Bijlage 1 behorende bij artikel 3 van de Bijdrageregeling interbestuurlijk programma
Zuidoostelijke zandgronden Limburg Noord-Brabant
Interbestuurlijk Actieprogramma Zuidoostelijke zandgronden
INTERBESTUURLIJK ACTIEPROGRAMMA ZUIDOOSTELIJKE ZANDGRONDEN
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Gedeelde ambities en urgenties
Hoofdstuk 2 Versterken van de interbestuurlijke samenwerking
Hoofdstuk 3 De proeftuinen – versnelde realisatie van concrete projecten
-
3.1 AgroProeftuin de Peel
3.2 Living Lab Vredepeel
3.3 Levende Beerze
3.4 Innovatiepark De Vlier
3.5 Troprijt/Kroonvennen.
Hoofdstuk 4 Financiële uitwerking
Samenvatting
De gezamenlijke aanpak van opgaven op het (vitale) platteland is van groot belang
en dat geldt bij uitstek in de zuidoostelijke zandgronden. Dit gebied kenmerkt zich
door droge zandgronden met een intensieve landbouw. Het is een gebied met veel potentie,
gunstig gepositioneerd voor de handel en de bevolking typeert zich door een pioniersgeest.
De intensieve landbouw in dit gebied levert grote economische kansen, maar heeft ook
een aantal schaduwzijden. De draagkracht van het landschap is onvoldoende om het intensieve
gebruik aan te kunnen. Dat is nu al zo en door de transities bij landbouw, klimaat,
energie en natuur zal de verandering zich nog verder doorzetten. Maar ook door trends
zoals digitalisering en robotisering en de veranderende relatie stad en land. Er spelen
uitdagingen rondom de veranderingen van de landbouw, de biodiversiteit staat onder
druk en kwaliteit van bodem en water zijn matig tot slecht door het intensieve (landbouwkundige)
gebruik en er is maatschappelijke onrust door geuroverlast en onzekerheid over gezondheidseffecten.
Tegelijkertijd neemt de landschappelijke kwaliteit van het buitengebied af onder meer
door stallen die leeg komen te staan. Deze hebben ook een aantrekkende werking op
ondermijnende activiteiten in het buitengebied. Sociaal hebben deze veranderingen
ook grote impact op de saamhorigheid van de mensen die in het gebied wonen. De impact
en het tempo van die veranderingen neemt de komende jaren alleen maar toe. Hierdoor
staan we voor een samenhangend geheel van sociale, economische en ecologische opgaven.
Deze kunnen alleen samen en in samenhang worden opgepakt.
Bij alle innovaties, pilotgebieden, samenwerkingsinitiatieven ervaren de partijen
die richting willen geven aan die veranderingen echter tal van belemmeringen die het
“in goede banen leiden” niet gemakkelijker maken. Initiatieven die nieuwe zaken uittesten
lopen soms aan tegen regelgeving die op bestaande praktijken is toegespitst en daardoor
kan knellen met de nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast blijft opschaling van succesvolle
pilots achter.
Een oorzaak hiervan is dat verschillende initiatieven/samenwerkingsverbanden onderling
weinig contact hebben, waardoor dubbeling plaatsvindt en gegenereerde kennis onvoldoende
benut wordt. Het gaat daarbij in eerste instantie om de belemmering die er in resulteert
dat de verschillende overheden soms niet voldoende samen optrekken en beleid/ strategie
onvoldoende op elkaar afstemmen. Het gaat ook om het ontbreken van een op de urgente
opgaven toegespitst instrumentarium. En daarbij ook het ontbreken van experimenteerruimte
om innovaties toe te passen die juist nodig zijn om een verandering in gang te zetten.
IBP Vitaal Platteland - Zuidoostelijke zandgronden wil deze belemmeringen identificeren
en wil kijken hoe die kunnen worden weggenomen. Het programma biedt een driejarige
impuls die de samenwerking tussen overheden en andere partijen versterkt. Exemplarisch
voor die samenwerking zijn de gezamenlijke ambities van de overheden vanuit een inhoudelijk
perspectief op de meest urgente opgaven van de zuidoostelijke zandgronden. In dit
plan zijn de vier overheidslagen vertegenwoordigd: gemeenten, waterschappen, provincies
en ministeries.
Concreet willen we met dit actieprogramma als vier overheden:
Het in zetten op zowel samenwerking als fysieke projecten biedt ons de mogelijkheid
om te leren van directe uitvoering en het geleerde vervolgens ook direct weer te kunnen
toepassen. De gekozen proeftuinen sluiten aan op de unieke opgaves in het gebied.
Ze zijn dan ook gedeeltelijk overlappend maar ook weer uniek van elkaar. Dit biedt
een extra kans voor het lerend vermogen en het versterken van de diverse ontwikkelingen.
Met dit actieprogramma willen we inzetten op twee inhoudelijke thema’s die van groot
belang zijn voor het gebied zuidoostelijke zandgronden:
- 1.
Omgevingskwaliteit (schone lucht, gezonde en veilige leefomgeving, biodiversiteit,
ruimtelijke inpassing van concrete opgaven zoals de energietransitie)
- 2.
Kringlooplandbouw met specifiek ook aandacht voor mest(bewerking)
In de volgende hoofdstukken wordt eerst de gezamenlijke ambitie van de werkgroep beschreven.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 beschreven hoe deze ambitie vorm krijgt. In hoofdstuk
3 worden de verschillende proeftuinen beschreven en in hoofdstuk 4 is de financiële
onderbouwing van dit actieprogramma uitgewerkt.
Hoofdstuk 1Gedeelde ambities en urgenties
Introductie
Het actieprogramma is opgesteld door een werkgroep van vier overheden. Omdat het actieprogramma
provinciegrens overstijgend is, gaat dit in totaal om acht partijen:
- •
Provincie Limburg
- •
Provincie Noord-Brabant
- •
Waterschap Limburg
- •
Waterschap Aa & Maas
- •
Vertegenwoordiging van de Noord-Limburgse gemeentes door gemeente Peel & Maas
- •
Vertegenwoordiging van de Zuidoost-Brabantse gemeentes door de Omgevingsdienst Zuidoost
Brabant
- •
Vertegenwoordiging van de Noordoost-Brabantse gemeentes door de regionale samenwerking
Noordoost Brabant
Met al deze partijen is actief meegeschreven aan het actieprogramma.
Gebiedsomschrijving en de gekozen urgenties
De Zuidoostelijke zandgronden is een relatief jong ontginningsgebied. Pas na de tweede
wereldoorlog worden de laatste woeste gronden ontgonnen. Door de grootschalige toepassing
van (kunst)mest is het mogelijk de schrale zandgronden om te zetten in geschikte landbouwgrond.
Na de oorlog komen vanuit heel Nederland ondernemers naar het gebied. Tegenwoordig
is de derde generatie aan het werk en is de diversiteit van bedrijfstypen enorm. Door
de import zijn ondernemers minder met hun grond, herkomst en familie verbonden en
was de bereidheid om van bedrijfstype te veranderen groter dan in de rest van Nederland.
Het ondernemerschap en de flexibiliteit zien wij als kans voor dit gebied. Het gebied
wordt gekenmerkt door overwegend grote kavels en bouwblokken in de kern, natuurgebieden
aan de flanken en relatief jonge dorpskernen met een sterke sociale structuur. Deze
karakteristiek willen we behouden en versterken.
Het gebied staat echter vooral bekend om zijn grootschalige intensieve varkenshouderij
en de bijbehorende megastallen die onderwerp van discussie zijn. Veertig procent van
onze varkens leeft in de zuidoostelijke zandgronden, terwijl dat gebied in oppervlak
maar twee procent van Nederland beslaat. Daardoor staat de omgevingskwaliteit van
het gebied al jaren onder druk. Ook is er de laatste decennia breed besef ontstaan
de intensieve veehouderij tot gezondheidsrisico’s kan leiden. Onder de steeds grotere
groep burgers die op het platteland zijn komen wonen heerst onrust en ongenoegen over
aantasting van hun gezondheid en leefklimaat. Daarnaast staat het verdienmodel van
de sector onder druk. De afgelopen jaren zijn veel ondernemers (25%) gestopt en de
verwachting is dat de komende jaren nog vele bedrijven zullen volgen.
Niet alleen de intensieve veehouderij, maar ook de intensivering van gewassen levert
problemen op. Door toenemende drainage bij nat weer en beregening bij droog weer en
klimaatverandering vormt verdroging een grote bedreiging voor het gebied. De afhankelijkheid
van zowel aanvoerwater als grondwater moet verminderd worden, om ecologische en economische
schade te beperken.
Tenslotte kan en mag het huidige systeem van de zuidoostelijke zandgronden niet los
gezien worden van de rest van de wereld. We importeren plantaardige eiwitten die we
in een efficiënt systeem omzetten naar dierlijke eiwitten die weer geëxporteerd worden.
In deze omzetting is Nederland erg goed, we zijn zelfs koploper. Echter, deze omzetting
gaat gepaard met erg veel schade aan de omgeving en ook de agrarisch ondernemer verdient
er weinig aan. Zowel people, planet als profit zijn niet gebaat bij dit systeem. Dit
kan en moet anders.
FIGUUR 1 LANDSCHAPSKENMERKEN
Vanuit bovengeschetste gebiedsomschrijving zien wij twee urgente opgaven die we willen oppakken binnen het IBP VP:
1.Vergroten van de omgevingskwaliteit van het gebied
De omgevingskwaliteit in het gebied staat onder druk. Er ligt een opgave om de huidige
natuurgebieden te verbeteren, fysieke omgeving te verbeteren en er liggen kansen om
de verbinding tussen de dorpskernen en agrarische gebied verder te versterken.
Met onze aanpak en projecten willen we aan de volgende zaken concreet bijdragen:
- •
Versterken economische en vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het gebied; door
een toenemend aantal stoppende bedrijven komen in toenemende mate stallen en bedrijfsblokken
leeg te staan. Dit zorgt voor verloedering en ongewenste activiteiten in het buitengebied.
- •
Verbeteren fysieke omgeving; door intensivering van teelten en veehouderij staan een
groot aantal zaken flink onder druk de beschikbaarheid van voldoende en schoon water,
de bodem, luchtkwaliteit, natuur en biodiversiteit. Daarnaast zijn zaken als klimaatmitigatie
en adaptatie (piekbuien en droogte) zaken die daar ook hun uitwerking op hebben en
waar in de fysieke ruimte rekening mee gehouden moet worden. De afgelopen jaren hebben
diverse inspanningen al de vruchten afgeworpen. Echter zijn extra inspanningen nodig.
De aanpak en samenwerking i.k.v. het IBP kan dit versnellen
- •
Verbeteren van de landschappelijke kwaliteiten in het gebied. De landschappelijke
kwaliteit neemt af en daardoor staat ook de recreatieve waarde van de regio onder
druk. De belangrijke natuur en landschappelijke waarden liggen aan de flanken van
het gebied. Met name hierin, maar ook in verbindingen in de kern van het gebied wordt
geïnvesteerd.
