Toelichting behorende bij de Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant.
Algemeen
Achtergrond
Op 18 december 2015 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant het Provinciaal Milieu
en Waterplan 2016-2021 (PMWP) vastgesteld. De zorg voor een duurzaam schone en veilige
fysieke leefomgeving staat centraal in het Provinciaal Milieu- en Waterplan. Het PMWP
integreert de milieu- en de wateropgave. Het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale
inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten.
De provincie wil de uitvoering van projecten door andere partners initiëren en stimuleren
en heeft daarvoor voorzien in financiële middelen. In deze subsidieregeling staat
omschreven welke activiteiten voor een subsidie in aanmerking kunnen komen en wat
daarvoor de voorwaarden zijn.
Juridisch kader
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening
Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van
subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat
onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor
Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de
meldingsplicht.
Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk.
Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing
zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Artikelsgewijs
§ 1 Klimaatrobuuste zoetwatervoorziening hoge zandgronden waterschappen
Deze paragraaf is gericht op projecten die door de waterschappen in het kader van
de Bestuursovereenkomst Zoetwatervoorzienining Hoge Zandgronden Zuid, en het onderliggende
werkprogramma worden uitgevoerd.
Artikel 1.2 Doelgroep
Deze paragraaf staat alleen open voor de waterschappen binnen het werkgebied van Deltaplan
Hoge Zandgronden in Noord-Brabant.
Artikel 1.5 Weigeringsgronden
Om te voorkomen dat activiteiten dubbel worden gesubsidieerd, is een weigeringsgrond
opgenomen voor de subsidies op basis van andere subsidieregelingen.
Artikel 1.6 SubsidievereistenAlgemeen
In artikel 9, eerste lid, van de Asv zijn algemene vereisten aan een projectsubsidie
opgenomen. In aanvulling hierop zijn in dit artikel inhoudelijke vereisten opgenomen.
Onder b.
Het project betreft een “klimaatplus” met als doel de zoetwatervoorziening op de hoge
zandgronden klimaatbestendig te maken. Hierbij kan het gaan om de ambitie die vanuit
de doelstelling klimaatrobuustheid wordt toegevoegd aan projecten in het kader van
KRW, EHS of de PAS. Ofwel het is een losstaand project dat ambitie op het gebied van
klimaatrobuustheid toevoegt aan de uitvoering van de wettelijke taken van het waterschap.
Artikel 1.7 Subsidiabele kosten
Onder i.
Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename
inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht.
Onder j.
Voor het bepalen van kosten van nadeelcompensatie wordt uitgegaan van het schadeloosstelling
op marktconforme wijze waarbij geenszins sprake is van enige overcompensatie van degene
die schade lijdt. Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging
en door toename inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog
wordt gebracht.
Onder k.
Op grond van Europese regelgeving dient geborgd te worden dat grondverwerving marktconform
geschiedt. De aanvrager dient dit aan te tonen in geval hij kosten van grondverwerving
als subsidiabele kosten aanvoert. Dit kan bijvoorbeeld door een dubbele onafhankelijke
taxatie.
De grondverwerving kan hebben plaatsgevonden in het heden of verleden. De kosten zijn
subsidiabel als de grond ten behoeve van de subsidiabele activiteit is verworven en
ten behoeve van de uitvoering van maatregelen waarvoor de kosten genoemd onder a tot
en met i zijn gemaakt.
Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De Asv gaat uit van het principe dat gewerkt wordt vanuit het vertrouwen in plaats
van wantrouwen. Het aantal informatieverplichtingen is hierdoor verminderd. De eigen
verantwoordelijkheid ligt bij de subsidieontvanger. Deze moet op grond van artikel
17 van de Asv onverwijld melden wanneer de activiteiten waarvoor subsidie is verleend
niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel zal worden voldaan
aan de subsidieverplichtingen. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieverlening
wijzigen of intrekken, de subsidie lager of op nihil vaststellen, voorschotten opschorten
of verplichtingen aanpassen. Indien er geen melding is gedaan en pas bij een aanvraag
voor vaststelling of bij een steekproef blijkt dat er wel een melding gedaan had moeten
worden, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.
