Toelichting behorende bij de Subsidieregeling economie en innovatie Noord-Brabant 2016
Algemeen
Achtergrond
Op 11 mei 2012 hebben Provinciale Staten het Economisch Programma Brabant 2020 vastgesteld. In het economisch programma wordt enerzijds ingestoken op het in orde houden van de basis en anderzijds worden de ambities op het gebied van economische topsectoren verbonden met maatschappelijke opgaven. Het Economische Programma kent een nauwe relatie met de eerder vastgestelde Energieagenda 2010-2020 en het recent vastgestelde beleidskader en uitvoeringsprogramma Vrijetijdseconomie.
Met deze regeling wordt beoogd om een aantal doelstellingen uit het Economisch Programma Brabant 2020 te realiseren door gebruik te maken van het instrument subsidie. Het betreft een aanbouwregeling waarbij allereerst een subsidiemogelijkheid wordt gecreëerd voor versterking van de smart industry in de regio West-Brabant, versterking van social innovation in de regio
Midden-Brabant, versterking van de agrifood sector in de regio Noordoost-Brabant, versterking van de high-tech industrie in de regio Zuidoost-Brabant, versterking van de economische structuur van bedrijventerreinen in West-Brabant, kredietunies en de Green Deals zonneceltechnologie, warmtenet en biobased economy.
Juridisch kader
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus de Asv van belang. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Paragraaf 1 Versterking smart industry in de regio West-Brabant
Algemeen
Achtergrond
Gedeputeerde Staten willen in West-Brabant de smart industry verbeteren en richten zich daarbij vooral op de topsectoren maintenance, logistiek en biobased economy. Hierbij willen Gedeputeerde Staten stimuleren dat deze deelclusters elkaar gaan versterken om zo de innovatiekracht van bedrijven te vergroten. Aangezien de regio West-Brabant meer dan welke regio getroffen is door de crisis, is het ook van belang dat de regionale ondernemerskracht wordt versterkt. Gedeputeerde Staten willen dat bereiken door ondernemerschap te stimuleren op de deelsectoren zorgeconomie, toerisme en recreatie en agrosector, hetgeen ook goed aansluit op de maatschappelijke opgaven van de provincie. In de strategische agenda West-Brabant 2020 zijn deze sectoren ook als economische dragers van de regio benoemd.
Artikelsgewijs
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Onderdeel a Deelsectoren
Onder eerste Maintenance
Onder maintenance verstaan Gedeputeerde Staten onderhoud, revisie, reparatie, vervanging en vernieuwing, dus alles wat nodig is om fabrieken, productiebedrijven, installaties en transportmiddelen zo soepel mogelijk te laten draaien.
Onder derde Biobased economy
Met biobased economy bedoelen Gedeputeerde Staten dat projecten betrekking moeten hebben op het niet meer afhankelijk zijn van fossiele grondstoffen, maar juist van groene grondstoffen ofwel biomassa.
Onder vierde Zorgeconomie
Deze deelsector omvat alle economische activiteiten, die direct of indirect een relatie hebben met zorg. Zorg moet hierbij breed gezien worden. Het omvat niet alleen gezondheids- en welzijnszorg, maar ook alle zorg gerelateerde activiteiten binnen de zakelijke en financiële dienstverlening, productie, handel en logistiek, kennis en detailhandel.
Onder vijfde Vrijetijdseconomie
Gedeputeerde Staten verstaan onder vrijetijdseconomie activiteiten op het gebied van toerisme, recreatie, cultuur en sport.
Onder zesde Agrosector
Onder agrosector verstaan Gedeputeerde Staten de gehele productiekolom van agrarische bedrijven, inclusief opslag, transport, handel, verkoop aan de consument en inclusief de toeleverende en ondersteunende bedrijven.
Artikel 1.6 Subsidievereisten
Eerste lid Basisvereisten
Onder a MKB-ondernemingen
Gedeputeerde Staten willen de positie van MKB-ondernemingen in de speerpuntenregio’s versterken. Het project moet derhalve uitdrukkelijk gericht zijn op of ten goede komen aan MKB-ondernemingen.
Onder b Regio West-Brabant
Binnen de regio West-Brabant vallen de gemeenten die zijn opgenomen in bijlage 1 onder het economische speerpunt smart industry.
Onder d en e Samenwerking
Gedeputeerde Staten streven naar meer kennisdeling en een grotere multiplier voor de regio. Samenwerking en het samen dragen van de financiële risico’s van een project draagt hierbij aan.
Onder f Innovatief karakter
Met innovatief karakter bedoelen Gedeputeerde Staten dat het project specifiek gericht moet zijn op nieuwe ideeën, goederen, diensten en processen. Innovatie kan plaatsvinden binnen organisaties maar ook binnen bredere - sociale - verbanden. Het proces van innoveren omvat het geheel van menselijke handelingen gericht op vernieuwing van producten, diensten, productieprocessen.
Onder g Regionaal effect
Het is uiteraard de bedoeling dat het project een aantoonbaar versterkend effect op de desbetreffende speerpuntenregio heeft. De subsidieaanvrager dient dus onder meer aan te tonen dat de regio meeprofiteert, door bijvoorbeeld gebruik te maken van lokale kennis en toeleveranciers bij de uitvoering van het project.
Onder h Economisch toegevoegde waarde
Gedeputeerde Staten wensen een bijdrage te leveren aan de regionaal economische versterking. Hiertoe dient de subsidieaanvrager aan te tonen dat het project tot economisch toegevoegde waarde leidt op ten minste drie van de onder h genoemde gebieden.
Met nieuwe werkgelegenheid en behoud van werkgelegenheid bedoelen Gedeputeerde Staten dat het project moet bijdragen aan het voorkomen van verlies van arbeidsplaatsen.
Het project dient een innovatief karakter te hebben als bedoeld onder f, maar daarnaast moeten de toegepaste innovatieve methoden en technieken ook echt tot economisch toegevoegde waarde te leiden.
Versterking van de concurrentiepositie van het regionale bedrijfsleven kan door de subsidieaanvrager worden bereikt, als het project aantoonbaar leidt tot waardevermeerdering of waardecreatie voor het bedrijfsleven.
Onder verbetering van het vestigingsklimaat verstaan Gedeputeerde Staten een verbetering van een of meer van het geheel aan factoren die bepaalt hoe aantrekkelijk het voor een MKB-onderneming is zich te vestigen in de regio.
Met stimulering van duurzame ontwikkeling in de regio hebben Gedeputeerde blijvende economische groei voor ogen.
Onder i Binnen twee jaar afgerond
De subsidieaanvrager dient een realistische planning te overleggen, waaruit blijkt dat het project uiterlijk binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie kan worden afgerond. Daarbij dient hij uiteraard ook in te gaan op eventuele risicofactoren.
