Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Provinciale Staten op 9 december 2011 het Koersdocument Transitie Stad en Platteland hebben vastgesteld;
Overwegende dat de provincie met dit koersdocument de transitie van de landbouw wil versnellen in combinatie met de verbetering van de omgeving in het landelijk gebied;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten deze doelstelling willen bereiken door subsidie te verlenen aan projecten gericht op het oplossen van maatschappelijk ontwrichte situaties in het buitengebied, innovaties die van belang worden geacht voor de transitie van agrarische bedrijven en locaties, het ontwikkelen van methodieken bij het vrijkomen van agrarische locaties en het saneren van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling knelpunten platteland Noord-Brabant
Algemeen
AanleidingOp 22 april 2011 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant in het Bestuursakkoord “Tien voor Brabant” middelen beschikbaar gesteld voor knelpunten in het landelijk gebied. Het op 9 december 2011 door Provinciale Staten vastgestelde koersdocument “Transitie stad en platteland” geeft de wijze aan waarop de provincie invulling wil geven aan haar rol om te komen tot een oplossing van deze knelpunten.
Met deze regeling wordt beoogd bij te dragen aan het oplossen van deze knelpunten.
Maatschappelijk ontwrichte situaties in het buitengebiedDe provincie wil de transitie van de landbouw versnellen, dit in combinatie met de verbetering van de omgeving en de leefbaarheid in het gebied. Om dit te realiseren kan er subsidie worden gevraagd voor het verplaatsen of beëindigen van bedrijven in het buitengebied of voor het treffen van maatregelen op de locatie van een bedrijf in het buitengebied. Het proces is gericht op het herstellen van vertrouwen tussen boeren, burgers en overheden en het verbinden van initiatieven, ideeën en kennis over vernieuwing. De provincie wil lokale groepen en initiatieven ondersteunen om de leefbaarheid in het buitengebied te verbeteren. Herbij gaat het om complexe situaties waarin bewoners en boeren in een gebied met de rug naar elkaar staan. Het algemene doel hierbij is dat belanghebbenden in het gebied bereid zijn in elkaar te investeren dan wel zich willen aanpassen aan veranderingen in hun gemeenschap en dat de middelen direct bijdragen aan omvorming van Brabantse plattelandsgebieden waar het goed wonen, werken en recreëren is.
Transitie agrarische bedrijven en locatiesDe provincie ondersteunt vernieuwende ontwikkelingen die cruciaal worden geacht voor het transitieproces naar een andere vorm van agrarische bedrijfsvoering. Herbij wordt gestreefd naar het verbinden van initiatieven, ideeën en kennis over vernieuwing van de landbouw in combinatie met de versterking van de leefbaarheid. Veelal betekent dit dat de provincie investeert in duurzaamheid in de richting van de gewenste veehouderij. De provincie kan bijvoorbeeld initiatieven stimuleren op het gebied van verlagen milieudruk, minder energieverbruik en het sluiten van kringlopen en initiatieven stimuleren die leiden tot een doorontwikkeling van de duurzame veehouderij.
Vrijkomende agrarische locatiesIn de structuurvisie ruimtelijke ordening en in het koersdocument Stad en Platteland wordt gesignaleerd dat in 2012-2013 bedrijven in de intensieve veehouderij moeten stoppen. Bedrijven die namelijk niet investeren in milieu- en welzijnsmaatregelen zijn per 1 januari 2013 verplicht te stoppen. Het gaat om 30 à 50% van de intensieve veehouderij-locaties in Brabant: 1000-1500 locaties. Voor zover die locaties niet door andere bedrijven worden overgenomen en voortgezet zullen er andere ontwikkelingen op die locaties gaan komen. Ook komen gebouwen leeg te staan.
De primaire verantwoordelijkheid om te sturen op een verantwoord hergebruik en het tegengaan van verrommeling of illegale activiteiten ligt bij de gemeenten. Veelal vergt dit actieve betrokkenheid van maatschappelijke organisaties (organisaties van (agrarische) ondernemers, dorpsraden, natuur- en milieuorganisaties etc.).
Ervaringen in het verleden leren dat het van belang is dat gemeenten en maatschappelijke organisaties goed geëquipeerd zijn om hiermee om te gaan, hetgeen geen vanzelfsprekendheid is. Deze subsidieregeling heeft tot doel hen te ondersteunen bij het ontwikkelen van geëigende uitvoerings-, ontwikkel-, toetsings- en handhavingsmethodieken of instrumentarium.
Sanering glastuinbouwbedrijvenHet provinciale glastuinbouwbeleid is voor het eerst vastgelegd in de nota Glastuinbouw, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 24 augustus 1999. In 2006 is de nota Glastuinbouw geactualiseerd. De doelstellingen uit deze nota zijn in 2010 opgenomen in de Structuurvisie ruimtelijke ordening. Tevens zijn de ruimtelijke mogelijkheden voor glastuinbouwbedrijven vastgelegd in de Verordening ruimte 2012 en de bijbehorende kaarten. Het beleid is gericht op de ruimtelijke concentratie van glastuinbouwbedrijven, omdat daardoor economische en milieuvoordelen kunnen worden behaald en minder aantrekkelijke kanten van ruimtelijke spreiding, waaronder met name de belasting van natuur en landschap, kunnen worden voorkomen of weggenomen.
Een belangrijke doelstelling van het glastuinbouwbeleid sinds 1999 is het saneren van 75 solitair gelegen bedrijven in gebieden die vanuit het oogpunt van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden als kwetsbaar moeten worden aangemerkt. Daarvoor is in 2006 een Subsidieregeling sanering glastuinbouw in kwetsbare gebieden vastgesteld. Door toepassing van deze regeling en aankoop van glastuinbouwbedrijven in de ecologische hoofstructuur zijn sinds 2000 reeds 56 bedrijven gesaneerd. Door de inzet van deze nieuwe subsidieregeling wordt beoogd om nog 19 glastuinbouwbedrijven te saneren zodat de eerder geformuleerde doelstelling wordt gehaald.