Onder de meldingsplicht van artikel 17 valt eveneens het melden van het wijzigen van
gebruikte materialen. In dat geval wordt immers de activiteit niet geheel verricht
als de activiteit waarvoor subsidie is verleend.
Artikel 1.14 Prestatieverantwoording
Kennis over hoe de zoetwatervoorziening het beste klimaatrobuust kan worden gemaakt
moet voor een groot deel uit de praktijk voortkomen. Daarom is het leereffect opgenomen
als een van de onderdelen van de prestatieverantwoording. Hierin geeft de aanvrager
aan welke lessen er uit dit project zijn geleerd en hoe deze in de toekomst worden
toegepast. Dat kan zijn door deze lessen te delen met andere partijen,en/of door deze
leerpunten toe te passen in toekomstige projecten.
§ 2 Klimaatrobuuste zoetwatervoorziening hoge zandgronden overige doelgroepen
Deze paragraaf is gericht op partijen (niet zijnde waterschappen) die met een innovatief
en multidisciplinair project op de hoge zandgronden bijdragen aan een klimaatbestendige
zoetwatervoorziening.
Artikel 2.2 Doelgroep
Deze paragraaf staat open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen met uitzondering
van de waterschappen. Voor de projecten die bijdragen aan een klimaatrobuuste zoetwatervoorzienig,
uitgevoerd door de waterschappen is paragraaf 1 opengesteld.
Artikel 2.5 Weigeringsgronden
Om te voorkomen dat activiteiten dubbel worden gesubsidieerd, is een weigeringsgrond
opgenomen voor de subsidies op basis van andere subsidieregelingen.
Artikel 2.6 Subsidievereisten
Algemeen
In artikel 9, eerste lid, van de Asv zijn algemene vereisten aan een projectsubsidie
opgenomen. In aanvulling hierop zijn in dit artikel inhoudelijke vereisten opgenomen.
De uitgangspunten van deze regeling zijn in gezamenlijkheid in de stuurgroep Deltaplan
Hoge Zandgronden/Regionaal bestuurlijk overleg Maas bepaald.
Onder c
Het project betreft een “klimaatplus” met als doel de zoetwatervoorziening op de hoge
zandgronden klimaatbestendig te maken. Hierbij kan het gaan om de ambitie die vanuit
de doelstelling klimaatrobuustheid wordt toegevoegd aan projecten in het kader van
KRW, EHS of de PAS. Ofwel het is een losstaand project dat ambitie op het gebied van
klimaatrobuustheid toevoegt aan de uitvoering van de wettelijke taken van de aanvrager.
Onder k
Draagvlak en kwaliteit van de projecten wordt gewaarborgd door het betrekken van de
projectgroep DHZ bij het ontwikkelen van het projectvoorstel. Doel van het advies
van de projectgroep DHZ is om:
• kwaliteit van de individuele aanvragen te vergroten,
• kwaliteit van het totale pakket aan aanvragen te vergroten door verbinding te leggen
tussen verschillende aanvragen/initiatiefnemers met elkaar in contact te brengen en
• niet-haalbare project er uit te filteren om daarmee onnodige inspanningen door initiatiefnemers
te voorkomen.
De contactgegevens van de projectgroep DHZ kunt u vinden op de site van de provincie
Brabant.
Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De Asv gaat uit van het principe dat gewerkt wordt vanuit het vertrouwen in plaats
van wantrouwen. Het aantal informatieverplichtingen is hierdoor verminderd. De eigen
verantwoordelijkheid ligt bij de subsidieontvanger. Deze moet op grond van artikel
17 van de Asv onverwijld melden wanneer de activiteiten waarvoor subsidie is verleend
niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel zal worden voldaan
aan de subsidieverplichtingen. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieverlening
wijzigen of intrekken, de subsidie lager of op nihil vaststellen, voorschotten opschorten
of verplichtingen aanpassen. Indien er geen melding is gedaan en pas bij een aanvraag
voor vaststelling of bij een steekproef blijkt dat er wel een melding gedaan had moeten
worden, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.