Tweede lid Specifieke vereisten
In het eerste lid worden de vereisten genoemd waar alle projecten aan dienen te voldoen. Daarnaast dienen de projecten, bedoeld in artikel 1.4, onder a, nog specifiek gericht te zijn op de genoemde deelsectoren en te voorzien in de behoefte van die deelsectoren, doordat ze vraag gestuurd en niet aanbod gestuurd zijn.
Artikel 1.7 Subsidiabele kosten
Tweede lid
De subsidieaanvrager gaat bij het berekenen van subsidiabele uurtarieven uit van de berekeningswijze op basis van een forfaitair vastgesteld uurtarief. Het standaard uurtarief voor personeelsuren en arbeidsuren bedraagt op grond van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant € 50.
Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten
Onder e
Onder inventaris wordt verstaan regulier kantoormeubilair, inclusief reguliere hardware als computers, printers en kopieermachines. Inventaris bevat niet speciaal voor het project noodzakelijke geachte hardware als een 3d-printer en VR-brillen.
Artikel 1.11 Subsidiehoogte
Deze subsidie kan voordeel in de vorm van staatssteun opleveren voor subsidieontvangers. Aangezien de maximale hoogte van de subsidie onder de € 200.000 blijft, maken Gedeputeerde Staten in deze paragraaf gebruik van de mogelijkheid van de-minimissteun. Bij de vaststelling van de maximale subsidiehoogte op € 24.999 is hiermee rekening gehouden. Hierdoor is er geen sprake van staatssteun. Indien uit het aanvraagformulier blijkt dat de subsidieaanvrager van meerdere overheden subsidie heeft ontvangen, dient de subsidieaanvrager een de-minimisverklaring in te vullen, waaruit blijkt dat in het jaar van aanvraag en de twee daaraan voorafgaande jaren niet meer dan € 200.000 aan de-minimissteun is ontvangen.
Artikel 1.14 Prestatieverantwoording
Ambtshalve vaststelling
Op deze paragraaf is arrangement 1b van het Rijkssubsidiekader van toepassing. Dat wil zeggen dat Gedeputeerde Staten de subsidie eerst verlenen en na afloop van de prestatie de subsidie ambtshalve, dat wil zeggen zonder aanvraag tot vaststelling van de subsidieontvanger, vaststellen. Zolang de termijn voor de ambtshalve vaststelling (22 weken na afloop van het project) nog niet is verstreken, kunnen Gedeputeerde Staten steekproefsgewijs om verantwoording vragen en de subsidie zo nodig terugvorderen als de prestatie niet of niet geheel is geleverd. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij de subsidieontvanger fysiek of administratief controleren of aan de verplichtingen is voldaan. De steekproef is gebaseerd op een risicogeoriënteerde benadering, waarbij rekening wordt gehouden met de omvang, samenstelling en achtergrond van de doelgroep. In de subsidiebeschikking wordt vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht en welke bewijsstukken de subsidieontvanger in de eigen administratie dient te bewaren.
Meldingsplicht
Als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit verplicht te melden bij Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen dan, afhankelijk van de situatie, de subsidie ambtshalve op een lager bedrag vaststellen. Ook kan er ambtshalve een gewijzigde verleningsbeschikking worden vastgesteld, waarin nieuwe afspraken met de subsidieontvanger worden gemaakt. Als bij de desgevraagde verantwoording of controle blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.
Paragraaf 2 Versterking social innovation in de regio Midden-Brabant
Algemeen
Achtergrond
De samenwerking tussen de vier o’s (Ondernemers, Organisaties, Onderwijsinstellingen en Overheden), de multi-stakeholder benadering, is de nieuwe werkwijze om te komen tot succesvolle projecten. Van government naar governance. Midden-Brabant is daarmee koploper in social innovation. Sociale innovaties dragen bij aan de groei en het versterken van economie, mens, samenleving, leefomgeving en milieu. Vanuit het Economisch Programma Brabant zien Gedeputeerde Staten kansen om social innovation vooral in te zetten op de deelsectoren smart industry, zorg, leisure en logistiek. Midden-Brabant is de leisure regio van Brabant bij uitstek en Gedeputeerde Staten willen mede vanuit de maatschappelijke opgave juist daar de projecten op leisure stimuleren.
Artikelsgewijs
Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten
Onderdeel a Deelsectoren
Onder eerste Smart industry
Onder de deelsector smart industry verstaan Gedeputeerde Staten het toepassen van ICT om productieprocessen slimmer te laten verlopen in de maakindustrie.
Onder tweede Zorg
Gedeputeerde Staten bedoelen met zorg het introduceren van nieuwe product- en marktcombinaties in de hele zorgketen.
Onder derde Leisure
Met leisure doelen Gedeputeerde Staten op de vrijetijdseconomie, waar activiteiten op het gebied van toerisme, recreatie, cultuur en sport worden ontwikkeld.
Onder vierde Logistiek
Projecten binnen de deelsector logistiek dienen gericht te zijn op het versterken van de positie van de regio Midden-Brabant als logistieke hotspot.
Artikel 2.6 Subsidievereisten
Eerste lid Basisvereisten
Onder a MKB-ondernemingen
Gedeputeerde Staten willen de positie van MKB-ondernemingen in de speerpuntenregio’s versterken. Het project moet derhalve uitdrukkelijk gericht zijn op of ten goede komen aan MKB-ondernemingen.
Onder b Regio Midden-Brabant
Binnen de regio Midden-Brabant vallen de gemeenten die zijn opgenomen in bijlage 1 onder het economische speerpunt social innovation, inclusief de gemeente Heusden.
Onder d en e Samenwerking
Gedeputeerde Staten streven naar meer kennisdeling en een grotere multiplier voor de regio. Samenwerking en het samen dragen van de financiële risico’s van een project draagt hierbij aan.
Onder f Innovatief karakter
Met innovatief karakter bedoelen Gedeputeerde Staten dat het project specifiek gericht moet zijn op nieuwe ideeën, goederen, diensten en processen. Innovatie kan plaatsvinden binnen organisaties maar ook binnen bredere - sociale - verbanden. Het proces van innoveren omvat het geheel van menselijke handelingen gericht op vernieuwing van producten, diensten, productieprocessen.
Onder g Regionaal effect
Het is uiteraard de bedoeling dat het project een aantoonbaar versterkend effect op de desbetreffende speerpuntenregio heeft. De subsidieaanvrager dient dus onder meer aan te tonen dat de regio meeprofiteert, door bijvoorbeeld gebruik te maken van lokale kennis en toeleveranciers bij de uitvoering van het project.
Onder h Economisch toegevoegde waarde
Gedeputeerde Staten wensen een bijdrage te leveren aan de regionaal economische versterking. Hiertoe dient de subsidieaanvrager aan te tonen dat het project tot economisch toegevoegde waarde leidt op ten minste drie van de onder h genoemde gebieden.
Met nieuwe werkgelegenheid en behoud van werkgelegenheid bedoelen Gedeputeerde Staten dat het project moet bijdragen aan het voorkomen van verlies van arbeidsplaatsen.
