Toelichting behorende bij de Subsidieregeling woningisolatie Noord-Brabant.
Algemeen
Aanleiding subsidieregeling
De provincie Noord-Brabant heeft in december 2013 besloten om geld beschikbaar te stellen voor bevordering van de werkgelegenheid in Brabant. Door het instorten van de woningmarkt heeft met name het midden- en kleinbedrijf het zwaar. Daarom willen Gedeputeerde Staten een deel van de beschikbare middelen inzetten om te bevorderen dat woningen in Noord-Brabant worden geïsoleerd. Dat is een arbeidsintensief traject dat werkgelegenheid oplevert. Bijkomend effect van deze maatregelen is dat de woonlasten voor bewoners worden verminderd en het energiebewustzijn wordt vergroot en daarmee de CO2-emissie van woningen in Noord-Brabant wordt verlaagd.
Om de middelen efficiënt in te kunnen zetten voor woningisolatie is er voor gekozen om energiecoöperaties als doelgroep aan te wijzen. Energiecoöperaties zijn door hun structuur zeer geschikt om een impuls te geven aan het isoleren van woningen van particuliere eigenaren. De provincie wil daarbij gebruik maken van de de-minimisregeling, waarbij staatssteun alleen geoorloofd is als deze minder is dan € 200.000 in een periode van drie jaar.
Juridisch kader
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Artikelsgewijs
Artikel 2 Doelgroep
Eerste lid Wie kan aanvragen
Onder a Energiecoöperaties
Bij de uitvoering van dit project is het van belang dat de organisatie wordt gedragen door de lokale samenleving. Dat is een belangrijk kenmerk van energiecoöperaties. Een ander kenmerk van coöperaties is dat ze in praktijk grotendeels worden geleid door vrijwilligers. Dit past in het streven naar een participatiesamenleving.
Onder b: Samenwerkingsverband
Coöperaties kunnen ook gezamenlijk een goed projectplan opzetten dat voldoet aan alle vereisten en een subsidieaanvraag doen
Tweede lid Geen rechtspersoonlijkheid
Als het samenwerkingsverband niet officieel als rechtspersoon is ingesteld zal één coöperatie het penvoerderschap op zich moeten nemen. De overige energiecoöperaties dienen door ondertekening van een instemmingsverklaring duidelijk te maken dat zij achter de aanvraag staan en daar mede verantwoordelijkheid voor nemen.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
De subsidie wordt verstrekt voor het opzetten van een projectorganisatie die tot doel heeft om woningen te isoleren. De subsidie is dus niet bedoeld als bijdrage in de kosten van de isolatiemaatregelen zelf.
Artikel 5 Weigeringsgronden
Onder a Andere subsidie
Een coöperatie die reeds eerder subsidie van de provincie heeft ontvangen om energie-activiteiten op te zetten kan niet deelnemen in deze subsidieregeling.
Onder b Subsidie onder € 125.000
De ondergrens voor deze subsidieregeling is vastgesteld op € 125.000, omdat de verwachting is dat de subsidieaanvragers niet voor een lager bedrag aan de vereisten kunnen voldoen. Dat betekent dat op deze projectsubsidies arrangement 3 van het verantwoordingsregime uit de Asv van toepassing is.
Artikel 6 Subsidievereisten
Onder a Ervaring
Het is niet de bedoeling met de subsidie nieuwe methodieken en technieken te ontwikkelen. Er dient zo veel mogelijk gebruik te worden gemaakt van alle reeds ontwikkelde kennis en kunde op het gebied van woningisolatie, zowel landelijk (Blok voor Blok-regeling) als regionaal (andere isolatieprojecten). Deze subsidieregeling is er op gericht dat de subsidieaanvragers zo veel mogelijk huiseigenaren benaderen en begeleiden om hun woning te isoleren. Om een project van deze omvang op een goede manier te kunnen uitvoeren is het derhalve noodzakelijk dat er binnen de energiecoöperatie reeds aantoonbare ervaring en kennis is met het uitvoeren van projecten of dat deze binnengehaald wordt. Dit kan blijken uit CV’s, portfolio’s, referentieprojecten en dergelijke.