Onder de meldingsplicht van artikel 17 valt eveneens het melden van het wijzigen van
gebruikte materialen. In dat geval wordt immers de activiteit niet geheel verricht
als de activiteit waarvoor subsidie is verleend.
Artikel 2.14 Prestatieverantwoording
Kennis over hoe de zoetwatervoorziening het beste klimaatrobuust kan worden gemaakt
moet voor een groot deel uit de praktijk voortkomen. Daarom is kennisdeling en het
leereffect opgenomen als een van de onderdelen van de prestatieverantwoording. Hierin
geeft de aanvrager aan welke lessen er uit dit project zijn geleerd en hoe deze in
de toekomst worden toegepast. Dat kan zijn door dit te delen met andere partijen,en/of
door deze leerpunten toe te passen in toekomstige projecten.
§3 Hydrologisch herstel natura 2000
Deze paragraaf is er op gericht de waterhuishouding (vooral kwel en grondwaterstand),
waterkwaliteit en inrichting van Natura 2000 gebieden in Brabant af te stemmen op
de ecologische doelstellingen.
Artikel 3.1 Begripsbepalingen
Onder f. Natura 2000
Natura 2000 omvat gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979)
en de Habitatrichtlijn (1992).
Onder g. natuurnetwerk Brabant
Het natuurnetwerk Brabant bestaat uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden
en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten
Een project kan bestaan uit meerdere subsidiabele activiteiten.
Onder a
Verdrogingsbestrijding ziet op kwalitatieve en kwantitatieve bestrijding van verdroging
in de Natura 2000 gebieden. Dit betekent dat niet alleen de hoeveelheid grondwater
maar ook de kwaliteit van het grondwater, de voedselrijkdom en kalkgehalte van het
water waarmee verzuring en vermesting worden tegengegaan, onder de subsidiabele activiteit
kunnen vallen.
Onder b
De inrichting van waterlopen (beek- en kreekherstel) richt zich op behoud, herstel
en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden voor waterlopen met een specifieke
waterhuishoudkundige functie. De hydrologie, morfologie en migratiemogelijkheden zijn
afgestemd op de ecologische doelstellingen.
Onder c
De aanleg van vispassages heeft tot doel de migratie mogelijkheden voor aquatische
en semi-aquatische organismen te behouden, herstellen of verbeteren.
Artikel 3.5 Weigeringsgronden
Om te voorkomen dat activiteiten dubbel worden gesubsidieerd, is een weigeringsgrond
opgenomen voor de subsidies op basis van andere subsidieregelingen.
Artikel 3.6 Subsidievereisten
Algemeen
In artikel 9, eerste lid, van de Asv zijn algemene vereisten aan een projectsubsidie
opgenomen. In aanvulling hierop zijn in dit artikel inhoudelijke vereisten opgenomen.
Eerste lid
Een project kan bestaan uit een aantal projecten.
Tweede en derde lid
In het Milieu- en Waterplan wordt verwezen naar de nota “Kaders voor het GGOR”.
Artikel 3.7 Subsidiabele kostenEerste lid, onder b
Het gaat hierbij onder andere om bewonersavonden en informatiebrieven.
Eerste lid, onder c kosten van grondverwerving
Op grond van Europese regelgeving dient geborgd te worden dat grondverwerving marktconform
geschiedt. De aanvrager dient dit aan te tonen in geval hij kosten van grondverwerving
als subsidiabele kosten aanvoert. Dit kan bijvoorbeeld door een dubbele onafhankelijke
taxatie.
De grondverwerving kan hebben plaatsgevonden in het heden of verleden. De kosten zijn
subsidiabel als de grond ten behoeve van de subsidiabele activiteit is verworven en
ten behoeve van de uitvoering van maatregelen waarvoor de kosten genoemd in dit lid
zijn gemaakt.