Het project dient een innovatief karakter te hebben als bedoeld onder f, maar daarnaast moeten de toegepaste innovatieve methoden en technieken ook echt tot economisch toegevoegde waarde te leiden.
Versterking van de concurrentiepositie van het regionale bedrijfsleven kan door de subsidieaanvrager worden bereikt, als het project aantoonbaar leidt tot waardevermeerdering of waardecreatie voor het bedrijfsleven.
Onder verbetering van het vestigingsklimaat verstaan Gedeputeerde Staten een verbetering van een of meer van het geheel aan factoren die bepaalt hoe aantrekkelijk het voor een MKB-onderneming is zich te vestigen in de regio.
Met stimulering van duurzame ontwikkeling in de regio hebben Gedeputeerde blijvende economische groei voor ogen.
Onder i Binnen twee jaar afgerond
De subsidieaanvrager dient een realistische planning te overleggen, waaruit blijkt dat het project uiterlijk binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie kan worden afgerond. Daarbij dient hij uiteraard ook in te gaan op eventuele risicofactoren.
Tweede lid Specifieke vereisten
In het eerste lid worden de vereisten genoemd waar alle projecten aan dienen te voldoen. Daarnaast dienen de projecten, bedoeld in artikel 2.4, onder a, nog specifiek gericht te zijn op de genoemde deelsectoren en te voorzien in de behoefte van die deelsectoren, doordat ze vraag gestuurd en niet aanbod gestuurd zijn.
Artikel 2.7 Subsidiabele kosten
Tweede lid
De subsidieaanvrager gaat bij het berekenen van subsidiabele uurtarieven uit van de berekeningswijze op basis van een forfaitair vastgesteld uurtarief. Het standaard uurtarief voor personeelsuren en arbeidsuren bedraagt op grond van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant € 50.
Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten
Onder e
Onder inventaris wordt verstaan regulier kantoormeubilair inclusief reguliere hardware als computers, printers en kopieermachines. Inventaris bevat niet speciaal voor het project noodzakelijke geachte hardware als een 3d-printer en VR-brillen.
Artikel 2.11 Subsidiehoogte
Deze subsidie kan voordeel in de vorm van staatssteun opleveren voor subsidieontvangers. Aangezien de maximale hoogte van de subsidie onder de € 200.000 blijft, maken Gedeputeerde Staten in deze paragraaf gebruik van de mogelijkheid van de-minimissteun. Bij de vaststelling van de maximale subsidiehoogte € 50.000 is hiermee rekening gehouden. Hierdoor is er geen sprake van staatssteun. Indien uit het aanvraagformulier blijkt dat de subsidieaanvrager van meerdere overheden subsidie heeft ontvangen, dient de subsidieaanvrager een de-minimisverklaring in te vullen, waaruit blijkt dat in het jaar van aanvraag en de twee daaraan voorafgaande jaren niet meer dan € 200.000 aan de-minimissteun is ontvangen.
Artikel 2.14 Prestatieverantwoording
Ambtshalve vaststelling
Op deze paragraaf is arrangement 2 van het Rijkssubsidiekader van toepassing. Omdat het in deze paragraaf gaat om innovatieve projecten, waarbij het niet mogelijk is de prestatie vooraf te definiëren, biedt het subsidiesysteem de subsidieontvanger de mogelijkheid om te verantwoorden op basis van een opgave van de totale kosten. De subsidieontvanger dient een bestuursverklaring te overleggen over het totaal van kosten en baten van de prestatie. Hiervoor dient de subsidieontvanger gebruik te maken van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten. Het gaat daarbij om een globaal overzicht waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteit heeft plaatsgevonden met daaraan verbonden kosten; dus geen gedetailleerde kostenverantwoording. Een volledige en diepgaande prestatieverantwoording komt daarmee te vervallen. Volstaan kan worden met een beknopte toelichting op de prestatie. De opgave van de gerealiseerde baten en lasten leidt tot het totale subsidiebedrag. Als de kosten lager zijn dan begroot, stellen Gedeputeerde Staten de subsidie lager vast en wordt te veel verstrekte subsidie teruggevorderd. Als de kosten hoger uitvallen, keren Gedeputeerde Staten maximaal het verleende subsidiebedrag uit.
Meldingsplicht
Als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit verplicht te melden bij Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen dan, afhankelijk van de situatie, de subsidie ambtshalve op een lager bedrag vaststellen. Ook kan er ambtshalve een gewijzigde verleningsbeschikking worden vastgesteld, waarin nieuwe afspraken met de subsidieontvanger worden gemaakt. Als bij de desgevraagde verantwoording of controle blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.
Paragraaf 3 Versterking agrifood sector in de regio Noordoost Brabant
Algemeen
Achtergrond
Noord-Brabant wil tot de slimste en duurzaamste agrifoodregio’s van Europa behoren. Hiertoe hebben Gedeputeerde Staten ook het Innovatieprogramma Brabantse Agrofood 2020 opgesteld. Enerzijds willen Gedeputeerde Staten met deze subsidieparagraaf de sterke economische toppositie en het concurrentievermogen van de agrifood sector in de regio Noordoost-Brabant vernieuwen en verder versterken. Anderzijds willen Gedeputeerde Staten de transitie van de primaire sector ondersteunen naar een vitaal, duurzaam en maatschappelijk gewaardeerd onderdeel van het agrifoodcluster, met focus op kwaliteit en toegevoegde waarde. Voeding en gezondheid, duurzame technologie en biobased economy zijn de deelsectoren waar Gedeputeerde Staten zich daarbij op richten. Daarbij onderschrijven Gedeputeerde Staten de organische verandering die de regio heeft ondergaan van de 5o’s naar Food-Health-Farma en de keuze om als regio Noordoost-Brabant te richten op Agrifood.
Artikelsgewijs
Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten
Onderdeel a Deelsectoren
Onder tweede Duurzame technologie
Deze deelsector ziet op het ontwikkelen van technologieën met het oog op de milieugebruiksruimte die men op lange termijn over bijvoorbeeld 50 jaar wil bereiken. Het betreft dus technieken waarmee in de toekomst wordt gekeken en waarvoor men heden technologieën ontwikkelt.
Onder derde Biobased economy
Met biobased economy bedoelen Gedeputeerde Staten dat projecten betrekking moeten hebben op het niet meer afhankelijk zijn van fossiele grondstoffen, maar juist van groene grondstoffen ofwel biomassa.
Onder vierde Keteninnovatie
Met de deelsector keteninnovatie bedoelen Gedeputeerde Staten het doorvoeren van vernieuwing in meerdere schakels uit de agrifood keten of innovatie die leidt tot een nieuwe agrifood keten.
Artikel 3.6 Subsidievereisten
Eerste lid Basisvereisten
Onder a MKB-ondernemingen
Gedeputeerde Staten willen de positie van MKB-ondernemingen in de speerpuntenregio’s versterken. Het project moet derhalve uitdrukkelijk gericht zijn op of ten goede komen aan MKB-ondernemingen.