Onder b Projectorganisatie
Op grond van dit vereiste moet de subsidieaanvrager een projectorganisatie oprichten die het woningisolatieproject gaat uitvoeren. Die projectorganisatie kan een integraal onderdeel zijn van de coöperatie of meer op afstand staan, het is aan de aanvrager om daar een optimale vorm in te kiezen. Belangrijk is dat de projectorganisatie duidelijk in staat moet zijn om het project uit te voeren.
Onder c Woningisolatie
Algemeen
Omdat de doelstelling van deze subsidieregeling is gelegen in bevordering van werkgelegenheid, is gekozen voor het isoleren van woningen. Dat is een arbeidsintensieve activiteit. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het aanbrengen van zonnecellen, dat met name een kapitaalsintensieve activiteit is. Ofschoon deze regeling daar niet op ziet mag het opwekken van duurzame energie wel worden gecombineerd met het uitvoeren van de woningisolatieprojecten.
Eerste onderdeel 400 leden
Om een substantieel effect op de werkgelegenheid en energiebesparing te realiseren is een aantal van minimaal 400 te isoleren woningen noodzakelijk.
Tweede onderdeel Particuliere woningeigenaren
Huurwoningen mogen geen deel uit maken van het woningisolatieproject.
Vierde en vijfde onderdeel KOMO-certificaat en energielabelstap
Om de kwaliteit van de isolatiematerialen te garanderen is een certificaat vereist. De isolatie moet leiden tot ten minste één labelstap, maar de voorkeur gaat uit naar vergaande isolatie.
Onder d Verantwoordelijkheid projectorganisatie
Tweede onderdeel Gunstig aanbesteden
Het is de bedoeling dat de projectorganisatie met de marktpartijen overeenkomsten gaat sluiten om aan de woningeigenaren een aantrekkelijk aanbod voor uitvoering van isolatiewerkzaamheden te kunnen doen. Daarin zit een belangrijk deel van de meerwaarde van dit project en de overtuigingskracht van het project naar de woningeigenaren.
Derde, vierde en vijfde onderdeel Werving nieuwe leden, communicatie, advies en voorlichting
Uit landelijke ervaring met soortgelijke regelingen is gebleken dat bij dit soort projecten veel aandacht besteed moet worden aan de werving van woningeigenaren die daadwerkelijk willen gaan isoleren, aan algemene communicatie over het project, maar ook het fungeren als vraagbaak voor de wijk of individuele woningeigenaren. Het is van belang dat de subsidieaanvrager goed onderbouwt hoe hij dit gaat aanpakken.
Zesde onderdeel Totaalpakket
Het is van wezenlijk belang dat het project aan woningeigenaren een totaalpakket kan aanbieden waar alle onderdelen van het organiseren van het woningisolatietraject onderdeel van zijn. Dus: een intake met vaststellen van indicatief label, een advies met opties voor energiebesparing inclusief baten en lasten, een aantrekkelijk aanbod voor de uitvoering van de werkzaamheden en een optie om de investering te financieren. Voor veel woningeigenaren zal het ontzorgen in dit traject een overtuigend argument zijn.
Onder e Gecertificeerde energie-adviseur en woningisolatiebedrijven
Alleen subsidieaanvragers die met gecertificeerde adviseurs en bedrijven werken komen in aanmerking voor deze subsidieregeling. Woningen die worden geïsoleerd door niet gekwalificeerde bedrijven of bijvoorbeeld door de bewoner zelf, tellen niet mee voor het aantal te isoleren woningen waartoe de subsidieaanvrager zich heeft verplicht.