2. Bevorderen van kringlooplandbouw in het gebied
Dé grootste opgave in het gebied is de transitie naar een voedselproductie gebaseerd
op de principes van kringlooplandbouw. In een stelsel van kringlooplandbouw gebruiken
akkerbouw, veehouderij en tuinbouw in de eerste plaats grondstoffen uit elkaars ketens
en reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie en voedingsketens. Het motto is: lokaal
wat kan, regionaal of internationaal wat moet. Resten uit de agrarische sector en
de voedselketen (gewasresten, voedselresten, procesafval, mest, compost) worden opnieuw
benut of verwerkt tot nieuwe (hulp)producten. Kringloopbedrijven verbruiken zo min
mogelijk energie en gebruiken zo veel mogelijk hernieuwbare energie of ook hier reststromen
van bijvoorbeeld warmte uit andere processen. Daarmee werken we aan een toekomstbestendige
landbouw. In het gebied van de zuidoostelijke zandgronden geldt deze opgave in het
bijzonder voor de varkenshouderij.
Het realiseren van die ambitie vraagt om een gezamenlijke aanpak. Het gaat dan om
het realiseren van ‘slimme’ varkensketens, het mogelijk maken van proeftuinen met
innovatieve locaties en projecten, het betrekken van burgers bij nieuwe innovatieve
oplossingen voor de intensieve varkenshouderij.
Er zijn al toonaangevende voorbeelden op dit vlak. Echter zien we kansen in het creëren
van een extra impuls voor deze maar ook van nieuwe initiatieven/ innovaties/ samenwerkingen,
het zorgen voor samenhang en het borgen van doorontwikkeling/ uitrol van gewenste
innovaties.
Verder willen we bijdragen aan het verder verduurzamen en toekomstbestendig maken
van verschillende agrarische sectoren in het gebied. Er zit een enorme drive en pioniersgeest
bij de meeste relatief jonge bedrijven. Er zijn vele ondernemers die economisch een
positieve bijdrage leveren aan de landelijke economie en die ook oog hebben voor innovatie.
Deze is de laatste jaren bij de meeste ondernemers gericht op verdere optimalisatie
maar wij willen deze ook gebruiken om deze drive in te zetten om de sectoren te verduurzamen.
2.a Mest(bewerking)
Organische mest is een waardevolle grondstof die gebruikt kan worden voor het verbeteren
van de bodem, het laten groeien van planten, het opwekken van energie, maar ook voor
maken van andere producten zoals bijvoorbeeld plastic of vervangers. Voor het inzetten
van organische mest als waardevolle grondstof is bewerking van de mest nodig voor
een optimale toepasbaarheid van de mest. Dit is noodzakelijk om verliezen naar bodem
en lucht te voorkomen. Voorwaarden bij bewerking en toepassing is het emissie-loos
toepassen, op zowel op de boerderij, bij de bewerking, en de toepassing als meststof
op het land. Een gezamenlijke aanpak van het mestvraagstuk is de sleutel in het zetten
van een grote stap richting kringlooplandbouw, die kunstmest vrij is!
In de Provincie Brabant is door de vier regio’s en provincie het uitgangspunt van
mest als waardevolle grondstof uitgewerkt in een gezamenlijke mestvisie. Met de mestvisie
als uitgangspunt, inzicht in de hoeveelheid mest en bewerkingsbehoefte, uitgewerkte
kwaliteitseisen voor mestbewerking, worden in 2019 en 2020 scenario’s ontwikkeld voor
mestbewerking die moeten leiden tot een gedragen locatiebeleid. Het traject Brabant
Bemest Beter richt zich op het verbeteren van de kringloop. Via het sluiten van kringlopen
is de ambitie om de volgende doelen bereiken:
- •
Een kleinere klimaatimpact van de Brabantse landbouw door minder gebruik van kunstmest
en door opslag van CO2 in de bodem.
- •
Een vitale en vruchtbare bodem en voorkomen van verlies van meststoffen.
- •
Een verbetering van de kwaliteit van het (grond)water, van de waterhuishouding en
de natuur.
- •
Versterking van het verdienmodel van de Brabantse agrarische sector.
- •
Interbestuurlijke richting-bepaling over de mogelijkheden van inzet van juridische,
belastingtechnische en andere instrumenten om de gewenste doelen te bereiken.
In het kader van het IBP VP ligt de kans om hierin ook samen met Limburg en het Rijk
op te trekken, en vooral van elkaar te leren en zo voor totale ‘probleemgebied’ in
Nederland de noodzakelijke kaders op dit urgente dossier te zetten.
Hoofdstuk 2 Versterken van de interbestuurlijke samenwerking
De kracht van de samenwerking in kader van het interbestuurlijk programma zien we
allereerst in de samenwerking tussen de overheden. Samenwerking tussen overheden moet
in samenhang op verschillende niveaus gebeuren. De samenwerking geven we vorm op de
volgende drie niveaus:
1. Beleidstrajecten delen en opschalen. Het delen en eventueel opschalen van interessante
beleidstrajecten die in de verschillende deelgebieden (provincie, regio, waterschap,
gemeente) lopen, beleidsinnovatie. Het kan dan gaan om het opschalen van het beleidstraject
rondom mest dat in Brabant loopt en dat mogelijk ook interessant is voor Limburg (of
andere veedichte gebieden). Of over de manier waarop wordt samengewerkt en afspraken
gemaakt met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en onderwijs/ kennisinstellingen.
De twee jaar IBPVP worden gebruikt om het beleidstraject voor mest in het gehele gebied
aan elkaar te koppelen. De voor en nadelen van de Limburgse en Brabantse aanpak worden
gedeeld en zo nodig geharmoniseerd.
Een tweede actiepunt is het actiegericht maken en zoeken naar de juiste schaal voor
samenwerking tussen de overheden en de maatschappelijke organisaties. In het manifest
“Brabants Mozaïek in ontwikkeling” zijn intenties uitgesproken voor de komende jaren.
Deze moeten worden geconcretiseerd.
2. Gebiedservaring delen. Van elkaar te leren door het bij elkaar brengen van gebieden
of (sub)regio’s (meer dan die in hoofdstuk 6 benoemd worden) binnen Zuid Oost Nederland
die bezig zijn met bovenstaande drie urgente opgaven en inzichtelijk te maken hoe
die elkaar kunnen versterken en evt. gezamenlijk ondervonden knelpunten kunnen oplossen.
Daarbij wordt voor onderdelen ook de relatie gelegd met andere ‘Vitaal Platteland
gebieden’ waar vergelijkbare problematieken spelen. Onderwerpen die voor kennisuitwisseling
in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld de omschakeling van stoppende agrarische bedrijven
naar een andere functie (m.n. belemmeringen a.g.v. de huidige wet- en regelgeving),
en de problemen die innoverende agrariërs ondervinden bij het van de grond brengen
van hun initiatieven (experimenteerruimte i.r.t. wet- en regelgeving).
Gedurende de looptijd van het IBPVP worden zes bijeenkomsten in het gebied georganiseerd,
waarbij we bij elkaar in de keuken kijken en de tops en flops van de bereidingswijze
van gebiedsgerichte gerechten uitwisselen.
In het gebied lopen momenteel verschillende trajecten die aanpalend zijn aan IBPVP,
denk hierbij aan:
Dit zijn grootschalige trajecten waar veel (overheids)geld in om gaat. Het is van
belang om ook van deze trajecten te leren, ook met name tussen overheden.
3. Praktijkinnovaties van proeftuinen delen en vermenigvuldigen. In de proeftuinen
(zie hoofdstuk 3) lopen we aan tegen tal van belemmeringen die we in beeld brengen.
Het gaat dan over financiering (valley of death), onvoldoende ruimte om af te wijken
van de regels. We organiseren bijeenkomsten die de proeftuinen samenbrengen voor samenhang
en opschaling van kansrijke innovatieve projecten en voor het bevorderen/ vergroten
van experimenteerruimte.
Hoofdstuk 3 De proeftuinen – versnelde realisatie van concrete projecten
In het gebied van de Zuidoostelijke zandgronden zijn verschillende concrete proeftuinen
waar projecten en innovaties die bijdragen aan de gestelde ambities/ doelstellingen
voor het gebied: transitie van de landbouw naar kringlooplandbouw, het bevorderen
van omgevingskwaliteit en duurzame mestbewerking (zie 2.). In het voorgaande hoofdstuk
is beschreven dat we binnen dit programma de onderlinge samenwerking willen versterken
en willen leren van lopende innovatie trajecten. Daarnaast willen we de concrete bestaande
proeftuinen voorzien van een extra impuls, die verder gaat dan het “leeraspect”.
Hieronder zijn de proeftuinen beschreven die nu in beeld zijn en uitgewerkt voor zover
dat nu mogelijk is. De proeftuinen verkeren in verschillende stadia van uitwerking.
Proeftuinen kunnen gaandeweg het IBP-traject concreter worden in de uitwerking, inclusief
de behoefte aan ondersteuning en middelen vanuit IBP. Ook kan het zijn dat er zich
nog nieuwe interessante proeftuinen aandienen. Gelet op het beoogde “dynamisch programmeren”
(zie hoofdstuk 4) moet hier dan flexibel op ingespeeld kunnen worden.
De verzameling van proeftuinen is zodanig gekozen dat er meerwaarde ontstaat. Partijen
hebben elkaar hier nodig en staan voor vergelijkbare opgaven, die als ze meer in samenhang
worden aangepakt extra diepgang krijgen, doelmatiger zijn en meer slagkracht krijgen.
Bovendien wordt door inzet van de interbestuurlijke aanpak al op korte termijn (binnen
de lopende regeerperiode) de praktische uitvoerbaarheid versneld. De maatschappelijke
opgaven binnen de gebieden zijn urgent en de gekozen aanpak heeft effect op de doelstellingen
die zijn benoemd. De interbestuurlijke aanpak als een overheid vergroot de kansrijkheid
om de doelstellingen van het gebied op proeftuinniveau te halen, maar betekent tegelijkertijd
dat er
kennisuitwisseling, opschaling van beleidstrajecten, vermenigvuldiging en mainstream
maken van de gekozen benaderingswijze kan plaatsvinden. Dat is winst voor de proeftuin,
het gehele zuidoostelijke zandgebied, maar ook voor andere veedichte gebieden in Nederland.
FIGUUR 2 DE LOCATIE VAN DE 5 PROEFTUINEN
3.1
AgroProeftuin
de Peel
Strategie en doelstelling
De regio Noordoost-Brabant werkt inmiddels 5 jaar aan de ontwikkeling van AgroProeftuin
de Peel als circulair voorbeeldgebied voor de duurzame primaire voedselproductie van
de toekomst, dat zowel provinciaal als (inter)nationaal onderscheidend is. De AgroProeftuin
is een samenwerking van ondernemers, overheden en onderwijs-en kennisinstellingen
binnen Agrifood Capital, de triple-helix organisatie van de regio Noordoost-Brabant.