Tweede lid
Om te beoordelen of de gemaakte kosten noodzakelijk en adequate zijn, wordt gekeken
naar de richtprijs voor de gemiddelde uitvoeringskosten. Voor verdrogingsbestrijding
wordt er een richtprijs gehanteerd van €4000 per te herstellen hectare.
Tweede lid, onder h
Het Handboek Projectmonitoring verdrogingsbestrijding Provincie Noord-Brabant is gereed
gekomen in 2002 en maakt als handreiking onderdeel uit van de methodiek die provincie,
waterschappen en terreinbeheerders hebben afgesproken ten aanzien van monitoring.
Tweede lid, onder i kosten ter voorkoming van schade aan bebouwing
Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename
inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht.
Tweede lid, onder j kosten van nadeelcompensatie
Voor het bepalen van kosten van nadeelcompensatie wordt uitgegaan van het schadeloosstelling
op marktconforme wijze waarbij geenszins sprake is van enige overcompensatie van degene
die schade lijdt. Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging
en door toename inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog
wordt gebracht.
Tweede lid, onder k landbouwkundige opbrengstderving
Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename
inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht
Derde lid
Om te beoordelen of de gemaakte kosten noodzakelijk en adequate zijn, wordt gekeken
naar de richtprijs voor de gemiddelde uitvoeringskosten. Voor beek- en kreekherstel
wordt een richtprijs gehanteerd van €255.000 per strekkende kilometer te realiseren
herstel, inclusief waterberging.
Derde lid, onder d kosten ter voorkoming van schade aan bebouwing
Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename
inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht.
Derde lid, onder e kosten van nadeelcompensatie
Voor het bepalen van kosten van nadeelcompensatie wordt uitgegaan van het schadeloosstelling
op marktconforme wijze waarbij geenszins sprake is van enige overcompensatie van degene
die schade lijdt. Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging
en door toename inundatie vanuit oppervlaktewater bijv. omdat de beekbedding omhoog
wordt gebracht
Vierde lid
Om te beoordelen of de gemaakte kosten noodzakelijk en adequate zijn, wordt gekeken
naar de richtprijs voor de gemiddelde uitvoeringskosten. Voor de aanleg van een vispassage
wordt een richtprijs toegepast van €110.000 per vispassage.
Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten
De lijst is niet limitatief. Dit betekent dat alle kosten die niet onder artikel 3.7.
vallen, niet subsidiabel zijn.
Artikel 3.13 Verplichtingen
De Asv gaat uit van het principe dat gewerkt wordt vanuit het vertrouwen in plaats
van wantrouwen. Het aantal informatieverplichtingen is hierdoor verminderd. De eigen
verantwoordelijkheid ligt bij de subsidieontvanger. Deze moet op grond van artikel
17 van de Asv onverwijld melden wanneer de activiteiten waarvoor subsidie is verleend
niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel zal worden voldaan
aan de subsidieverplichtingen. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieverlening
wijzigen of intrekken, de subsidie lager of op nihil vaststellen, voorschotten opschorten
of verplichtingen aanpassen. Indien er geen melding is gedaan en pas bij een aanvraag
voor vaststelling of bij een steekproef blijkt dat er wel een melding gedaan had moeten
worden, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.
Onder de meldingsplicht van artikel 17 valt eveneens het melden van het wijzigen van
gebruikte materialen. In dat geval wordt immers de activiteit niet geheel verricht
als de activiteit waarvoor subsidie is verleend.
Artikel 3.14 Prestatieverantwoording
Op grond van artikel 22, vijfde lid, van de Asv omvat de aanvraag tot vaststelling
reeds een financieel verslag en een controle verklaring, inclusief oordeel over de
rechtmatigheid, overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten opgestelde controleprotocol.
Artikel 3.14 vult deze eisen aan met een activiteitenverslag en communicatieverslag.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter de secretaris
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger