijd aan de Verordening zelf getoetst.
De Verordening schrijft voor op welke wijze de verrichte activiteiten worden verantwoord.
Dit wordt gedaan door vaststelling op basis van de daadwerkelijke kosten en baten.
De Asv schrijft een andere systematiek voor bij subsidies lager dan € 125.000. De
systematiek van de Asv geldt echter alleen bij deze regeling, voor zover zij niet
strijdig is met de regels van de Verordening.
Artikelsgewijs
Artikel 2 Doelgroep
Naast verlening aan een rechts- of natuurlijke persoon kan de subsidie tevens verleend
worden aan een samenwerkingsverband. Van een samenwerkingsverband is sprake als bijvoorbeeld
een groep particulieren besluit om gezamenlijk een project uit te voeren. In dat geval
dient een penvoerder aangewezen te worden. De penvoerder is degene die de aanvraag
doet. De deelname van de overige deelnemers blijkt uit een verklaring, die bij de
aanvraag overlegd moet worden.
Artikel 5 Weigeringsgronden
Onder d
Dit kan aangetoond worden door bijvoorbeeld een financieel verslag, een bestuursverklaring
of een jaarrekening.
Artikel 6 Subsidievereisten, eerste lid
Onder d
Het draagvlak wordt ingeschat op basis van de waardering die het project in het landbouwbedrijfsleven
krijgt, in de vorm van belangstelling in en financiële bijdrage door deze sector.
Onder f, onderdeel 5º
De verbreding van de agrarische activiteiten verwijst naar niet-agrarische producten
en diensten die het agrarische bedrijf kan leveren zoals zorg, recreatie en energie.
Artikel 7 Subsidiabele kosten
In dit artikel wordt aangeven welke kosten van de verschillende activiteiten in een
project subsidiabel zijn.
Eerste lid Investeringen in landbouwbedrijven
Onder b Koop of huurkoop
Hieruit volgt dat kosten in verband met de koop of huurkoop van machines en materieel,
met inbegrip van computerapparatuur, tot maximaal de marktwaarde van de activa subsidiabel
zijn. Alle andere kosten in verband met huurkoop zoals belastingen, marge voor de
verhuurder, kosten voor de herfinanciering van rente, overheadkosten en verzekeringspremies
komen niet voor subsidie in aanmerking.
Onder c Algemene kosten
Hierbij kan gedacht worden aan kosten voor architecten, ingenieurs en adviseurs, haalbaarheidsstudies
en het verkrijgen van octrooien en licenties.
Derde lid Technische ondersteuning
Onder e Publicaties
Bij de publicaties kan gedacht worden aan catalogi of websites met feitelijke informatie
over producenten uit een bepaald gebied of producenten van een bepaald product.
Artikel 8 Niet subsidiabele kosten
Uit het eerste lid volgt dat alleen meerkosten ten opzichte van de gangbare bedrijfsvoering
voor ondersteuning in aanmerking komen. Bij deze meerkosten kan worden gedacht aan
specifieke voorlichting, het opzetten van samenwerkingsverbanden, marktontwikkeling,
advisering, marktonderzoeken, specifieke investeringen met een verhoogd risico en
andere activiteiten, die op grond van artikel 7 wel onder de subsidiabele kosten vallen.
Artikel 11 Subsidiehoogte
Door middel van het vierde lid wordt geregeld dat de subsidie die een project al van
een andere overheid heeft ontvangen, in mindering wordt gebracht bij het bepalen van
het subsidiebedrag. Cumulatie van subsidie wordt daarmee voorkomen met als gevolg
dat de staatssteunregels worden nageleefd.
Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de verplichtingen onder a en b kan onder meer worden voldaan door publicatie op
een website, het houden van een open dag of het organiseren van een bijeenkomst.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter
|
de secretaris
|
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
|
drs. W.G.H.M. Rutten
|