Deze subsidieregeling richt zich op gespecialiseerde en positief bestemde glastuinbouwbedrijven, dit wil zeggen bedrijven met een glasopstand van tenminste 5.000 m2. De verspreide aanwezigheid van deze bedrijven doet het meeste afbreuk aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten in de kwetsbare gebieden. Actieve glastuinbouwbedrijven zijn gelijkgeschakeld met voormalige glastuinbouwbedrijven, omdat het er uiteindelijk om gaat dat de glasopstanden met de bijbehorende bebouwing uit het landschap verdwijnen.
Juridisch kaderDeze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.
Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Subsidies en Europese staatssteunregelsDe regeling omtrent staatssteun is neergelegd in de artikelen 107 tot en met 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Staatssteun omvat, kort gezegd, alle ingrepen van nationale overheden die door bepaalde ondernemingen worden genoten, anders dan op grond van normale commerciële transacties.
Staatssteun is in beginsel verboden, maar uitzonderingen zijn mogelijk. De Europese Commissie (EC) is primair verantwoordelijk voor de naleving van de staatssteunregels. Dat betekent dat staatssteun-maatregelen moeten worden voorgelegd aan de EC. De EC onderzoekt vervolgens of de subsidie verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Voor een aanmeldplichtige subsidie(regeling) geldt een stand-still-beginsel. Dat wil zeggen dat er geen subsidies mogen worden verleend voordat de EC bij beschikking goedkeuring heeft verleend of geacht wordt goedkeuring te hebben verleend.
Artikelsgewijs
Artikel 3.5 SubsidievereistenEerste lid onder c Vernieuwende ontwikkelingenHet gaat om ontwikkelingen die in zijn geheel nieuw zijn (innovatie) dan wel ontwikkelingen die elders (buiten Brabant) bekend zijn, maar niet zijn toegepast op de Brabantse situatie.
Artikel 4.3 Subsidiabele activiteitenHet gaat hierbij om het ondersteunen van gemeenten en maatschappelijke organisaties bij het ontwikkelen van een nieuwe of vernieuwende aanpak gericht op een duurzame (people, planet, profit) herontwikkeling van vrijkomende agrarische locaties. Elementen van die aanpak kunnen nieuwe verdienmodellen of creatieve functiecombinaties zijn, die dan weer een daarop toegesneden begeleiding (door gemeenten of organisaties) en beleidsinstrumentarium vergen.
Artikel 4.4 SubsidievereistenOnderdeel b MethodiekenHet gaat om methodieken die in zijn geheel nieuw zijn (innovatie) dan wel methodieken die elders (buiten Brabant) zijn ontwikkeld maar nog niet zijn toegepast op de Brabantse situatie.Onderdeel c Toepassen resultaten projectDe subsidieaanvrager past de ontwikkelde strategieën of instrumenten daadwerkelijk toe bij de herontwikkeling van vrijkomende agrarische locaties. Het is denkbaar dat de subsidieaanvrager niet de mogelijkheden heeft om de ontwikkelde strategieën of instrumentarium zelf toe te passen. In dat geval maakt de subsidieaanvrager het aannemelijk dat andere actoren (met name gemeenten) deze toe gaan passen.Onderdeel dOnder privaatrechtelijke rechtspersonen die een maatschappelijk belang vertegenwoordigen worden onder andere verstaan: organisaties van (agrarische) ondernemers, dorpsraden, natuur- en milieuorganisaties.
Artikel 5.5 SubsidievereistenEen glastuinbouwkavel moet voor meer dan 50% zijn gelegen in een van de vijf genoemde gebieden. Het woord “of” in de opsomming laat echter ook ruimte voor de ligging van de glastuinbouwkavel in meer dan een gebied.
Artikel 5.7 SubsidiehoogteEerste lid Berekening van de hoogteHet subsidiebedrag is afhankelijk van de oppervlakte en de leeftijd van de glasopstand en van de oppervlakte van de ondergrond. Wat betreft de subsidie voor de grond wordt uitgegaan van het waardeverschil tussen de glastuinbouwbestemming en een agrarische bestemming zonder bebouwing waarbij rekening is gehouden met de verkoopbaarheid van (een gedeelte van) het perceel van circa 1 ha voor gebruik bij een burgerwoning. Om die reden wordt er voor de ondergrond tot 1 ha geen vergoeding gegeven.
Artikel 5.10 Verplichtingen van de subsidieontvangerEerste lid onder d Passende andere bestemmingTer bevordering van gewenste en voorkoming van ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen is het nodig dat op de gesaneerde glastuinbouwkavel een passende andere bestemming komt te rusten. Dit betekent in ieder geval dat de glastuinbouwbestemming of de bouwmogelijkheden voor de glastuinbouw moeten worden geschrapt. De subsidieontvanger zal actief moeten meewerken aan de totstandkoming van een passende andere bestemming door de indiening van een daartoe strekkend verzoek bij het gemeentebestuur.
Artikel 5.12 Bevoorschotting en betalingHet voorschot wordt uitbetaald na voltooiing van de sloop- en verwijderingswerkzaamheden op milieuverantwoorde wijze. Voor de verstrekking van het voorschot zullen dan ook de documenten, genoemd in artikel 5.11, moeten worden overgelegd waaruit blijkt dat de sloop op een milieuverantwoorde manier heeft plaatsgevonden.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter | de secretaris |
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk | drs. W.G.H.M. Rutten |