Onder b Regio Noordoost-Brabant
Binnen de regio Noordoost-Brabant vallen de gemeenten die zijn opgenomen in bijlage 1 onder het economische speerpunt agrifood sector, inclusief gemeente Heusden.
Onder d en e Samenwerking
Gedeputeerde Staten streven naar meer kennisdeling en een grotere multiplier voor de regio. Samenwerking en het samen dragen van de financiële risico’s van een project draagt hierbij aan.
Onder f Innovatief karakter
Met innovatief karakter bedoelen Gedeputeerde Staten dat het project specifiek gericht moet zijn op nieuwe ideeën, goederen, diensten en processen. Innovatie kan plaatsvinden binnen organisaties maar ook binnen bredere - sociale - verbanden. Het proces van innoveren omvat het geheel van menselijke handelingen gericht op vernieuwing van producten, diensten, productieprocessen.
Onder g Regionaal effect
Het is uiteraard de bedoeling dat het project een aantoonbaar versterkend effect op de desbetreffende speerpuntenregio heeft. De subsidieaanvrager dient dus onder meer aan te tonen dat de regio meeprofiteert, door bijvoorbeeld gebruik te maken van lokale kennis en toeleveranciers bij de uitvoering van het project.
Onder h Economisch toegevoegde waarde
Gedeputeerde Staten wensen een bijdrage te leveren aan de regionaal economische versterking. Hiertoe dient de subsidieaanvrager aan te tonen dat het project tot economisch toegevoegde waarde leidt op ten minste drie van de onder h genoemde gebieden.
Met nieuwe werkgelegenheid en behoud van werkgelegenheid bedoelen Gedeputeerde Staten dat het project moet bijdragen aan het voorkomen van verlies van arbeidsplaatsen.
Het project dient een innovatief karakter te hebben als bedoeld onder f, maar daarnaast moeten de toegepaste innovatieve methoden en technieken ook echt tot economisch toegevoegde waarde te leiden.
Versterking van de concurrentiepositie van het regionale bedrijfsleven kan door de subsidieaanvrager worden bereikt, als het project aantoonbaar leidt tot waardevermeerdering of waardecreatie voor het bedrijfsleven.
Onder verbetering van het vestigingsklimaat verstaan Gedeputeerde Staten een verbetering van een of meer van het geheel aan factoren die bepaalt hoe aantrekkelijk het voor een MKB-onderneming is zich te vestigen in de regio.
Met stimulering van duurzame ontwikkeling in de regio hebben Gedeputeerde blijvende economische groei voor ogen.
Onder i Binnen twee jaar afgerond
De subsidieaanvrager dient een realistische planning te overleggen, waaruit blijkt dat het project uiterlijk binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie kan worden afgerond. Daarbij dient hij uiteraard ook in te gaan op eventuele risicofactoren.
Tweede lid Specifieke vereisten
In het eerste lid worden de vereisten genoemd waar alle projecten aan dienen te voldoen. Daarnaast dienen de projecten, bedoeld in artikel 3.4, onder a, nog specifiek gericht te zijn op de genoemde deelsectoren en te voorzien in de behoefte van die deelsectoren, doordat ze vraag gestuurd en niet aanbod gestuurd zijn.
Artikel 3.7 Subsidiabele kosten
Tweede lid
De subsidieaanvrager gaat bij het berekenen van subsidiabele uurtarieven uit van de berekeningswijze op basis van een forfaitair vastgesteld uurtarief. Het standaard uurtarief voor personeelsuren en arbeidsuren bedraagt op grond van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant € 50.
Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten
Onder e
Onder inventaris wordt verstaan regulier kantoormeubilair inclusief reguliere hardware als computers, printers en kopieermachines. Inventaris bevat niet speciaal voor het project noodzakelijke geachte hardware als een 3d-printer en VR-brillen.
Artikel 3.11 Subsidiehoogte
Deze subsidie kan voordeel in de vorm van staatssteun opleveren voor subsidieontvangers. Aangezien de maximale hoogte van de subsidie onder de € 200.000 blijft, maken Gedeputeerde Staten in deze paragraaf gebruik van de mogelijkheid van de-minimissteun. Bij de vaststelling van de maximale subsidiehoogte € 50.000 is hiermee rekening gehouden. Hierdoor is er geen sprake van staatssteun. Indien uit het aanvraagformulier blijkt dat de subsidieaanvrager van meerdere overheden subsidie heeft ontvangen, dient de subsidieaanvrager een de-minimisverklaring in te vullen, waaruit blijkt dat in het jaar van aanvraag en de twee daaraan voorafgaande jaren niet meer dan € 200.000 aan de-minimissteun is ontvangen.
Artikel 3.14 Prestatieverantwoording
Ambtshalve vaststelling
Op deze paragraaf is arrangement 2 van het Rijkssubsidiekader van toepassing. Omdat het in deze paragraaf gaat om innovatieve projecten, waarbij het niet mogelijk is de prestatie vooraf te definiëren, biedt het subsidiesysteem de subsidieontvanger de mogelijkheid om te verantwoorden op basis van een opgave van de totale kosten. De subsidieontvanger dient een bestuursverklaring te overleggen over het totaal van kosten en baten van de prestatie. Hiervoor dient de subsidieontvanger gebruik te maken van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten. Het gaat daarbij om een globaal overzicht waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteit heeft plaatsgevonden met daaraan verbonden kosten; dus geen gedetailleerde kostenverantwoording. Een volledige en diepgaande prestatieverantwoording komt daarmee te vervallen. Volstaan kan worden met een beknopte toelichting op de prestatie. De opgave van de gerealiseerde baten en lasten leidt tot het totale subsidiebedrag. Als de kosten lager zijn dan begroot, stellen Gedeputeerde Staten de subsidie lager vast en wordt te veel verstrekte subsidie teruggevorderd. Als de kosten hoger uitvallen, keren Gedeputeerde Staten maximaal het verleende subsidiebedrag uit.
Meldingsplicht
Als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit verplicht te melden bij Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen dan, afhankelijk van de situatie, de subsidie ambtshalve op een lager bedrag vaststellen. Ook kan er ambtshalve een gewijzigde verleningsbeschikking worden vastgesteld, waarin nieuwe afspraken met de subsidieontvanger worden gemaakt. Als bij de desgevraagde verantwoording of controle blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.
Paragraaf 4 Versterking high-tech industrie in de regio Zuidoost Brabant
Algemeen
Achtergrond
De regio Zuidoost-Brabant is bekend onder de naam Brainport en is de tweede economische regio van Nederland. Gedeputeerde Staten vinden het van belang om aldoor innovatie te blijven stimuleren in deze regio, om deze positie vast te houden, maar ook te kunnen concurreren met soortgelijke regio’s buiten de provincie. Juist de high-tech industrie heeft gezorgd dat Brainport deze positie heeft kunnen bemachtigen. Om te komen tot innovatie is de samenwerking van bedrijven in de Brainportregio heel belangrijk. Gedeputeerde Staten stimuleren dat en richten zich daarbij op de deelsectoren high-tech systemen en materialen, automotive, lifetec en chemie. Het blijven vernieuwen en innoveren in deze deelsectoren is belangrijk.