AgroProefgebied de Peel heeft te maken met de problemen en uitdagingen zoals in hoofdstuk
1 benoemd. Onvoldoende draagkracht van natuur en landschap door de intensieve veehouderij,
water- en ecosystemen die onder druk staan, de maatschappelijke weerstand en onrust
als gevolg van geuroverlast en gezondheidsrisico’s door de grote veedichtheid. De
intensieve veehouderij staat hierdoor voor de uitdaging te vernieuwen en te transformeren
in een sector waar sprake is van een duurzame kringloopproductie van dierlijke en
plantaardige eiwitten. Sector en regio zoeken daarvoor naar nieuwe verdienmodellen
en economische dragers. Ook om de leefbaarheid en sociale cohesie in het gebied op
peil te houden.
Om aan deze maatschappelijke uitdagingen tegemoet te komen is er voor de AgroProeftuin
een strategie ontwikkeld waarbij ingezet wordt op een transitie naar een kringlooplandbouw.
Het sluitend maken van de keten is een majeure opgave waar overheden, onderwijs-en
kennisinstellingen, agrarische ondernemers en de toeleverende industrie samen aan
werken. Als eerste spoor wordt in AgroProeftuin de Peel op bedrijfsniveau geëxperimenteerd
met het circulair maken van eiwitproductie en een zero emissie veehouderij. Een belangrijke
tweede spoor is het werken aan herstel van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
Herstel van natuur- en watersystemen, verbetering van de bodem, tegengaan van verdroging
en het vergroten van de biodiversiteit staan daarbij centraal. Het derde spoor is
gericht op sociale innovatie. Met bewoners in het gebied en maatschappelijke organisaties
werken we aan een ‘blijfklimaat’, waarbij behoud van de leefbaarheid in het gebied
een belangrijke opgave is. Samen met bewoners wordt ook gewerkt aan het ontwikkelen
van draagvlak voor de noodzakelijke transities in de veehouderij. Niet in de laatste
plaats door agrariërs te helpen in de transitie van hun bedrijfsvoering of in het
stoppen met hun bedrijf. Tegelijkertijd is er een uitgebreid programma om opleidingen
toe te spitsen op de nieuwe uitdagingen die de kringlooplandbouw stelt. De innovatieaanpak
in AgroProeftuin de Peel kenmerkt zich door vanuit doelstellingen en randvoorwaarden
ontwikkeling door ondernemers weer mogelijk te maken. In de samenwerking met het onderwijs
en overheden zorgt dit voor de gewenste positieve dynamiek.
Momenteel wordt aan hand van vier centrale speerpunten projecten ontwikkeld en gerealiseerd:
- 1.
Duurzame kringlooplandbouw met de innovatiesporen transitie veehouderij, alternatieve eiwitproductie en biomassateelt
en verwaarding. (in relatie tot inperken negatieve effecten op de lucht, bodem, water)
- 2.
Bodemverbetering en droogtebestrijding met het sluiten van de kringloop door het benutten van organische (afval)reststromen
voor lokale compostering, bodemmaatregelen/-proeven en monitoring. (ook in relatie
tot het verbeteren van de waterkwaliteit door vermindering van uitspoeling en bronaanpak)
- 3.
Natuurontwikkeling in verbinding met gezondheid en economie met 30-54 hectare natuur en extra landschaps-/natuurontwikkeling aan de randen van
het gebied en op verschillende manieren bijdragen aan vergroten van biodiversiteit.
- 4.
Energieneutrale
productie
Bijdrage IBP VP aan AgroProeftuin de Peel
Het IBP draagt bij aan AgroProeftuin de Peel via de volgende onderdelen: opschaling
en ondersteuning van projecten die kansrijk zijn om met bestuurlijke samenwerking
en middelen meer continuïteit/impact/versnelling te geven. Er is een basis gelegd
met uitvoeringsprojecten die hiermee uitgebouwd wordt. Daarnaast helpt de samenwerking
bij het vinden en betrekken van meer vernieuwers door het uitwisselen van ervaringen
met Zuidoost-Brabant en Limburg. Zo zijn de andere proeftuinen in de Zuidelijke Zandgronden
ook bezig met projecten op het gebied van kringlooplandbouw, vernieuwende teelten
met verbetering van de biodiversiteit en biomassateelt en -verwaarding.
Natuurrealisatie
De vijf Noordoostelijke peelgemeenten en het waterschap Aa en Maas hebben met het
Groen Ontwikkelfonds Brabant (GOB) afgesproken om 30-54 hectare natuur in het peelgebied
te ontwikkelen. Daar zitten een aantal opgaven bij die door grondposities lastig te
realiseren zijn. In samenwerking met de ZLTO en met ondersteuning van het IBP wil
de AgroProeftuin dit proces via een ruilverkavelingsproject versnellen. Daarnaast
zien we kansen om bovenop deze 54 hectare natuurontwikkeling vanuit het IBP aan de
gang te gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit en vergroten van de biodiversiteit
aan de randen van de Peel. En ook in het vergroten van de biodiversiteit door de inpassing
in de agrarische bedrijfsvoering; zo loopt er momenteel in de proeftuin een proef
rondom akkerrandenbeheer.
Proeflocaties, projecten en opschaling
De AgroProeftuin ondersteunt en ontwikkelt momenteel meerdere vernieuwende proeflocaties
in de regio, op overheidsgrond (35 hectare) en op bestaande bedrijfslocaties. Op alle
proeflocaties zijn het verbeteren van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit randvoorwaarden
waarbinnen ondernemers aan de slag gaan. Het IBP ondersteunt en versnelt deze loketfunctie
door onder andere de bestuurlijke samenwerking die nodig is om proeflocaties voor
elkaar te krijgen. Met bijvoorbeeld experimenteerruimte en door ondersteuning bij
de kosten voor procesmanagement, communicatie, vergroten maatschappelijk draagvlak
en betrokkenheid, monitoring, pacht en kennisuitwisseling.
De eerste proeflocatie heeft een omvang van 35 hectare. Hier vinden momenteel 14 teeltproeven
plaats die worden uitgevoerd door een samenwerking van agrariërs met uiteenlopende
bedrijven in de keten en diverse kennis- en onderwijsinstellingen. De proeven richten
zich op drie onderdelen: eiwit van eigen bodem, biomassa als grondstof en het vergroten
van de biodiversiteit.
Naast teeltproeven faciliteert AgroProeftuin de Peel proefstal(len) vanuit het speerpunt
transitie veehouderij, waaronder emissiearme huisvestingssystemen en duurzame mestbewerking.
Een te ontwikkelen consortium kan een nieuw concept binnen de gestelde randvoorwaarden
ontwikkelen voor deze of een nabij gelegen en aan de proeflocatie verbonden locatie.
De ontwikkeling van een tweede proeflocatie wordt momenteel voorbereid. Het gaat hier
om de herontwikkeling van een VAB-locatie tot proefboerderij op het vlak van het sluiten
van kringlopen. . De ambitie is om eveneens een broedplaats voor lokaal ondernemerschap
en kennisontwikkeling te creëren.
Het waterschap start in 2019 met een gebiedspilot om samen met agrarische ondernemers
een aanpak ter bevordering van de waterkwaliteit te ontwikkelen.
AgroProefuin de Peel communiceert als loket met ondernemers en omgeving, met als doel
het genereren van nieuwe projecten, maatschappelijke acceptatie en gebiedsactivering.
Dat gebeurt via een website, media-aandacht, sociale-mediaberichten, bijeenkomsten
en een ‘Tour de Peel’ voor ondernemers, inwoners en contacten vanuit de provincie,
het rijk en de EU.
Dynamisch programmeren
In AgroProeftuin de Peel hebben we de afgelopen jaren geïnvesteerd in het vullen van
onze projectenportefeuille door het signaleren, stimuleren en uitwerken van kansen
die zich van onderop voortdoen en het verzilveren daarvan op het juiste moment (i.r.t
de juiste doelstellingen en randvoorwaarden, beschikbare middelen, subsidies). De
aangehaalde projecten zijn de initiatieven die momenteel concreet in beeld dan wel
in ontwikkeling of uitvoering zijn. Daarnaast is de AgroProeftuin met zijn partners
voortdurend bezig met het ontplooien van nieuwe kansen. In het IBP zien wij een extra
stimulans om juist ook deze nieuwe kansen versneld te verzilveren.
3.2 Living Lab Vredepeel
Het Living Lab Regio Vredepeel (LLV) gaat op zoek naar systeem innovaties om de productie
nog efficiënter te maken terwijl tegelijk alle duurzame ontwikkelingsdoelstellingen
van de VN in acht worden genomen. In de Peel zijn de belangrijkste uitdagingen in
dit kader de uitstoot van methaan, het overschot aan nitraat en fosfaat, het tekort
aan organische stof, verticale integratie en de relatie met de overheid.
LLV bouwt voort op het traject dat vorig najaar is afgerond en waar er in samenspraak
met diverse overheden (provincie, waterschap, gemeente Venray) en ondernemers (een
melkveehouder, een akkerbouwer, twee varkenshouders en een kippenhouder) uit de regio
een beslissingsmodel is ontwikkeld van waaruit inmiddels de eerste investeringen in
innovaties gedaan worden.
- 1.
De REMEDy stal waarin emissies van ammoniak, methaan en fijn stof vergaand worden
gereduceerd. In 2019 zal met de bouw van een prototype worden begonnen.
- 2.
De mestraffinage. In 2019 zal de eerste trap van deze installatie in bedrijf worden
genomen, die gedroogde en gehygieniseerde rundermestpellets produceert, die gemakkelijk
in de regio kunnen worden afgezet maar ook geëxporteerd kunnen worden. In de volgende
fase zal de installatie ook varkens-, kippenmest en andere organische producten verwerken.
In de mestpellets kan de samenstelling van mineralen en verschillende kwaliteiten
organische stof op maat worden aangepast.
- 3.
Samenwerking door akkerbouw- en veehouderijbedrijven, lokaal, regionaal en internationaal
om waar mogelijk circulaire precisie landbouw te implementeren en door doelgerichte
bemesting de kwaliteit van de bodem (m.n. het organische stof gehalte) te verbeteren
het geen leidt tot hogere productiviteit en betere milieuprestaties.
- 4.
Structurele samenwerking met de lokale en regionale overheid om deze innovaties in
te bedden in lokale en regionale omgevingsplannen, waarbij via ruilverkaveling en
ruimtelijke ordening de hogere opbrengsten van grond gebruikt wordt om andere gronden
uit productie te halen en in te zetten voor ander maatschappelijke doelen, zoals biodiversiteit,
recreatie, landschapskwaliteit en energieproductie.
- 5.
Samenwerking met kennisinstellingen, bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties
om te komen tot een gedragen landschapsontwikkelingsplan voor Vredepeel, waarin de
doelen van duurzame ontwikkeling en de uitwerking ervan in termen van circulaire landbouw,
natuurinclusieve landbouw en resource use efficieny in regionale en lokale overeenkomsten
worden geformuleerd.
Vrebamelkvee investeert in de komende vijf jaar €60 mln in de uitbreiding van de veestapel
en in melkverwerking tot consumenten eindproducten en farmaceuticals op het eigen
bedrijf. Uit de groei van de revenuen die resulteren uit deze investeringen worden
de investeringen in de REMEdy-stal, de mestraffinage en circulaire precisie landbouw
gefinancierd die €26 mln bedragen. Deze innovaties moeten gestalte krijgen binnen
de regio. Daartoe moet deels al bestaande samenwerking verder worden ontwikkeld: met
andere landbouwbedrijven, met de lokale en regionale overheden, metkennisinstellingen
en met maatschappelijke organisaties en burgers. Dat is de kern van het Living Lab
Regio Vredepeel. De initiatiefnemers hopen met het creëren van een transparant en
op innovaties gericht Living Lab experimenteerruimte te kunnen creëren waarin de bovenstaande
innovaties in de praktijk getoetst kunnen worden. Op 4 april jongstleden is de eerste
bijeenkomst van het Living Lab geweest waarin ondernemers, burgers, politici, ambtenaren
en kenniswerkers voorstellen verder ontwikkeld hebben.
Waarom is er aanvulling vanuit IBP VP nodig?
- •
Het IBP kan kansen bieden voor kennisuitwisseling tussen de diverse proeftuinen en
de samenwerking met de overheid.
- •
Er is behoefte aan experimenteerruimte op meerdere vlakken vanuit diverse overheden.
- •
Er is behoefte aan input van de overheid als kennisdrager maar ook als wetgevende
overheid en handhaving en hoe daar mee om te gaan.
Onderzoekers van Wageningen University & Research (WUR), van Wageningen Metropolitan
Food Cluster (een spinn-off van Wageningen University & Research die zich richt op
het creëren van innovaties op basis van de Wageningse kennis) hebben in nauw overleg
met ondernemers en andere belanghebbenden na 4 april de eerste aanzet gemaakt voor
het bijbehorende kennisontwikkelingstraject. Dit bestaat in de komende twee jaren
uit drie onderdelen:
Ontwikkeling en operationalisering van kennis m.b.t. de REMEDy stal (innovatie 1).
- ○
Advisering in het aanlooptraject voor de realisatie van de Remedy-stal: leveren onderbouwende
informatie voor vergunningverlening, technische adviezen stalontwerp en aanpak optimalisatie-onderzoek;
- ○
In samenspraak met initiatiefnemers opstellen meetplan voor het uitvoeren van emissieonderzoek
aan de nieuw te bouwen Remedy-stal;
- ○
Aanleg in de onderzoeksstal van een bedrijfsmonitoringsysteem gebaseerd op een grid
van gassensoren voor continue (24/7) monitoring van stalconcentraties en emissies
van ammoniak, methaan, koolzuurdioxide en potentiele risico-gassen die zich kunnen
ophopen door recirculatie;
- ○
Uitvoeren serie 48-uurs emissiemetingen gedurende 12 maanden met erkende meetmethoden
voor het vaststellen van emissiefactoren voor ammoniak en methaan conform RVO-meetprotocol.
- ○
Kalibratie en optimalisatie van het continue bedrijfsmonitoringssysteem, analyse en
rapportage van de resultaten richting opdrachtgever.
- ○
Ondersteunen van optimaliseringsonderzoek stalsysteem in de vorm van aanvullende metingen,
experimenten en technische advisering.
- ○
Demonstratie/overdracht meet- en onderzoeksresultaten met stakeholders voor implementatie
resultaten richting praktijk.
Ontwikkelen en operationaliseren van kennis m.b.t. circulaire landbouw (innovaties
2 en 3)
Uitgangspunt hierbij is het beter documenteren van kringloopprocessen die nu reeds
plaatsvinden in de regio. Ongeveer de helft van het voer in het melkveebedrijf is
ruwvoer (gras, mais) dat op het bedrijf zelf wordt geproduceerd. De andere helft is
krachtvoer (tarwe) en rest- en bijproducten uit de humane voedselproductie die van
buiten worden aangevoerd. De eerste kringloop is de grondgebonden productie van ruwvoer
in het melkveebedrijf waarvoor de mest van dat bedrijf wordt gebruikt. De tweede kringloop
is het mestoverschot van het melkveebedrijf dat door de groenteteler wordt gebruikt,
die op zijn beurt rest en bijproducten uit de groenteverwerking terug levert aan het
melkveebedrijf. De derde kringloop (die sluit op wereldschaal) zijn alle voercomponenten
die van buiten de regio worden aangevoerd en de mest die wordt geëxporteerd. Deze
kringloopprocessen zullen beter worden gedocumenteerd via een veldgerichte benadering
met intensieve contacten met boeren en andere landgebruikers met als doel de processen
beter op elkaar af te stemmen en te verbeteren. De kringloopprocessen bestaan uit
een aantal componenten:
- ○
De kringloop van organische stof via toediening van dierlijke mest ( in de toekomst
pellets vanuit het TAURUS systeem, zie figuur voor LLV) of plantenresten aan de bodem
waarbij niet alleen de gewasproductie wordt verhoogd maar ook de bodemkwaliteit. Hierbij
wordt een regionale benadering gevolgd.
- ○
De kringloop van Stikstof (N) via uitspoeling en ammoniak emissie.
- ○
De kringloop van fosfaat (P). Hierbij kan P uit dierlijke mest uitspoelen naar oppervlaktewater
en daar eutrofiëring veroorzaken of via het grondwater.
- ○
De kringloop van broeikasgassen, waarbij voornamelijk methaan (CH4) in de toekomst
in de Remedy stal zal worden afgevangen en in energie zal worden omgezet. Ook CO2
en NH3 zullen worden afgevangen, waarmee emissie naar het milieu wordt verlaagd.
De kennisontwikkeling vindt in 4 stappen plaats:
- ○
Stap 1: Het gedetailleerd vaststellen van de actuele toestand via metingen i.p.v.
modellen:
- ■
Bepaling van het organische stofgehalte van alle percelen binnen LLV. Stratificatie
per bodemeenheid.
- ■
Het meten van het nitraatgehalte in grondwater in het gebied in alle percelen.
- ■
Meten van P (en N) –concentraties in oppervlaktewater. Beoordeling van de waterkwaliteit
op basis van bestaande ecologische criteria. Het inschatten van stroompatronen van
grondwater en waarneming van oppervlakkige afstroming die ook tot verontreiniging
van oppervlaktewater kan leiden.
- ■
Meten van ammoniakdepositie in enkele natuurgebieden en NH3-emissies vanuit stallen.
- ■
Opbrengst metingen van gras en mais schatten dan wel meten op de percelen.
- ○
Stap 2: Interpretatie van de actuele toestand
- ■
Per bodemeenheid de range van organische stofgehalten vaststellen en identificeren
van de bodemeenheden waar %C verhoogd kan worden.
- ■
Kaart maken waarop de kwaliteit van het grondwater is aangegeven in ruimtelijke zin.
Mogelijk seizoensaspecten benoemen.
- ■
Kaart maken die relaties aangeeft tussen bodems en P adsorberende eigenschappen als
functie van stroompatronen naar oppervlaktewater.
- ■
Gemeten N deposities relateren aan de waargenomen vegetatie in natuurgebieden en deze
gegevens koppelen aan resultaten elders in zandgebieden, waar soortgelijke metingen
zijn verricht.
- ■
Opbrengsten relateren aan soort bodem en bemestingsregime.
- ○
Stap 3: Integratie deelsystemen en formulering van optimaliseringsmogelijkheden
- ■
De diverse nutrientstromen met elkaar in verband brengen; sterkte-zwakte analyse uitvoeren.
- ■
Aangeven waar aanpassingen met meest effectief zijn om het kringloopaspect het duidelijkst
zichtbaar te maken, waarbij ook bedrijfseconomische aspecten aandacht verdienen.
- ○
Stap 4: Operationalisering in nauw overleg met boeren en landgebruikers.
- ■
Aanpassingen in het management op basis van onderzoeksresultaten: introductie van
precisietechnieken om bemesting met mestpellets te optimaliseren en gebruik van kunstmest
te minimaliseren. Focussen op subgebieden en bodems waar gebruik het meest effectief
zal zijn en boeren dienovereenkomstig voorlichten.
- ■
Natuurontwikkeling stimuleren en specificeren op locaties waar positieve resultaten
op basis van ( ook elders) verricht onderzoek het meest effectief zullen zijn.
- ■
De operationalisering samenvatten in termen die overdracht naar andere gebieden kan
vergemakkelijken.
Ontwikkeling en operationalisering van kennis m.b.t. omgevingsplannen en landschapsontwikkeling
(innovaties 4 en 5)
Anders dan bij de voorgaande innovaties gaat het hier om afspraken tussen stakeholders
waarin niet alleen fysieke aspecten aan de orde zijn maar waarbij ook afspraken tussen
belangengroepen, politieke keuzes en voorkeuren van (groepen) burgers aan de orde
zijn. Hiertoe worden 5 co-design workshops georganiseerd in de regio met deelnemers
vanuit kennisinstellingen, overheden, bedrijven en maatschappelijke groepen om op
basis van de opgedane kennis uit de voorgenoemde innovaties in de loop van de tijd
wordt ingebracht om:
- •
Experimenteerruimtes te definiëren en te bewerkstelligen
- •
De innovaties en verworven kennis toe te passen in de regionale en lokale omgevingsvisie
en omgevingsplannen
- •
Te werken aan ruimtelijke ordenings- en landinrichtingsvoorstellen ter verbetering
van ruimtelijke kwaliteit.
Hoe draagt het project bij aan de doelen van het IBP VP?
- •
Er is een publiek private samenwerking die samen aan de slag willen om de kwaliteiten
van de regio te versterken.
- •
Er is al samenwerking met 3 overheden die actief betrokken worden bij het project
in de volgende fase moet daar ook de landelijke overheid nog bij.
- •
Er wordt gekeken naar de kwaliteiten en de opgave in het gebied
- •
Er is in grote mate aansluiting op de landelijke visie van LNV ivm kringlopen zoveel
mogelijk sluiten.
- •
Er is ook veel aandacht voor zaken die een grote bijdrage kunnen leveren aan de doelen
uit het klimaatakkoord.
3.3 Levende Beerze
De integrale gebiedsontwikkeling Levende Beerze is nu een aantal jaren in uitvoering.
Het project Levende Beerze is de doorstart van de door de landelijke politiek beëindigde
Robuuste Ecologische Verbindings Zone, beoogde realisatiedatum 31-12-2021.
De planvorming en uitvoering is bestuurlijk vastgelegd in de Samenwerkingsovereenkomst
Levende Beerze. Het uitvoeringsprogramma geeft uitwerking aan de drie gebiedsurgenties,
te weten:
- •
Het realiseren van een robuust ecologisch raamwerk wat gericht is op herstel van watersysteem;
- •
Versterking leefbaarheid buitengebied;
- •
Versterking ruimtelijke kwaliteit Kempen en omgeving Brainport.
Ambities Levende Beerze
Afgelopen jaren hebben we als samenwerkende overheden al veel ervaring opgedaan om
de gebiedsinitiatieven te faciliteren. De samenleving staat te trappelen om deze transitie
zelfstandig op te pakken en vraagt om slimme ondersteuning van samenwerkende overheden.