Onder f Projectplan
Derde onderdeel Realistische sluitende begroting met onderbouwing
Een realistische en onderbouwde begroting is noodzakelijk om de subsidie te kunnen verlenen. Voor de beoordeling is van belang dat de verschillende kostensoorten in de begroting zijn gespecificeerd. Tevens is van belang dat de berekeningswijze inzichtelijk is gemaakt en onderbouwd door middel van bijvoorbeeld bestekken, prijsopgaven of offertes.
Met “sluitend” wordt bedoeld dat de begroting wordt voorzien van een financieringsplan, waaruit kan worden opgemaakt op welke wijze en door wie de kosten van het project worden gedekt. Van belang is dat uit de begroting blijkt dat het project financieel haalbaar is. Dat wil zeggen dat de baten, inclusief de subsidie, voldoende zijn om de kosten te dekken. Hierbij dient de eigen bijdrage van de aanvrager te worden vermeld, alsmede het totaal gevraagde subsidiebedrag, zodat het financieringsplan uitkomt op 100% dekking van de totale projectkosten. De in de begroting genoemde kosten moeten aansluiten bij de in het projectplan genoemde activiteiten.
Vierde onderdeel Verdienmodel
Deze subsidieregeling is bedoeld als een startsubsidie voor de opzet van een blijvende projectorganisatie die woningisolatie realiseert. De subsidieaanvrager dient een verdienmodel te overleggen waaruit blijkt, dat als het project loopt en de opstartkosten zijn overbrugd, de projectorganisatie ook na de subsidieperiode kan voortbestaan om nieuwe woningisolatieprojecten of andere energieprojecten te realiseren zonder subsidie.
Artikel 7 Subsidiabele kosten
Tweede lid Berekening uurtarieven
Bij de berekening van uurtarieven dient de subsidieaanvrager de berekeningswijze, bedoeld in artikel 10, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe te passen. Dat wil zeggen berekening op basis van een forfaitair vastgesteld uurtarief. In artikel 13 van die regeling staat de berekeningswijze.
Artikel 10 Subsidiehoogte
Het bedrag van € 200.000 komt overeen met het drempelbedrag dat de Europese Commissie heeft vastgesteld ten aanzien van de-minimissteun. Dit bedrag geldt per onderneming over een periode van drie belastingjaren. Steun onder deze drempel behoeft niet te worden aangemeld. In deze subsidieregeling is ervoor gekozen om bij de subsidietoekenning dit bedrag niet te overschrijden.
Het kan echter in de praktijk voorkomen dat een onderneming in de afgelopen drie jaar al eens subsidie of een andere vorm van steun van een
overheidsorgaan heeft ontvangen. Dit moet blijken uit de “Verklaring de-minimissteun”. Indien de te verlenen subsidie tezamen met de reeds ontvangen steun een bedrag van € 200.000 overschrijdt, zal in dat specifieke geval de onderhavige subsidieverlening aangemeld moeten worden.
Artikel 11 Verdeelcriteria
Eerste lid Tender
De verwachting is dat er meer aanvragen binnen zullen komen dan het subsidieplafond toe laat. Er zijn zes verdeelcriteria op basis waarvan de aanvragen zullen worden beoordeeld. Per criterium kan een maximaal aantal punten worden gescoord. Hoe hoger het aantal punten dat kan worden gescoord, des te belangrijker is het criterium voor de uitvoering van het project. De subsidieaanvrager hoeft niet op alle criteria te scoren, maar hoe meer punten een aanvraag in totaal scoort, hoe hoger de aanvraag eindigt in de ranking en hoe groter de kans dat de aanvraag binnen het subsidieplafond kan worden gehonoreerd. Dit is natuurlijk ook mede afhankelijk van het aantal aanvragen dat binnen komt.