Artikelsgewijs
Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten
Onderdeel a Deelsectoren
Onder eerste High-tech systemen en materialen
Onder de deelsector high-tech systemen en materialen vallen een aantal nauw met elkaar verweven maakindustrieën. Het betreft daarbij de machine- en systeemindustrie, automotive, lucht- en ruimtevaart en materialen inclusief staal.
Onder tweede Automotive
Gedeputeerde Staten zien automotive als een containerbegrip voor alles wat past in de bedrijfskolom auto industrie.
Onder derde Lifetec
Projecten gericht op deze deelsector dienen zich te richten op het vergroten van de innovatiekracht van het bedrijfsleven als kennisinstellingen binnen de sectoren Life Sciences en Medische Technologie. Het is de bedoeling dat binnen lifetec bedrijven en kennisinstellingen slimme medische en technische oplossingen ontwikkelen voor vraagstukken in de zorg.
Onder vierde Chemie
Onder projecten gericht op chemie verstaan Gedeputeerde Staten het maken en bewerken van producten door de chemische samenstelling van bestaande stoffen te veranderen.
Artikel 4.6 Subsidievereisten
Eerste lid Basisvereisten
Onder a MKB-ondernemingen
Gedeputeerde Staten willen de positie van MKB-ondernemingen in de speerpuntenregio’s versterken. Het project moet derhalve uitdrukkelijk gericht zijn op of ten goede komen aan MKB-ondernemingen.
Onder b Regio Zuidoost-Brabant
Binnen de regio Zuidoost-Brabant vallen de gemeenten die zijn opgenomen in bijlage 1 onder het economische speerpunt high-tech sector.
Onder d en e Samenwerking
Gedeputeerde Staten streven naar meer kennisdeling en een grotere multiplier voor de regio. Samenwerking en het samen dragen van de financiële risico’s van een project draagt hierbij aan.
Onder f Innovatief karakter
Met innovatief karakter bedoelen Gedeputeerde Staten dat het project specifiek gericht moet zijn op nieuwe ideeën, goederen, diensten en processen. Innovatie kan plaatsvinden binnen organisaties maar ook binnen bredere - sociale - verbanden. Het proces van innoveren omvat het geheel van menselijke handelingen gericht op vernieuwing van producten, diensten, productieprocessen.
Onder g Regionaal effect
Het is uiteraard de bedoeling dat het project een aantoonbaar versterkend effect op de desbetreffende speerpuntenregio heeft. De subsidieaanvrager dient dus onder meer aan te tonen dat de regio meeprofiteert, door bijvoorbeeld gebruik te maken van lokale kennis en toeleveranciers bij de uitvoering van het project.
Onder h Economisch toegevoegde waarde
Gedeputeerde Staten wensen een bijdrage te leveren aan de regionaal economische versterking. Hiertoe dient de subsidieaanvrager aan te tonen dat het project tot economisch toegevoegde waarde leidt op ten minste drie van de onder h genoemde gebieden.
Met nieuwe werkgelegenheid en behoud van werkgelegenheid bedoelen Gedeputeerde Staten dat het project moet bijdragen aan het voorkomen van verlies van arbeidsplaatsen.
Het project dient een innovatief karakter te hebben als bedoeld onder f, maar daarnaast moeten de toegepaste innovatieve methoden en technieken ook echt tot economisch toegevoegde waarde te leiden.
Versterking van de concurrentiepositie van het regionale bedrijfsleven kan door de subsidieaanvrager worden bereikt, als het project aantoonbaar leidt tot waardevermeerdering of waardecreatie voor het bedrijfsleven.
Onder verbetering van het vestigingsklimaat verstaan Gedeputeerde Staten een verbetering van een of meer van het geheel aan factoren die bepaalt hoe aantrekkelijk het voor een MKB-onderneming is zich te vestigen in de regio.
Met stimulering van duurzame ontwikkeling in de regio hebben Gedeputeerde blijvende economische groei voor ogen.
Onder i Binnen twee jaar afgerond
De subsidieaanvrager dient een realistische planning te overleggen, waaruit blijkt dat het project uiterlijk binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie kan worden afgerond. Daarbij dient hij uiteraard ook in te gaan op eventuele risicofactoren.
Tweede lid Specifieke vereisten
In het eerste lid worden de vereisten genoemd waar alle projecten aan dienen te voldoen. Daarnaast dienen de projecten, bedoeld in artikel 4.4, onder a, nog specifiek gericht te zijn op de genoemde deelsectoren en te voorzien in de behoefte van die deelsectoren, doordat ze vraag gestuurd en niet aanbod gestuurd zijn.
Artikel 4.7 Subsidiabele kosten
Tweede lid
De subsidieaanvrager gaat bij het berekenen van subsidiabele uurtarieven uit van de berekeningswijze op basis van een forfaitair vastgesteld uurtarief. Het standaard uurtarief voor personeelsuren en arbeidsuren bedraagt op grond van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant € 50.
Artikel 4.8 Niet subsidiabele kosten
Onder e
Onder inventaris wordt verstaan regulier kantoormeubilair inclusief reguliere hardware als computers, printers en kopieermachines. Inventaris bevat niet speciaal voor het project noodzakelijke geachte hardware als een 3d-printer en VR-brillen.
Artikel 4.11 Subsidiehoogte
Deze subsidie kan voordeel in de vorm van staatssteun opleveren voor subsidieontvangers. Aangezien de maximale hoogte van de subsidie onder de € 200.000 blijft, maken Gedeputeerde Staten in deze paragraaf gebruik van de mogelijkheid van de-minimissteun. Bij de vaststelling van de maximale subsidiehoogte € 50.000 is hiermee rekening gehouden. Hierdoor is er geen sprake van staatssteun. Indien uit het aanvraagformulier blijkt dat de subsidieaanvrager van meerdere overheden subsidie heeft ontvangen, dient de subsidieaanvrager een de-minimisverklaring in te vullen, waaruit blijkt dat in het jaar van aanvraag en de twee daaraan voorafgaande jaren niet meer dan € 200.000 aan de-minimissteun is ontvangen.
Artikel 4.15 Prestatieverantwoording
Bestuursverklaring
Op deze paragraaf is arrangement 2 van het Rijkssubsidiekader van toepassing. Omdat het in deze paragraaf gaat om innovatieve projecten, waarbij het niet mogelijk is de prestatie vooraf te definiëren, biedt het subsidiesysteem de subsidieontvanger de mogelijkheid om te verantwoorden op basis van een opgave van de totale kosten. De subsidieontvanger dient een bestuursverklaring te overleggen over het totaal van kosten en baten van de prestatie. Hiervoor dient de subsidieontvanger gebruik te maken van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten. Het gaat daarbij om een globaal overzicht waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteit heeft plaatsgevonden met daaraan verbonden kosten; dus geen gedetailleerde kostenverantwoording. Een volledige en diepgaande prestatieverantwoording komt daarmee te vervallen. Volstaan kan worden met een beknopte toelichting op de prestatie. De opgave van de gerealiseerde baten en lasten leidt tot het totale subsidiebedrag. Als de kosten lager zijn dan begroot, stellen Gedeputeerde Staten de subsidie lager vast en wordt te veel verstrekte subsidie teruggevorderd. Als de kosten hoger uitvallen, keren Gedeputeerde Staten maximaal het verleende subsidiebedrag uit.
Meldingsplicht
Als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit verplicht te melden bij Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen dan, afhankelijk van de situatie, de subsidie ambtshalve op een lager bedrag vaststellen. Ook kan er ambtshalve een gewijzigde verleningsbeschikking worden vastgesteld, waarin nieuwe afspraken met de subsidieontvanger worden gemaakt. Als bij de desgevraagde verantwoording of controle blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.
Paragraaf 5 Versterking bedrijventerreinen: pilot vraaggericht ontwikkelen West-Brabant
Algemeen
Achtergrond
Een economische insteek voor herstructurering.
De provincie Noord-Brabant heeft een bedrag van €1.000.000,- beschikbaar gesteld om in West-Brabant een extra impuls te geven aan herstructureringsprojecten op bedrijventerreinen. De provincie beschouwt deze impuls als een pilot om naar een vernieuwende vorm van herstructurering op bedrijventerreinen te komen.
De regio West-Brabant is de laatste jaren achtergebleven in de ontwikkeling van bedrijventerrein en werkgelegenheid. Dit komt ook door de nadelige situatie die in West-Brabant is ontstaan door de verplaatsing van bedrijven. De regio West-Brabant heeft doelstellingen geformuleerd in het Actieplan Economische Structuurversterking ten behoeve van een toekomstgerichte en concurrerende, industriële economie die een stevige basis vormt voor behoud en groei van werkgelegenheid. De pilot sluit goed aan bij dit actieplan en kan zo een manier vormen om de economische ontwikkelingen in West-Brabant een nieuw impuls te geven.
Artikelsgewijs
Artikel 5.4
Vraaggericht ontwikkelen houdt in dat de aanpassingen met betrekking tot het bedrijventerrein ingegeven worden door een vraag aan de kant van de ondernemer en de aanpassingen ondernemers zal helpen bij het efficiënter en effectiever gebruik maken van de omgeving, waardoor de bedrijvigheid op een terrein kan groeien en de werkgelegenheid toeneemt. Deze manier van ontwikkelen impliceert een nauwe betrokkenheid van zowel het bedrijfsleven als van de overheid.
Artikel 5.5
Onderdeel c
Nadrukkelijk wordt gesteld dat de provincie met deze subsidie concrete projecten wil stimuleren. Dat betekent dat het nodige voorwerk in deze projecten reeds plaatsgevonden heeft. De bijdrage is niet bedoeld om nieuwe haalbaarheidsstudies, visies of onderzoeken te (co-)financieren.
Artikel 5.6
Onder d
Vraaggericht ontwikkelen houdt in dat de aanpassingen met betrekking tot het bedrijventerrein ingegeven worden door een vraag aan de kant van de ondernemer en de aanpassingen ondernemers zal helpen bij het efficiënter en effectiever gebruik maken van de omgeving, waardoor de bedrijvigheid op een terrein kan groeien en de werkgelegenheid toeneemt. Deze manier van ontwikkelen impliceert een nauwe betrokkenheid van zowel het bedrijfsleven als van de overheid.
Artikel 5.12
Onder a
De kwaliteit hangt af van de mate van concreetheid, de heldere planning en fasering, de uitwerking van het eindresultaat en de begroting.
Onder c
Hier wordt mee bedoeld dat het project bijdraagt aan het optimaal gebruik maken van alle aanwezige infrastructuur, zoals weg, water, spoor en buis.
Onder d
Het bestuursakkoord is te raadplegen via http://www.brabant.nl/politiek-en-bestuur/bestuursakkoord-2015-2019.aspx
Onder f
Hoe kleiner het gedeelte van het aangevraagde subsidiebedrag is, hoe hoger het project gewaardeerd wordt.
Paragraaf 6 Kredietunies
Algemeen
Achtergrond
Innovatie wordt in belangrijke mate bewerkstelligd door MKB-bedrijven. Binnen het huidige economische klimaat geven banken nauwelijks meer kredieten onder de grens van € 250.000. Er zijn meerdere initiatieven gestart om dit knelpunt te verhelpen. Voorbeelden daarvan zijn kredietverstrekking door kredietunies, microkredieten verstrekt door bijvoorbeeld Qredits (recent stevig gesteund door EFSI) en crowdfunding.
Het is voor de Brabantse economie belangrijk dat de MKB-bedrijven over voldoende kapitaal kunnen blijven beschikken om te innoveren en te groeien. De provincie ziet mogelijkheden om via de ondersteuning van kredietunies een kleine bijdrage te kunnen leveren aan het verminderen van bovengenoemd knelpunt.
Het past binnen het economisch beleid van de provincie om kredietunies in de opstartfase onder een aantal strikte voorwaarden te ondersteunen. Als vereisten zijn onder meer opgenomen dat kredietunies daadwerkelijk bijdragen aan de versterking van het financieringsvermogen van innovatieve bedrijven, dat de kwaliteit van kredietunies is geborgd en dat er sprake is van een Brabant brede of regionale aanpak. Omdat ondersteuning passend moet zijn bij het karakter van kredietunies als zelfvoorzienende private organisaties wordt deze alleen in de vorm van een achtergestelde geldlening verstrekt.
Artikelsgewijs
Artikel 6.3 Subsidievorm
Tweede lid Geldlening
De subsidie wordt verleend in de vorm van een achtergestelde geldlening. Dit houdt in dat de provincie geen preferente schuldeiser is in het geval van faillissement van de subsidieontvanger.
Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten
Onder b Afdeling van kredietunie
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de inrichtingsfase van nieuwe kredietunies, maar hebben er ook voor gekozen om subsidie te verstrekken voor de inrichtingsfase van regionale afdelingen van kredietunies. Deze afdelingen van kredietunies bezitten geen rechtspersoonlijkheid, maar vormen voor het overige wel een zelfstandige entiteit. Een afdeling van een kredietunie bepaalt bijvoorbeeld zelf welke leden en kredietaanvragen uit haar werkgebied toegelaten zullen worden. Wel werken de besturen van de kredietunies en de afdelingen van kredietunies zeer nauw samen. De afdelingen van kredietunies maken daarbij gebruik van de reeds opgedane ervaringen en van de bestaande back-office systemen van de kredietunies, waardoor dubbele kosten worden voorkomen. Tegelijkertijd kunnen kredietgevende leden van kredietunies deelnemen in kredietaanvragen van afdelingen van kredietunies en vice versa, waardoor de kans wordt vergroot op succesvolle kredietverlening aan het MKB. Een ander voordeel van het inrichten van een afdeling van een kredietunie is bovendien dat gebruik gemaakt kan worden van de door een bestaande kredietunie reeds opgedane naamsbekendheid, waardoor de oprichting van een afdeling van een kredietunie sneller van start kan gaan.
Artikel 6.5 Weigeringsgronden
Gedeputeerde Staten merken daarbij de inrichting van een afdeling van een kredietunie aan als een nieuw project.
Artikel 6.6 Subsidievereisten
Onder b Kwaliteit en professionaliteit
De subsidieaanvrager kan dit bijvoorbeeld aantonen door het overleggen van handboeken die aantonen dat aan het kwaliteitskader kredietunies is voldaan of door het aanleveren van cv’s van bestuurders, commissieleden, commissarissen en dergelijke.
Artikel 6.11 Subsidiehoogte Het regime voor betaling van rente en aflossing van deze subsidie kan rentevoordeel opleveren voor kredietunies. Aangezien de totale hoogte van het rentevoordeel gering is, maken Gedeputeerde Staten in dit hoofdstuk gebruik van de mogelijkheid van de-minimissteun. Bij de vaststelling van de maximale subsidiehoogte voor kredietunies op € 50.000 is hiermee rekening gehouden. Hierdoor is er geen sprake van staatssteun. Indien uit het aanvraagformulier blijkt dat de subsidieaanvrager van meerdere overheden subsidie heeft ontvangen, dient de subsidieaanvrager een de-minimisverklaring in te vullen, waaruit blijkt dat in het jaar van aanvraag en de twee daaraan voorafgaande jaren niet meer dan € 200.000 aan de-minimissteun is ontvangen.
Artikel 6.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Onder d Toegankelijkheid bevindingen en resultaten
Dit kan de subsidieaanvrager bijvoorbeeld bewerkstelligen via jaarverslagen of de website van de kredietunie.
Paragrafen 7 tot en met 10 Green Deal en biobased economy
Algemeen
Green Deal en biobased economy
Op 3 oktober 2011 is een Green Deal gesloten tussen het Rijk en de provincie Noord-Brabant. Aan deze Green Deal liggen de provinciale Energieagenda 2010-2020, het daaraan gekoppelde investeringsprogramma en het nationale topsectorenbeleid ten grondslag. Duurzame energie is een van de pijlers van de Brabantse economie. Een groter gebruik van zonne-energie leidt tot een verduurzaming van de energiemix in Brabant en uiteindelijk tot lagere energiekosten voor de Brabanders. Het stimuleren van innovatieve zonne-energieprojecten en daarmee kennisontwikkeling op het gebied van zonne-energie in Brabant kan worden gestimuleerd door subsidies in de vorm van garantstellingen te verlenen;
In de Green Deal is een bedrag van 12 miljoen euro door het Rijk beschikbaar gesteld voor het verlenen van subsidies in de vorm van garantstellingen voor het afdekken van (financiële) risico’s die zich kunnen voordoen bij projecten in het zogeheten solar experimenteergebied en de biobased economy. De aanpak voor de beide gebieden verschilt.
Op 19 maart 2013 zijn de afspraken uit de Green Deal en de uitvoering ervan uitgewerkt in een bestuursovereenkomst. In deze bestuursovereenkomst is vastgelegd dat de subsidie in de vorm van een garantstelling wordt verstrekt.
Garantstelling
De subsidie voor solar wordt verstrekt als een garantstelling van 80% van de financiële verplichting. Een subsidie in de vorm van een garantstelling is hetzelfde als een subsidie onder opschortende voorwaarden. Als de opschortende voorwaarde intreedt, komt de verlening tot stand en kan vaststelling van het subsidiebedrag worden gevraagd. Gedurende de looptijd van de garantie ofwel na de voorwaardelijke verlening en hangende de opschortende voorwaarden wordt geen premie gevraagd van de aanvrager.
Europese regelgeving
Een garantstelling is aan te merken als staatssteun wanneer de ontvangende onderneming door de garantstelling een voordeel verkrijgt dat hij niet op de markt had verkregen. Dit voordeel is niet afhankelijk van het feit of daadwerkelijk tot uitkering van de garantie wordt overgegaan, immers is ook het niet vragen van premie of het vragen van een lagere premie gedurende de looptijd van de garantie, aan te merken als staatssteun. De beoordeling of sprake is van staatssteun vindt derhalve plaats bij aanvang van de garantie.
In de Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (2008/C155/02) zijn voorwaarden opgenomen om uit te sluiten dat sprake is van staatssteun. Hierin is bepaald dat de aanwezigheid van staatssteun kan worden uitgesloten indien de garantie:
a. niet meer dekt dan 80% van de uitstaande lening of andere financiële verplichting en afneemt als het risico voor de ondernemer afneemt;
b. de omvang van de garantie goed valt te meten op het tijdstip van toekenning (dit betekent dat de garantie met een welbepaalde financiële transactie verband moet houden, een vast maximumbedrag moet betreft en in de tijd beperkt moet zijn);
c. de kredietnemer niet in financiële moeilijkheden verkeert.
Omdat de garantstelling zelf beperkt is tot maximaal 80% van de financiële verplichting en ook aan de overige voorwaarden is voldaan, is geen sprake van staatssteun ten aanzien van de garantie. Een vierde voorwaarde die wordt gesteld is echter het betalen van een marktconforme prijs voor de garantie: een premie. Deze wordt niet gevraagd.
De niet gevraagde premie is aan te merken als staatssteun. De premie kan voor solar ondergebracht worden onder module 1 van de Omnibus Decentraal regeling, zoals goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking van SA.34101 (2011N) (hierna ODR). Deze regeling is van toepassing op alle maatregelen van provincies en gemeenten voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (OO&I) die staatssteun bevatten. De steun kan geplaatst worden in module 1: Onderzoek en ontwikkeling projecten, industrieel onderzoek. Van de totale subsidiabele kosten mag in het geval van steun in het kader van industrieel onderzoek 50% en bij experimentele ontwikkeling 25% (de samenwerkingsverhogingen even buiten beschouwing gelaten) aan steun verleend worden. Hiermee is de steun geoorloofd en is melden niet meer nodig.
Premie
De premie wordt als steun in een andere vorm dan een subsidie verleend. De ODR bepaalt in hoofdstuk 2, definities, onder c dat in het geval dat de steun in een andere vorm dan subsidie wordt verleend het steunbedrag het subsidie-equivalent van de steun is, uitgedrukt in een percentage van de in aanmerking komende kosten.
Om de berekening van de steuncomponent bij deze en andere vormen van staatssteun te verduidelijken heeft de Europese Commissie een methode van ‘referentie- en disconteringspercentages’ vastgesteld. De rente die op basis van deze methode wordt berekend zal de Commissie als indicatie van de marktrente gebruiken. Voor deze berekening is uitgegaan van een marktconform premie percentage van 10% per jaar.