Hiervoor functioneren de overheden als aanjager van de ‘transitiemotor’. Waarbij de
samenleving en overheid functioneert als één netwerk. Het resultaat moet zijn dat
de Kempen, als onderdeel van de Brainportregio, weer gaat ondernemen met het landschap! We zeggen niet hoe het moet, maar laten zien dat het kan!
FIGUUR 3. ORGANISATIE TRANSITIEMOTOR
Het is inzet om abstracte mondiale thema’s zoals biodiversiteit, energie, klimaat,
landbouw en veerkrachtige regio’s participatief te vertalen naar concrete lokale agendapunten
die met elkaar een eenheid vormen. In de gebiedsontwikkeling van de Levende Beerze
worden deze mondiale thema’s concreet vertaald naar een vijftal gebiedsinitiatieven
(B5), welke vanuit het Huis van de Brabantse Kempen ondersteund wordt door de samenwerkende
overheden. Door alle deelnemers wordt permanent geschakeld tussen verschillende belangen
en wordt onderling een appèl gedaan op ieders individuele verantwoordelijkheid. Dagelijkse
zorgen worden omgezet in perspectieven voor morgen. We ontwikkelen een stevige basis
om verder door te pakken naar tastbare resultaten. De focus ligt op:
- •
Omgevingskwaliteit
De Kempische beekdalen en het aangrenzende landschap kenmerken zich van oudsher door
een fijnmazige structuur. Deze structuur geeft een bijzondere kwaliteit aan de Brainportregio
wat de woonkwaliteit en de toeristische en daarmee de economische potentie van het
gebied vergroot.
- •
Klimaatadaptatie
In de Brabantse Omgevingsvisie is het ‘klimaatproof maken’ van Brabant als Ruimte
voor Water en klimaatrobuuste beekdalen één van de vier maatschappelijke hoofdopgaven.
- •
Transitie landbouw
De landbouw zit in een transitiefase en denkt volop na over de toekomst. Door verschuivingen
in de wereldmarkt en actuele regelgeving staat ieder bedrijf voor de keuze hoe hij
verder gaat met zijn bedrijf. Het beekdal, als ecologische en landschappelijke drager
in het Kempisch landschap, biedt kansen voor de agrariër die kiest voor natuur inclusieve
landbouw. De landcoöperatie Dal van de Kleine Beerze –opgestart in 2016- kan in die
transitie een belangrijke bijdrage leveren.
- •
Natuur en wateropgaven
De Kleine Beerze is gelegen binnen het Natura 2000-gebied Kempenland West. Voor de
beek geldt een instandhoudings- en uitbreidingsopgave. Naast de N2000-opgave gelden
de doelen vanuit Kader Richtlijn Water (KRW). Gebiedsdelen zijn als Natte Natuur Parel
benoemd en opgenomen in het Natuurnetwerk Brabant.
De Kempen in transitie
De Levende Beerze werkt in de Kempen als een transitiemotor voor ecologie, economie
en leefbaarheid. Het is een proeftuin waarin de ervaringen met andere gebieden in
de Kempen worden gedeeld. In de Kempen wordt samengewerkt om andere gebiedsontwikkelingen
tot een succes te maken!
FIGUUR 4. KEMPEN IN TRANSITIE
Bijdrage IBP VP doelen vanuit proeftuin Levende Beerze
- •
We delen onze ervaringen en de lessen die we hebben geleerd. De Levende Beerze als
proeftuin bezit een formule, die op de andere proeftuinen uitgerold kan worden.
- •
De innovatieve publiek private samenwerking in het gebied (overheid en landcoöperatie
Dal van de kleine Beerze) om natuurinclusieve landbouw te realiseren.
- •
Integrale gebiedsbenadering (gehele stroomgebied Kleine Beerze).
- •
Ambities passen in doelen van IBP: landschappelijke kwaliteit, klimaatadaptatie, natuurinclusieve
landbouw.
- •
Het realiseren van een slim Kempisch ‘landschap’ (ecologisch/economisch/sociaal) als
onderdeel van de Brainportregio.
- •
Gevraagde ondersteuning vanuit IBP VP:
- •
Integrale gebiedsaanpak versterken door interbestuurlijke samenwerking (gemeente(n),
waterschap, provincie), vanuit de multihelix gedachten.
- •
In deze proeftuin – waarin dynamisch programmeren een belangrijke rol speelt – zullen
wij de samenwerking met de Omgevingsdienst Zuidoost Brabant (ODZOB) versterken.
- •
Faciliteren en versterken gebiedsinitiatieven zoals het doorontwikkeling landcoöperatie
naar gebiedscoöperatie, als onderdeel van de transitiemotor voor het gehele gebied.
- •
Leren van andere proeftuinen (halen).
- •
Resultaten van de transitie in de landbouw (en specifiek natuurinclusieve landbouw)
uitdragen naar andere gebieden (brengen en opschalen).
- •
Financiële ondersteuning.
3.4 Innovatiepark De Vlier
Stichting Innovatiepark De Vlier is een samenwerkingsverband van vier varkensbedrijven
in het Primair Agrarisch Gebied van Deurne. De doelstelling van de stichting is om
door samenwerking en een gebiedsgerichte aanpak van milieudoelstellingen de varkensbedrijven
toekomstbestendig te maken.
Ambities zijn geformuleerd ten aanzien van onder meer het streven naar nul-emissie,
het energieneutraal produceren en het sluiten van mineralenkringlopen. Ook het realiseren
van maximale transparantie wordt gezien als onderdeel van het toekomstbestendig maken
van de bedrijven. Daarom wil Innovatiepark De Vlier komen tot een procedure voor monitoring
en registratie van de werkelijke emissies naar het gebied.
Innovatiepark De Vlier heeft een haalbaarheidsstudie laten uitvoeren. Een eerste doel
was om antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre via andere maatregelen en voorzieningen
dan end of pipe-oplossingen zoals luchtwassers invulling kan worden gegeven aan de
ambitie ‘nul-emissie’. Vastgesteld is dat via opvang van mest in een ammoniak- en
geurarme vloeistof naar verwachting kan worden voldaan aan de emissie-eisen met betrekking
tot ammoniak zoals opgenomen in verordening Natuurbescherming Noord-Brabant. Hierbij
neemt tevens de gezamenlijke emissie van geur, methaan en fijnstof af en verbetert
het stalklimaat. Aangetoond is verder dat het treffen van een gezamenlijke voorziening
voor emissiereductie en verwerking van alle mest (o.a. via een stelsel van pijpleidingen)
bedrijfseconomisch gunstiger is dan wanneer de maatregelen en voorzieningen per bedrijf
afzonderlijk worden gerealiseerd.
Een tweede doel van de haalbaarheidsstudie was om in kaart te brengen welke juridische
mogelijkheden er bestaan om de beoogde samenwerking en de gebiedsgerichte benadering
van de milieudoelstellingen te kunnen faciliteren.
Geconstateerd is dat de Omgevingswet de mogelijkheid biedt om (milieu)doelstellingen
op gebiedsniveau vast te stellen, en daarmee het juridisch kader voor het vergunnen
van de beoogde samenwerking op gebiedsniveau. Echter, de Omgevingswet wordt naar verwachting
pas in 2021 van kracht. De ondernemers kunnen daar niet op wachten, omdat zij op basis
van de verordening Natuurbescherming Noord-Brabant reeds eind 2019 besluiten moeten
nemen ten aanzien van maatregelen om de ammoniakemissie te reduceren. De Crisis- en
herstelwet biedt nu reeds de mogelijkheid om vooruitlopend op de Omgevingswet te komen
tot doelvoorschriften voor het gebied. Ook dit traject is echter lastig realiseerbaar
in de beperkte tijd tot eind 2019 en levert bovendien eveneens vergunningstechnische
uitdagingen. In overleg met de provincie Noord-Brabant en de gemeente Deurne is besloten
om te onderzoeken of binnen de mogelijkheden van de huidige wet- en regelgeving een
weg gevonden kan worden voor vergunningverlening voor de beoogde samenwerking van
de individuele ondernemers van dit initiatief.
De plannen van Innovatiepark De Vlier omvatten de volgende innovatieve aspecten:
- •
De integratie van mestverwerking en emissiereductie voor een samenwerkingsverband
van meerdere bedrijven is nog niet eerder gerealiseerd;
- •
Vergunningverlening op basis van gebiedsafspraken is nieuw en vraagt om een nieuwe
vorm van samenwerking tussen overheid, bedrijven en omgeving;
- •
Betaalbare systemen voor real time monitoring van veehouderij emissies zijn in ontwikkeling,
zodat uitrol op grote schaal mogelijk wordt. Ten behoeve van de metingen en de vertaling
naar doelvoorschriften moeten meetprotocollen en algoritmen worden ontwikkeld.
Bijdrage van de proeftuin Innovatiepark De Vlier aan de IBP VP-doelen:
- •
Proeftuin, uniek in opzet en aanpak, als voorbeeld voor andere gebieden;
- •
Integrale aanpak veranderopgaven in proeftuingebied;
- •
Samenwerking tussen de diverse overheden (ook Rijk wordt hierbij betrokken);
- •
Vergroting omgevingskwaliteit (van proeftuingebied)
- •
Bevordering brongericht beleid en kringlooplandbouw (mineralen/mest, nul-emissie)
- •
Verduurzaming mestbewerking
Gevraagde ondersteuning vanuit IBP VP:
- •
Meedenken/medewerking juridisch kader voor doelvoorschriften op gebiedsniveau (i.r.t.
vergunningverlening)/experimenteerruimte;
- •
Meedenken/onderzoek opzet procedure monitoring en registratie emissies;
- •
Financiële bijdrage voor onder andere procesbegeleiding, communicatie, opzet monitoring
3.5
Troprijt
/Kroonvennen
De gemeente Bladel en Reusel-De Mierden zijn verantwoordelijk voor het beheer, instandhouding,
ontwikkeling van beoogd gebied Troprijt/Kroonvennen (‘Proeftuin’).
De transitie van het landelijk gebied zorgt voor nieuwe opgaven op het gebied van
landbouw, natuur en nieuwe vormen van economische dragers voor het buitengebied. Inzet
is de kloof tussen landbouw en natuur te verkleinen, door middel van extensievere
en experimentele vormen van landbouw en natuurbeheer. Als nieuwe economische dragers
komen recreatie en de opwekking van hernieuwbare energie op dit moment vooral als
kansrijk naar voren. Daarnaast speelt vanwege het veranderend klimaat, de opgave voor
klimaatadaptatie. In het zuiden van Bladel, nabij de Kroonvennen, komen deze onderwerpen
samen. In Bladel ligt 27 hectare aan reguliere landbouwgrond die aansluiten op ca.
30 hectare in Reusel-De Mierden. Met de komst van het initiatief om windmolens te
plaatsen naast de A67 – windpark de Pals ontstaan nieuwe mogelijkheden. De winst van
deze molens wordt gedeeltelijk gebruikt om de kwaliteit van het omliggende gebied
te verbeteren.
Kansen en opgaven
In het gebied zijn een aantal kansen en opgaven op verschillende thema’s te zien:
- •
Ecologie en abiotische situatie
Het natuurgebied ligt binnen een groter complex van heide en bos. Er liggen ook vennen
zoals het Kroonven. Dit type natuurgebied is gevoelig voor verdroging en verzuring.
De kwaliteit voldoet nog niet aan de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de natuurdoelen.
Minder emissies op bodem en grondwater dragen bij aan het behalen van die doelstelling.
- •
Klimaatadaptatie
Het gebied kan een belangrijke functie vervullen in de waterhuishouding. Door klimaatverandering
is nu al sprake van intensievere regenbuien en langere perioden van droogte. Dat zorgt
enerzijds voor wateroverlast en anderzijds voor droogte. Beter vasthouden van water,
in natuurgebieden op hoge zandgronden zoals deze, kan leiden tot minder wateroverlast
benedenstrooms. Het gebied staat nu al bekend als inzijgingsgebied, maar kan deze
functie nog niet optimaal vervullen.
- •
Recreatie
Het projectgebied wordt ook veelvuldig gebruikt voor recreatie. De belevingswaarde
van het gebied wordt nu nog negatief beïnvloed door de aanwezigheid van reguliere
landbouw in het gebied. Denk onder andere aan de slechte staat van zandpaden. Extensivering
biedt kansen voor recreatie.
- •
Veiligheid en bereikbaarheid
Door het gebied heen liggen vele zandpaden die gebruikt worden door recreanten, bosbeheerders,
landbouwvoertuigen. Het intensieve gebruik zorgt er in delen van het jaar voor dat
het gebied onbereikbaar wordt. Bladel zou graag kiezen voor een structurele oplossing;
het extensiveren van het gebruik.
- •
Nieuwe agrarische verdienmodellen
Er is in de omgeving vanuit de agrarische sector vraag naar alternatieve verdienmodellen.
De traditionele wijze van landbouw heeft voor steeds meer ondernemers niet de voorkeur.
Er is concrete vraag naar weidegrond die geschikt is als extensief hooiland of voor
het inscharen van vee.
Conclusie en Plan
Op dit moment is het agrarisch gebruik al ondergeschikt geraakt aan het gebruik voor
natuur-, milieu-, klimaat en recreatiedoelstellingen. Extensiveren van de landbouwgronden
is dan ook wat de gemeente Bladel voornemens is. Concreet betekent dit dat sommige
percelen als natuur worden ingericht. Er blijft de mogelijkheid om een aantal percelen
te gebruiken voor begrazing en/of hooien. Dit zou bijdragen aan de onttrekking van
voedingsstoffen aan de bodem en geeft agrarisch ondernemers de kans om extensieve
landbouw te bedrijven. Hiervoor is ook al concrete interesse getoond vanuit lokale
veehouders. Er is dan ook al overleg gevoerd over de mogelijkheden. Concreet komt
in ieder geval 10 maar maximaal 45 ha grond vrij voor extensieve landbouw met beweiding
of hooilandbeheer. Landbouw en natuur wordt hiermee geïntegreerd.
Rolverdeling en financiering
De gemeente Bladel neemt de realisatie van deze gebiedsontwikkeling op zich. De uitvoering
wordt samen met agrariërs en de initiatiefnemer voor windpark de Pals opgepakt. Hierbij
krijgen andere betrokken partijen, zoals agrariërs, natuurorganisaties, het nabijgelegen
landgoed en Waterschap de Dommel de kans om mee te denken. De proeftuin sluit aan
bij trajecten:
- •
Klimaatakkoord en lokale Energiestrategie; vanwege de opwekking van duurzame energie
- •
Programma Verduurzaming Veehouderij; met lokale veehouderijen wordt gewerkt aan het
beschikbaar maken van een deel van de gronden voor het extensiveren van hun bedrijfsvoering.
Dit komt ten goede aan – onder andere – het welzijn van hun vee en sluiten van mineralenkringlopen.
- •
Bodemprogramma; de huidige vorm van landbouw in het gebied heeft nadelige effecten
op grondwaterkwaliteit, waterbuffering, biodiversiteit en gaat gepaard met het gebruik
van kunstmest en drijfmest. Na ontwikkeling van het gebied zal alleen nog sprake zijn
van landbouw waar geen mestgift wordt toegepast behalve eventuele mest van ingeschaard
vee. De grondwaterputten worden verwijderd en sloten gedempt waardoor beter water
vastgehouden wordt in dit waterinzijgingsgebied. Door de nieuwe inrichting en beheer
gaat de (bodem)biodiversiteit erop vooruit.
- •
Actieprogramma’s landbouw en natuur, Kaderrichtlijn Water en Deltaplan Agrarisch Waterbeheer;
er wordt voortaan beter water vastgehouden in dit hooggelegen waterinzijgingsgebied
en de waterkwaliteit gaat vooruit.
- •
Deltaplan Ruimtelijke adaptatie; dit project is gekoppeld aan het klimaatadaptatieplan
van de gemeente wat in ontwikkeling is. Hier wordt ingezet op – onder andere – beter
vasthouden van water op de hooggelegen gebieden. Het betreffende projectgebied is
het hoogstgelegen gebied van de gemeente en functioneert nu al gedeeltelijk als waterinzijgingsgebied.
Bijdrage aan IBP VP-doelen van de proeftuin Troprijt/Kroonvennen:
- •
Innovatief is het inzetten van en deel van de opbrengst van de windenergie voor verbetering
van de omgevingskwaliteit van het gebied.
- •
Door extensivering van de bestaande landbouw ontstaat ruimte voor
- •
Nieuwe economische dragers (1) recreatie (2) opwekking hernieuwbar energie (windmolens)
en (3) extensieve en alternatieve vormen van landbouw.
- •
De integrale aanpak maakt het mogelijk in een gebied meerdere opgaven te realiseren
(nieuwe natuuromgevingskwaliteit, KRW, klimaatadaptatie).
Gevraagde ondersteuning vanuit IBP VP:
- •
Opschalen naar ander gebied bijvoorbeeld aanpalend in Reusel (interbestuurlijke samenwerking
gemeenten, provincie).
- •
Promoten en ondersteunen van deze manier van integraal koppelen van opgaven in één
gebied, die nauw aansluit bij de werkvorm zoals die onder de nieuwe Omgevingswet wordt
beoogd.
- •
Invulling van klimaatadaptatie in landelijk gebied (kennis, onderzoek, monitoring).
- •
Communicatie naar de omgeving, andere proeftuinen (opschaling)
- •
Financiële ondersteuning
Hoofdstuk 4 Financiële uitwerking
Gezamenlijk gebiedsgericht dynamisch programmeren
De uitvoeringsagenda en de allocatie van middelen aan projecten is dynamisch. Dit
noemen wij ‘dynamisch programmeren’. Bij het dynamisch programmeren vind je elkaar
op de inhoud en richting (attractieve gezamenlijke agenda), zet je inhoud om in meerdere
projecten en maak je projecten ‘uitvoeringsgereed’. Op het moment dat er nieuw geld
komt voor het programma volg je een afgesproken proces om tot een allocatie van geld
aan de projecten te komen en kan tot (verder) uitvoeren van die projecten worden overgegaan.
Het dynamisch programmeren werkt daarmee omgekeerd aan ‘potjes najagen’. ‘Potjes najagen’
gaat ervanuit dat partijen elkaar pas opzoeken als er geld is. ‘Potjes najagen’ heeft
(o.a.) het risico in zich van ongecoördineerde ad hoc samenwerking, onsamenhangende
projecten en dubbelingen.
Partners kunnen richting elkaar comfort creëren door zich uit te spreken over de richting
van toekomstige investeringsbedragen. Hetzij in kwalitatieve zin, hetzij in kwantitatieve
zin door het opnemen van concrete reserveringen. De invulling van de bedragen kan
dan later volgen.
Om het dynamisch programmeren goed zijn werk te kunnen laten doen is het van groot
belang om hiervoor bekendheid en draagvlak te creëren. We organiseren daarom bijeenkomsten
met de vier overheden en anderen waar het principe van dynamische programmeren aan
de orde komt. En een aantal themagerichte bijeenkomsten over gebiedsgericht werken,
grondstrategie, koppelen van instrumenten en gezamenlijke inzet van € en FTE’s. In
het gebied lopen tal van initiatieven die bijdragen aan de aanpak van de problematiek.
Gedreven door beleidsontwikkelingen op rijks, provinciaal, lokaal niveau, maar zeker
ook vanuit innovatiekracht van ondernemers maar ook door de huidige problematiek en
urgenties in de intensieve veehouderij. Specifiek voor dit gebied is dat er een sterk
regionaal netwerk is (met oa gemeenten en het waterschap) dat het voortouw neemt op
deze thema’s.
We kiezen voor de aanpak zoals weergegeven in onderstaand schema. We zien twee urgenties
voor dit gebied, zoals beschreven in hoofdstuk 1, deze zijn in de figuur aangegeven
in donkerrood. Dit is belangrijkste input voor zowel het samenwerken en opschalen
op drie verschillende niveaus (donkerblauw) als de verschillende proeftuinen (groen).
De urgenties zijn hiervoor de inhoudelijke lijm. De beschreven aanpak in hoofdstuk
2 en 3 zijn daarom parallelle sporen, die onderling met elkaar verweven zijn. Hierbij
is het belangrijk om bij de verschillende innovaties en/of pilots in beeld te krijgen
of het mogelijk is om de pilot of innovatie op grotere schaal uit te rollen. Vervolgens
kan er gekeken worden wat er voor dat opschalen nodig is van onder andere de vier
overheden. Voor de proeftuinen wordt gekeken hoe indien gemeenten, waterschappen,
provincies en rijksoverheid samen optrekken, belemmeringen kunnen worden weggenomen.
De kennis die wordt opgedaan wordt breed verspreid. Daarnaast moeten het gebied Zuidoostelijke
zandgronden natuurlijk in een breder perspectief plaatsen en ook zorgen dat we blijven
leren en afstemmen met andere (IBP VP)-gebieden en proeftuinen.
FIGUUR 6. SCHEMA ACTIEPROGRAMMA
Financiering
Om de ambities in het actieprogramma waar te kunnen maken is er naast een goede samenwerking
ook financiering benodigd. Als samenwerkende overheden zorgen we dat het actieprogramma
wordt ge(co)financierd. Eén van de financieringsbronnen is de €40 m rijksbijdrage
uit de envelop ‘natuur en waterkwaliteit’. Daarnaast dragen andere betrokken overheden
op verschillende manieren bij. De beide provincies zorgen voor een bedrag aan cofinanciering
en er zit cofinanciering vanuit verschillende partijen in de proeftuinen. In de paragraaf
cofinanciering zal dit verder worden toegelicht.
Interbestuurlijke samenwerking
Bij interbestuurlijke samenwerking is het van belang dat in eerste instantie overheden,
maar maatschappelijke organisaties, elkaar weten te vinden. Voor het samenwerken op
verschillende niveaus zijn is in onderstaande tabel een indicatie van de kosten opgenomen.