Onder a en b Beoordeling van het totale project
De subsidieaanvraag en het projectplan worden zowel schriftelijk als middels een mondelinge presentatie beoordeeld op kwaliteit en uitvoerbaarheid. Voor het schriftelijke deel zijn maximaal 20 punten te scoren en voor het mondelinge deel ook maximaal 20 punten. Bij de beoordeling wordt er op gelet dat uit de aanvraag en het projectplan duidelijk en onderbouwd blijken hoe de subsidieaanvrager aan alle vereisten en verplichtingen van deze regeling denkt te gaan voldoen. Het projectplan moet bovendien realistisch en uitvoerbaar zijn, hetgeen onder andere ook moet blijken uit de vereiste analyse van risico’s en kansen (zie artikel 6, onder f, tweede onderdeel). Hoe beter de subsidieaanvrager hier in slaagt, des te meer punten krijgt hij voor dit onderdeel.
Onder c Kennis en kunde
Bij dit tendercriterium kan een subsidieaanvrager meer punten scoren als hij kan aantonen dat hij reeds ervaring heeft met of de kennis in huis heeft om dergelijke projecten uit te kunnen voeren. Hoe meer kennis en kunde, hoe meer punten, met een maximum van 20 punten.
Onder d Verdienmodel
Beoordeeld wordt in welke mate het verdienmodel realistisch en renderend is. Hoe renderender en realistischer het model is, hoe meer punten gescoord kunnen worden op dit onderdeel, met een maximum van 20 punten.
Onder e en f Samenwerking
De subsidieregeling is gericht op het selecteren van de voorstellen die het meeste perspectief bieden op professionalisering en continuïteit. Om de projecten voldoende volume en robuustheid te geven is er een ondergrens gesteld van 400 woningen. Er zal echter een nog groter aantal huiseigenaren benaderd moeten worden om uiteindelijk 400 woningen te kunnen realiseren. Het bundelen van de daarvoor benodigde kennis en kunde en de verantwoordelijkheid voor de besteding van € 200.000 vraagt om voldoende organisatiekracht en om een duidelijke structuur. Het is daarom van belang dat coöperaties zo veel mogelijk samenwerken. Voor deze samenwerking kunnen 10 punten extra worden gescoord.
Uit de praktijk is gebleken dat ook de participatie van gemeenten de kansen op een succesvol project sterk kan vergroten. Reden waarom voor dit onderdeel ook 10 punten extra kunnen worden gescoord.
Artikel 14 Bevoorschotting en betaling
Uit de begroting blijkt wanneer prestaties worden gerealiseerd, uitgaven zullen worden gedaan en wanneer daar baten tegenover staan. Op basis van deze uitgavenplanning wordt de hoogte van het voorschot bepaald. Het voorschot bedraagt maximaal 80% van de subsidie. Het subsidiabele project kan gesplitst worden in het opzetten van de projectorganisatie zelf en alle voorbereidende werkzaamheden voor de woningisolatie (werven nieuwe leden, voeren gesprekken, aanvragen offertes, sluiten contracten, etc.) en de begeleiding tijdens de uitvoering van de woningisolatie (het ontzorgen). 60% van het voorschot is met name bedoeld voor het opzetten van de projectorganisatie en de voorbereidende werkzaamheden. Over dit geld dient door middel van de jaarlijkse voortgangsrapportage te worden gerapporteerd. De volgende 20 procent van het voorschot wordt uitbetaald op het tijdstip dat de subsidieontvanger start met de daadwerkelijke begeleiding van de woningisolatie. Het resterende deel van de subsidie wordt uitbetaald als de subsidie is vastgesteld, dat wil zeggen als de prestatieverantwoording is ingediend en goedgekeurd door de provincie.
Als de subsidieontvanger niet kan aantonen dat de prestaties zijn geleverd, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie lager vaststellen. In dat geval ligt het voor de hand dat de subsidie naar rato van het aantal woningen waarbij de isolerende maatregelen niet zijn gerealiseerd, lager wordt vastgesteld. Er hebben dan immers ook geen begeleidende werkzaamheden plaatsgevonden.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter | de secretaris |
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk | mw. ir. A.M. Burger |