Gezien de looptijd van de regeling (tot 31 december 2020), de ingangsdatum van de regeling en de realisatietermijn van de subsidiabele activiteit zal de periode waarover subsidie wordt verstrekt en dus geen premie wordt gevraagd, maximaal zes jaar en een paar maanden zijn. Hiermee blijft de totale premie onder het maximum te subsidiëren percentage volgens de ODR. Per verleende subsidie wordt de niet gevraagde totale premie inzichtelijk gemaakt in de beschikking. Uitgaande van 10% premie per jaar over 80% van de in aanmerking komende kosten is de jaarlijkse steunintensiteit maximaal 8% over het totaal van de in aanmerking komende kosten. De totale steunintensiteit wordt berekend door de jaarlijkse steunintensiteit te vermenigvuldigen met het aantal jaren waarover de garantstelling wordt verleend.
De garantststelling wordt, om de steunequivalent van de premie uit te kunnen drukken in een percentage van de in aanmerking komende kosten, alleen verstrekt over de in aanmerking komende kosten.
Paragraaf 7 Green deal: zonneceltechnologie
Artikelsgewijs
Artikel 7.3 Subsidievorm
De subsidie wordt verstrekt onder opschortende voorwaarden, hiermee krijgt de subsidie de vorm van een garantstelling aan de aanvrager voor het betreffende project. De garantstelling wordt niet verleend aan een kredietverstrekker of ten behoeve van een kredietverstrekker. Dat betekent dat er geen leningsovereenkomst met een kredietverstrekker behoeft te worden overgelegd dan wel dat de garantstelling wordt gebruikt om het krediet te verkrijgen.
Voor de Green Deal solar biedt de subsidie de aanvrager de zekerheid dat zijn investeringskosten worden terugverdiend ook indien zich risico’s voordoen waardoor de opbrengsten lager uitvallen dan geraamd. Hiermee beoogt de provincie de betreffende projecten te stimuleren opdat ondernemers hierdoor het risico durven aangaan.
Vanwege de aard van de garantstelling vindt de verlening onder opschortende voorwaarden plaats en wordt slecht dan de subsidie vastgesteld en vervolgens uitbetaald indien de opschortende voorwaarde zich voordoet.
Artikel 7.5 Weigeringsgronden
Samenloop met andere subsidieregelingen is mogelijk.
Artikel 7.6 Subsidievereisten
Eerste lid
Onderdeel d
Het project heeft een sluitende begroting en is hiermee op voorhand rendabel. Evengoed kan een dergelijk rendabel project niet bankable zijn omdat een kredietverstrekker de mogelijke risico’s te groot acht om krediet te verstrekken of garantie te willen afgeven.
Onderdeel f
Bij de aanvraag dient duidelijk te zijn dat het haalbaar is om het project binnen 15 maanden in werking te stellen. Artikel 2.12 bevat vervolgens de verplichting dat het project ook daadwerkelijk in die 15 maanden in werking moet zijn gesteld.
Onderdeel g
De looptijd van de Green Deal eindigt op 31.12.2020. Dat betekent dat voor deze datum alle fasen van het subsidieproces doorlopen moeten zijn en de garantstelling voor deze tijd eindigt ongeacht de looptijd of terugverdientijd van het project.
Onderdeel h
De subsidieregeling beoogt het nemen van risico’s die dergelijke innovatieve projecten groter zijn dan een gemiddeld ondernemersrisico, terug te brengen tot het normale ondernemersrisico. Als een project dergelijke risico’s niet in zich heeft, valt het buiten de doelstelling van de regeling. Zodra deze risico’s zich voordoen en met gevolg voor de ondernemer, doet zich de opschortende voorwaarde voor waaronder de verlening tot stand komt. Dit is geregeld in artikel 2.12.
Tweede lid
Schematisch ziet de berekening van het puntentotaal er als volgt uit:
Criteria Indicatoren Weging (%)
Uitstraling (onder a) • Omvang in aantal m2 (10 pnt)
• Het iconisch gehalte (10 pnt)
• Mate van vernieuwing (10pnt) 35 35
Kwaliteit van het project (onder b) • Technologische haalbaarheid (10 pnt)
• Organisatiegraad (10 pnt)
• Solide financiering (10 pnt) 25
Risicoprofiel aanvraag (onder c) • Periode dat garantstelling in werking is (10 pnt)
• Percentage van de investeringskosten waar garantstelling op werkt (10 pnt)
• Tevoren ingeschatte risico’s (max.10 pnt totaal naar gelang risico’s waar geen subsidie is gevraagd) 5
Koppeling nationale/ regionale belangen (onder d) • Koppeling met de nationale programma’s Solliance en SEAC (10 pnt)
• Werken met regionale/nationale toeleveranciers (10 pnt)
• Uitbesteding regionale installateurs (10 pnt) 35
Totaal 100%
Derde lid
Onderdeel a en b
Het projectplan en de sluitende begroting tezamen vormen de businesscase van het project. Hierin dienen voldoende de opbrengsten en uitgaven in beeld te zijn gebracht.
Met het vragen van een sluitende begroting van opbrengsten en uitgaven is voldoende te beoordelen of het project op voorhand rendabel is.
Onderdeel c
Commitment kan ook voorwaardelijk, te weten onder de voorwaarde dat de subsidie in de vorm van garantstelling wordt verleend.
Artikel 7.7 Subsidiabele kosten
Onderdeel a
Investeringskosten zijn onder andere kosten van aanschaf van de zonneceltechnologie.
Artikel 7.10 Subsidiehoogte
Eerste lid
De hoogte van de subsidie wordt bepaald door de afschrijvingsduur van de investeringskosten en de mate waarin de investeringskosten in die periode zijn terugverdiend. De subsidie beoogt immers alleen verlies van de ondernemer door het voordoen van de risico’s te compenseren.
Artikel 7.12 Subsidieverlening
De subsidie heeft de vorm van een garantstelling. Dit betekent dat de verlening pas tot stand komt indien een onzekere toekomstige gebeurtenis intreedt, in dit geval indien zich een of meer van de risico’s waarvoor subsidie is gevraagd, voordoen èn dit gevolgen heeft voor het terug kunnen verdienen van de investeringskosten. Het terugverdienen van de investeringskosten is gerelateerd aan de hoogte van de afschrijving gedurende periode waarvoor subsidie is gevraagd.
Indien de opschortende voorwaarde zich niet voordoet, vervalt de subsidieverlening overigens van rechtswege en behoeft geen aanvraag tot vaststelling te worden voldaan.
Artikel 7.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger.
Onderdeel a
Het voortgangsverslag dient de jaarlijkse opbrengst te bevatten, opdat tussentijds het risico kan worden ingeschat.
’s-Hertogenbosch, 12 juli 2016
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter de secretaris
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger
Kenmerk: 4019851
Uitgegeven, 15 juli 2016
De secretaris van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
mw. ir. A.M. Burger.