Natuurlijk is samenwerking altijd een middel om inhoudelijke opgaves en doelen te
bereiken.
TABEL 1 FINANCIELE INDICATIEN INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING
Onderwerp
|
Kosten in euro’s voor 3 jaar
|
Bijdrage vanuit IBP VP
|
Beleidstrajecten delen, verdiepen en opschalen en samen optrekken met maatschappelijke
organisaties
|
€100.000
|
€50.000
|
Thema mest
|
300.000
|
150.000
|
Gebiedservaring delen en versterken en manier van werken uitwisselen (bvb dynamisch
programmeren)
|
€250.000
|
€125.000
|
Innovaties delen, vermenigvuldigen en mainstream maken
|
€150.000
|
€75.000
|
Totaal
|
€800.000
|
€400.000
|
Proeftuinen
Voor de proeftuinen wordt gekeken hoe vanuit de samenwerking van gemeenten, waterschappen,
provincies en rijksoverheid samen optrekken, belemmeringen kunnen worden weggenomen.
De kennis die wordt opgedaan wordt breed verspreid. Als samenwerkende overheden willen
we aan de slag met de in hoofdstuk 2 genoemde drie deelrichtingen om te zorgen dat
het actieprogramma vorm krijgt. In de tabel hieronder is de totale begroting van de
proeftuinen en de vraag aan IBP VP te zien. In de laatste paragrafen van dit actieprogramma
wordt de financiering van de separate proeftuinen verder toegelicht.
Tabel 2. Totaal gevraagde cofinanciering proeftuinen
Proeftuin
|
Indicatie totale kosten
|
Bijdrage IBP VP
|
3.1 Agroproeftuin de Peel
|
€54.390.000,-
|
€1.570.000
|
3.2 Living Lab Vredepeel
|
€26.000.000
|
€1.000.000
|
3.3 Levende Beerze
|
€20.000.000 (globaal)
|
€3.000.000
|
3.4 Innovatiepark De Vlier
|
€3.417.500
|
€392.500
|
3.5 Troprijt/Kroonvennen
|
€2.529.000
|
€500.000
|
TOTAAL gevraagde bedrag
|
|
€6.462.000
|
Cofinanciering
Beide provincies kunnen toezeggingen doen voor cofinanciering in 2019. De provincie
Noord-Brabant kan in 2019 maximaal €350.000 labelen aan het actieprogramma. Bij de
provincie Limburg gaat dit om maximaal €200.000. De voorwaarde hierbij is wel dat
deze bijdragen ook daadwerkelijk in 2019 worden besteed. Beide provincies zijn voornemens
om ook de overige jaren het actieprogramma te cofinancieren, maar kunnen niet vooruitlopen
op de coalitieonderhandelingen. Er is veel commitment van de betrokken overheden,
die bereid zijn om de looptijd van dit actieprogramma voldoende capaciteit beschikbaar
te stellen. De cofinancierig van de provincies kan onder meer worden ingezet op het
onderdeel verbeteren van bestuurlijke samenwerking. Op het onderdeel mest binnen het
verbeteren van de bestuurlijke samenwerking (€150.000, zie tabel 1) zit al cofinanciering
van de regio Noordoost Brabant en de provincie Noord-Brabant.
De proeftuinen zijn vrijwel geheel gecofinancierd. De cofinanciering van de IBP VP
bijdrage (€1.570.000 mln) in Agroproeftuin de Peel is geborgd vanuit de begroting
van de regio Noordoost Brabant, de begroting van AgriFood Capital, projectbijdrage
van waterschap Aa en Maas, projectbijdragen van de Provincie Noord-Brabant en betrokken
ondernemers bij projecten in voorbereiding en uitvoering.
De financiering voor het Living Lab Vredepeel bestaat voor het grootste gedeelte uit
fysieke investeringen, die deels met financiering zijn geborgd vanuit publieke en
private partijen. Er wordt vanuit IBP VP €1 mln cofinanciering gevraagd op het ontwikkelen
van kennis en op proceskosten rondom de investeringen (in totaal €1.670.000). Het
deel van de financiering is nog niet geborgd, hiervoor wordt cofinanciering gezocht
bij provincie Limburg, gemeente, waterschap en private partijen.
De cofinanciering voor de Proeftuin Levende Beerze (sec) (€17 mln) is meer dan geborgd door de reeds beschikbare middelen in de onderliggende
projecten. De cofinanciering is afkomstig van alle betrokken organisaties: provincie
Noord-Brabant, Waterschap De Dommel, gemeente Eersel, gemeente Oirschot e.a. Ook voor
de uitrol van de proeftuin Levende Beerze in de hele Kempen is cofinanciering beschikbaar,
maar omdat hier nog geen vastgelegde afspraken onder liggen is dit nog niet concreet
in beeld te brengen.
De cofinanciering van innovatiepark de Vlier is geborgd, door onder andere de gemeente Deurne.
De financiering voor proeftuin Toprijt/Kroonvennen wordt gedragen door windmolenpark Pals en komt voor een deel vanuit het GOB (groenontwikkelfonds
Brabant).
1. AgroProeftuin de Peel
De AgroProeftuin de Peel vormt een belangrijk onderdeel in de (door)ontwikkeling van
een agrofood ecosysteem in Noordoost-Brabant dat de gehele voedselketen behelst. Naast
het primaire proefgebied in de Peel gaat het om schakels in de keten op locaties daaromheen,
zoals bijvoorbeeld de Verspillingsfabriek in Veghel, een Ontwikkel- en expertisecentrum
voor duurzame eiwitten op een nog nader te bepalen locatie en relevante Talent- en
Ondernemerschapsontwikkeling in de gehele regio. De totaal beoogde programmabegroting
in de periode 2019-2023 is vooralsnog geraamd op €54mln. Deze begroting bestaat uit
zowel proceskosten, projectontwikkeling/-uitvoering en investeringskosten op de drie
inhoudelijke sporen zoals ook in hoofdstuk 3 toegelicht. Binnen alle drie deze sporen
zitten onderdelen die aansluiten bij de doelstellingen van het IBP en in dit projectplan
gestelde doelen voor de zuidoostelijke zandgronden, deze zijn groen gemarkeerd.
TABEL 3. DE DRIE SPOREN VAN AGROPROEFTUIN DE PEEL
Spoor 1 transitie intensieve veehouderij
|
|
Slimme keten/precisiesystemen
|
€ 14.000.000,-
|
Slimme keten/mestverwaarding en terugdringen emissies
|
€ 14.000.000,-
|
Open Data & A.I. Value Centre Agri&Food
|
€ 2.300.000,-
|
Ontwikkel en Expertisecentrum Eiwit
|
€ 6.000.000,-
|
Proeflocaties door ondernemers zoals de locatie Beers
|
€ 500.000,-
|
No Waste Three Sixty/ Verspillingsfabriek
|
€ 3.500.000,-
|
Subtotaal
|
€ 40.300.000,-
|
Spoor 2 transitie omgevingskwaliteit
|
Gebiedsfonds integrale gebiedsaanpak (o.a. uitbreiding en herstel fysieke omgeving
en proeflocaties kringlooplandbouw )
|
€ 7.000.000,-
|
Klimaat (bodem-, natuur- en herstel watersystemen)
|
€ 2.250.000,-
|
Subtotaal
|
€ 9.250.000,-
|
Spoor 3 sociale innovatie
|
Talentontwikkeling
|
€ 1.545.000,-
|
Ondernemerschap
|
€ 1.320.000,-
|
Burgerparticipatie
|
€ 125.000,-
|
Leefbaarheid en innovatie
|
€ 1.400.000,-
|
Communicatie en kennisplatform
|
€ 450.000,-
|
Subtotaal
|
€ 4.840.000,-
|
Totaal
|
€ 54.390.000,-
|
De in de volgende tabel uiteengezette investeringen binnen de IBP VP aanvraag vallen
onder de tabel hierboven groen gemarkeerde onderdelen. We vragen het IBP voornamelijk
bij te dragen aan projectontwikkeling en uitvoering. De grote investeringskosten voor
bijvoorbeeld stalsystemen en mestbewerking, maar ook natuurontwikkeling laten we buiten
beschouwing. We zetten daarvoor in op andere (rijks)stromen/ middelen.
TABEL 4. BESCHIKBARE COFINANCIERING
|
Raming looptijd IBPVP 3 jaar 2019- 2021
|
Bijdrage IBPVP
|
Type kosten IBP VP ondersteuning
|
Bodemverbetering gericht op tegengaan uitspoeling, droogtebestrijding en verhoging
organische stof
|
€500.000
|
€250.000
|
Verbreding compostcoöperatie, verspreiding kennis, bodemverbeterende maatregelen en
voucherregeling.
Verbreding en opschaling resultaten lopende projecten zoals duurzame maisteelt en
sorghum.
|
Natuurontwikkeling, natuurinclusieve landbouw en verhogen biodiversiteit
|
€700.000
|
€350.000
|
Ruilverkavelingsproject, planontwikkeling kwaliteitsverbetering, ondersteuning agroforestry
en akkerrandenbeheer.
|
Integraal Gebiedsfonds
|
€500.000
|
€250.000
|
Kosten grond en fysieke investeringen.
|
Gebiedspilot kaderrichtlijn water
|
€500.000
|
€250.000
|
Proceskosten, voeren gesprekken, ontwikkelen methodiek, monitoring op bedrijfsniveau.
|
Proeflocatie Middenpeelweg
|
€220.000
|
€110.000
|
Monitoring, projectontwikkeling en kennisuitwisseling.
|
Proefstalontwikkeling gericht op beperking emissies en bevorderen kringlooplandbouw
|
€600.000
|
€300.000
|
Kennis en procesbegeleiding voor circulaire conceptontwikkeling. Dialoog omgeving
inclusief metingen. Communicatietraject.
|
Beers proeflocatie
|
€120.000
|
€60.000
|
Planontwikkeling en communicatie.
|
Totaal
|
€3.140.000
|
€1.570.000
|
|
Zowel de provincie Noord-Brabant, samenwerkende overheden (gemeenten en waterschap),
het onderwijs en ondernemers in de regio Noordoost Brabant dragen substantieel bij
aan de realisering van de doelen in de proeftuin. De cofinanciering van de IBP VP
bijdrage is geborgd vanuit de begroting van de regio Noordoost Brabant, de begroting
van AgriFood Capital, projectbijdrage van waterschap Aa en Maas, projectbijdragen
van de Provincie Noord-Brabant en betrokken ondernemers bij projecten in voorbereiding
en uitvoering.
Daarnaast zijn ook de investeringskosten voor nieuwe natuur geborgd vanuit het Groen
Ontwikkelfonds Brabant (GOB), gemeenten en waterschap Aa en Maas.
2. Living Lab Vredepeel
De totale investering, op de vijf genoemde innovaties uit hoofdstuk 3.2 bedraagt €26
miljoen, waarvan het grootste deel fysieke investeringen zijn. Van de 26 mln wordt
€1.670.000 ingezet op het ontwikkelen van kennis en op proceskosten rondom de investeringen
(zie onderstaande tabel voor verdere financiële toelichting), hiervoor wordt een bijdrage
van 1 mln gevraagd vanuit het IBP VP.
|
Budget
|
Ontwikkeling en operationalisering van kennis m.b.t. de REMEDy stal (innovatie 1)
|
Advisering aanloop en meetplan
|
€10.000
|
Aanleg meetinstallatie en realisatie bedrijfsmonitoring
|
€50.000
|
Uitvoering bedrijfsmonitoring en metingen emissiefactor
|
€150.000
|
Optimaliseringsonderzoek
|
€150.000
|
Demonstratie
|
€40.000
|
Procesmanagement, communicatie en integratie Living Lab
|
€80.000
|
Totaal
|
€480.000
|
Ontwikkelen en operationaliseren van kennis m.b.t. circulaire landbouw (innovaties
2 en 3) (kennisontwikkeling in 4 stappen)
|
Stap 1: Het gedetailleerd vaststellen van de actuele toestand via metingen i.p.v.
modellen.
|
€360.000
|
Stap 2: Interpretatie van de actuele toestand
|
€300.000
|
Stap 3: Integratie deelsystemen en formulering van optimaliseringsmogelijkheden
|
€120.000
|
Stap 4: Operationalisering in nauw overleg met boeren en landgebruikers.
|
€110.000
|
Totaal
|
€890.000
|
Ontwikkeling en operationalisering van kennis m.b.t. omgevingsplannen en landschapsontwikkeling
(innovaties 4 en 5)
|
5 co-design workshops organiseren in de regio met deelnemers vanuit kennisinstellingen,
overheden, bedrijven en maatschappelijke groepen.
|
€300.000
|
Totaal 5 innovaties
|
€1.670.000
|
Bijdrage vanuit IBP VP
|
€1.000.000
|
3. Levende Beerze
De samenwerkende overheden investeren veel geld in de gebiedsurgenties. Voor het uitbreidingsvoorstel
NNB is het provinciaal Groen Ontwikkelfonds Brabant (GOB) van kracht. Hierin zijn
grond en middelen voor NNB-realisatie ondergebracht en concrete projecten kunnen worden
ingediend. In geval van realisatie van Rijks EHS zal 85% vanuit het fonds betaald
worden, bij Provinciale EHS is het subsidie aandeel 50%. Bij verkoop van overheidsgronden
aan particulieren die de gronden willen beheren als natuur geldt een beginsel van
gelijkberechtiging. Brabants Landschap heeft toegezegd Rijks-NNB in eigendom te willen
nemen en 15% uit eigen middelen te financieren. Bij realisatie van de provinciale
NNB dient het resterende deel (50%) door derden te worden gefinancierd.
Vanuit het IBP vragen we voor de komende 3 jaar 3 miljoen euro: €1.080.000 voor de
Proeftuin Levende Beerze (sec) en €1.920.000voor de uitrol van Levende Beerze in de
(hele) Kempen. Zie de tabellen met toelichting hieronder. In algemene zin is de IBP
VP bijdrage bedoeld om als overheden het organiseren van de lokale participatie te
kunnen faciliteren om de transitie van het gebied vanuit De Levende Beerze op gang
te brengen. Een globale indicatie van de totale omvang van de IBP VP aanvraag uit
De Kempen (dus Levende Beerze en uitrol in de hele Kempen) is 20 miljoen euro. De
gevraagde bijdrage is dan 15 % van het totaal.
TABEL 5. FINANCIERING PROEFTUIN LEVENDE BEERZE (SEC)
Proeftuin Levende Beerze
|
Toelichting
|
Kosten
|
Proeftuin: Integrale gebiedsontwikkeling (Big 5)
|
Procesbegeleiding Big 5
Procesbegeleiding ONNB
Programmamanagement
|
€540.000
|
Proeftuin: Panorama plus: Netwerkbijeenkomsten/ gebiedsbijeenkomsten
|
Opstellen Interactieve kaart/Panorama plus: Inwoners, bedrijven en organisaties geven
aan waar en hoe zij de kwaliteit van hun leefomgeving willen versterken.
Faciliteren van de 5 gebieden in de Levende Beerze. Diverse initiatiefnemers; Heemkunde,
Land- coöperatie, Dorpsoverleggen, Landart ea.
|
€200.000
|
Proeftuin: Communicatie
|
Proeftuin communicatie. Netwerkcommunicatie. Interactieve website Levende Beerze:
De praktijk in uitvoering is zichtbaar. In samenwerking met alle betrokken organisaties
|
€160.000
|
Proeftuin:
Faciliteren nieuwe netwerken
Skills LAB’s
|
Organisatie: Skills LAB’s
- •
Skills LAB natuur inclusief boeren (vervolg)
- •
Doe-het-zelf-klimaatadaptatie-aanpakken
- •
Maatschappelijke plus op landgebruik
- •
Nieuwe netwerken/initiatieven in het gebied
|
€60.000
|
Transitie landbouw: Ondernemen met het landschap / slimme voedsellandschappen
|
- •
Projectteam (8 x per jaar)
- •
Uitvoeringscommissie (4 x per jaar)
- •
Grondoverleg (6x per jaar)
|
€25.000
|
Totaal (ex BTW) (gevraagd vanuit IBP VP)
|
|
€1.080.000
|
Proeftuin - Uren
|
60%
|
€648.000
|
Proeftuin - Directe kosten
|
40%
|
€432.000
|
TABEL 6. FINANCIERING UITROL VAN DE PROEFTUIN LEVENDE BEERZE IN DE KEMPEN
Proeftuin Slimme Landschappen in de Kempen
|
Toelichting
|
Kosten
|
Klimaatadaptatie/transitielandbouw: De formule van Proeftuin de Levende Beerze (Integrale
gebiedsontwikkeling) uitrollen in De Kempen
|
Uitrollen Proeftuin Levende Beerze in hele Stroomgebied de Dommel
Delen, leren en uitrollen van de integrale aanpak, programma en procesbegeleiding
(Big 5) en de projectstructuur en grondbank in de Levende Beerze en de uitrol Proeftuin
Levende Beerze in 4 andere integrale gebiedsopgaven in het stroomgebied van De Dommel.
|
€1.500.000
|
KempenGoed:
Aanleg voedselbossen*
|
Aanleg 200 ha nieuwe voedselbossen
KempenGoed wil in samenwerking met BMF in de Kempen 200 ha. (particulier en overheids)
bos omvormen tot voedselbos de Kempen.
|
€60.000
|
Versterken
Marktoriëntatie & talentontwikkeling (ex) agrarische ondernemers
|
Ondernemerschap & Leiderschap
Training, opleiding, groepsbegeleiding en individuele ondersteuning. i.s.m. bedrijfsleven
en onderwijs gericht op nieuwe vormen van bedrijvigheid op basis van talentontwikkeling.
|
€60.000
|
Rurale ontwikkeling in de Brainport metropoolregio:
Slimme formules zichtbaar maken
[zie: Oplegger]
|
Slimme landschappen in Brainport metropoolregio De Kempen
De kracht van innovatie en samenwerking in netwerken in Brainport regio De Kempen
zichtbaar maken.
Transitie naar kringlooplandbouw, klimaatadaptatie en productie van duurzame energie.
Slimme interacties tussen ondernemers, het landschap en de stad. Innovatie in nieuwe
netwerken. De slimme voorbeelden voor de toekomst zijn nu al zichtbaar. Transitieversnellers;
Nieuwe ontmoetingen en kansen voor kennisdeling. Sharing in grote evenementen als
Dutch Technology Week, Dutch AgriFoodWeek, Dutch Design Week, Landschapstriënnale.
Landschapspark De Kempen; Versterken van (internationale) verbindingen (o.a. Belgische
Kempen en Van Gogh National Park) en netwerken.
|
€300.000
|
Totaal (ex BTW) (gevraagd vanuit IBP VP)
|
|
€1.920.000
|
Proeftuin – Uren
|
60%
|
€1.152.000
|
Proeftuin - Directe kosten
|
40%
|
€768.000
|
Totaal Levende Beerze (sec) en uitrol De Kempen gevraagd vanuit IBP VP
|
|
€3.000.000
|
4. Innovatiepark De Vlier
In de onderstaande tabel wordt de (co)financiering van innovatiepark de Vlier toegelicht.
De financiering van deze proeftuin, naast de vraag aan IBP VP is geborgd, onder andere
met middelen vanuit de gemeente Deurne.
5. Troprijt/Kroonvennen
De gemeente Bladel neemt de realisatie van deze gebiedsontwikkeling op zich. De uitvoering
wordt samen met agrariërs en de initiatiefnemer voor windpark de Pals opgepakt. Hierbij
krijgen andere betrokken partijen, zoals agrariërs, natuurorganisaties, het nabijgelegen
landgoed en Waterschap de Dommel de kans om mee te denken.
De kosten zullen voornamelijk bestaan uit de aankoop en inrichting van (voormalig)
landbouwpercelen. Deze kavels worden omgezet naar natuurdoeltypen N12.02 (Kruiden
en faunarijk grasland) of N11.01 (Droog schraalland).
De kosten worden deels begroot vanuit de winst van windpark de Pals. Er wordt ook
aanspraak gemaakt op het Groen Ontwikkelfonds Brabant (GOB). Er blijft dan een bedrag
over van afgerond €500.000 waarvoor subsidie aangevraagd wordt vanuit IBP Vitaal Platteland.
De uiteindelijke kostenraming is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van grondprijzen
en zou daarom ook hoger uit kunnen vallen.
TABEL 8. FINANCIERING PROEFTUIN TROPRIJT/KROONVENNEN
Uitgaven
|
ha
|
Bedrag
|
Inkomsten
|
Bedrag
|
Aankoop t.b.v. wettelijke compensatie
|
6,82
|
€379.500,-
|
Aankoopbudget initiatiefnemer windmolenpark de Pals
|
€379.500,-
|
Inrichting t.b.v. wettelijke compensatie
|
8,8
|
€39.384 ,-
|
Inrichtingsbudget initiatiefnemer windmolenpark de Pals
|
€39.384,-
|
Aankoop t.b.v. natuurversterking
|
35,79
|
€1.975.650,-
|
Inrichtingsbudget initiatiefnemer windmolenpark de Pals
|
€290.616,-
|
Inrichting t.b.v. natuurversterking
|
51,67
|
€513.735,-
|
Subsidie afwaardering GOB
|
€ 1.126.625,-
|
|
|
|
Subsidie inrichtingsbijdrage GOB
|
€ 223.642,-
|
|
|
|
Gevraagde bijdrage IBP Vitaal Platteland
|
€ 469.002,-
|
TOTAAL Uitgaven
|
|
€2.528.769
|
TOTAAL Inkomsten
|
€ 2.528.769
|
De Provincie Noord-Brabant moet goedkeuring verlenen voor de uiteindelijke begroting,
in verband met de besteding van compensatiebedragen vanuit de windmolens.